IEF 22024
29 april 2024
Artikel

Conferentie: 50-jarig bestaan van het Benelux-Gerechtshof

 
IEF 22020
29 april 2024
Artikel

Seminar Fashion en Recht op woensdag 5 juni 2024

 
IEF 22019
29 april 2024
Uitspraak

Advies OCNL is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb

 
IEF 14190

Belang van rechtszekerheid weegt zwaarder dan financieel belang voor voorlopige voorziening

Raad van State 8 september 2014, IEF 14190 (Syngenta tegen Octrooicentrum Nederland)
Uitspraak ingezonden door Martijn de Lange, Octrooicentrum Nederland. ABC. Octrooi. Voorlopige voorziening. Het Octrooicentrum heeft het verzoek van Syngenta  om verlenging van de geldigheidsduur van het ABC voor het gewasbeschermingsmiddel thiamethoxam, afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard, evenals het daartegen ingestelde beroep bij de rechtbank Den Haag, zie IEF 14023. Het belang van rechtszekerheid weegt zwaarder dan het financiële belang van Syngenta. De voorlopige voorziening wordt afgewezen.

3. De vraag of het Octrooicentrum het verzoek van Syngenta om verlenging van de duur van het aanvullend beschermingscertificaat heeft mogen afwijzen, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure beantwoord moeten worden. De voorzitter zal daarom het verzoek beoordelen aan de hand van een afweging van de betrokken belangen.

3.1. Syngenta heeft gesteld dat zij sinds het verstrijken van de geldigheidsduur van het aanvullend beschermingscertificaat dagelijks aanzienlijke financiële schade lijdt. De omvang van deze schade heeft zij niet met nadere stukken gemotiveerd. Over de aard van de schade is ter zitting verklaard dat sinds het verstrijken van de geldigheidsduur ook andere producenten dan Syngenta het product thiamethoxam legaal op de markt kunnen brengen. Dit zou tot op heden nog niet zijn gebeurd, maar wel zou met regelmaat worden gepoogd namaakproducten op illegale wijze in Nederland op de markt te brengen, hetgeen Syngenta ook financiële schade kan berokkenen. Anders dan Syngenta stelt, brengt de omstandigheid dat de uit het aanvullend beschermingscertificaat voortvloeiende bescherming inmiddels is verstreken niet met zich dat de invoer en handel van deze namaakproducten helemaal niet meer kan worden tegengegaan. Er is regelgeving over de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op grond waarvan, met het oog op de bescherming van de belangen van volksgezondheid, natuur en milieu, handhavend tegen illegale namaakproducten kan worden opgetreden.

3.2. Tegenover het financiële belang van Syngenta staan de belangen van de rechtszekerheid en van eventuele derden, die zijn gediend bij een ongewijzigde registratie van het product thiamethoxam in het Octrooiregister. De voorzitter is gelet op het vooroverwogene van oordeel dat aan dit belang in dit geval een doorslaggevend gewicht moet worden toegekend.

4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
IEF 14113

Opleiding - IE-actualiteiten Eindhoven

Donderdag 18 september 2014, The Strip, Eindhoven, 15.00 - 18.15 uur
Dé jaarlijkse IE-bijeenkomst in het zuiden wordt afgesloten met een borrel. Willem Hoyng spreekt over de bescherming van vormgeving en techniek door het auteurs-, merken-, modellen- en octrooirecht, het IE-procesrecht inclusief proceskosten. Ernst-Jan Louwers spreekt over digitaal auteursrecht (inclusief software en online e-books, muziek, etc.), databankenrecht, domeinnaamrecht, internetgerelateerde zaken en het IE-contractenrecht. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 punten voor Nederlandse, Vlaamse én BMM-juristen).

Hier aanmelden

Programma
14.45 - 15.00 uur Ontvangst en intekenen
15.00 - 16.30 uur Bescherming van vormgeving en techniek; IE-procesrecht en proceskosten, Willem Hoyng , Hoyng Monegier LLP
16.45 - 18.15 uur Digitale rechten; internet; IE-contractenrecht, Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten
18.15 - 19.15 uur Netwerkborrel

3 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)
3 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement inzake Permanente Vorming)
3 Punten voor de BMM-opleidingspunten (pilot)

Locatie
High Tech Campus 1 (The Strip), 5656 AE Eindhoven
Er is parkeergelegenheid op het terrein, plattegrond / routebeschrijving.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van koffie, thee, documentatie en borrel.

