Procesrecht  

IEF 16842

Gedeeltelijke opheffing beslagen Aliter Curari tegen Health Programs

Rechtbank Limburg 16 feb 2017, IEF 16842; ECLI:NL:RBLIM:2017:1419 (Aliter Curari tegen Health Programs), https://www.ie-forum.nl/artikelen/gedeeltelijke-opheffing-beslagen-aliter-curari-tegen-health-programs

Vzr. Rechtbank Limburg 16 februari 2017, IE 16842; ECLI:NL:RBLIM:2017:1419 (Aliter Curari tegen Health Programs) Zie eerder IEF 16192 en IEF 16365. Kort geding. Distributierecht. Aliter Curari vordert Health Programs te bevelen dat alle ten laste van eisers gelegde beslagen op te heffen en om Health Programs te bevelen zich te onthouden van negatieve uitlatingen in welke vorm en via welk medium ook. Alleen de beslagen ten aanzien van Aliter Curari kunnen worden gehandhaafd, de overige beslagen moeten worden opgeheven. De vordering tot onthouding van negatieve uitlatingen wordt tevens afgewezen omdat deze te algemeen is geformuleerd.

IEF 16834

Verknochte zaken rechtsgeldig opzeggen exclusieve octrooilicentie-overeenkomst

Rechtbank Den Haag 1 feb 2017, IEF 16834; ECLI:NL:RBDHA:2017:910 (Level tegen Recair), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verknochte-zaken-rechtsgeldig-opzeggen-exclusieve-octrooilicentie-overeenkomst

Rechtbank Den Haag 1 februari 2017, IEF 16834; ECLI:NL:RBDHA:2017:910 (Level tegen Recair) en ECLI:NL:RBDHA:2017:911 Tussen Level en Recair bestaat een exclusieve licentieverhouding voor de geoctrooieerde warmtewisselaars. De duur daarvan loopt gelijk met de duur van het laatste te expireren octrooi genoemd in de annex. In onderhavige zaak betwist eiser dat gedaagde de licentie-overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. In zaak 16-863 (zelfde eiser, zelfde gedaagde) vordering verbod tot inbreuk op octrooi, waarbij de stelling is dat gedaagde inbreuk maakt omdat de licentie-overeenkomst is opgezegd. Er is sprake van verknochtheid nu voor beide zaken van belang is of de licentie-overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. zaak ECLI(...)911: Voegingsincident. Die zaak is bij vonnis van heden gevoegd met onderhavige zaak zodat gedaagde geen belang meer heeft. Voeging over en weer is niet nodig.

IEF 16829

Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen en Itse Oosterhoff, Baker & McKenzie.

 

Miniatuurproducten geen inbreuk op Little Shop Albert Heijn producten

Rechtbank Oost-Brabant 23 mei 2017, IEF 16829; ECLI:NL:RBOBR:2017:2833 (Unga tegen Boost c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/miniatuurproducten-geen-inbreuk-op-little-shop-albert-heijn-producten

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 23 mei 2017, IEF 16829; ECLI:NL:RBOBR:2017:2833 (Unga tegen Boost c.s.) Kort geding. Unga heeft het loyaliteitsprogramma 'Little Shop' voor Albert Heijn ontwikkeld. Boost komt met een miniatuurcampagne genaamd 'Mini Mania' voor Migros-Genossenschafts-Bund in Zwitserland. Vorderingen van Unga voor inzage, afschrift of uittreksel op grond van artikel 843a Rv en inbreuk op haar auteursrechten worden afgewezen.

IEF 16777

Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten.

Verpand octrooi mag op naam worden gezet in de octrooiregister(s)

Rechtbank Den Haag 3 mei 2017, IEF 16777; ECLI:NL:RBDHA:2017:4621 (Affolter tegen Ceraglass c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verpand-octrooi-mag-op-naam-worden-gezet-in-de-octrooiregister-s

Vzr. Rechtbank Den Haag 3 mei 2017, IEF 16777 (verzoeker Affolter tegen Ceraglass c.s.) Vervolg op IEF 15723. Verpanding van octrooien. Affolter heeft sinds juni 2015 diverse malen verzocht om terugbetaling van zijn lening. Ceraglass heeft tot op heden geen aflossingen op de lening van Affolter verricht. Er is nog een tweede pandrecht van VA Banque. De hoogte van de verpande vordering overtreft ruim het bedrag dat op een de door een notaris gehouden veiling geboden van € 80.000,-. Het verzoek ex 3:251 BW tot verblijven aan pandhouder wordt toegewezen. De voorzieningenrechter bepaalt dat de Octrooien met de nummers 1017444 en 1017697 aan Affolter zullen verblijven in de zin van art. 3:251 BW en op naam van hem mogen worden gezet in de daartoe bestaande octrooiregister(s). Va Banque moet de uitoefening van haar pandrecht op de Octrooien voor de duur van 12 maanden na heden opschorten. Beschrijving van de inzender, zie hieronder.

