IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 14461

De jaarlijkse kerstpuzzel van Novagraaf

Denk je dat je weet welke merken er bij de (deel)logo’s horen? Vul de antwoorden in en maak kans op een e-reader! Veel mensen hebben rond de kerstdagen vrij en genieten dan van een heerlijke vakantie. Novagraaf heeft dit jaar weer een leuke kerstpuzzel samengesteld om de hersenen toch nog een beetje aan het werk te zetten. De puzzel bestaat uit 25 logo’s waar een gedeelte van is weggelaten.

Hoe werkt het precies?
- Klik op het uitklapmenu bij het logo, daarin vindt je meerdere merken waar je een keuze uit kunt maken.*
- Selecteer het merk dat bij het logo hoort en klik deze aan. Dit merk staat nu boven het logo.
- Als je een merk hebt geselecteerd, kan je deze niet nogmaals gebruiken.
- Gebruik de ‘Opnieuw’-button als je alle antwoorden wilt wissen.
- Als je alle merken bij de logo’s hebt ingevuld, klik je op de ‘Verstuur’-button. Je dient vervolgens nog je naam, emailadres en telefoonnummer op te geven (voor correspondentiedoeleinden).

IEF 14460

Indicatietarieven in IE-zaken 2015

Vanaf 1 januari 2015 zullen de gerechtshoven de nieuwe indicatietarieven in IE-zaken toepassen. Met deze indicatietarieven kunnen procespartijen en advocaten de gemaakte proceskosten beter beoordelen. Ook kan het proceskostenrisico beter worden ingeschat in een vroeg stadium van een procedure. In lopende procedures zullen partijen zonodig in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte nader uit te laten. De indicatietarieven voor de gerechtshoven zijn goedgekeurd door LOVC-hoven.

Ook de Hoge Raad heeft in overleg met de cassatiebalie en de Orde van Advocaten indicatietarieven in IE-cassatiezaken vastgesteld (octrooizaken uitgezonderd).

Indicatietarieven rechtbanken per 1 september 2014
- eenvoudig kort geding: maximaal € 6.000
- overige korte gedingen: maximaal € 15.000
- eenvoudige bodemzaak zonder repliek en dupliek en/of pleidooi: maximaal €8.000
- overige bodemzaken zonder repliek en dupliek en/of pleidooi: maximaal € 20.000
- eenvoudige bodemzaak met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 10.000
- overige bodemzaken met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 25.000

Indicatietarieven gerechtshoven per 1 januari 2015
I. Kort geding
a. eenvoudig : maximaal € 6.000
b. overig: maximaal € 15.000
II. Bodemzaken zonder pleidooi
a. eenvoudig: maximaal € 8.000
b. overig: maximaal € 20.000
III. Bodemzaken met pleidooi
a. eenvoudig: maximaal € 10.000
b. overig: maximaal € 25.000

Indicatietarieven in cassatie (octrooizaken uitgezonderd) per 1 januari 2015
Eenvoudige zaak eiser € 15.000,-
Eenvoudige zaak verweerder € 10.000,-
Overige zaken eiser € 30.000,-
Overige zaken verweerder € 20.000,-
Voor zaken waarin Borgersbrief is geschreven: + € 2.000,-
Voor zaken waarin re- of dupliek is genomen: + € 3.000,-
Verhoging voor zaken waarin de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de EU: € 15.000,-
In zeer eenvoudige, niet bewerkelijke zaken bedraagt het indicatietarief € 5.000,- voor eiser en € 3.000,- voor verweerder, zonder opslag voor re- of dupliek en/of een Borgersbrief.

IEF 14459

Geen uitputting kwekers- en merkrecht Kanzi

Hof van Beroep Gent 1 december 2014, IEF 14459 (Jean Hustin & Jo Goossens tegen Greenstar-Kanzi)
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Ben Hermans, Frederik Ringoot en Nicole Segers, Monard-D'Hulst. Eerder gepubliceerd als IEFbe 1088. Kwekersrecht. Merkenrecht. Inzake selectief distributiesysteem van het via een communautair kwekersrecht beschermde appelvariëteit “Nicoter” gecommercialiseerd onder het (Benelux)merk “Kanzi” – uitputting door (sub)licenties.

