IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 14500

Documentselectie was niet door beslagene vooraf ingezien

Hof Arnhem-Leeuwarden 16 december 2014, IEF 14500 (Econvert tegen Voith Paper)
Beslag. Zie eerder kort geding - bewijsbeslag. Appellant(n) waren voormalige werknemers en zijn op grond van de arbeidsovereenkomst tot geheimhouding verplicht, ongeacht of de informatie geheim was of de daarvan uitmakende werken, waaronder de door Voith c.s genoemde technische 3D AutoCAD tekeningen en modellen, auteursrechtelijk beschermd zijn. Inzage van door de deurwaarder gemaakte selectie van documenten waarbij de beslagene niet de kans heeft gekregen de selectie vooraf in te zien, is strijdig met artikel 843a Rv. Op grond van artikel 843a lid 2 Rv bepaalt het hof de wijze van inzage.

2.24 Voith c.s. stellen dat hun rechtmatig belang ligt in het feit dat zij nader bewijs nodig hebben voor hun stelling dat [appellant 2] na zijn dienstverband gedetailleerde technische documentatie van Voith c.s. met betrekking tot R2S-reactor onder zich heeft gehouden en met Econvert heeft gedeeld. Voith c.s. verwijten [appellant 2] en Econvert dat zij met gebruik van die documentatie zich aanzienlijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling hebben bespaard. Dit leidt volgens Voith c.s. tot schending van de arbeidsovereenkomst door [appellant 2], onrechtmatige daad door [appellant 2] en Econvert en auteursrechtinbreuk. (...)

2.25
Het hof overweegt als volgt. Voor [appellant 2] geldt, zoals de voorzieningenrechter met juistheid heeft aangenomen en waartegen Econvert c.s. ook niet hebben gegriefd, dat hij op grond van artikel 13 lid 1 van zijn arbeidsovereenkomst met Voith B.V gehouden was alle informatie van Voith c.s. geheim te houden en dus niet met Econvert te delen, ongeacht of de informatie geheim was en ongeacht of de daarvan uitmakende werken, waaronder de door Voith c.s genoemde technische tekeningen en modellen, auteursrechtelijk beschermd zijn. Kern van zaak is de vraag of [appellant 2], zoals Voith c.s. stellen en waaraan Econvert c.s. in hun grieven voorbij gaan, de van Voith c.s. afkomstige technische tekeningen en modellen die hij nog in zijn bezit had, ten onrechte heeft gedeeld met Econvert.

2.26
Naar het oordeel van het hof moet om de volgende redenen voorshands worden aangenomen dat die vraag in bevestigde zin kan worden beantwoord.(...)

2.28(...)
De vraag of Econvert c.s. door het gebruik van de technische documentatie van Voith c.s. tevens inbreuk maken op de auteursrechten van Voith c.s., behoeft thans niet te worden beantwoord. Die vraag komt pas aan de orde indien blijkt dat Econvert de tekeningen en modellen van de R2S-reactor van Voith c.s. heeft gebruikt (gekopieerd en bewerkt) voor haar IR-reactor.

Dictum:

- veroordeelt Econvert en [appellant 2] om binnen drie dagen na betekening van dit arrest toe te staan en te gedogen dat de in de inleidende dagvaarding genoemde deurwaarder, zo nodig bijgestaan door de daarin genoemde ICT-deskundige, inzage neemt in de "ultra ultra kleine doos" en daaruit aan de hand van de zoekterm R2S en een visuele inspectie alle technische tekeningen en 3D AutoCAD modellen van de R2S-reactor selecteert en de (email)-correspondentie tussen [appellant 2] en Econvert waarmee bedoelde tekeningen en modellen zijn uitgewisseld;

Op andere blogs:
KluwerPatentBlog

IEF 14499

Terechte weigering BENEDIKTINER WEISSBIER ex 2.11 sub b BVIE

Hof van Beroep van Luxemburg 18 december 2014, IEF 14499 (Benediktiner Weissbier) = franstalig
Eerder als IEFbe 1106. Merkenrecht. BEDA heeft het woordmerk BENEDIKTINER WEISSBIER gedeponeerd, het BBIE heeft laten weten de registratie te weigeren, want het teken is beschrijvend voor (wit)bier. Het bestaat uit de oorsprongsbenaming 'Benedictijns' en de algemene benaming voor witbier in de Duitse taal. De weigering van het merk is gebaseerd op artikel 2.11 onder 1 sub b) en c) BVIE. De weigering door het BBIE van het gedeponeerde merk is ex sub b terecht geweigerd.

