IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 14534

Opgaveplicht aantal Digitenne abonnees en dooronderhandelen met Buma

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 januari 2015, IEF 14534; ECLI:NL:RBAMS:2015:338 (Vereniging BUMA tegen KPN en Digitenne)
Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, bureau Brandeis. In't kort: Auteursrecht. Vertegenwoordig. Voor de doorgifte van RTV heeft KPN een overeenkomst met CBO's zoals Buma. De voorzieningenrechter veroordeelt KPN tot opgave van aantal unieke abonnees, tot vergoeding voor het gebruik van het Buma-repertoire in 2013 en 2014 en tot betaling van €373,437,78 aan toegewezen voorschotten. In reconventie wordt Buma veroordeelt om de onderhandelingen met Digitenne over tarieven en overige voorwaarden gedurende vier maanden voort te zetten. Buma kan haar verbodsrecht niet uitoefenen of daarmee dreigen.

5.7. en 5.8. Medewerker X heeft ter zitting verklaard dat hij nimmer namens Digitenne bij de door NLKabel gevoerde tariefonderhandelingen aanwezig is geweest. (…) Dat enige e-mailcorrespondentie tussen NLKabel, Buma, KPN en ook X, die geen bestuurder is van Digitenne, is toegezonden, is voorshands onvoldoende om aan te kunnen nemen dat Digitenne tijdens de tariefonderhandelingen door X is vertegenwoordigd. (…) KPN is gedurende de onderhandelingen vertegenwoordigd door medewerker Y. (…) Buma heeft onvoldoende onderbouwd dat Y gedurende de gesprekken de indruk heeft gegeven mede namens Digitenne op te treden. (…) dat KPN het volledige aandelenkapitaal van Digitenne in handen heeft (…) is onvoldoende.

5.9. (…) Digitenne heeft betwist dat Digitenne een dienst van KPN is. Zij heeft aangevoerd dat zij het zenderpakket zelf samenstelt, zelf houder van de benodigde frequentievergunning is en de aan Buma verschuldigde vergoeding steeds zelf heeft voldaan. Zij heeft erkend dat KPN Digitenne aan de consument aanbiedt. Digitenne heeft geen eigen abonnees. Zij levert een ‘wholesale’ product aan KPN, die het vervolgens aan de consument aanbiedt. (…) De voorzieningenrechter is van oordeel dat Digitenne de stelling van Buma dat zij een dienst van KPN is, daarmee heeft weerlegd. Dat betekent dat voorshands niet kan worden aangenomen dat Digitenne een dienst van KPN is en evenmin dat zij om die reden aan het mede namens KPN uitonderhandelde tarief is gebonden. Uit het voorgaande volgt dat voorshands niet kan worden aangenomen dat Digitenne tijdens de tariefonderhandelingen door KPN is vertegenwoordigd.
5.11. (…) Ten eerste is niet gebleken dat uit het lidmaatschap van RoDAP voortvloeit dat Digitenne automatisch gebonden is aan alle afspraken die namens RoDAP met derden worden gemaakt. Zij kan met andere woorden niet tegen haar wil in onderhandelingen met derde partijen worden vertegenwoordigd. (…)

5.12. De voorzieningenrechter komt daarmee tot de conclusie dat voorshands niet aannemelijk is dat Digitenne aan het uitonderhandelde tarief is gebonden. Dat betekent dat tussen partijen thans nog geen overeenstemming bestaat over het voor Digitenne over 2014 te hanteren tarief voor het gebruik van het Buma-repertoire.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14533

Mondriaan vrij, toch oppassen

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Aan het begin van elk jaar verschijnen er in de media altijd overzichten van kunstwerken die op 1 januari in het publieke domein zijn gevallen. In de Europese Unie geldt sinds 1995 de hoofdregel dat auteursrechten 70 jaar na de dood van de maker eindigen.


Mondriaan en Glenn Miller
Daarom mogen we sinds een paar dagen ongelimiteerd en zonder kosten koffiekopjes met Mondriaan-motief verkopen of In the mood van Glenn Miller op de radio draaien. Beide mannen stierven in 1944.

