DOSSIERS
Alle dossiers

Herkomstaanduidingen  

IEF 12017

Recente lokale streekproducten

Recentelijk heeft de Commissie enkele Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA) en Beschermde Oorsprongbenamingen (BOB) aan het DOOR-register toegevoegd. Met de volgende tien uitvoeringsverordeningen (EU) van de Commissie van .. oktober 2012, houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen:


Nr. 1004/2012 (25 oktober) Spalt Spalter (BOB)
, voor Duits bier [aanvraag].
Nr. 1041/2012 Pinggu Da Tao (BOB), voor 'n Chinese perzik [aanvraag].
Nr. 1030/2012 Isle of Man Queenies (BOB), voor Queen scallops [aanvraag].
Nr. 1031/2012 Abensberger (Qualitäts)Spargel (BGA), voor Duitse asperges [aanvraag].
Nr. 1032/2012 Ciliegia di Vignola (BGA), voor Italiaanse rode kersen [aanvraag].

Nr. 1033/2012 Cabrito do Alentejo (BGA), voor Portuguese geiten [aanvr].
Nr. 1034/2012 Cordeiro/Canhono Mirandês (BOB), voor Portuguese schapen [aanvr].
Nr. 1035/2012 Kraška panceta (BGA), Sloveens gedroogd vlees in rechthoekvorm [aanvr]
Nr. 1068/2012 (30 oktober) Aceituna Aloreña de Málaga (BOB), olijven uit Málaga [aanvr]
Nr. 1069/2012 (31 oktober) Newmarket Sausage (BGA), voor 'n Engelse worst [aanvr].

Meer weten over Geografische indicaties en herkomstaanduidingen (dossier herkomstaanduiding via linkermenu) en bijdrage R.Chalmers 'Weet Abraham nog wel waar  hij zijn Dijon-mosterd haalt?' IEF 10010.

IEF 11986

Deze sterke kwalificeert niet als Schotse whisky

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 3 oktober 2012, zaaknr. AR 2012/57729KG (The Scotch Whisky Association en Chivas tegen Supermercado Luz B.V. h.o.d.n. Goisco)

Uitspraak ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier.

Beschermde geografische aanduiding. Misleiding. De door Goisco als huismerkverkochte sterke drank wordt verkocht onder de naam "Goisco's "De Luxe" Blended Scotch Whisky. Na analyse blijkt deze drank minder dan 40% alcohol bevat, niet van granen afkomstige spiritualiën bevat, geen drie jaar op vaten heeft gerijpt en de toevoeging van vanille-extracten indiceert. Goisco's kwalificeert niet als Schotse whisky.

Omdat Scotch Whisky een beschermde geografische aanduiding is in de zin van artikelen 22-24 TRIPs en artikelen 10 en 10bis van het Verdrag van Parijs en dat Schotse whisky bij wet is gedefinieerd dat  er sprake is van een onjuiste aanduiding zowel met betrekking tot herkomst en identiteit als de aard en samenstelling sprake is van onrechtmatig handelen van gedaagden. Ook is er sprake van ongeoorloofde mededinging, omdat leden van de SWA zich wel aan stringente regelgeving van Scotch whisky houden. Verbod wordt gegeven.

IEF 11979

Wijnbenaming reeds beschermd voor opname in database

Gerecht EU 8 november 2012, zaak T-194/10 (Hongarije tegen Commissie)

Beschermde geografische aanduiding. Nietigverklaring van de inschrijving van de geografische aanduiding „Vinohradnícka oblast’ Tokaj” die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijn, met als land van oorsprong Slowakije, op grond dat de geografische aanduiding die bescherming geniet, „Tokajská/Tokajské/Tokajský vinohradnícka oblast’” is.

Het Gerecht verwerpt het beroep van Hongarije tegen de opname voor Slowakije van de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” in de database E-Bacchus. Deze opname kan immers niet ter discussie worden gesteld, aangezien zij automatisch is verricht op basis van de bescherming die deze benaming in de Unie zelf genoot vóór de invoering van de  databank.