Na raadpleging van het Hof van Justitie IEFbe 406 oordeelde het Hof van Cassatie [IEFbe 163] in deze zaak dat "...de houder of de licentiehouder [van een EU kwekersrecht] een vordering wegens inbreuk kan instellen tegen een derde die het (kweek)materiaal heeft verkregen via een andere licentiehouder die zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden of de beperkingen die zijn opgenomen in de licentieovereenkomst die laatstgenoemde licentiehouder eerder met de houder had gesloten, voor zover de betrokken voorwaarden of beperkingen rechtstreeks zien op de wezenlijke elementen van het betrokken communautair kwekersrecht.”

Het Hof van Cassatie (in navolging van het Hof van Justitie) vervolgde “dat het voor de beoordeling van de inbreuk van geen belang is dat de derde die handelingen met betrekking tot het verkochte of afgestane materiaal heeft verricht, op de hoogte was of geacht werd op de hoogte te zijn van de in de licentieovereenkomst opgelegde voorwaarden of beperkingen.”

Het Hof van Cassatie verbrak daarop het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 24 april 2008 en de zaak werd doorverwezen naar het Hof van Beroep te Gent, 7de kamer.

In zijn arrest van 1 december 2014 oordeelde het Hof van Beroep te Gent (zaak 2012/AR/2038) dat de licentiehouder zich contractueel had verbonden om geen enkel licentieproduct over te dragen of te verkopen indien de betrokken tegenpartij niet voorafgaandelijk schriftelijk een contractueel vastgelegde teeltlicentie of vermarktinglicentie had onderschreven.
Het Hof stelt vast dat 7.000 bomen van de variëteit “Kanzi-Nicoter (cov”)” aan een teler werd verkocht zonder dat deze een teeltlicentie had onderschreven.

Een andere partij had onder de merknaam “Kanzi” appels te koop aangeboden en verkocht van het ras “Nicoter”.
De inbreukmakende partijen voerden voor het Hof van Beroep te Gent aan dat zowel het kwekersrecht als het merkenrecht van de  aanleggende partij waren uitgeput.

Dienaangaande oordeelt het Hof van Beroep te Gent inzake het communautair kwekersrecht met verwijzing naar rechtsoverweging 41 van het hoger aangehaalde arrest van het EU Hof van Justitie (arrest van 20 oktober 2011, zaak C-140/10) “...dat er uitputting is wanneer een bepaling van de licentieovereenkomst geschonden is, die geen betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen. Wordt een bepaling uit de licentieovereenkomst geschonden, die wel betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen, dan is er geen uitputting en kan de rechthebbende […] de derde in rechte aanspreken om de verhandeling van de variëteit en het oogstmateriaal stop te doen zetten.
Tot het wezenlijk element van het kwekersrecht behoort de toestemming om te telen en het geteelde materiaal (plant en vruchten) te verkopen.”

Uit het feit dat geen teeltlicentie werd ondertekend, besluit het Hof dat er geen sprake is van uitputting en bijgevolg een inbreuk voorligt door het te koop aanbieden en verkopen van Nicoter-appels. Het stakingsbevel (uitgesproken door de eerste rechter) wordt bevestigd inclusief de dwangsom ad 1000 EUR per inbreuk met een maximum van 500.000 EUR.
Het Hof concludeert op basis van een analoge redenering eveneens tot afwezigheid van uitputting inzake het gebruik van het Beneluxmerk Kanzi en bevestigt het vonnis van de eerste rechter - o.a. op grond van artikel 2.20 b) BVIE - dat door het gebruik van de beschermde merknaam Kanzi en de verkoop van appels onder deze beschermende benaming, een merkinbreuk voorligt.

