Caravanmovers
Rechtbank 's-Hertogenbosch, 20 december 2005, LJN:AV0700. Powrwheel tegen Buro 'C + B' Onrechtmatige publicatie over bepaald type caravanmover.
Powrwheel is fabrikant en leverancier van de zogeheten PowrMover, een elektrisch motor en aandrukrol waarmee met een afstandsbediening en zonder lichamelijke kracht caravans kunnen worden verplaatst. C + B is een advies- en realisatiebureau en houdt zich bezig met elektronische en werktuigbouwkundige systemen.
C + B stuurt aan Powrwheel een conceptrapport met de uitkomsten van een vergelijkend onderzoek van vier caravanmovers dat naar 'alle belanghebbenden zou worden verzonden. In dit rapport concludeert C + B onder meer dat de PowrMover 'brandgevaarlijk' is en tevens dat het product uit de handel dient te worden genomen en raadt huidige gebruikers aan de Mover slechts gedurende korte tijd te gebruiken. Powrwheel vordert C + B te verbieden de test en de resultaten te publiceren, op grond van de onrechtmatigheid van de publicatie. C + B acht de test niet onrechtmatig, nu deze op zorgvuldige wijze is uitgevoerd.
De door C+B in het conceptrapport gebezigde termen 'brandgevaarlijk' en 'uit de handel nemen' zijn vergaand negatieve kwalificaties voor een product, voor het gebruik waarvan derhalve voldoende gronden aanwezig dienen te zijn. Deze gronden mogen niet lichtvaardig worden aangenomen, vanwege de grote schade die zij naar verwachting voor Powrwheel zullen teweegbrengen. Hierbij weegt ook mee dat C+B de uitstraling heeft van een deskundige en onafhankelijke organisatie, zodat publicatie van die kwalificaties bij velen geloofwaardig zullen overkomen. Dat geldt zeker voor het grote publiek, dat als consument zelf beslist of men tot aankoop van de PowrMover zal overgaan of niet.
De rechtbank: "4.5. De hierboven bedoelde gronden volgen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende uit het conceptrapport. Het is weliswaar opvallend dat in de tabel op pagina 26 van het conceptrapport in het antwoord op vraag 4.6.1.3. bij regelunit van de caravanmover van Powrwheel een temperatuur wordt geconstateerd van 192 graden Celsius, welke duidelijk afsteekt tegen de aangetroffen temperatuurwaarden van de andere onderzochte caravanmovers.
Anderzijds is dat echter enkel het geval bij een relatief langdurig gebruik van de regelunit waarbij deze in korte tijd 250 keer achter elkaar wordt ingeschakeld/uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dergelijk relatief intensief gebruik in de praktijk niet voorkomt. Het advies aan gebruikers om de PowrMover slechts korte tijd te gebruiken en geen duurbelasting uit te voeren, komt overbodig en daarmee onnodig dramatisch voor.
4.7. Het advies om de PowrMover uit de handel te nemen veronderstelt dat de PowrMover gevaarlijk is bij normaal gebruik. Die conclusie lijkt niet gerechtvaardigd, gelet op het feit dat de test niet onder normale gebruiksomstandigheden is uitgevoerd en op dit punt daarom geen gegevens bekend zijn.
4.8. Nu de conclusies die in het conceptrapport aan de test worden verbonden op de hierboven genoemde punten onjuist worden geacht, is publicatie van het rapport onrechtmatig jegens Powrwheel. Deze onrechtmatigheid wordt niet weggenomen door de aanhechting van het commentaar van Powrwheel. Daarvoor zijn de kwalificaties te alarmerend. Bovendien kunnen deze kwalificaties gemakkelijk los van het rapport een eigen leven gaan leiden in de media."
Lees hier het vonnis.
Van dien aard
Persbericht ministerie van Justitie: Minister Donner wil dat de Stichting de Thuiskopie snel orde op zaken stelt om de financiële verantwoording en informatievoorziening te verbeteren. Naar aanleiding van klachten over de manier van werken van de Stichting de Thuiskopie deed het College van Toezicht Auteursrechten begin vorig jaar een aantal aanbevelingen.