Hier aanmelden

IEF 14189

Leiden Revisited

Ingezonden door Dirk Visser, Universiteit Leiden. Op dinsdag 9 september 2014 tijdens Leiden Revisited, de traditionele opening van het academisch IE-jaar in Leiden, werden de volgende voordrachten gehouden:
Willem Hoyng, advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Tilburg en Leids IE-alumnus, gaf een “update unified patent”; Tobias Cohen Jehoram advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Rotterdam en Leids IE-alumnus, verzorgde een “update EU merkenrecht”; Dirk Visser, advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Leiden, en Leids IE-alumnus, sloot de rij met een “update EU auteursrecht”.

IEF 14188

Bijzonder en dwaas normaal taalgebruik voor advertenties

Rechtbank Noord-Holland 10 september 2014, IEF 14188 (Magazijn De Bijenkorf tegen Meyer & Meyer)
Uitspraak ingezonden door Eliette Vaal en Peter Claassen, AKD, als behandeld advocaten voor Meyer en Meyer. Merkenrecht. De Bijenkorf is houdster van o.a. het woordmerk en beeldmerk Drie Dwaze Dagen. Meyer & Meyer hebben voor hun verkoopactie "4 Fabulous Business Days", die plaatsvindt tijdens de 3 Dwaze Dagen van de Bijenkorf, een advertentie laten plaatsen waarin zij gebruik maakten van de woorden "de Bijenkorf en "3 Dwaze Dagen". Er wordt inbreuk gemaakt op de woordmerken "De Bijenkorf" en "Drie Dwaze Dagen". De uitingen "bijzondere(e)" en "dwaze" in reclame-uitingen wordt opgevat als normaal taalgebruik, waardoor van het gebruik van deze woorden geen sprake kan zijn van merkinbreuk. De kleurencombinatie geel/zwart is ook toegestaan.

2.3. Sinds 1983 organiseert de Bijenkorf jaarlijks gedurende drie dagen (donderdag, vrijdag, zaterdag) in oktober een speciale verkoopactie onder de namen "3 Dwaze Dagen" en "Drie Dwaze Dagen" (verder beide: "Drie Dwaze Dagen"). Gedurende deze dagen worden diverse producten, in het bijzonder kleding in het hogere segment van de markt, met korting verkocht. De actie wordt afgesloten met een restantenverkoop op zondag, welke dag door de Bijenkorf de "Alles-moet-weg-dag" wordt genoemd.

2.8. Sinds 1995 organiseert Meyer & Meyer jaarlijks in september/oktober een vierdaagse verkoopactie onder de naam "4 Fabulous Business Days", met prominent gebruik van de kleuren geel en zwart.

2.9. In 2011 heeft Meyer & Meyer gedurende de Drie Dwaze Dagen en daarop volgende zondag een verkoopactie gevoerd onder de naam "4 Fabulous Business Days". Meyer & Meyer heeft in dat kader een advertentie laten plaatsen in het landelijk dagblad 'Het Parool', waarin zij gebruik maakte van de woorden "de Bijenkorf" en "3 Dwaze Dagen" (verder: de Advertentie). Bedoelde advertentie had een gele achtergrondkleur met daarop zwarte belettering.

4.15. De rechtbank is met Meyer & Meyer van oordeel dat het zuivere gebruik (dat wil zeggen gebruik zonder accentuering van woorden of woordbestanddelen)  van de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in reclame-uitingen waarin wordt gerefereerd aan "bijzondere aanbiedingen", "bijzonder lage prijzen" en "dol dwaze prijzen", of soortgelijke kreten, geen gebruik van een teken ter onderscheiding van waren of diensten inhoudt, omdat het relevante publiek dit gebruik - naar de Bijenkorf ten aanzien van de woorden "bijzonder lage prijzen" erkent - zal opvatten als normaal taalgebruik om de bijzondere aard te beschrijven van de aanbieding (derhalve niet van de waren of diensten). Reeds daarom kan in geval van zuiver gebruik van deze woorden geen sprake zijn van merkinbreuk in de zin van artikel 2.2.0 lid 1 sub c BVIE, wat er ook zij van de vraag of het zuivere gebruik van deze woorden plaatsvindt in combinatie met een geel/zwarte achtergrondkleur of in het kader van een meerdaagse promotieactie in dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen.