IEF 14458

Zoveel vraagtekens rondom vormgeving stoel

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2014, IEF 14458 (Goossens tegen Nijman hodn Piet Klerkx)
Uitspraak ingezonden door Kim de Bonth, Holla Advocaten. Auteursrecht. Stoel. Eisers vorderen staking auteursrechtinbreuk door Jolan op de vormgeving van haar stoel Sturdy. Uit prior art is onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van elementen nieuw en oorspronkelijk is. Iedere partij stellen dat zij als eerste een stoel op de markt hebben gebracht, maar de overlegde producties bewijzen dit onvoldoende, zodat op dit punt bewijsvoering noodzakelijk is, waarvoor een kort geding zich niet leent. Er is sprake van zoveel vraagtekens dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat het verbod op auteursrechtelijke grondslag zal worden toegewezen.

4.6. Gelet op de door Nijman overlegde foto's van prior art is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van de door eisers aangewezen kenmerkende elementen van de Sturdy is aan te merken als nieuw en oorspronkelijk. (...) De combinatie van de door eisers genoemde elementen in de stoel Sturdy lijkt ingegeven door de populariteit van een al enige jaren geleden ingezette trend van industriële vormgeving gecombineerd met een vintage uitstraling, waarbij elementen worden ontleend aan populaire ontwerpen uit de jaren '30 en '70 uit de vorige eeuw. De door Nijman als productie 2 overlegde foto's van achttien soortgelijke stoelen die in woonwinkels worden aangeboden komen qua vormgeving zozeer overeen met de Sturdy dat in enkele gevallen sprake lijkt te zijn van een één op één gelijkenis. De veelvoorkomende gelijkenis met de Sturdy is een aanwijzing dat sprake is van een heersende populaire stijl in meubelland. Daarbij wordt oud en modern samengevoegd tot een stoere combinatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, in aanmerking nemend dat sprake is van een zeer omvangrijk Umfeld en van overname van elementen die bekend zijn uit prior art, in het onderhavige geval aan twijfel onderhevig is of de keuze voor de afzonderlijke elementen van de Sturdy, ook in combinatie, is terug te voeren op vrije en creatieve keuzes van de maker en derhalve is op zijn minst aan twijfel onderhevig of de Sturdy in zijn totaliteit een zodanig eigen en oorspronkelijk karakter heeft en zodanig persoonlijk stempel van de maker draagt, dat het als voortbrengsel in de zin van artikel 10 lid 1 onder 11^Auteurswet moet worden beschouwd.

IEF 14457

Schikking Staat en De Thuiskopie 33,5 miljoen euro

Uit het persbericht: De Staat en Stichting de Thuiskopie hebben hun geschil beëindigd over de hoogte van de thuiskopieheffing in de jaren 2007-2012. Zij zijn het eens geworden over een door de Staat te betalen schadevergoeding van 33,5 miljoen euro aan Stichting de Thuiskopie. De gerechtelijke procedure die hierover tussen Stichting de Thuiskopie en de Staat loopt, zal worden beëindigd.
Lees verder

IEF 14456

Verspreiden van prijslijsten en verhandeling onder AGD-status is merkinbreuk

Rechtbank Den Haag 12 november 2014, IEF 14456 (Bacardi tegen Castillon)
T1, AGD en merkinbreuk. Bij beschikking is aan Bacardi verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van Castillon. Het beslag is deels opgeheven, behalve vier dozen met ieder zes flessen Grey Goose. Dat het hier om T1-producten zou gaan of dat de desbetreffende producten onder T1-status door Castillon zijn geleverd aan afnemers, is niet van belang voor de merkinbreuk. Dat Castillon op de in de prijslijsten genoemde data geen Eristoff en Grey Goose producten in voorraad had (en dus niet kon aanbieden) doet niet af aan de merkinbreuk. Het aanbieden onder een aan het merk gelijk teken, is aan de merkhouder voorbehouden. Door het aanbieden van Bacardi-producten (middels verspreiden van prijslijsten) en de verhandeling onder AGD-status merkinbreuk gemaakt op ERISTOFF, GREY GOOSE en DEWAR’S van Bacardi.