De minister acht de problemen bij Stichting de Thuiskopie van dien aard, dat de aanwijzing van de stichting op grond van art. 16d Aw moet worden ingetrokken, tenzij Stichting de Thuiskopie de aanbevelingen van het College van Toezicht binnen de gestelde termijnen opvolgt. De organisatie krijgt drie maanden de tijd om een plan van aanpak op te stellen. Lees hier meer (brief aan de Tweede kamer en aanbevelingen).
Intellektuele Eiendom
Wanneer 'n onderneming waarde skep op grond van 'n idee, proses, handelsmerk of produk, kan dié waarde beskerm word en kan voorkom word dat ander mense geldelik daaruit voordeel kan trek, deur die intellektuele eiendomsreg daaroor te laat registreer. Daar is verskeie soorte intellektuele eiendom:
Ontwerpregistrasie: Jy kan die ontwerp laat registreer van iets wat jy geskep het om te keer dat ander mense die vorm, styl, voorkoms, patroon, versiering of struktuur van die item na-aap.
Kopiereg: Wanneer jy 'n boek skryf, 'n skildery maak, 'n stuk musiek komponeer, 'n rekenaarprogram skryf of 'n film- of digitale opname maak, het jy outomaties kopiereg op jou werk. Die kopiereg bestaan op die manier waarop die werk op skrif gestel of opgeneem is. Kopiereg bestaan nie op die idees nie.
Patentregistrasie: Jy kan 'n patent laat registreer om te keer dat ander mense jou uitvinding naboots. Dit kan 'n vernuwende produk, 'n nuwe proses of 'n nuwe tegnologiese oplossing vir 'n probleem wees. Patentbeskerming beteken dat die uitvinding nie kommersieël gemaak, gebruik, versprei of verkoop kan word sonder die eienaar se toestemming nie.
Handelsmerkregistrasie: Handelsmerkregistrasie word gebruik om jou handelsmerk, byvoorbeeld jou logo, te beskerm. Nadat jy jou handelsmerk laat registreer het, mag niemand dit of 'n merk wat baie daarna lyk gebruik nie.
Lees hier meer over die beskerming van jou Intellektuele Eiendom
Familiabericht
Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 januari 2006, KG ZA 05-1509. Joseph Augustinus Maria Hendriks tegen ANWB B.V.
Het zijn geen makkelijke tijden voor (tijdschriften)titels. Na de zaak S1ngle van vorige week, nu de zaak Familia. Een niet onredelijk ruime definitie van soortgelijkheid, een waarschuwing voor bladenmakers en merkgemachtigden en aardig voor curatoren en claimkopers.
De ANWB brengt sinds eind 2004 een tijdschrift op de markt onder de naam FAMILIA. De ANWB was op de hoogte van het bestaan van een ouder woordmerk FAMILIA, op naam van een inmiddels failliete stichting die zich bezig hield met het verrichten van activiteiten op diverse gebieden van de kinderopvang. Dit oudere merk is echter niet ingeschreven voor klasse 16 en op advies van haar merkgemachtigde besluit de ANWB toch door te gaan met de titel FAMILIA. Maar "de gevolgen daarvan komen voor haar rekening", aldus de rechtbank Den Haag.
Letterlijk stelt de gemachtigde o.a: “Wij verwachten dan ook dat, gezien de verschillende bedrijfsactiviteiten dat daadwerkelijke verwarring in de praktijk zich niet zal voordoen. Daarbij komt dat een merk als FAMILIA voor kinderopvang een beperkte beschermingsomvang geniet. Een en ander leidt tot de conclusie dat er theoretisch een kans op bezwaren bestaat, doch dat in de praktijk geen onoverkomelijke te verwachten zijn.”