4.17. Meyer & Meyer hebben met stukken onderbouwd aangetoond dat veel bedrijven in promotiemateriaal de kleurencombinatie geel/zwart voeren, en hebben onbetwist aangevoerd dat deze kleurencombinatie ook tijdens de Drie Dwaze Dagen door andere winkelketens wordt gebruikt. Daarmee heeft Meyer & Meyer, mede in aanmerking genomen dat de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" deel uitmaken van het normale taalgebruik en niet gelijk zijn aan de Merken, voldoende onderbouwd dat de enkele toevoeging van de kleurencombinatie geel/zwart bij de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in promotieacties, ook indien deze plaatsvinden in dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen, er niet toe leidt dat het publiek een verband legt met de Merken. Het had op de weg van de Bijenkorf gelegen hiertegenover te onderbouwen dat het in aanmerking komende publiek door het gebruik van de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in promotieacties (al dan niet tijdens de Drie Dwaze Dagen) in combinatie met de kleurstelling geel/zwart een verband legt tussen deze tekens en de Merken. Dat heeft zij echter nagelaten. De rechtbank verwerpt dit standpunt dan ook als onvoldoende gemotiveerd, zonder dat plaats is voor bewijslevering. Dit leidt tot de conclusie dat het gebruik de woorden "bijzondere (aanbiedingen", bijzonder (lage prijzen)" en "(dol) dwaze (prijzen)" in combinatie met de kleurstelling geel/zwart voor promotieacties, al dan niet tijdens dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen, geen merkinbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE inhoudt.
IEF 14187

Conclusies vernietigd wegens geen inventiviteit

Rechtbank Den Haag 10 september 2014, IEF 14187 (Ajinomoto tegen Global)
Uitspraak ingezonden door Anne Marie Verschuur, NautaDutilh. Octrooirecht. Inventiviteit. Zie eerder op IE-Forum.nl Ajinomoto tegen Global. Ajinomoto heeft een proces ontwikkeld voor de productie van lysine op industriële schaal, waarbij gebruikt wordt gemaakt van een genetisch gemodificeerde bacterie. Zij is houdster van octrooi EP 318 en verwijt Global inbreuk te maken op het octrooi dan wel onrechtmatige betrokkenheid bij of profiteren van deze inbreuk. Conclusies 1, 2, 3, 5 tot en met 11, 15, 17 zijn niet inventief en worden vernietigd.

7.1. Als meest nabij stand van de techniek dient te worden aangemerkt het document dat het geschikste uitgangspunt vormt om tot de uitvinding te komen. Dat zal als regel het document zijn dat zich bezighoudt met hetzelfde probleem en de meeste met de uitvinding overeenstemmende kenmerken openbaart.

Oplossing van het technische probleem
7.5. De vakman die met dit probleem wordt geconfronteerd wordt door WO 597 de weg gewezen, met name door de hiervoor weergegeven passage op pagina 9 regel 24 — pagina 10 regel 14. De vakman wordt daarin, zoals Ajinomoto stelt, aangespoord transporteiwitten en de daarvoor coderende genen te identificeren aan de hand van sequentiehomologie, zoals is gedaan in voorbeeld d) van WO 597. De passage wijst er echter ook met nadruk op dat verrassenderwijze is vastgesteld dat de gevonden eiwitten behoren tot een nieuwe klasse van membraaneiwitten met zes transmembraanhelices (pagina 10, regels 6-10: “Es wïtrde nunmehr  überraschenderweise gejunden, daJ3 die Jür den Export von Aminosauren zustündigen bzw. geeigneten Membranproteine 6 transmembrane Helices auftveisen (...) Damit liegt hier eine bisher noch nicht beschriebene und somit neue Klasse von Membranproteinen vor”). De vakman zou daarom — mogelijk naast onderzoek naar
sequentiehomologie - zijn aandacht ook zeker richten op membraaneiwitten met zes transmembraanhelices.