Uit het persbericht: In zijn arrest stelt het Gerecht allereerst vast dat de wijnbenamingen, die reeds bescherming genoten op grond van de Uniewetgeving die gold vóór de invoering van de database E-Bacchus, automatisch worden beschermd uit hoofde van de wetgeving die van kracht is sinds de invoering van deze database. Derhalve heeft de invoering van die database de aard van de aan deze wijnbenamingen geboden bescherming niet gewijzigd, zodat deze bescherming geenszins afhankelijk was van de opname ervan in de database. Die opname is immers geen voorwaarde voor deze bescherming, maar enkel een gevolg van het feit dat een reeds bestaande bescherming automatisch is overgegaan naar een andere wettelijke regeling.

Voorts wijst het Gerecht erop dat de bescherming die het Unierecht aan wijnbenamingen heeft  toegekend op grond van de Uniewetgeving die gold vóór de invoering van de database E-Bacchus, was gebaseerd op de wijnbenamingen zoals die waren vastgesteld door de wetgeving van de lidstaten. Deze bescherming was dus niet het resultaat van een autonome gemeenschapsprocedure en evenmin van een proces na afloop waarvan de door de lidstaten erkende geografische aanduidingen zouden worden opgenomen in een bindende gemeenschapshandeling. In dit verband stelt het Gerecht vast dat de sinds 1 augustus 2009 – de dag waarop de database E-Bacchus is ingevoerd – van kracht zijnde Slowaakse  wetgeving  waarop de communautaire bescherming van wijnbenamingen voor het in Slowakije gelegen deel van het wijnbouwgebied Tokaj was gebaseerd, enkel de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj" bevatte, zodat op die datum enkel deze benaming mocht worden beschermd in de Unie. 

In deze context preciseert het Gerecht dat de onjuiste bekendmaking van de beschermde oorsprongsbenaming „Tokajská/Tokajské/Tokajsky  vinohradnícka oblast’” in het Publicatieblad, geenszins heeft afgedaan aan het feit dat de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” op 1 augustus 2009 bescherming genoot krachtens de enige relevante Slowaakse wetgeving. Voorts kan de omstandigheid dat de nieuwe Slowaakse wijnwetgeving, die op 30 juni 2009 is
goedgekeurd, de term „Tokajská vinohradnícka oblasť” bevatte, niet afdoen aan het feit dat de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” op 1 augustus 2009 was beschermd, aangezien de nieuwe wetgeving pas op 1 september 2009 in werking is getreden. 

In deze omstandigheden oordeelt het Gerecht dat aangezien de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” reeds door het Unierecht was beschermd vóór de opname ervan in de database E-Bacchus,  deze opname geen rechtsgevolgen kan teweegbrengen. Aangezien het Gerecht overeenkomstig het Verdrag enkel toeziet op de wettigheid van door organen van de Unie verrichte handelingen die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen, verklaart het Gerecht het beroep van Hongarije niet-ontvankelijk.

IEF 11904

"Smeerbare boter" mag niet onder de naam 'boter' de markt op

HvJ EU 18 oktober 2012, zaak C-37/11 (Commissie tegen Tsjechische Republiek) - persbericht

Als randvermelding, eerder als RB 1521 gepubliceerd. Een melkproduct genaamd: ‘pomazánkové máslo’ (smeerbare boter) kan niet worden geclassificeerd onder de naam 'boter' door de Tsjechische Republiek. Het product voldoet niet aan de criteria, neergelegd in een lijst opgemaakt door de Commissie. De Tsjechische Republiek had niet zelf mogen oordelen over de classificatie van het product, dit is aan voorafgaande toestemming van de Europese Commissie onderworpen. Het Hof oordeelt dat de Tsjechische Republiek inbreuk heeft gepleegd op het Europese recht door toe te staan dat het product ‘pomazánkové máslo' onder de naam boter op de markt kan worden gezet. Ook op IPKat.

Verklaard voor recht: Door de verkoop van pomazánkové máslo (smeerbare boter) onder de benaming „máslo” (boter) toe te staan, hoewel dit product een melkvetgehalte van minder dan 80 % heeft en een gehalte aan water respectievelijk aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van meer dan 16 % respectievelijk meer dan 2 % heeft, is de Tsjechische Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 115 van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”), gelezen in samenhang met punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

Uit't persbericht: The Court examines the Czech Republic’s argument that products whose exact nature is clear from traditional usage and/or whose designation is clearly used to describe a characteristic quality of the product automatically benefit from that derogation without their inclusion in that list, and hence prior authorisation by the Commission, being necessary. The Court rejects this argument, pointing out that the regulation expressly empowers the Commission to draw up an exhaustive list of products to which the derogation may be applied, on the basis of the lists sent by the Member States, and holds that the application of the derogation therefore requires a prior decision by the Commission.
In those circumstances, the Court finds that the Czech Republic has failed to fulfil its obligations under the regulation, by allowing a milk product which cannot be classified as butter to be marketed under the sales designation ‘pomazánkové máslo’.