IEF 16757

Conclusie AG: Uniemerkengerecht moet zich ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren voor dat overeenstemmend deel als zij het later aangesproken gerecht is.

HvJ EU 3 mei 2017, IEF 16757; ECLI:EU:C:2017:330 (MERCK), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-uniemerkengerecht-moet-zich-ambtshalve-niet-ontvankelijk-verklaren-voor-dat-overeenstem

Conclusie AG HvJ EU 3 mei 2017, IEF 16757; IEFbe 2152; ECLI:EU:C:2017:330; C-231/16 (MERCK) Merkenrecht. Procesrecht. Rechtsmacht. Over de rechtsmacht over een aantal Britse en internationale woordmerken MERCK. Begrippen 'dezelfde partijen' en 'dezelfde handelingen', gebruik van Merck op websites en online platformen. Conclusie AG: Bij aanhangig gemaakte zaken in twee lidstaten, een op basis van een nationaal merk en een tweede op basis van een Uniemerk stemmen slechts voor die ene lidstaat overeen. Het Uniemerkengerecht moet zich ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren voor dat deel van het grondgebied - als zij het later aangesproken gerecht is.

IEF 16624

Conclusie AG over beslissingen over nevenvorderingen bij verweerders uit verschillende lidstaten

HvJ EU 1 mrt 2017, IEF 16624; ECLI:EU:C:2017:146 (Nintendo tegen BigBen), https://www.ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-over-beslissingen-over-nevenvorderingen-bij-verweerders-uit-verschillende-lidstaten

Conclusie AG HvJ EU 1 maart 2017, IEF 16624; IEFbe ; ECLI:EU:C:2017:146; Gevoegde zaken C-24/16 en C-25/16 (Nintendo tegen BigBen) Modellenrecht. Afbeelden van accessoires voor game consoles. Beslissingen over nevenvorderingen bij een inbreukvordering hebben rechtsgevolgen in de gehele EU. Begrippen ,andere sancties’ en ,handelingen bestaande in de reproductie ter illustratie’. Het recht dat van toepassing is op nevenvorderingen, is het recht van grondgebied van de lidstaat waar de gebeurtenis die de grondslag vormt voor de inbreuk. Conclusie AG:

1)      Artikel 79, lid 1 [EEX-Vo], moet aldus worden uitgelegd dat beslissingen van een nationale rechter jegens twee verweersters die in twee verschillende lidstaten zijn gevestigd, naar aanleiding van nevenvorderingen bij een inbreukvordering, zoals vorderingen tot schadevergoeding, tot vernietiging of terugroeping van de inbreukmakende producten, tot vergoeding van de advocatenkosten of ook tot publicatie van de uitspraak, rechtsgevolgen hebben op het gehele grondgebied van de EU.

IEF 16601

Bevoegdheid jegens persoon zonder bekende woon- of verblijfplaats via artikel 97 lid 2 UMVo

Rechtbank Den Haag 1 feb 2017, IEF 16601; ECLI:NL:RBDHA:2017:912 (Novomatic c.s. tegen Betsoft c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/bevoegdheid-jegens-persoon-zonder-bekende-woon-of-verblijfplaats-via-artikel-97-lid-2-umvo

Rechtbank Den Haag 1 februari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:912 (Novomatic c.s. tegen Betsoft c.s.) Bevoegdheid. Merkenrecht. Novomatic c.s. maken deel uit van het Novomatic concern en houden zich bezig met het ontwikkelen van kansspelen en het produceren, verkopen en exploiteren van speelautomaten; NGS is merkhouder van het Benelux woordmerk 'Random Runner'. Betsoft heeft de slotgames van Novomatic digitaal gemaakt, gelicentieerd en online gaan exploiteren. Artikel 97 lid 5 schaft alleen bevoegdheid voor een rechter van het Handlungsort; dat is 'de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden'. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen jegens het in Cyprus gevestigde Betsoft voor zover betrekking hebbend op de gestelde inbreuken op de Uniemerken ‘Random Runner’ en ‘Simply Wild’. De rechtbank is jegens [B], die weigert kenbaar te maken waar hij woont of verblijft, bevoegd ex 97 lid 2 UMvo. Het mag worden gehouden dat hij niet woonachtig is in één van de Lidstaten, dus dan is de rechter van de Lidstaat van (één van) de eiser(s) bevoegd.

IEF 16581

Uitspraak ingezonden door Tjerk Sigterman en Otto Swens, Vondst advocaten.