Pas op voor ‘Mort pour La France’
Maar toch is het oppassen geblazen. Want ondanks het feit dat we een Europese termijn voor bescherming kennen, bestaan er in verschillende landen verraderlijke uitzonderingen. Zo moet u bijvoorbeeld niet denken dat u Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupery in Frankrijk kunt gaan uitgeven. Jazeker, de man overleed in 1944 bij een vliegtuigongeluk, maar Frankrijk blijkt voor auteurs die tijdens WO II voor het vaderland zijn gestorven een uitzondering gemaakt te hebben: onder de naam ‘Mort pour la France’ kregen zij in 1948 dertig jaar extra auteursrechtbescherming.

Copyright Calculator
Dus voordat u straks 10.000 servetten met De Schreeuw van Edvard Munch (1944†) op de Europese markt brengt, check nog wel even of er niet ergens toch een uitzondering bestaat. De website van Europeana heeft er hier zelfs een mooie calculator voor.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad.

IEF 14530

Annotatie Jan Kabel bij LIRA tegen UPC

Prof. mr. J.J.C. Kabel, Annotatie bij Rb. Amsterdam (LIRA tegen UPC) uit: AMI 2014-6, p. 208; IViR.nl.
Geschil tussen collectieve beheersorganisatie Stichting Lira (Lira) en kabelbedrijven UPC, Zeelandnet en Ziggo (UPC c.s.) [IEF 14143]. Lira vordert een verbod van openbaarmaking door UPC c.s. van aan Lira door de tekstschrijvers overgedragen werk. De rechtbank oordeelt dat die overdracht geldig is en dat voor zover daarbij rechten m.b.t. toekomstige werken worden overgedragen deze voldoende bepaald zijn om te kunnen worden overgedragen. Artikel 45d Auteurswet staat daaraan niet in de weg.
Lees verder

IEF 14529

Hoge hakken voorzien van (quasi) identiek teken

Hof van Beroep Brussel 18 november 2014, IEF 14529 (Louboutin tegen Dr. Adams Footwear)
Merkenrecht. Internationale rechtsmacht 4.6 BVIE en 28.1 EEX-Vo. Het incidenteel beroep van Dr. Adams Footwear en diens vordering tot nietigverklaring van het Benelux-rode-zoolmerk van Louboutin is ongegrond [red. vgl. IEF 14389]. Het hof van beroep stelt vast dat Dr. Adams Footwear door damesschoenen met hoge hakken die voorzien zijn van een aan het Beneluxmerk (quasi) identiek teken te koop aan te bieden, inbreuk maakt op dat merk.
Lees verder

IEF 14528

Vrijwaring Xenos afgewezen in geding over juwelenrekje

Rechtbank Den Haag 24 december 2014, IEF 14528; ECLI:NL:RBDHA:2014:16363 (eisers tegen Blokker e.a.)
Procesrecht. Vrijwaringsincident. Eisers stellen dat [B] op verzoek van Xenos een juwelenrekje heeft ontworpen, welke vervolgens door Xenos werden verkocht. Eisers vorderen dat de rechtbank hen toestaat Xenos te dagvaarden in het geding tegen Blokker. Het betreft volgens de rechtbank echter zelfstandige vorderingen jegens Xenos, die niet voortvloeien uit een nadelige beslissing in de zaak tegen Blokker. De vordering wordt afgewezen.