3.2. (...) Bacardi c.s. handeert daarbij de volgende definitie van “inbreukmakende Bacardi-producten”: alle door Castillon ingekochte, geleverd gekregen, (al dan niet door derden voor Castillon) in voorraad gehouden, verkochte en/of geleverde producten; voorzien van de Bacardi-merken:
(i) waarvan door Castillon niet wordt aangetoond dat zij door of met toestemming van Bacardi c.s. in de EER in het verkeer zijn gebracht of dat zij uitsluitend de T1-status hebben gehad en derhalve bij voortduring uitgezonderd zijn gebleven van het vrij verkeer van goederen in de EU;
(ii) waarvan de productcodes zijn verwijderd;
(iii) die de niet-communautaire status hebben (T1-status) en waarbij is voldaan aan het criterium uit het Class-arrest (dit is bijvoorbeeld het geval indien T1-producten binnen de EU te koop worden aangeboden aan Europese drankenhandelaren of worden verkocht zonder dat daarbij enig voorbehoud wordt gemaakt).
Naar de rechtbank begrijpt uit het betoog van Bacardi c.s., gaat het hier niet om een cummulatieve maar een alternatieve opsomming van voorwaarden.

In reconventie:
3.6. Daartoe voert Castillon aan dat de inbeslaggenomen goederen niet inbreukmakend zijn nu het om goederen op douanestatus T1 gaat en er geen omstandigheden zijn gesteld of aannemelijk gemaakt die noodzakelijkerwijs impliceren dat de goederen binnen de EER in het vrije verkeer zullen worden gebracht.

T1, AGD en merkinbreuk
4.7. Partijen doelen met producten met T1-status of T1-goederen op niet-communautaire goederen die onder een douaneschorsingsregeling als extern douanevervoer of douane-entrepot in de EER zijn binnengebracht ofwel geplaatst. Deze goederen bevinden zich niet in het vrije verkeer van de EER. Producten met AGD-status of AGD-goederen zijn accijnsgoederen waarover invoerrechten zijn betaald en die douanerechtelijk in de EER in het vrije verkeer van de EER zijn gebracht en die vervolgens onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst. Daarmee is de verplichting tot betaling van accijnzen over deze goederen uitgesteld. Deze producten moeten worden opgeslagen in een accijnsgoederenplaats (AGP) en dienen te worden gedekt door een administratief document ten aanzien van de status (AGD). Hierover verschillen partijen niet van mening. Hun geschil heeft betrekking op de vraag of hiermee inbreuk gemaakt wordt op merkrechten.

Prijslijsten
4.17. (...) Uit door Bacardi c.s. overgelegde emails blijkt dat Torijn al sinds november 2010 bekend te zijn met Castillon en haar prijslijsten aangezien zij eerder op basis daarvan bestellingen bij Castillon blijkt te hebben geplaatst. Dat de op deze prijslijsten genoemde Bacardi-producten Dewar’s, Eristoff en Grey Goose door Bacardi c.s. niet (in deze samenstelling) worden aangeboden in Europa, dat zij deze niet aan Castillon heeft verkocht en dat zij Castillon voor de verhandeling daarvan in Europa geen toestemming heeft gegeven, is door Castillon niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.

4.18 (...) Dat Castillon, zoals zij betoogt, op de in de prijslijsten genoemde data geen Eristoff en Grey Goose producten in voorraad had (en dus niet kon aanbieden) doet daar – wat daar ook van zij – niet aan af. Het aanbieden onder een aan het merk gelijk teken, is als zodanig een aan de merkhouder voorbehouden handeling.