(...) raisonnablement s' attendre à ce que le consommateur moyen des produits et services visés, même non germanophone, ne se méprendra pas sur les mots "BENEDIKTINER" et "WEISSBIER" qui se traduisent de surcroît aisément dans une des autres langues usuelles au Benelux. Ainsi, le mot BENEDIKTINER se traduit en néerlandais par "Benedictinjse" et WEISSBIER" par "Witbier"

Le signe verbal "BENEDIKTINIER WEISSBIER" permettra au public pertinent d'établir immédiatement et sans autre réflexion un rapport concret et direct avec la bière, de sorte qu'il ne dispose d'aucun pouvoir distinctif par rapport à des produits similaires qui ont une autre origine commerciale.

Le refus d'enregistrement par l'OBPI de la marque telle que déposée était partant justifié au regard de l'article 2.11.1 b) de la CBPI.

L'OBPI a refusé le dépôt pour l'ensemble des produits des classes 32, 41 et 43. Il en découle que la Cour n'est pas obligée dans le cadre de la demande principale tendant à voir dire que l'OBPI est tenu de procéder à l'enregistrement de la marque pour l'ensemble des produits et services des classes 32, 41 et 43, d'examiner le mérite de la demande d'enregistrement de la marque pour les produits et services autres que la bière, étant donné que même à supposer que la marque remplis les critères pour être enregistrée pour lesdits services et produits, l'enregistrement ne saurait être accordé pour l'ensemble des produits et services pour lesquels il a été requis.

IEF 14498

Duitse appelrechter handhaaft inbreukverbod op vormmerk stazakje Capri-Sun

OLG Köln 31 oktober 2014, IEF 14498 (WeserGold tegen Deutsche SiSi-Werke) - vertaling
Bijdrage ingezonden door Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof. Advocaten treden op namens Capri-Sun. Merkenrecht. Waar in eerste aanleg het vormmerk in zowel Nederland [IEF 13734] als Duitsland [IEF 14226] nietig werd verklaard, omdat de vorm van het sta-zakje van CAPRI-SUN noodzakelijk zou zijn om een technische uitkomst te verkrijgen, legt het Duitse Oberlandesgericht van Keulen het nietigheidsoordeel van het DPMA naast zich neer. De Duitse appelrechter handhaaft het aan riha Wesergold opgelegde inbreukverbod, omdat het oordeel van het DPMA niet definitief is en zij het – op basis van een analyse van de aangevoerde argumenten – het niet zeer waarschijnlijk acht dat het DPMA-oordeel in stand zal blijven. Dit oordeel is in lijn met het recente arrest van het Gerecht Simba Toys v OHIM (T-450/09) over de uitleg van de uitsluitingsgrond vanwege technische noodzakelijkheid (zie artikel 7, lid 1 (e, ii) Vo (EG) 207/2009): zie IEF 14409.

De Duitse appelrechter oordeelt verder, net zoals alle tot nog toe ingeschakelde Duitse Landgerichten, dat het vormmerk van het sta-zakje van CAPRI-SUN onderscheidend vermogen bezit en dat door het gebruik van een sta-zakje met nagenoeg dezelfde afmetingen (zij het met een zgn. S-vorm) gevaar voor publieksverwarring gegeven is.