Maar een theoretische kans is ook een kans en het bezwaar komt. Het oudere merk is inmiddels door de curator overgedragen aan Hendriks, tegen een overnamesom en “50% met een maximum van € 500.000,-- van het bedrag dat overnemer verwacht te ontvangen van of namens de ANWB in het kader van een schikking van het bestaande inbreukgeschil met betrekking tot het merk “FAMILIA”
De rechtbank vindt dit een valide overeenkomst: “De enkele omstandigheid dat de curator als vergoeding voor de overdracht van het merk (mede) een deel van een mogelijk door ANWB uit hoofde van een schikking te betalen bedrag heeft bedongen, brengt nog niet -naar ANWB kennelijk meent- met zich dat sprake is van de uitzonderlijke situatie dat de desbetreffende overeenkomst in strijd komt met de goede zeden.”
Een volgend verweer van ANWB houdt in dat het teken FAMILIA als beschrijvend moet worden beschouwd voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven, en daarom niet als merk kan functioneren.
FAMILIA is, aldus ANWB, niets anders dan een andere schrijfwijze van “familie” en aldus beschrijvend voor al datgene wat met familie en/of gezinnen (met kinderen) te maken heeft. Die stelling is evenwel onjuist. Zij zou mogelijk opgaan in landen als Italië en Spanje, waar het woord “familia” inderdaad “familie” betekent, maar dat is in de Benelux niet het geval. Aan FAMILIA komt -juist vanwege het verschil met het woord familie- wel degelijk onderscheidende kracht toe, ook voor de waren en diensten waarop ANWB doelt.
De grondslag van artikel 13-A lid 1, aanhef en onder a BMW is ongenoegzaam, nu niet is gebleken dat ANWB het teken FAMILIA gebruikt voor waren en/of diensten die kunnen gelden als dezelfde als waarvoor het merk, is ingeschreven.
Artikel 13-A lid 1, aanhef en onder b BMW is wel van toepassing. Voorop staat dat het door ANWB gebruikte teken FAMILIA volstrekt identiek is aan het merk van Hendriks. De omstandigheid dat ANWB dat teken op de voorpagina van het gewraakte tijdschrift in enigszins gestileerde letters weergeeft en overigens (ook) wel als FAMÍLIA (met een accent op de eerste i) doet daaraan niet af.
In verband daarmee zal slechts een beperkte gelijksoortigheid van de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven enerzijds en die waarvoor het teken door ANWB wordt gebruik voldoende zijn om tot overeenstemming die tot verwarring leidt te concluderen. Een dergelijke (beperkte) gelijksoortigheid doet zich inderdaad voor, waaraan -anders dan ANWB ingang wil doen vinden- niet in de weg staat dat het merk van Hendriks niet voor tijdschriften of andere periodieken en/of drukwerk is inschreven.
Het gaat immers bij de beoordeling van de soortgelijkheid in dit geval niet uitsluitend om het fysieke product van ANWB, uitmakende het tijdschrift, maar ook om de wijze waarop dat product wordt gepresenteerd en vermarkt en de inhoud van het tijdschrift zelf. Die inhoud heeft vooral als doel gezinnen met kinderen te informeren omtrent mogelijkheden waarmee de (schaarse) vrije tijd kan worden doorgebracht. Dat valt aan te merken als een dienst die soortgelijk is als de diensten uit klasse 41 (opvoeding; opleiding; ontspanning; sportieve en culturele activiteiten) waarvoor het merk FAMILIA is ingeschreven. In verband met die gelijksoortigheid en de volstrekte overeenstemming van merk en teken zal het gebruik van dat teken door ANWB voor het gewraakte tijdschrift verwarring bij het in aanmerking komende publiek (te weten: gezinnen met kinderen) kunnen scheppen.