4.20. Dat het hier – zoals Castillon onder verwijzing naar het Class-arrest betoogt – om T1-producten (d.w.z. in de EU binnengebrachte niet-communautaire waren geplaatst onder de regelingen extern douaneverkeer of douane-entrepot) zou gaan of dat de desbetreffende producten onder T1-status door Castillon zijn geleverd aan afnemers, is voor de vraag of sprake is van inbreuk op de merken onder de gegeven omstandigheden niet van belang. Het aanbod maakt in het geheel niet duidelijk dat het om producten met een T1-douanestatus zou gaan, zodat die eventuele status geen deel uitmaakt van het aanbod. Gesteld noch gebleken is overigens dat het aanbod als een aanbod van T1-producten dient te worden gezien of dat dit als zodanig wordt begrepen door het in aanmerking komende publiek. Het gaat hier dan ook niet om de enkele binnenkomst van deze producten in de EER maar om het – zonder aanduiding, voorbehoud of beperking – aanbieden van deze producten, hetgeen onder de gegeven omstandigheden merkinbreuk is. Uit het pleidooi ter comparitie is bovendien gebleken dat het niet enkel en alleen om verkopen op T1-status is gegaan. Volgens Castillon zijn 35 dozen op AGD-status verkocht aan een partij in Griekenland.

De inbeslaggenomen Bacardi-producten



De levering aan Torijn in januari 2012
4.26. Dat de levering van vijf dozen met ieder twaalf literflessen Dewar’s whisky door Castillon aan Torijn in januari 2012 heeft plaatsgevonden en dat deze producten de AGD-status hadden, wordt door Castillon niet betwist. Evenmin staat ter discussie dat het om Bacardi-producten gaat die zonder toestemmingen van Bacardi c.s. in de EU zijn gebracht. Zoals hiervoor is overwogen, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat bij plaatsing onder de accijnsschorsingsregeling sprake is van in de EU in het verkeer gebrachte goederen. Nu het hier gaat om merkgoederen die zonder toestemming van de merkhouder in Nederland dan wel de Benelux in het verkeer zijn gebracht, is hier sprake van inbreuk op het Gemeenschapsmerk en het Benelux-merk DEWAR’S.

Conclusie merkinbreuk
4.27. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Castillon met het aanbieden van Bacardi-producten en de verhandeling van Bacardi-producten onder AGD-status inbreuk heeft gemaakt op de Gemeenschapsmerken en de Benelux-merken ERISTOFF, GREY GOOSE en DEWAR’S van Bacardi in Nederland respectievelijk de Benelux. Gelet op het voorgaande rechtvaardigt dit een veroordeling tot staking van de inbreuk zoals in het dictum verwoord. Deze veroordeling zal worden aangepast ter vermijding van executiegeschillen. Voorts zullen de middellijke vorderingen (het doen plegen) worden afgewezen, nu bij gebreke van enige toelichting een belang daarbij niet is komen vast te staan. Nu Bacardi-Martini geen beroep doet op merkrechten waarvan zij houdster is, ontbreekt een grondslag voor haar vordering tot staking van merkinbreuk. Deze vordering wordt daarom afgewezen. Voorts is niet komen vast te staan dat inbreuk is gemaakt op andere Bacardi-merken dan de hiervoor genoemde, zodat de vorderingen ten aanzien van andere merken dan de hiervoor genoemde zullen worden afgewezen.

Beslag
De vorderingen in conventie ten aanzien van de inbeslaggenomen producten worden afgewezen (zie 4.22-4.25) aangezien geen sprake is van merkinbreuk. Daarmee is de ondeugdelijkheid van dit recht voor het beslag een gegeven en dient het beslag te worden opgeheven. Te vermijding van executiegeschillen zal de termijn voor opheffing op 24 uur worden gesteld. De aan deze veroordeling verbonden dwangsom zal worden gematigd en van een maximum worden voorzien.
IEF 14455