Onderscheidend vermogen

De Duitse appelrechter oordeelt dat het gaat om een verpakkingsvorm met een unieke positie op de relevante markt, want zelfs als gekeken wordt naar andere verpakkingen van vloeibare levensmiddelen op de markt moet geconstateerd worden dat geen vergelijkbare sta-zakjes worden gebruikt (p. 10, onder aa.). Het voorgaande en het gemiddelde onderscheidend vermogen en de aanzienlijke bekendheid van het sta-zakje meegewogen, maken dat het publiek de verpakkingsvorm zal waarnemen als een indicatie van herkomst (p. 15, onder cc.).

Verwarringsgevaar
Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar is een belangrijke factor dat het vormmerk en het litigieuze teken worden gebruikt voor identieke waren, namelijk vruchtendranken. Uitgaande van een normaal onderscheidend vermogen van het vormmerk en van een hoge mate van overeenstemming tussen het vormmerk en het litigieuze teken, is het redelijk om aan te nemen dat verwarringsgevaar aanwezig is, aangezien een significant deel van het publiek zal menen dat de waren van gelieerde ondernemingen afkomstig zijn (p. 15, onder b).

Verbod blijft overeind
De Keulse appelrechter onderschrijf het oordeel van het Keulse Landgericht en handhaaft op basis van het geldig te achten Duitse vormmerk DE 39508178 zowel het verbod op de inbreukmakende sta-zakjes, als het verbod op de inbreukmakende kartonnen omverpakkingen.

Volledige tekst van het arrest in het Duits, of de Engelse vertaling.

IEF 14497

Auteursrechtdebat: Blokkeren is niet de oplossing, wel een middel

Door Victor Bouman, Wieringa advocaten. Thema: blokkade. Een maand of twee geleden brak ik op deze plek een lans voor het blokkeren van websites die stelselmatig inbreuken op auteursrechten faciliteren [IEF 14267]. In mijn artikel betoogde ik dat een blokkering van The Pirate Bay wel degelijk effectief kan zijn bij de bestrijding van auteursrechteninbreuk, met name wanneer naast deze – inmiddels zelfs bij de spreekwoordelijke oma van Frank Melis bekende  – site ook concurrerende torrentsites achter een blokkade verdwijnen. Hoewel mijn pleidooi op bijval kon rekenen,  heeft Melis in zijn artikel van 24 oktober 2014 enige kritische kanttekeningen bij mijn stuk geplaatst. Ik zal daar in het onderstaande op ingaan.

In de basis ontlopen de meningen van Melis en mij over de effectiviteit van de blokkering van The Pirate Bay zoals deze tot en met januari 2014 gold elkaar niet zoveel. Ook ik realiseer mij dat een blokkering van alleen The Pirate Bay niet veel zin heeft: er bestaan legio andere sites die eenzelfde functie hebben, denk aan KickAssTorrents, Torrentz en Isohunt. Wellicht zijn deze minder bekend, maar als gevolg van de blokkade hebben zij hun bezoekersaantallen vermoedelijk flink zien stijgen. De strekking van mijn artikel was dan ook niet dat de blokkering van The Pirate Bay sec een goede maatregel is om het auteursrecht te handhaven, maar dat we blokkeren als maatregel niet zomaar ter zijde moeten schuiven op basis van de resultaten van één blokkade, die één site trof.

Dat betekent overigens ook weer niet dat ik met Melis van mening ben dat de blokkering van The Pirate Bay zonder meer ineffectief was. Terecht concludeert het Hof,  onder verwijzing naar het Baywatch-artikel  en het rapport Filesharing 2©12 , dat een deel van de downloaders zegt te zijn gestopt met downloaden, of in ieder geval te hebben geminderd, als gevolg van de blokkade van The Pirate Bay. Dat is een direct effect van de blokkering en reeds op die grond zou je kunnen stellen dat de blokkering zin had.

Bij de beoordeling of een maatregel effectief is, speelt uiteraard de vraag wat effectiviteit exact inhoudt. Wellicht lopen de noties van effectiviteit van Melis en mij sterk uiteen, maar het lijkt mij toch prima vol te houden dat er al sprake is van effectiviteit als een  deel van de gebruikers stopt met downloaden uit illegale bron. Daar staat misschien tegenover dat gedurende de blokkade abonnees die voorheen niet downloadden daarmee zijn begonnen (althans, dat is de verklaring die de auteurs van het Baywatch-artikel geven voor een lichte stijging die optrad na de aanvankelijke daling), maar van hen staat niet vast dat zij zijn gaan downloaden juist vanwege de blokkering.