4.3. De eerste twee vorderingen zoals geformuleerd onder 3.2 die [A c.s.] wenst in te stellen, moeten worden aangemerkt als zelfstandige vorderingen jegens Xenos, die mogelijk tot gevolg hebben dat de vorderingen jegens Blokker c.s. in de onderhavige procedure toewijsbaar zijn. Gelet hierop betreft het geen vorderingen tot vrijwaring van [A c.s.] voor de schade die voortvloeit uit een nadelige beslissing in de hoofdzaak. De stelling van
[A c.s.] dat Xenos onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door niet op te treden tegen de inbreuk op het auteursrecht op het juwelenrekje door Blokker c.s. of door niet te bewerkstelligen dat Blokker c.s. de juwelenrekjes ook bij [A c.s.] afnam, levert ook geen grondslag voor vrijwaring op. De gestelde onrechtmatige daad schept geen verbintenis voor Xenos tot vrijwaring van [A c.s.] voor de schade ten gevolge van een nadelige uitkomst van de door [A c.s.] daarna aangespannen inbreukprocedure tegen Blokker c.s. Hoogstens is sprake van een zelfstandige verbintenis tot vergoeding van de schade die het gevolg is van het gestelde onrechtmatig handelen door Xenos. Derhalve dient de vordering van [A c.s.] tot oproeping van Xenos in vrijwaring te worden afgewezen.
IEF 14527

Octrooiinbreuk op wegdekfunderingsconstructie

Rechtbank Den Haag 7 januari 2015, IEF 14527 (Permavoid tegen HTW Infiltratietechniek)
Uitspraak ingezonden door Jaap Bremer en Eline Schiebroek, BarentsKrans. Octrooirecht. Inbreuk. VRO-procedure. Permavoid heeft een door voertuigen te berijden wegdekfunderingsconstructie met funderingslaag ontwikkeld en heeft daarvoor octrooi EP 1 311 727 B1. HTW biedt 'Varioboxen' aan in samenwerking met aannemers. In deze VRO-procedure, met afwijkende termijnen voor indienen van producties, is geen ruimte om producties alsnog toe te laten. HTW bestrijdt zonder succes de gestelde octrooi-inbreuk.

Ze voert aan dat de Varioboxen ongeschikt zijn omdat de verbindingen zwakker zijn en zullen bezwijken onder constante druk van verkeer, terwijl in correspondentie werd verzekerd dat een laag Varioboxen (zonder geogrid of gewapend geotextiel) minstens dezelfde drukverdelende sterkte heeft. Vorderingen worden toegewezen en HTW wordt in de proceskosten (in conventie en reconventie) veroordeeld.

In reconventie: Het octrooi is nawerkbaar. De toevoeging 'and the like' impliceert dat de vinding onder andere kan worden toegepast bij een door voertuige te berijden wegdek en is geen toegevoegde materie. De ingeroepen nieuwsheidsschadelijke octrooien zijn gericht op drainage, zij openbaren echter niet het kenmerk van een funderingslaag. Er is geen ander inventiviteitsschadelijk materiaal overlegd.

IEF 14526

Inbreuk op geldig woord- en beeldmerk OXFORD voor fietsen

Rechtbank van Koophandel (en afd.) Antwerpen 26 december 2014, IEF 14526 (Rijwielhandel Gebroeders Van Den Berghe tegen ITEK e.a.)
Uitspraak ingezonden door Axel Naeyaert, NCD Law. Merkenrecht. Inbreuk. Verwarringsgevaar. Eiser bezit het woord- en beeldmerk OXFORD voor fietsen. De vordering tot vervalverklaring wordt afgewezen als ongegrond. Nietigheidsvorderingen op grond van art. 2.4.(f) en art. 2.11.(c) BVIE worden afgewezen. Het gegeven dat het begrip OXFORD een plaatsnaam betreft, brengt niet met zich dat deze niet zou gebruikt mogen worden merkaanduiding voor fietsen. VDB toont voldoende naar recht aan dat de plaatsnaam OXFORD een fantasiebenaming betreft en voldoende onderscheidend vermogen heeft voor fietsen. De rechtbank acht de vorderingen gegrond en kent (deels) schadevergoeding toe.