Oplossing reeds verschaft door WO 597?

7.6. Het beschreven Ygga-gen in E. coli, waarvan in WO 597 volgens Ajinomoto zou zijn vastgesteld dat het het transport van alle aminozuren in E. coli in het algemeen reguleert, waarmee het probleem reeds zou zijn opgelost, zou de vakman niet van dit onderzoek wegleiden. Het betoog van Ajinomoto wordt feitelijk niet door WO 597 ondersteund. Uit het bij herhaling gebruikte woord ‘entsprechend’ in de passage op pagina 5 blijkt namelijk al dat volgens WO 597 één specifiek gen de export van één bepaald aminozuur reguleert, niet van alle aminozuren. Het Ygga-gen is bovendien gevonden in E. coli. Voor andere micro-organismen dan E. coli en C. glutamicum (waarin het lysE-gen werd gevonden) is geen gen coderend voor een aminozuur-transporteiwit in WO 597 beschreven. De vakman heeft dus op basis van WO 597 geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er geen alternatieven zijn voor het lysE-gen bij het bewerkstelligen van aminozuur-producerend vermogen van een micro-organisme (het objectieve technische probleem). De vakman zal gezien zijn kritische aard bovendien niet geneigd zijn te accepteren dat voor een gevonden oplossing geen alternatieven bestaan. Voor zover Ajinomoto met haar betoog heeft willen aanvoeren dat WO 597 in ieder geval een gen openbaart dat codeert voor een transporteiwit voor lysine, loopt dat argument al daarop stuk dat WO 597 over het Ygga-gen niet meer vermeldt dan dat het een gen is dat de export van aminozuren reguleert (“em Aminosüureexportgen”) maar niet specifiek de export van lysine.

Testen van geselecteerde genen; verwachting van succes
7.11. Uit de verklaringen van de deskundigen Krimer en Driessen is afte leiden dat een selectie op basis van 6 transmembraanhelices bij E. coli circa 30 genen zou opleveren, waaronder het ybjE-gen. Ajinomoto heeft betoogd dat de vakman een veiligheidsmarge zou aanhouden van 5 — 7 transmembraanhelices en dat een selectie gebaseerd op dat criterium meer dan 100 genen zou omvatten. De rechtbank acht echter aannemelijk dat, zoals de deskundige Driessen in zijn verklaring (productie 17 van Global) heeft aangegeven, de vakman zich in eerste instantie zou beperken tot 6 transmembraanhelices en een grotere marge pas zou overwegen indien succes zou uitblijven. Niet is in te zien immers waarom de vakman zijn onderzoek ruimer zou opzetten dan in eerste instantie nodig is.

7.12. Van de aldus in Swiss-Prot geselecteerde 30 genen dient vervolgens te worden onderzocht of zij betrokken zijn bij het transport van L-aminozuren. De stelling van Global dat dit voor de vakman routinewerk is, is door Ajinomoto niet — ook niet nadat hier ter zitting expliciet naar is gevraagd — voldoende gemotiveerd weersproken. De moeilijkheden en onzekerheden die in dit onderzoek zouden bestaan zijn door haar niet concreet toegelicht, anders dan door de (onjuiste) aanname dat meer dan 100 genen onderzocht zouden moeten worden en door de stelling dat het vaak niet lukt een gen tot overexpressie te brengen. Deze laatste stelling is in het licht van de betwisting door Global door Ajinomoto onvoldoende onderbouwd. Daarbij geldt dat zelfs als de vakman zou weten dat het tot overexpressie brengen van genen vaak niet lukt, deze wetenschap niet afdoet aan de redelijke verwachting van de vakman dat hij met het screeningproces een alternatief voor het lysE-gen in handen zal krijgen dat codeert voor een eiwit dat een micro-organisme een L-aminozuur producerend vermogen geeft. Door Ajinomoto is vervolgens niet gemotiveerd bestreden dat wanneer de vakman de selectie van 30 genen, waaronder zich ybjE bevindt, daadwerkelijk zou gaan testen op hun vermogen de productie van L-aminozuren (meer in bijzonder: L lysine) te vergroten in een micro-organisme (meer in het bijzonder: E. coÏi), hij het ybjE-gen zou identificeren en daarmee tot de uitvinding volgens conclusie 1 zou komen.