The Czech Republic has infringed EU law, by allowing that product to be marketed under that designation.

IEF 11830

De Vlaamse salami zal een andere naam moeten zoeken

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (België) 21 september 2012, nr. 220.695 (Ter Beke / Pluma N.V. tegen la Région wallonne, betrokken derde: l'a.s.b.l. Association pour l'Usage et la Défense du Saucisson d'Ardenne)

SaucissonMerkenrecht, geografische oorsprong, beschermde geografische aanduiding. Verordening 510/2006 , 2081/92 en 2082/92.

Ter Beke-Pluma mag de Vlaamse salami, gemaakt in Wommelgem in Vlaanderen, niet meer onder de naam "Saucisson d'Ardenne" verkopen. De Raad van State verwerpt het beroep van Ter Beke-Pluma dat de salami ‘de Ardense worst’ een generieke benaming is geworden, de salami in kwestie heeft geen band met de Ardennen. Onder meer spreekt de Afdeling over de reputatie van de in de Ardennen gezouten vleeswaren. Er wordt ook verwezen naar een aantal slagers gevestigd in de Ardennen die de geografische oorsprong wel mogen aangeven. De benaming Ardennen van het product betreft een beschermde geografische aanduiding in Wallonië. Om deze redenen mag de in Vlaanderen geproduceerde salami niet aangeduid worden als 'saucisson d'ardenne'.

De Raad van State overweegt:

“Considérant que la requérante elle-même ne conteste pas que la recette du saucisson d’Ardenne vient de l’Ardenne; que la circonstance qu’il en soit fabriqué ailleurs, même depuis longtemps, notamment par la requérante, n’a pas pour effet de modifier son lieu d’origine, c’est-à-dire la région où il a été initialement produit ou commercialisé;”

“Considérant que la réputation attribuée à une origine géographique est un critère pertinent pour décider de la reconnaissance d’une indication géographique protégée; qu’il importe peu que des produits, même d’aussi bonne qualité, soient fabriqués en d’autres lieux;”

“Considérant que l’argumentation présentée pour la première fois dans le dernier mémoire, en rapport avec le lieu de production, de transformation ou d’élaboration, aurait pu figurer dans la requête et n’est, de ce fait, pas recevable; qu’en cette branche, le moyen n’est pas fondé;”

“alors que de telles indications géographiques ne peuvent être reconnues que pour autant qu’elles désignent un produit originaire de la région de l’Ardenne, ce qui n’est pas le cas; qu’elle fait valoir que le champ d’application du règlement est limité «à certains produits agricoles et denrées alimentaires pour lesquels il existe un lien entre les caractéristiques du produit ou de la denrée et son origine géographique» (considérant n° 8 du règlement) et que cette nécessité d’un lien existant entre le produit ou la denrée et son origine géographique fait l’objet de la première des trois caractéristiques qu’une indication géographique doit obligatoirement présenter; qu’elle indique que même si un tel lien a pu exister entre les indications géographiques litigieuses et la région de l’Ardenne, ce lien est depuis bien des décennies absent, et que les produits mis sur le marché actuellement sous les indications géographiques litigieuses sont rarement originaires de l’Ardenne, qu’elle estime que s’il est louable pour les bouchers ardennais d’essayer de «relocaliser» la production des saucissons d’Ardenne en Ardenne afin d’y pérenniser de l’emploi (...)"

Op andere blogs:
HLN.be (Vlaamse salami mag niet 'Saucisson d'Ardenne' heten)

IEF 10675

Preferentiële oorsprongsproducten

HvJ EU 15 december 2011, zaak C-409/10 (Hauptzollamt Hamburg-Hafen tegen Afasia Knits Deutschland GmbH)

Prejudiciële vragen van het Bundesfinanzhof (Duitsland).