Nietigheid van het merk OXFORD:

IV.A. 2 a) (…) In onderhavig geval wordt de kwade trouw niet aanvaard en dit op grond van volgende overwegingen:
- Geconfronteerd met de merkinbreuk en anticiperend op een mogelijke argumentatie omtrent vervalverklaring (doch voorafgaand het effectief instellen ervan of ter kennis ervan zijn gebracht) is VDB overgegaan tot het deponeren van het dominant onderdeel van het beeldmerk (OXFORD).
- VDB gebruikt dit dominant onderdeel van haar beeldmerk (als woordbegrip) reeds sinds 1926. Het aanvragen van een woordenreeks voor dergelijk gebruik, kan niet als kwade trouw worden geduid.

2 b) Het gegeven dat het begrip OXFORD een plaatsnaam betreft, brengt op zich niet met zich mee dat deze niet zou gebruikt mogen worden merkaanduiding voor fietsen. ITEK bewijst onvoldoende naar recht dat de plaatsnaam OXFORD in de opvatting van de betrokken kringen met de betrokken categorie van waren in verband wordt gebracht of redelijkerwijze te verwachten is dat dit in de toekomst zal gebeuren (…) (red: vgl. Chinese). Zo houdt een toeristen-brochure waarbij wordt aangegeven dat de stad OXFORD een zeer fietsvriendelijke stad is geen drempel in om betreffend begrip als merk aan te vragen in het licht van artikel 2.11.(c) BVIE. VDB toont voldoende naar recht aan dat de plaatsnaam OXFORD een fantasiebenaming betreft en voldoende onderscheidend vermogen heeft voor fietsen.

Inbreuk beeldmerk OXFORD vs. teken OXFORD:

IV.B. 2) (…) Het begrip OXFORD op de fietsen aangeboden door ITEK dient geïsoleerd te worden van het begrip “ESPERIA OXFORD”. Het begrip ESPERIA wordt niet samen gebruikt met het begrip OXFORD door ITEK. Zowel op de fietsen als op de publicitaire communicatie (zie duidelijk aanduiding OXFORD heren- en damesfietsen in de publicatie in de Gazet van Antwerpen als de Streekkrant) wordt het begrip OXFORD als enkel en geïsoleerd begrip gebruikt. (…) Verder kan eveneens worden verwezen naar de hierboven weergegeven beoordeling omtrent de vervalverklaring van het beeldmerk OXFORD waar de driedimensionale omzetting van het tweedimensionale merk als bewijs van een normaal gebruik werd aanvaard. Gezien deze beoordeling dient eveneens de driedimensionale omzetting door ITEK te worden beschouwd als een overeenstemmend gebruik conform art. 2.20.1.(b) BVIE. (…)
IEF 14525

PARIS LONDRES toch niet beschrijvend modemerk

Hof van Beroep Brussel 24 december 2014, IEF 14525 (Paris Londres tegen BBIE)
Uitspraak mede ingezonden door Geert Philipsen, GSJ advocaten. Merkenrecht. Onterechte weigering absolute grond: beschrijving. Geografische aanduiding. Beroep strekt tot vernietiging van de definitieve weigering door het BBIE van het depot voor het woordmerk 'Paris Londres'. Het teken zou beschrijvend zijn omdat het is samengesteld uit namen van twee steden die bekend staan om mode en vele modewinkels. Het is in de modebranche zeer gebruikelijk om de namen van steden aan te wenden om aan te geven waar de waren en diensten vandaan komen of waar die geleverd of verkocht worden.

Elke ondernemer moet ongestoord kunnen gebruikmaken van namen van steden als Parijs en London om de herkomst van hun waren te geven, de vrijhoudingsbehoefte.

Het volstaat echter niet dat elk van de bestanddelen in een combinatie van tekens beschrijvend is, het geheel moet als zodanig kwalificeren. De gevraagde merkbescherming reikt territoriaal trouwens niet verder dan de Benelux. Het merk kan niet als beschrijvend worden beschouwd. Plaatsnamen worden vaak gecombineerd met een ander woordteken om als geografische beschrijving te dienen.