Nu sprake is van een ouder merk komt aan de rechthebbende de -absolute- bevoegdheid toe om dat tegen ieder ander in te roepen, en de uitoefening van die bevoegdheid zal slechts in zeer bijzondere omstandigheden als misbruik van recht kunnen gelden. Dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. De beantwoording van de vraag of Hendriks het merk thans gebruikt en/of dit door zijn rechtsvoorganger is gebruikt is daarbij, ondanks dat ANWB daaraan in haar pleidooi veel aandacht heeft besteed, in elk geval niet relevant nu de in artikel 5 lid 2, aanhef en onder a BMW genoemde termijn van vijf jaren nog niet is versteken en er derhalve tot nog toe op de merkhouder geen gebruiksverplichting rust.
ANWB heeft nog betoogd dat in geval van toewijzing van het inbreukverbod het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zou mogen worden verklaard, gelet op de schade die tenuitvoerlegging van een dergelijk verbod met zich zou brengen.
De voorzieningenrechter gaat daaraan evenwel voorbij, enerzijds omdat als er -zoals in casu- aanleiding is tot het geven van een voorlopige voorziening die voorziening, wil zij enig effect hebben, uitvoerbaar bij voorraad behoort te zijn en anderzijds omdat ANWB de nadelige gevolgen van het gebruik van het teken FAMILIA over zich heeft afgeroepen. Zij was immers reeds voordat zij dat teken ging gebruiken op de hoogte gebracht van het bestaan van het thans ingeroepen merk, en heeft er desalniettemin voor gekozen op het advies van de Vereenigde af te gaan. Een dergelijke keuze en de gevolgen daarvan komen voor haar rekening. Lees het vonnis hier.
Zorgenkindje
Staatscourant nr. 21, maandag 30 januari 2006 bericht: “Bescherming databanken onzeker. Een Europese richtlijn uit 1996 voor de bescherming van het eigendomsrecht van databanken, heeft niet de verwachte commerciële groei opgeleverd. Dat blijkt uit een door de Europese Commissie uitgevoerde evaluatie van de richtlijn voor bescherming van het auteursrecht van databanken.
(…) Uit de evaluatie blijkt echter dat vooral het sui generis-recht aanzienlijke interpretatieverschillen opleverde. Want wanneer is er sprake van een 'aanzienlijke investering'? De evaluatie laat verder zien dat van de beoogde commerciële spin off van de richtlijn weinig terecht is gekomen. Het aantal databanken is nauwelijks toegenomen. 'De introductie van het sui generis-recht, bedoeld om de productie van databanken in Europa te stimuleren, heeft niet het beoogde effect gehad,' aldus de evaluatie. Toch is het onduidelijk of de richtlijn aangepast moet worden. Aanpassing kan kostbaarder zijn dan instandhouding van de richtlijn.” Lees bericht hier. Lees evaluatie (12 december 2004) hier.
Moeder aller nieuwssites (2)
Na de strijdlustige Belgische uitgevers, zie eerder bericht hier, maken nu ook de meer afwachtende Nederlandse uitgevers zich juridische zorgen om Google News.
Planet.nl bericht dat: "De Nederlandse Dagbladpers (NDP) Kees Spaan: "De site is er. We analyseren met juristen wat er gebeurt en hoe de site omgaat met de regelgeving." Of de belangenbehartiger van 35 onafhankelijke en zelfstandige dagbladen juridische stappen tegen Google overweegt, houdt hij in het midden.
(…) Het ANP, leverancier van nieuwsberichten aan tal van nieuwssites, onderzoekt ook wat ze aanmoet met Google News. Commercieel directeur Jop Pollmann: "Het bericht als zouden we met het Belgische persbureau Belga en NDP al juridische stappen zetten, is niet juist. Op dit moment onderzoeken we Google News, om te zien hoe ze met onze auteursrechten omgaat. Dat doen we overigens met iedere nieuwssite die met onze berichten werkt. We volgen het met belangstelling. (…) Tegenover nieuwszender RTLZ lieten De Telegraaf en Nu.nl al weten geen stappen tegen Google te overwegen. Lees hier meer (Planet.nl).
In de eerste
Kamerstuk 2005-2006, 30222, nr. A, Eerste Kamer, datum vaststelling 26 januari 2006.
Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten); Gewijzigd voorstel van rijkswet. Lees het voorstel hier.