7.12. Het voorgaande leidt ertoe dat de materie van conclusie 1 niet inventief kan worden geacht en dat conclusie 1 derhalve moet worden vernietigd. Global heeft gemotiveerd gesteld dat de volgconclusies 2, 3, 5 tot en met ii, 15 en 17 eveneens niet inventief zijn. Dit is door Ajinomoto niet weersproken, zodat ook deze conclusies dienen te worden vernietigd.
IEF 14184

Nietigverklaring model koekje wegens ontbreken eigen karakter

Gerecht EU 9 september 2014, IEF 14184, zaak T 494/12 (Biscuit) - dossier
Zie eerder IEF 11944. Gemeenschapsmodellen. Beroep tot vernietiging van beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM, waarbij de beslissing van de nietigheidsafdeling is vernietigd en het model van een koekje met zachte kern voor koekjes van klasse 01 01 nietig is verklaard in het kader van het door Banketbakkerij Merba BV ingediende verzoek om nietigverklaring. Het beroep wordt verworpen.

31 Derhalve kan geen van verzoeksters argumenten, die hierboven in de punten 15 en 16 zijn uiteengezet, afdoen aan de gegrondheid van de bestreden beslissing. Aangezien enkel de zichtbare aspecten van het door het litigieuze model weergegeven voortbrengsel in aanmerking kunnen worden genomen voor de beoordeling van het eigen karakter (zie de punten 25 tot en met 30 hierboven), moet bovendien verzoeksters betoog met betrekking tot die beoordeling (zie punt 17 hierboven) worden afgewezen.

33 Zoals de kamer van beroep in de punten 21 tot en met 24 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zijn meer bepaald het onregelmatige en oneffen oppervlak van de buitenkant van het koekje, de geelachtige kleur, de ronde vorm en de aanwezigheid van stukjes chocolade gemeenschappelijke kenmerken van de conflicterende modellen, die bepalend zijn voor de algemene indruk die bij een geïnformeerde gebruiker wordt gewekt, zodat het litigieuze model niet kan worden geacht een eigen karakter te vertonen.

34 Het vlakkere oppervlak van het litigieuze model in vergelijking met het eerste en het derde model die hierboven in punt 5 zijn weergegeven, alsook de verschillen qua aantal, de enkele verschillen qua precieze afmetingen en de enigszins vooruitstekende aard van de stukjes chocolade die voorkomen op elk van die modellen en op het litigieuze model, verlenen het litigieuze model geen eigen karakter. Gelet op de grote vrijheid waarover de ontwerper dienaangaande beschikt, kunnen die verschillen bij de geïnformeerde gebruiker, zoals omschreven in punt 28 van de bestreden beslissing, ten gunste van het litigieuze model dan ook geen andere algemene indruk wekken.

Zie ook:
SOLV
Merkwaardigheden

IEF 14183

Auteursrechtinbreuk door vertoning filmwerk

Vzr. Rechtbank Den Haag 4 september 2014, IEF 14183 (Videma tegen New Jadida)
Verstekvonnis. Auteursrecht. Procesrecht. Café New Jedida heeft zonder toestemming van Videma een televisie-uitzending vertoond van een door Videma vertegenwoordigd filmwerk. Videma vordert met succes auteursrechtinbreuk en voorschot op de door Videma en de bij Videma aangesloten rechthebbenden geleden schade. De proceskosten komen deels voor vergoeding in aanmerking. Voor de overige kosten kan wel worden aangenomen dat een opgave van die kosten per post en e-mail naar een adres van New Jadida is verzonden, maar is niet aannemelijk gemaakt dat de opgave daar daadwerkelijk is aangekomen.

2.3. De vorderingen komen de rechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gemaximeerd en met inachtneming van het navolgende.