IEF 14524

Noot Paul Geerts onder HvJ EU Karen Millen

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ 19 juni 2014, C-345/13 (Karen Millen/Dunnes Stores), IEF 14524, eerder als IER 2014/61.
Bijdrage ingezonden door Paul Geert, Rijksuniversiteit Groningen. Modellenrecht. (...) De verwijzende rechter wil weten of art. 6 GModVo aldus moet worden uitgelegd dat een model slechts kan worden geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die dat model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt door een of meer, individueel beschouwde, oudere modellen of door een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen (hierna ook samensmeltingtheorie genoemd).

(bijdrage is ingekort, lees de gehele bijdrage hier)

21. De beslissing van het Hof van Justitie [IEF 13959] vind ik logisch en begrijpelijk. Gielen schreef het al:

"This does not mean that the right owner should produce all designs that have been made available to the public and of which the overall impression differs from the design. He only needs to indicate what causes the design to have an individual character".

22. Mijn laatste punt ziet op Hof Den Haag 22 juli 2014, IER 2014/62 (Burger/Basil). Ik vraag kort aandacht voor dit arrest. Niet omdat in dit arrest het onderhavige arrest van het Hof van Justitie wordt genoemd, maar vanwege het feit dat dit arrest het belang van het modellenrecht nog eens onderstreept. De Burger/Basil-zaak is een typische vormgevingszaak waarin eiser voor alle ankers is gaan liggen: auteursrecht, modellenrecht en slaafse nabootsing. Het arrest van het Hof Den Haag is mooi gemotiveerd, waarbij nog eens duidelijk naar voren komt dat de auteursrechtelijke beschermingsmaatstaf (Eigen Intellectuele Schepping; EIS) een hogere is dan de maatstaf die in het modellenrecht geldt (Nieuwheid en Eigen Karakter; NEK): het rotan fietsmandje in kwestie is volgens het Hof Den Haag te banaal en triviaal om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, maar wordt wel door het (niet-ingeschreven) modellenrecht beschermd.

23. Het arrest laat zien dat daar waar het auteursrecht vormgevers in de steek laat, het modellenrecht hen een welkome bescherming kan bieden. Het belang van het modellenrecht neemt nog meer toe indien, zoals het Hof Den Haag in het Burger/Basil-arrest lijkt te suggereren, naast het modellenrecht er geen plaats (meer) is voor de bescherming van het uiterlijk van producten op grond van het leerstuk van de slaafse nabootsing. Het Hof Den Haag zegt in r.o. 3.24 letterlijk:

"Overigens kan in twijfel worden getrokken of er naast de bescherming die de Gemeenschapsverordening biedt, nog wel ruimte is voor aanvullende, verder strekkende, bescherming van het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp op grond van het leerstuk van de slaafse nabootsing".

24. Dat is even schrikken. Niet alleen voor vormgevers, maar ook voor iemand die in de veronderstelling verkeert dat:

"na het afschaffen van art. 14 lid 8 (oud) BTMW [ ] de slaafse nabootsingsbescherming weer helemaal terug van weggeweest [is]. Op die bescherming wordt veelvuldig een beroep gedaan en verbodsvorderingen worden met enige regelmaat toegewezen. Naast het auteursrecht, het (niet-ingeschreven) modellenrecht en het merkenrecht, is (naar geldend recht) de slaafse nabootsingsbescherming voor de ontwerper van producten een belangrijk wapen in de strijd tegen ongeoorloofde nabootsingen".

25. Het Burger/Basil-arrest sluit aan bij twee andere recente arresten waarin eveneens terughoudendheid betracht lijkt te worden bij het toekennen van de actie tegen het scheppen van nodeloos verwarringsgevaar. Tegen die twee arresten heb ik al verzet aangetekend. Het Burger/Basil-arrest van het Hof Den Haag lijkt zelfs nog een stap verder te gaan. Mijns inziens een stap te ver. Ik laat deze belangrijke kwestie hier nu evenwel verder rusten. Het onderwerp gaat het bestek van deze noot ver te buiten. Bovendien wil ik binnenkort in een andere bijdrage op deze problematiek terugkomen. Daarin ga ik proberen mijn verzet tegen de recente "slaafse-nabootsings-aversie" nog beter te onderbouwen en onder woorden te brengen. In die bijdrage zal ik ook verwijzen naar het recente Nickelson/Cool Cat-vonnis waarin de Rechtbank Den Haag zich van al die "anti-slaafse-nabootsings-jurisprudentie" gelukkig niets heeft aangetrokken en de actie tegen het scheppen van nodeloos verwarringsgevaar gewoon heeft toegewezen.