Wanneer downloaden uit illegale bron écht moeilijker wordt gemaakt, door het blokkeren van alle sites die grote hoeveelheden inbreuken faciliteren, ligt het voor de hand dat de hiervoor genoemde effectiviteit sterk toeneemt. Uiteraard zal het blokkeren van grote torrentsites leiden tot de oprichting van nieuwe, dus is het zaak zo'n site snel te blokkeren  – in ieder geval voordat hij bekend is bij oma. Die snelheid kan wellicht worden bereikt door een commissie in te stellen, die oordeelt over het blokkeren van websites.  Om het draagvlak voor blokkeren te verbreden, zouden rechthebbenden de providers tegemoet moeten komen, bijvoorbeeld door hen facilitair te ondersteunen bij het blokkeren, en de kosten daarvan te compenseren.

Voor alle duidelijkheid: ik ben allerminst van mening dat blokkeren het ultieme middel is om auteursrechten online te handhaven. Blokkeren is hoe dan ook slechts een deel van de oplossing. De vaak genoemde legale alternatieven van de entertainmentindustrie vormen evenmin het ultieme middel, maar maken ongetwijfeld evenzeer deel uit van die oplossing. Juist de combinatie van methoden zal uiteindelijk kunnen leiden tot een aanmerkelijke teruggang van het aantal illegale downloads.

Victor Bouman

pdf-versie

IEF 14496

In reconventie vernietigt Netflix deels octrooi toegangssysteem voor mediadiensten

Rechtbank Den Haag 17 december 2014, IEF 14496; ECLI:NL:RBDHA:2014:16691 (Opentv tegen Netflix)
Octrooirecht. OpenTV richt zich op het verwerven, beschermen en handhaven van IE voor de Kudelski Groep en is houdster van EP 0 879 534 B1 voor toegangsysteem en -werkwijze voor gekoppelde mediadiensten. Netflix houdt zich bezig met onder meer het aanbieden van zogeheten on demand internet streaming media. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Netflix terecht aangevoerd dat conclusie 9 van EP 534 niet nieuw is in het licht van de PCT-aanvrage WO 699 die tevens is gepubliceerd als EP584. De hulpverzoeken die OpenTV naar voren heeft gebracht, kunnen het octrooi geen nieuwheid verschaffen. De reconventioneel gevorderde vernietiging van de conclusies 1-3 en 6-16 is toewijsbaar.

4.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Netflix terecht aangevoerd dat conclusie 9 van EP 534 niet nieuw is in het licht van de PCT-aanvrage WO 97/02699 (hierna: WO 699) die tevens is gepubliceerd als EP 0 835 584. In dit verband kan onbesproken blijven of het beroep op voorrang dat in EP 534 wordt gedaan, gegrond is. Ook als dat zo zou zijn (wat Netflix bestrijdt), ligt de prioriteitsdatum van WO 699 vóór de prioriteitsdatum van EP 534 en behoort WO 699 dus tot de voor de beoordeling van de nieuwheid van EP 534 relevante stand van de techniek in de zin van artikel 54 lid 3 van het Europees Octrooiverdrag (hierna: EOV).

4.3. (...) De rechtbank is met Netflix van oordeel dat de gemiddelde vakman de hierin beschreven decoder zal aanmerken als ‘electronic detecting means for electronically extracting the address’ in de zin van conclusie 9 van EP 534 aangezien de decoder de adressen elektronisch uit het vertical blanking interval ‘stript’. OpenTV heeft ook niet toegelicht waarom zij dat anders ziet.