Juridische bijwerkingen
Gerechtshof Amsterdam, 19 januari 2006. Pharmachemie B.V tegen Sandoz B.V. Geneesmiddelenmerken zijn geen gewone merken. (Met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof).
Sandoz (voorheen: Multipharma) heeft generieke geneesmiddelen van Pharmchemie verhandelt, maar laat deze tegenwoordig elders vervaardigen. Pharmachemie vindt het bezwaarlijk dat Sandoz de bestanddelen Neuro en/of Cardio, al dan niet in combinatie met 80 of 30 in de door haar gebruikte merken is blijven gebruiken. Pharmachemie is eigenaar van de (klasse 5) merken Neuro 30, Cardio 80, Acetylsalicylzuur Neuro 30 PCH en Acetylsalicylzuur Cardio 80 PCH.
Het Hof oordeelt dat Sandoz geen inbreuk maakt op deze merken met het gebruik van de aanduidingen “MP (Multipharma)-acetylsalicylzuur cardio 80” en “acetylsalicylzuur Sandoz cardio tablet 80” voor haar 80 mg acetylsalicylzuurtabletten en de aanduidingen “MP-acetylsalicylzuur neuro 30” en “acetylsalicylzuur Sandoz neuro tablet 30” voor haar 30 mg acetylsalicylzuurtabletten. De vorderingen van Pharmachemie worden dan ook afgewezen, o.a. onder verwijzing naar de naamgevingsregels voor geneesmiddelen.
Het hof verklaart de merken Neuro 30 en Cardio 80 nietig. De merken zijn beschrijvend. De betekenis en het gebruik van de woorden cardio en Neuro kan bezwaarlijk los worden gezien van de naamgevingsregels voor geneesmiddelen, waaruit o.a. blijkt dat deze woorden geschikt zijn om het therapeutische indicatiegebied van de producten aan te geven.
De andere merken van Pharmachemie, Acetylsalicylzuur Neuro 30 PCH en Acetylsalicylzuur Cardio 80 PCH, acht het Hof echter wél geldig. Aan het onderdeel “PCH” (Pharmachemie) kent het Hof namelijk, onderscheidende kracht toe en hij meent niet zozeer dat deze merken onderscheidend vermogen hebben, maar dat er “onvoldoende reden is de merken waarvan deze toevoeging deel uitmaakt nietig te oordelen”. Lees het arrest hier.
Uitvindingsgedachte
Rechtbank 's-Gravenhage, 27 januari 2006, KG ZA 05-1527. Angiotech Pharmaceuticals Inc-Boston Scientific Corp tegen Occam Int. B.V.-Biosensors B.V. Stents!
Angiotech is werkzaam op het gebied van geneesmiddelen- afgevende medische instrumenten en biomateriaal. De voornaamste activiteit van Biosensors bestaat uit het exploiteren van een beleggingsholding en het in licentie geven van geoctrooieerde medische technologie. Occam is een licentiehouder van Biosensors en brengt onder de naam Axxion een intravasculaire stent op de markt. Angiotecht beticht Occam van inbreuk op haar EP octrooi betreffende de behandeling van stenoses (geblokkeerde of vernauwde bloedvaten).
Occam stelt geen inbreuk te maken op het octrooi: "De Axxion stent voldoet ook volgens Occam aan alle onderdelen van conclusie 1, met uitzondering evenwel van het aanwezig zijn van een polymeric carrier." De rechter gaat vervolgens uitgebreid in op de vraag wat de uitvindingsgedachte van de uitvinding is. Is toepassing van een "polymeric carrier" onderdeel een noodzakelijke maatregel voor toepassing van de uitvinding en ten tweede, wat is dan te verstaan is onder een "polymic carrier"?