Als randvermelding, in't kort: Douanerechten. Gemeenschappelijke handelspolitiek: ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst van Cotonou. Het gaat hier om de preferentiële behandeling van producten van oorsprong uit ACS-landen, in het bijzonder de uitvoer uit Jamaica naar de Europese Unie van textiel van oorsprong uit China. Niet-preferentiële oorsprong van goederen. Controle achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1. Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en autoriteiten van Jamaica. Navordering van invoerrechten. Artikel 220, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2913/92– Communautair douanewetboek. Bewijslast. Gewettigd vertrouwen.

Vragen: 1. Is het in overeenstemming met artikel 32 van Protocol nr. 1 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds1, wanneer de Europese Commissie de controle achteraf van afgegeven bewijzen van oorsprong in het land van uitvoer in wezen zelf, zij het met steun van de plaatselijke autoriteiten verricht, en gaat het om een resultaat van de controle in de zin van deze bepaling, wanneer de aldus verkregen resultaten van de controle van de Commissie worden neergelegd in een protocol dat door een vertegenwoordiger van de regering van het land van uitvoer mede wordt ondertekend?

Ingeval de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
2. Kan in een geval zoals dat in het hoofdgeding, waarin de in een bepaalde periode afgegeven certificaten voor preferentiële behandeling door het land van uitvoer ongeldig zijn verklaard omdat de oorsprong van de goederen bij een controle achteraf niet kon worden bevestigd, maar niet kan worden uitgesloten dat bepaalde uitgevoerde goederen aan de oorsprongsvereisten voldeden, de belastingschuldige zich met een beroep op artikel 220, lid 2, sub b, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek2, op bescherming van zijn gewettigd vertrouwen beroepen, onder aanvoering dat de in zijn geval overgelegde certificaten voor preferentiële behandeling mogelijk juist waren en dus op een juiste weergave van de feiten door de exporteur berustten?

Antwoord:
1)      Artikel 32 van Protocol nr. 1 bij bijlage V van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en namens de Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 2003/159/EG van de Raad van 19 december 2002, dient aldus te worden uitgelegd dat de resultaten van een controle achteraf betreffende de juistheid van de oorsprong van goederen die in door een ACS-staat afgegeven EUR.1-certificaten is aangegeven, welke controle in hoofdzaak bestond uit een onderzoek dat in deze ACS-staat door de Commissie – meer bepaald door het OLAF – op uitnodiging van die staat is verricht, de autoriteiten van de lidstaat waar de goederen zijn ingevoerd binden, mits deze autoriteiten – hetgeen de verwijzende rechter dient te beoordelen – een document hebben ontvangen waarin ondubbelzinnig wordt bevestigd dat die ACS-staat voornoemde resultaten overneemt.

2)      Artikel 220, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000, moet aldus worden uitgelegd dat in een situatie waarin de voor invoer van goederen in de Unie afgegeven EUR.1-certificaten ongeldig zijn verklaard wegens onregelmatigheden bij de afgifte van deze certificaten en omdat de op deze certificaten vermelde preferentiële behandeling bij een controle achteraf niet kon worden bevestigd, de importeur zich niet tegen navordering van de invoerrechten kan verzetten door aan te voeren dat niet kan worden uitgesloten dat sommige van deze goederen in werkelijkheid voornoemde preferentiële oorsprong hebben

IEF 10529

Aandacht vragen voor de voordelen

Verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening"), COM(2011) 626 definitief

Een fors voorstel (p. 274 pagina's incl. bijlage) over o.a. oorsprongsbenamingen, definities en reclame rondom Europese landbouwproducten (aandacht vragen voor de voordelen met name op het gebied van kwaliteit, voedselveiligheid of milieuvriendelijkheid ter bevordering van afzet in derdenlanden)

Art 1. Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk ordening van de markten voor landbouwproducten vastgesteld, d.w.z. alle in bijlage I van het VWEU vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en de aquacultuurproducten die zijn vermeld in bijlage I van Verordening (EU) nr. [COM(2011) 416] houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten.

Definities, aanduidingen en verkoopbenamingen in de wijnsector, rundvleessector, sector melk en zuivelproducten, eiersector, sector pluimveevlees, bijenteeltsector

IEF 10323

Haar eigen uniek genummerde controlespijker

Rechtbank 's-Gravenhage 12 oktober 2011, HA ZA 09-3215 (European Pallet Association E.V. en Nederlands Comité European Pallet Association tegen Capa Pallets B.V.)