4.4. Het betoog van OpenTV dat WO 699 geen ‘means for indicating to the user that an address has been extracted which permits communication with an online service provider’ openbaart, is gebaseerd op de veronderstelling dat de weergave van een geëxtraheerd adres op het scherm, zoals WO 699 openbaart in de hiervoor geciteerde passage, niet kan worden aangemerkt als een middel voor het aanduiden dat een adres is afgeleid in de zin van conclusie 9 van EP 534. De rechtbank is met Netflix van oordeel dat die veronderstelling ongegrond is. Het weergeven van het adres op het scherm is juist een voor de hand liggende manier om de gebruiker aan te duiden dat een adres is afgeleid. OpenTV heeft ook geen reden gegeven voor haar stelling dat de gemiddelde vakman zou menen dat de weergave van het adres op het scherm niet kan worden aangemerkt als een middel voor het aanduiden dat een adres is afgeleid in de zin van conclusie 9 van EP 534.

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blog:
Lawfox

IEF 14495

Ongefundeerde diffamerende mededelingen (defamation) naar Engels recht

Hof 's-Hertogenbosch 16 december 2014, IEF 14495 (Dahabshiil  tegen Stichting Associated Somali Journalists)
Mediarecht. Zie eerder IEF 13874, IEF 12916 en IEF 12109. schending eer en goede naam. Toepassing Engels recht (defamation). Dahabshiil voert als grondslag voor voormelde vorderingen aan dat onrechtmatig is gehandeld/nog steeds onrechtmatig handelt door (a) ongefundeerde diffamerende mededelingen openbaar te maken, en (b) te weigeren voormelde diffamerende mededelingen van door hen beheerde websites te verwijderen en verwijderd te houden. Vordering tot rectificatie per e-mail en website wordt toegewezen, hyperlinks naar artikelen, koppen en afbeeldingen moeten worden verwijderd.

 



12.13.2.
Voorts wordt volgens Dahabshiil haar reputatie geschonden door de kop, een afbeelding en beweringen de artikelen (1) ‘Video: Somaliland condems Dahabshiil Violations against Civilian’ (prod. 30 Dahabshiil eerste aanleg; nr. 2.36 mvg; vordering iv sub j) en (2) ‘Dahabshiil Violations against Civilians condemned’ (prod. 32 Dahabshiil eerste aanleg; nr. 2.37 mvg; vordering iv sub k). Naar het hof begrijpt doet Dahabshiil met name een beroep op de navolgende beweringen uit voormelde – gelijkluidende – artikelen: ‘(..) [authority] is being hooked up by the nose by Dahabshlil and some other big fat cats in the business community who bankrolled his election campaign and owe him millions of dollars in political funding during election campaigns. These individuals expeXXX fit be paid back in kind by the President off course by ways of special favours, contract deals and sometimes exclusive license to exploit natural resources.

It has never been a secret that [authority] was actually put in the presidential seat by Dahabshiil.(..)’.
De kop in beide artikelen komt neer op de bewering dat Somaliland geweld van Dahabshiil tegen burgers veroordeelt. Boven beide koppen bevindt zich een afbeelding van een machinegeweer waaronder de naam van Dahabshiil wordt vermeld, terwijl uit de letters ‘D’ en ‘l’ van de naam een (bloed)sporen naar beneden lopen. Gelet op de ernstige (impliciete) beschuldiging in de koppen, die kracht wordt bijgezet door voormelde afbeeldingen, wordt hierdoor naar het oordeel van het hof de reputatie van Dahabshiil geschonden. De beweringen in de artikelen houden voorts in dat (onder meer) Dahabshiil de president van Somalië door het verstrekken van (campagne)geld in het zadel heeft geholpen, en nu verwacht door de president te worden begunstigd. Ook deze beweringen schenden naar het oordeel van het hof de reputatie van Dahabshiil. Gezien de ernst van voormelde beschuldigingen is sprake van laster en voorts aannemelijk dat Dahabshiil vanwege de publicaties (iedere publicatie en beschuldiging op zichzelf beschouwd) ernstige financiële schade heeft geleden of zou kunnen leiden.

