DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 19 december 2014
IEF 14495
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ongefundeerde diffamerende mededelingen (defamation) naar Engels recht

Hof 's-Hertogenbosch 16 december 2014, IEF 14495 (Dahabshiil  tegen Stichting Associated Somali Journalists)
Mediarecht. Zie eerder IEF 13874, IEF 12916 en IEF 12109. schending eer en goede naam. Toepassing Engels recht (defamation). Dahabshiil voert als grondslag voor voormelde vorderingen aan dat onrechtmatig is gehandeld/nog steeds onrechtmatig handelt door (a) ongefundeerde diffamerende mededelingen openbaar te maken, en (b) te weigeren voormelde diffamerende mededelingen van door hen beheerde websites te verwijderen en verwijderd te houden. Vordering tot rectificatie per e-mail en website wordt toegewezen, hyperlinks naar artikelen, koppen en afbeeldingen moeten worden verwijderd.

 



12.13.2.
Voorts wordt volgens Dahabshiil haar reputatie geschonden door de kop, een afbeelding en beweringen de artikelen (1) ‘Video: Somaliland condems Dahabshiil Violations against Civilian’ (prod. 30 Dahabshiil eerste aanleg; nr. 2.36 mvg; vordering iv sub j) en (2) ‘Dahabshiil Violations against Civilians condemned’ (prod. 32 Dahabshiil eerste aanleg; nr. 2.37 mvg; vordering iv sub k). Naar het hof begrijpt doet Dahabshiil met name een beroep op de navolgende beweringen uit voormelde – gelijkluidende – artikelen: ‘(..) [authority] is being hooked up by the nose by Dahabshlil and some other big fat cats in the business community who bankrolled his election campaign and owe him millions of dollars in political funding during election campaigns. These individuals expeXXX fit be paid back in kind by the President off course by ways of special favours, contract deals and sometimes exclusive license to exploit natural resources.

It has never been a secret that [authority] was actually put in the presidential seat by Dahabshiil.(..)’.
De kop in beide artikelen komt neer op de bewering dat Somaliland geweld van Dahabshiil tegen burgers veroordeelt. Boven beide koppen bevindt zich een afbeelding van een machinegeweer waaronder de naam van Dahabshiil wordt vermeld, terwijl uit de letters ‘D’ en ‘l’ van de naam een (bloed)sporen naar beneden lopen. Gelet op de ernstige (impliciete) beschuldiging in de koppen, die kracht wordt bijgezet door voormelde afbeeldingen, wordt hierdoor naar het oordeel van het hof de reputatie van Dahabshiil geschonden. De beweringen in de artikelen houden voorts in dat (onder meer) Dahabshiil de president van Somalië door het verstrekken van (campagne)geld in het zadel heeft geholpen, en nu verwacht door de president te worden begunstigd. Ook deze beweringen schenden naar het oordeel van het hof de reputatie van Dahabshiil. Gezien de ernst van voormelde beschuldigingen is sprake van laster en voorts aannemelijk dat Dahabshiil vanwege de publicaties (iedere publicatie en beschuldiging op zichzelf beschouwd) ernstige financiële schade heeft geleden of zou kunnen leiden.

12.20.
Naar het voorlopig oordeel van het hof dient het verweer dat het openbaar maken van de gewraakte beweringen in de bewuste publicaties wordt gerechtvaardigd door een publiek belang, te worden verworpen (zowel naar het vóór 1 januari 2014 als daarna geldende recht). Voor de juistheid van de beweringen bestonden/bestaan zodanig weinig aanknopingspunten (12.19) dat publicatie ervan geen publiek belang dient. Voor zover het publieke belang al werd/wordt gediend door publicatie van de beweringen, diende/dient het belang van Dahabshiil bij bescherming van haar reputatie zwaarder te wegen.