Paul Geerts

IEF 14523

Verwijzing naar DRM-stripping software bij eBooks volgens Amerikaanse rechter toegestaan

Bijdrage ingezonden door Michael Reker en Dorien Verhulst, Brinkhof. Boekenwurmen hadden in het analoge tijdperk weinig last van het auteursrecht. Voor het lezen van een papieren boek is geen toestemming van de rechthebbende nodig en voor de tweedehands verkoop ervan geldt de uitputtingsregel. Sinds de opkomst van eBooks is dat anders. Vrijwel ieder gebruik van een eBook gaat immers met de (tijdelijke) opslag daarvan gepaard en vormt in potentie een auteursrechtelijk relevante reproductiehandeling.

(deze bijdrage is ingekort, lees de volledige bijdrage hier)

Tegen deze achtergrond is het recente oordeel van een federale rechter in New York dat een verwijzing naar ‘DRM-stripping software’ geen (secundaire) auteursrechtinbreuk vormt vermeldenswaardig (uitspraak hier). In de daaraan ten grondslag liggende procedure stonden uitgevers Penguin en Simon & Schuster tegenover eBook-verkoper Abbey House Media. De laatste had een mededeling op haar website geplaatst toen zij voornemens was de deuren van haar digitale boekwinkel te sluiten. Als gevolg daarvan zouden klanten geen eBooks meer kunnen downloaden, terwijl de daarop aangebrachte DRM het maken van een back-up of reservekopie verhinderde. Tegen die specifieke achtergrond attendeerde Abbey House Media klanten via haar website op de mogelijkheid om de kopieerbeveiliging met speciale software te verwijderen. In de procedure die de uitgevers daarop startten wees de Amerikaanse rechter de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen (resp. contributory infringement en inducement) af. Doorslaggevend daarvoor was dat het gebruik waartoe Abbey House Media haar klanten in staat stelde – het maken van een back up en het overzetten van een boek op een ander medium - niet inbreukmakend was.

De Amerikaanse uitspraak geeft een steuntje in de rug aan tech-savvy digitale boekenlezers die zich gehinderd zien door DRM. Mogelijk duidt de uitspraak op het begin van een tegenbeweging, waarbij consumenten terrein terugwinnen op de vergaande bescherming (en handhavingsmogelijkheden) die rechthebbenden in de loop der tijd hebben verworven. De impact van de uitspraak moet tegelijkertijd niet worden overschat. Het oordeel betreft de uitleg van Amerikaans, niet Europees auteursrecht en gaat bovendien over een specifieke situatie, namelijk het verwijderen van DRM voor rechtmatig gebruik. Wat dat rechtmatig gebruik precies omvat zal in Europa mede afhangen van de uiteindelijke reikwijdte van het UsedSoft-arrest. Ten slotte moet de contractuele dimensie niet uit het oog worden verloren. Ook als het verwijderen van DRM op grond van de Auteurswet niet (steeds) onrechtmatig is, kunnen uitgevers in overeenkomsten met verkopers bedingen dat eBooks uitsluitend met DRM mogen worden verkocht en dat eindgebruikers middels de gebruiksvoorwaarden worden verplicht die kopieerbeveiliging te respecteren. De lezer die dat contractuele verbod aan zijn laars lapt hangt dan echter geen verwijt van auteursrechtinbreuk, met de bijbehorende volledige proceskostenveroordeling, boven zijn hoofd.

Michael Reker en Dorien Verhulst