12.20.
Naar het voorlopig oordeel van het hof dient het verweer dat het openbaar maken van de gewraakte beweringen in de bewuste publicaties wordt gerechtvaardigd door een publiek belang, te worden verworpen (zowel naar het vóór 1 januari 2014 als daarna geldende recht). Voor de juistheid van de beweringen bestonden/bestaan zodanig weinig aanknopingspunten (12.19) dat publicatie ervan geen publiek belang dient. Voor zover het publieke belang al werd/wordt gediend door publicatie van de beweringen, diende/dient het belang van Dahabshiil bij bescherming van haar reputatie zwaarder te wegen.
IEF 14494

Schadevergoeding wegens gesteld ondeugdelijk deskundigenbericht verjaard

Hof 's-Hertogenbosch 16 december 2014, IEF 14494 (appellant tegen TNO)
Als randvermelding. Vordering tegen deskundigen tot schadevergoeding wegens (gesteld) ondeugdelijk deskundigenbericht. Afgewezen op grond van geslaagd beroep op verjaring, 3:310 BW bepaalt dat de rechtsvordering verjaart door verloop van vijf jaren na aanvang van de dat benadeelde met schade en aansprakelijke persoon bekend is geworden.

4.7 Het hof overweegt hierover het volgende. Artikel 3:310 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
(...) De schade die [appellanten] op het oog heeft als gevolg van het zijns inziens ondeugdelijke deskundigenbericht betreft zijn daardoor verslechterde positie in zijn procedure tegen Schomo. Uitgaande van de veronderstelling (en niet meer dan dat) dat de deskundigen jegens [appellanten] onrechtmatig hebben gehandeld door een ondeugdelijk rapport uit te brengen, is de schade voor [appellanten] door het uitbrengen van het definitieve rapport aan het hof reeds een feit. (...)

4.8 (...) De omschrijving van de schriftelijke mededeling in artikel 3:317 lid 1 BW moet worden begrepen in het licht van de strekking van een stuitingshandeling van deze aard, welke neerkomt op een – voldoende duidelijke – waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren.
Aan deze omschrijving voldoet de brief van 18 december 2006 niet. Partijen zijn het erover eens dat deze brief een nadrukkelijk verzoek aan TNO (mogelijk met inbegrip van [geïntimeerde]) bevat om het deskundigenbericht te rectificeren. De brief bevat evenwel ook in de visie van [appellanten] geen aanmaning of aansprakelijkstelling, zoals door de rechtbank is vastgesteld (hiervoor in 4.1 onder 2.7. vermeld). Tegen deze vaststelling heeft [appellanten] in zijn memorie van grieven geen grief gericht. Voor zover hij daarover bij schriftelijk pleidooi een ander standpunt over inneemt gaat het hof daaraan voorbij, aangezien de in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel meebrengt dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in geval van incidenteel appel) in de memorie van antwoord worden aangevoerd. Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. Grief III wordt verworpen.

IEF 14488

Tussenkop 'Noodklok klinkt bij Zaankanaries' scherp aangezet, maar zorgvuldig

RvdJ 31 oktober 2014, IEF 14488 (Zaankanaries tegen Noordhollands Dagblad)
Mediarecht. Ingezonden brieven. Het Noordhollands Dagblad/Dagblad Zaanstreek heeft in het artikel “Verdubbeling nodig” op journalistiek zorgvuldige wijze bericht over roeivereniging Zaankanaries (klaagster). De door een lid van de vereniging verstrekte informatie is op een juiste wijze verwerkt en Strouwen was niet verplicht het artikel voor inzage aan de geïnterviewde toe te sturen. Verder is met de plaatsing van de ingezonden brief van klaagster de klacht op een correcte manier afgehandeld.

De Raad stelt vast dat de heer Kempenaar ten behoeve van klaagster de publiciteit heeft gezocht. Klaagster heeft niet betwist dat Kempenaar de in het artikel verwerkte informatie heeft verstrekt en heeft gezegd wat in het artikel aan hem is toegeschreven. Dit geldt wellicht niet voor de term ‘noodklok’, maar het is journalistiek gebruikelijk dat een (deel van een) artikel in een kop scherp wordt aangezet.