Schorsing vanwege aanhangige nietigverklaringsvordering in VRO-procedure

Rechtbank Den Haag 8 feb 2017, IEF 16581; ((Inashco tegen TU Delft) en (Bakker tegen Inashco)), https://www.ie-forum.nl/artikelen/schorsing-vanwege-aanhangige-nietigverklaringsvordering-in-vro-procedure

Rechtbank Den Haag 8 februari 2017, IEF 16581 (Inashco tegen TU Delft) en (Bakker tegen Inashco) Incident. Schorsing. Bakker en Inashco zijn verwikkeld in een octrooiconflict betreffende EP1800753 B1. Inashco heeft een onthoudingsverklaring ondertekend waarna Bakker een kort geding heeft ingetrokken. Bakker is vervolgens een bodemprocedure gestart tegen Inashco, waarin zij onder meer een verklaring voor recht, schadevergoeding en inzage in inbeslaggenomen stukken vordert. Inashco heeft vervolgens TU Delft in vrijwaring opgeroepen. Intussen is Urban Mining, een derde partij, een VRO-procedure gestart waarin de vernietiging van EP753 wordt gevorderd. Inashco en TU Delft stellen beide een incidentele vordering in waarin de rechtbank vragen de bodemprocedure en de vrijwaringsprocedure te schorsen totdat beslist is in de VRO-procedure. Bakker stelt dat schorsing niet opportuun is, omdat niet zeker is dat het vonnis in de VRO-procedure eerder afkomt dan het vonnis in de bodemprocedure en omdat Inashco ook zelf de geldigheid van EP753 kan betwisten. Subsidiair verzoekt Bakker de rechtbank pas te beslissen over de schorsing na de inhoudelijke behandeling van de bodemprocedure. Meer subsidiair verzoekt Bakker van de bodemprocedure te voegen met de VRO-procedure. TU Delft vordert dat deze zaak wordt geschorst op voet van artikel 83 lid 1 ROW totdat in de VRO-procedure vonnis is gewezen of anders is geëindigd. Vordering wordt toegewezen en de zaak wordt geschorst. Verzoek om schorsing ná inhoudelijke behandeling wordt niet gehonoreerd. De rechtbank schorst de bodemprocedure en wijst het verzoek tot voeging af.

IEF 16444

Uitspraak mede ingezonden door Mark van Gardingen, Jan Pot, Brinkhof en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma.

Definitieve prejudiciële vragen over maatstaven voor toewijzing exhibitievordering bij een partij of een derde partij

HvJ EU 9 dec 2016, IEF 16444; ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon tegen Astellas Pharma), https://www.ie-forum.nl/artikelen/definitieve-prejudici-le-vragen-over-maatstaven-voor-toewijzing-exhibitievordering-bij-een-partij-of

HR 9 december 2016, IEF 16444; IEFbe 2027 ; ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon tegen Astellas Pharma) Handhaving. Exhibitievordering. Vervolg op HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2643. Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). EU-Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG. Exhibitie. Art. 1019a, 1019b en 843a Rv. Wat zijn de maatstaven voor toewijzing van een exhibitievordering in verband met een beweerde IE-inbreuk? Thans prejudiciële vragen aan HvJEU over eventuele afwijkende maatstaven m.b.t. een nietigheidsverweer en voor een exhibitievordering jegens een derde.

1. a.    Moet art. 6 Handhavingsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat bij de aan te leggen maatstaf voor toewijsbaarheid van een exhibitievordering onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de partij van wie exhibitie wordt verlangd, een (beweerdelijke) inbreukmaker is of een derde?
b. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, in welk opzicht verschillen dan die maatstaven?

IEF 16439

Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, Louwers IP|Technology Advocaten en Arnoud Martens, Van Benthem & Keulen.

Koylu-merkenzaak aangehouden ex 30 EEX-Vo, vanwege Belgische procedure ten gronde

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 dec 2016, IEF 16439; (Koylu Kip tegen Köylü Food), https://www.ie-forum.nl/artikelen/koylu-merkenzaak-aangehouden-ex-30-eex-vo-vanwege-belgische-procedure-ten-gronde

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 december 2016, IEF 16439; IEFbe 2023 (Koylu Kip tegen Köylü Food) Bevoegdheid. Incident. In eerder geding in België werd merkdepot ter kwader trouw aangenomen vanwege oudere handels- en domeinnaam die door Köylü Kip werd gevoerd) IEFbe 1615. De procedure in de hoofdzaak dient te worden aangehouden op grond van artikel 30 herschikte EEX-Vo. De Nederlandse rechter is bevoegd; bij afzonderlijke berechting van de vorderingen door verschillende nationale gerechten, op basis van eenzelfde feitencomplex, met toepassing van dezelfde rechtsregels, is er gevaar voor onverenigbare beslissingen. Een goede rechtsbedeling vraagt derhalve om gelijktijdige behandeling en berechting. Het onbevoegdheidsincident wordt afgewezen.