Met dank aan Luuk Jonker, Holla advocaten.

Merkenrecht. Keurmerk voor reparaties van pallets. Uitputtingsleer.

De EUR/EPAL pallets moeten voldoen aan bepaalde normen ten aanzien van de te gebruiken houtsoorten, de houtvochtigheid, de plankdiktes, het formaat, het brandmerkteken, de (staalkwaliteit van de) draadnagels alsmede de draadnagelverdeling, de klossen etc. Op de klossen van de EUR/EPAL pallets zijn de merken EUR en EPAL aangebracht door middel van een brandmerk. Erkende reparateurs de pallets repareren, moeten de klossen door hen voorzien worden van een kenmerkende, voor ieder licentienemer unieke controlespijker (IC-code).

Merkenrechtelijke inbreuk respectievelijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens EPAL c.s. door reparatie en verhandeling van gerepareerde pallets die oorspronkelijk onder de EUR- en/of EPAL-merken in het verkeer zijn gebracht, alsmede door bij reparatie niet conform de UIC Code 435-4 te werken.

Capa betoogd succesvol dat Nederpal geen licentienemer is en de vorderingen ingesteld door haar worden afgewezen. Proceskostenveroordeling ad 50%: €3.184,40. Beneluxdeel internationale merkinschrijving en Gemeenschapsrecht van het EUR-merk is niet n het geding gebracht en aanvrage heeft nog niet tot registratie geleid.

4.6. Niet in geschil is dat Capa pallets voorzien van het EPAL-merk, die door de merkhouder, althans met diens toestemming, binnen de Europese Economische Ruimte in het verkeer zijn gebracht, repareert en verder verhandelt. Dat daarbij de in de UIC codes opgenomen normen door Capa niet worden geëerbiedigd, is, gelet ook op het door SGS opgestelde rapport ter zake, als onvoldoende weersproken komen vast te staan. Aldus houdt die reparatie minst genomen een wijziging in de toestand van de waar in als bedoeld in artikel 13 lid 2 GMVo.

4.7. Ten aanzien van het beroep van Capa op de uitputtingsregel van artikel 13 lid 1 GMVo geldt dat het Benelux Gerechtshof bij arrest van 6 november 1992, NJ 1993, 454 m.nt. DWFV; LJN AB9577 (AP/Valeo) handvatten heeft aangereikt die, hoewel betrekking hebbend op de uitleg van artikel 13A van de (oude) Benelux Merkenwet, niettemin richtinggevend worden geoordeeld voor de interpretatie van eerstgenoemd artikel. Daarnaast heeft het Hof van Justitie in meer recente jurisprudentie belangrijke kaders aangereikt waarbinnen de uitputtingsvraag bij – kort gezegd – hergebruik van producten waarop het merk van de merkhouder is aangebracht, dient te worden beoordeeld (HvJ EU 8 juli 2010, zaak C-558/08, LJN BN8983 – Portakabin / Primakabin; HvJ EU 14 juli 2011, zaak C-46/10, LJN BS7442 - Viking Gas / Kosan Gas). Uitgangspunt is dat het wederverkopen van gereviseerde waren die zijn voorzien van het oorspronkelijke merk en het in de handel brengen van waren onder dat merk, handelingen vormen waartegen de merkhouder zich kan verzetten. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk, doch een belangrijke eis daarbij is dat degene die de gereviseerde waren verhandelt bij dieverhandeling alles doet wat redelijkerwijs mogelijk is om duidelijk te maken dat het gaat om niet onder controle van de merkhouder gereviseerde producten.

4.8. Aan genoemde voorwaarde wordt in deze zaak, zoals EPAL terecht heeft gesteld, niet voldaan. Integendeel, op de website van Capa worden de pallets juist zonder een dergelijke mededeling aangeboden, terwijl bijvoorbeeld op de pallets ook geen tekens zijn aangebracht die duidelijk maken dat het niet om de oorspronkelijke waar gaat maar om gereviseerde producten. Onder die omstandigheden heeft EPAL een gegronde reden zich tegen de verhandeling van de gereviseerde producten te verzetten nu dat gebruik bij afnemers de onjuiste indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen de merkhouder en Capa, en meer in het bijzonder dat laatstgenoemde tot het distributienet van de merkhouder behoort of dat er een bijzondere band tussen hen bestaat.