Het stond Strouwen bovendien vrij om te bepalen op welke wijze hij de informatie van Kempenaar in een artikel zou verwerken. Niet aannemelijk is geworden dat Strouwen daarbij een zodanig vertekend en onnodig negatief beeld van klaagster heeft geschetst of een onzorgvuldige weergave van de feiten heeft gegeven, dat daarmee geen sprake meer is van waarheidsgetrouwe berichtgeving.
Verder is een journalist niet verplicht om vooraf een artikel ter inzage toe te sturen, tenzij hij dit met de betrokkene is overeengekomen. Niet is gebleken dat Strouwen met Kempenaar hierover een afspraak heeft gemaakt en die niet is nagekomen.

Ten slotte meent de Raad dat de klacht van klaagster op een correcte wijze is afgehandeld. De ingezonden brief van klaagster is kort na het artikel geplaatst. Niet is gebleken dat met klaagster is afgesproken dat de brief onverkort zou worden gepubliceerd. Strouwen heeft de brief op een zorgvuldige wijze ingekort door dit te doen in overleg met zijn collega’s en daarbij de inhoudelijke essentie en toonzetting van de brief intact te laten. Voor de lezer is de boodschap van klaagster duidelijk: zij meent dat het artikel een sombere teneur heeft en is het daarmee niet eens.

Een en ander leidt tot de slotsom dat Strouwen en het Noordhollands Dagblad/Dagblad Zaanstreek journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld.
IEF 14493

PROLINE kan ook normaal gebruikt zijn zonder Google-zoekresultaten

Rechtbank Den Haag 17 december 2014, IEF 14493; ECLI:NL:RBDHA:2014:15671 (Kesa tegen AS Watson)
Bijdrage ingezonden door Naomi Ketelaar en Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap. Merkinbreuk. Normaal gebruik. Bewijs. Kesa is groothandel op het gebied van elektrische apparaten en houdster van diverse PROLINE-merken. Zij spreekt AS Watson , wereldwijd detailhandelaar en eigenaar van Kruidvat en Trekpleister, aan op de via webshops aangeboden tabletcomputers met de aanduiding 'Pro-Line'. Er bestaat slechts een gering verschil, te weten een koppelteken tussen de letters O en L. De reconventionele vordering tot nietigheid van PROLINE wordt afgewezen. Het merk heeft onderscheidend vermogen en is niet beschrijvend voor de waren. Merken kunnen ook normaal zijn gebruikt zonder dat het zoekresultaten via Google oplevert of in het productassortiment van BCC zit. Stakingsvordering wordt toegewezen met een opgaveverplichting.

Volgorde van behandeling conventie/reconventie
4.5. De rechtbank begrijpt de voorwaarde zo dat de eis in reconventie wordt ingesteld als de rechtbank in conventie tot het oordeel zou komen dat (uitgaande van geldige merken) sprake is van merkinbreuk. In dat geval geldt de eis in reconventie als ingesteld en komt de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 99 GMVo ook in conventie toe aan beoordeling van de gevoerde geldigheidsverweren. Het gebruik van de frase “en/of’ laat die lezing ook uitdrukkelijk toe, hoewel aan Kesa kan worden toegegeven dat de formulering van de voorwaardelijke reconventie niet uitblinkt in helderheid.

4.6. Dit betekent dat de rechtbank eerst in conventie de gestelde merkinbreuk zal beoordelen.

Nietigheid: onderscheidend vermogen en beschrijvend
4.21. Het betoog van AS Watson dat de PROLINE woordmerken ieder onderscheidend vermogen missen, slaagt niet. (...) Met Kesa is de rechtbank van oordeel dat noch die twee elementen afzonderlijk noch de combinatie daarvan een kenmerk van de betrokken waren weergeeft. Zodoende is ‘PROLINE’ voor de ingeschreven waren van de PROLINE woordrnerken niet beschrijvend.