De eerste vraag beantwoord de rechter in positieve zin:
4.6 Bij de beoordeling of sprake is van (letterlijke) inbreuk wordt vooropgesteld dat bij de uitleg van de conclusies van een octrooischrift, mede in het licht van beschrijving en tekeningen, onder ogen dient te worden gezien wat volgens de gemiddelde
vakman die daarvan kennis neemt, voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is – anders gezegd: wat de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte is – teneinde een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte (of onnodig ruime) uitleg te vermijden. De tot uitleg van de conclusies van het octrooischrift geroepen rechter zal evenwel tevens moeten beoordelen of het resultaat van zijn onderzoek de rechtszekerheid voor derden voldoende tot haar recht laat komen. Dit laatste gezichtspunt zal een restrictieve, meer bij de bewoordingen van de conclusies aansluitende uitleg kunnen rechtvaardigen in dier voege dat gebrek aan duidelijkheid voor de gemiddelde vakman die de grenzen van de door het octrooi geboden bescherming wil vaststellen, in beginsel ten nadele van de octrooihouder werkt.
4.9. Naar voorlopig oordeel betreft de achter de conclusies liggende uitvindingsgedachte, het gebruik van taxol, of een derivaat daarvan, als het geneesmiddel dat is te gebruiken om restenose als gevolg van het aanbrengen van een stent te vermijden. In deze uitleg lijkt het gebruik van een polymeric carrier niet relevant voor de toepassing van de uitvindingsgedachte en daarmee een kenmerk dat zich ogenschijnlijk laat weg interpreteren.
4.10. Voorshands dient er van uit te worden gegaan dat toepassing van een polymeric carrier toch een noodzakelijke maatregel is voor toepassing van het octrooi. Op de eerste plaats staan de uitdrukkelijke bewoordingen van de conclusie daaraan in de weg. De vinding is thans, na de oppositieprocedure, neergelegd in een aantal productconclusies waaruit in duidelijke bewoordingen blijkt dat de uitvindingsgedachte wordt toegepast door taxol en een polymeric carrier aan te brengen op de stent. Het octrooi betreft aldus een product bestaande uit (cumulatief) een stent, taxol en een polymeric carrier. De rechtszekerheid voor derden brengt dan met zich mee dat de gemiddelde vakman erop mag vertrouwen dat op het octrooi alleen inbreuk wordt gemaakt indien in het gesteld inbreukmakende product cumulatief de drie genoemde maatregelen worden toegepast.
Ten slotte vindt de maatregel naar het oordeel van de rechter ook een grondslag in de beschrijving (4.12)
Met betrekking tot de tweede vraag overweegt de rechter dat "de aanwezigheid van een polymere drager impliceert dat het geneesmiddel is opgenomen in polymeer materiaal waarbij het materiaal zo gekozen is dat het geneesmiddel op naar tijd en hoeveelheid de meest wenselijke wijze beschikbaar komt. De voorzieningenrechter zal dan ook in de verdere beoordeling uitgaan van de aanname dat volgens het octrooi de actieve stof (Paclitaxel) in een polymeer materiaal is opgenomen en vanuit dat materiaal gereguleerd wordt afgescheiden."
De door Occam aangebrachte Calix laag is naar het oordeel van de rechter als een polymeer te kwalificeren. Echter, "Angiotech gaat evenwel uit van een drager die is aan te merken als een grondlaag of support. Hierboven heeft de voorzieningenrechter evenwel geoordeeld dat dat een onjuiste aanname is en dat dient te worden uitgegaan van een drager die een rol speelt bij de gereguleerde afgifte van de actieve stof."
4.24. Het voorgaande voert tot de conclusie dat Occam naar voorlopig oordeel geen inbreuk maakt op conclusie 1. De overige conclusies, Angiotech heeft met name het oog op conclusies 6 en 12, zijn volgconclusies waarop dan evenmin inbreuk wordt gemaakt.
4.25. Bij bespreking van het door Occam gevoerde bevoegdheidsverweer heeft zij bij deze stand van zaken geen belang meer.
4.26. Het verweer van Occam dat EP 376 ongeldig is kan de voorzieningenrechter thans eveneens onbesproken laten.
Lees het vonnis hier