Lees het vonnis hier (grosse / pdf)

IEF 10232

Die goede oude tijd

RCC 1 september 2011, Dossiernr. 2011/00585 (Old Amsterdam)

Parallelle publicatie RB 1128. Reclamerecht. Misleiding. 'herkomstaanduiding'. Vertrouwen. Televisiecommercial en website van Old Amsterdam met Amsterdamse beelden uit 1910-1930 waarin naam van het kaasmerk is gemonteerd. Klager acht uitingen misleidend want product wordt neergezet als 'heritage brand' maar bestaat pas sinds 1985 en komt niet uit Amsterdam. Commissie wijst de klacht af: consument zal beelden opvatten als sfeertekening. Verwijzing naar Amsterdam, zonder dat de kaas daar wordt gemaakt, maakt de uiting niet ontoelaatbaar. 

Het standpunt van adverteerder is nader toegelicht. Daarbij is een ‘moodboard’ getoond dat voorafgaand aan de commercial, die al tien jaar (met wisselende muziek) wordt uitgezonden, is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedoeling van de commercial is geweest een nostalgisch beeld op te roepen van verlangen en ‘die goede oude tijd’.

Commissie: Vast staat dat de bestreden commercial filmbeelden bevat van Amsterdam uit (ongeveer) de jaren ’20 of ’30 van de vorige eeuw, waarin de naam van het kaasmerk Old Amsterdam is gemonteerd. Naar het oordeel van de Commissie wordt hierdoor niet de onjuiste indruk gewekt dat Old Amsterdam kaas in die periode reeds bestond. De gemiddelde consument zal de nostalgische beelden, die vergezeld gaan van het lied “In de armen van de stad” (Amsterdam), opvatten als romantische sfeertekening die de naam, de smaak en het karakter van de oude kaas Old Amsterdam verbeeldt en onderstreept.

Dat in de bestreden uitingen wordt verwezen naar de stad Amsterdam, zonder dat de kaas in Amsterdam wordt gemaakt, betekent niet dat de uitingen daardoor ontoelaatbaar zijn. Deze verwijzing geschiedt kennelijk in verband met de naam “Old Amsterdam”, en in geen van de uitingen ligt de suggestie besloten dat de kaas ook in Amsterdam gemaakt wordt.

Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de commercial en de bestreden uitingen op de website niet in strijd met de waarheid en/of misleidend in de zin van de (door klager aangehaalde) artikelen 8.2 en 10 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Evenmin is sprake van het schaden van vertrouwen in reclame in de zin van artikel 5 NRC.

De Commissie wijst de klacht af.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 10137

Onder vermelding van toelatingsnummer

Vzr. Rechtbank Utrecht 10 augustus 2011, KG ZA 11-579, Clearwater Revival BV tegen Eco2Clean BV en Fink Tec GmbH c.s.

Met dank aan Luuk Jonker en Floor de Roos, Holla advocaten.

Als randvermelding. In navolging van ex parte beschikkingHandelsnaam / productaanduiding van biocide in de zin van de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biocide. Kon-Des is octrooihoudster en houdster van een toelating in de zin van WGB. Clearwater verkoopt gelijk product en is eveneens houdster van toelating. Middels overeenkomst is Eco2Clean afgeleid toelatingshoudster.

Eco2Clean doet enkele bestellingen bij derde (Fink Tec) het product en verkoopt dit door onder afgeleide toelatingshoudersnummer uit de overeenkomst met Clearwater. Dit wordt niet toegestaan. Vorderingen tegenover Fink Tec worden afgewezen en Clearwater veroordeeld in proceskosten. Eco2Clean veroordeelt in proceskosten.

Ten aanzien van Eco2Clean
5.1. gebiedt Eco2Clean om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis ieder gevruik in Nederland van FoodClean DES46 in combinatie met het afgeleide toelatingsnummer 12736 dat niet bij Clearwater is ingekocht te staken en gestaakt te houden, alsmede iedere import, inkoop, verkoop, verhandeling, aanbieden of op enige andere wijze beschikbaar stellen in Nederland (...)