Vervallen vanwege non usus
4.27. AS Watson heeft de stelling ingenomen dat Kesa de PROLINE merken niet normaal heeft gebruikt voor de gewraakte waren. AS Watson heeft schermafdrukken overgelegd van de zoekresultaten op de website www.bcc.nl en bij de zoekmachine Google waar bij het zoeken op de gewraakte waren in combinatie met ‘Proline’ geen resultaten worden gevonden (behalve voor DVD spelers). (...) Merken kunnen ook normaal gebrtiikt zijn op een wijze die niet leidt tot resultaten bij het zoeken via Google. Daarnaast is BCC slechts één van de retaitkanalen van Kesa in de EU zoals blijkt uit producties die Kesa heeft overgelegd zodat het ontbreken van (een deel van) de gewraakte waren in het huidige productassortiment van BCC op zichzelf niets zegt over (niet-)normaal gebruik. Andersoortig bewijs zoals een gebruiksonderzoek ten aanzien van de gewraakte waren of verklaringen van marktdeelnemers in de branche ontbreken.

Lees de uitspraak (pdf/ html)

IEF 14492

VOICEmail jaaroverzicht 2014

Baanbrekende gerechtelijke uitspraken, veranderende spelregels die meebewegen met de markten, nieuwe wet- en regelgeving en harde afrekening met de oude. In deze laatste editie van VOI©Email in 2014 een selectie uit de belangrijkste nieuwsfeiten van een voor het rechtenbeheer onstuimig jaar.

1 januari - CBO-Keurmerkcriteria aangepast
9 januari - Conclusie A-G: downloaden uit illegale bron is illegaal downloaden
17 januari - Minister Bussemaker van OCW lanceert thecontentmap.nl
28 januari – Hof Den Haag: Blokkade The Pirate Bay opgeheven
13 februari - HvJ EU Svensson: hyperlinken naar beschermde werken mag
20 februari - Europese Raad neemt richtlijn collectief beheer aan
4 maart – College van Toezicht rapporteert over 2012
7 maart – Hoge Raad: Thuiskopieheffing ook op audio- en videospelers
14 maart - BOVAG tekent met Buma, Sena en Videma
27 maart - Hof van Justitie EU wijst website blokkade door ISP toe
28 maart – Hoge Raad: arrest NORMA/Kabel
10 april - HvJ EU: downloaden van illegaal aanbod is illegaal
15 april - Buma/Stemra zegt ACM toe meer keuze te bieden bij rechtenbeheer
19 mei – Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland gaat in
26 mei - Geen verbetering volgrecht
27 mei - VOB / Stichting Leenrecht: vallen e-books onder het leenrecht?
19 juni – Auteursrechtdebat gelanceerd
26 juni - NUV en NVPI bundelen krachten
27 juni – SEO onderzoek: Auteursrechtsector goed voor 6 procent van BBP en 7,4% van totale werkgelegenheid
25 juli - EC brengt rapport uit over EU consultatie auteursrecht
15 augustus - CvTA rapporteert positieve ontwikkelingen collectief beheer
8 september - NORMA schikt met de Staat over thuiskopievergoedingen
7 oktober - CBO's hebben zich goed staande gehouden
10 oktober - Rechtszaak VEVAM /ZIGGO, UPC EN RoDAP
17 oktober - Kabinet: thuiskopieheffingen gaan omlaag
21 oktober - HvJ EU Bestwater: embedden auteursrechtelijk beschermd materiaal is toegestaan
28 oktober - Besluit gewijzigde Thuiskopieregeling in Staatsblad gepubliceerd
29 oktober - Implementatie richtlijn verweesde werken
5 november - Teeven zegt overleg toe met isp's en stakeholders over stimuleren legaal aanbod
10 november - StOP NL aangemerkt als CBO in de zin van de Wet Toezicht
14 november - Afschaffing geschriftenbescherming
25 november - Spoedappel uitgevers tegen Tom Kabinet
3 december – Onderhandelingen RoDAP en filmmakers lopen vast
8 december – De Staat treft schikking met Stichting de Thuiskopie over thuiskopievergoedingen
9 december - VOI©E-leden completeren uniforme klachtenregelingen
12 december - Minister Bussemaker steunt bewustmakingscampagne thecontentmap.nl

Uitgebreid via het jaaroverzicht