2.5. Het voorgaande brengt in dit geval mee dat uitsluitend de in de betekende dagvaarding genoemde advocaatkosten (€ 1.430,36) en deurwaarderskosten (€ 476,71) in aanmerking komen voor vergoeding. Ten aanzien van de overige kosten kan, gelet op het overgelegde afschriften van correspondentie, wel worden aangenomen dat een opgave van die kosten per post en e-mail naar een adres van New Jadida is verzonden, maar is niet aannemelijk gemaakt dat de opgave daar daadwerkelijk is aangekomen. De kosten zullen daarom worden begroot op € 1.907,07 (€ 1.430,36 + € 476,71), vermeerderd met het griffierecht van € 282,-, dus in totaal op € 2.189,07.
IEF 14182

VvA-ledenvergadering: Concentratie van rechtspraak

Via deze vooraankondiging wordt u alvast uitgenodigd voor de ledenvergadering van vrijdag 3 oktober om 13.30 uur in het Bethaniënklooster, Barndestreeg 6B te Amsterdam. De VvA vergadering op 3 oktober zal als thema hebben: “Concentratie van rechtspraak”. In de bijlage vindt u een inleiding en het gedetailleerde programma.

IEF 14181

Geen merkinbreuk TURBO door verwording tot soortnaam

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 september 2014, IEF 14181 (BNP Paribas tegen Binckbank)
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Marloes Meddens-Bakker, Klos Morel Vos & Schaap. Merkenrecht. ABN AMRO heeft in 2004 beleggingsproducten in Nederland geïntroduceerd onder de naam Turbo. Na overname van een deel van ABN door RBS, werd RBS houdster van het woordmerk TURBO. Vervolgens is de beleggingsproductentak, inclusief de relevante merkrechten (TURBO en TURBO XL) aan BNP overgedragen. Binckbank is een bank die zich met name richt op online beleggen en heeft de beleggingsproducten Binck Turbo en Binck Turbo XL gelanceerd. Binckbank maakt hiermee, in tegenstelling tot wat BNP stelt, geen inbreuk op de merkrechten van BNP, doordat het door toedoen of nalaten van de (voormalig) merkhouder(s) een in de handel gebruikelijke benaming is geworden.

4.22. Alles afwegend is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat gelet op het aanzienlijk aantal voorbeelden van generiek gebruik waaronder door de (voormalig) merkhouder(s) en licentienemers zelf, Binckbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de actieve belegger het TURBO-merk op dit moment niet (meer) opvat als een onderscheidingsteken voor een Beleggingsproduct van BNP, noch van de voormalige merkhouders en thans licentienemers ABN en RBS. Die benaming is in de handel – meer specifiek bij de actieve belegger – inmiddels gebruikelijk geworden in de Benelux voor de onderhavige Beleggingsproducten. Die Beleggingsproducten vallen onder de waren of diensten waarvoor het TURBO-merk is ingeschreven (financiële zaken en monetaire zaken) en waarop BNP zich in het kader van dit kort geding jegens Binckbank op beroept.

4.28. Naar voorlopig oordeel hebben BNP en de voormalige merkhouders met de hiervoor genoemde handhavingshandelingen onvoldoende gedaan om te spreken van een in dit verband redelijkerwijs te verwachten handhavingsinspanning. Gesteld noch gebleken is dat BNP (of een eerdere merkhouder) enige andere serieuze handhavingshandelingen heeft verricht dan de hiervoor genoemde. Gelet op de hoeveelheid en de aard van door Binckbank in het geding gebrachte voorbeelden van gebruik van “turbo” als soortnaam, had van de merkhouder een actievere handhaving jegens derden mogen worden verwacht. De sommatiebrieven zijn slechts gericht aan een beperkt aantal concurrerende aanbieders van Beleggingsproducten, anderen die ‘turbo’ als soortnaam gebruikten, zijn in het geheel niet aangesproken.

4.29. Daarbij weegt ook mee, zoals Binckbank terecht heeft aangevoerd, dat BNP en de voormalige merkhouders en hun licentienemers zelf niet consequent gebruik hebben gemaakt van de aanduiding ‘turbo’ als merk. Dat kan hen uiteraard worden aangerekend. Ook aan de merkhouder(s) toerekenbaar is dat aannemelijk is dat de verschillende wijzen waarop de merkhouder(s) en licentienemers naar hun product verwezen gebruikmakend van de aanduiding ‘Turbo’ de herkomstfunctie van het TURBO-merk mede heeft aangetast.

Lees de uitspraak hier: (pdf / link)

Op andere blogs:
Chiever