Verticale prijsbinding geen toegestane opzeggingsgrond

Vzr. Rechtbank Den Haag 13 november 2014, IEF 14455 (Tronios tegen Dertronics)
Contractenrecht. Mededingingsrecht. Merkenrecht. Tronios drijft een groothandel en Dertronics heeft een detailhandel in elektronische apparatuur. Tronios communiceert de MAP- (Minimum Advertising Price) en RIP- (Retail Internet Price) prijzen van haar producten en wenst graag aanpassing van de minimumprijzen op de site van Dertronics, herhaaldelijk wordt hier niet aan voldaan en wordt de samenwerking beëindigd. Op basis van het mededingingsrecht is het opleggen van verticale prijsbinding niet toegestaan. De overeenkomst is in stand gebleven en dat Dertronics is op grond van de onbepaalde duurovereenkomst gerechtigd gebruik te maken van de TRONIOS-merken en het verstrekte beeldmateriaal. De vorderingen worden afgewezen.

4.6. Dertronics stelt dat de feitelijke reden dat de Overeenkomst is opgezegd, is dat zij zich niet naar wens hield aan de MAP- en de RIP-prijzen die Tronios B.V. haar trachtte op te leggen. De voorzieningenrechter acht voorshands aannemelijk dat dit – en dus niet de door Tronios c.s. genoemde reden – de werkelijke grond is van de opzegging. Daartoe is redengevend dat uit de correspondentie tussen Tronios B.V. en Dertronics van vóór de opzegging van de Overeenkomst, steeds dit naar voren komt als het probleem dat het hete hangijzer is voor Tronios B.V., terwijl uit die correspondentie in het geheel niets blijkt van andere factoren die de relatie tussen Tronios B.V. en Dertronics onder druk deden staan.

4.7. Met Dertronics is de Voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat met het voorschrijven van het hanteren van door Tronios B.V. bepaalde prijzen als MAP (zijnde: Minimum Advertising Price) en RIP (zijnde: Retail Internet Price) een verticale prijsbinding tot stand wordt gebracht. Verticale prijsbinding wordt door het mededingingsrecht in beginsel niet toegestaan. Tronios c.s. heeft onvoldoende aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake is (van een vorm) van verticale prijsbinding dan wel sprake was (van een vorm) van toegelaten verticale prijsbinding. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands het oordeel toegedaan dat het feit dat een detaillist zich niet conformeert aan de minimumprijzen die een groothandel tracht op te leggen, een onoorbare grond vormt voor die groothandel om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd met deze detaillist te beëindigen. Alle gegeven omstandigheden bij elkaar genomen, maken dat hier Tronios B.V. geen beroep toekomt op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 1 BW ter zake van de door haar beoogde opzegging van de Overeenkomst bij brief van 3 juni 2014. Die brief heeft daarmee niet het bedoelde effect gehad in de zin dat de Overeenkomst daarmee niet is geëindigd.

4.8. Nu gesteld noch gebleken is dat Tronios c.s. overigens de Overeenkomst heeft opgezegd of beëindigd, moet het er voorshands voor worden gehouden dat deze in stand is gebleven en dat Dertronics thans nog op grond van de Overeenkomst gerechtigd is gebruik te maken van de TRONIOS merken en het door Tronios B.V. verstrekte beeldmateriaal. De vorderingen stuiten daarop af.

IEF 14454

Frankrijk: ISP's moeten The Pirate Bay blokkeren voor abonnees

Tribunal de grande instance de paris 4 décembre 2014,  IEF 14454, (SCCP contre Orange, Free, SFR, Bouygues)
Bijdrage ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN: De rechtbank in Parijs heeft de vier grootste Franse ISP's die tezamen 90% van de markt bedienen, opgedragen de toegang tot The Pirate Bay te blokkeren evenals verscheidene mirror en proxy sites die dienen om blokkering te omzeilen.

Het argument dat blokkering moet worden afgewezen omdat die omzeild kan worden is uitdrukkelijk niet door de rechter gehonoreerd. The Pirate Bay wordt nu in 11 EU landen geblokkeerd. In Nederland ligt de blokkering voor aan de Hoge Raad. Het hof had de blokkering in hoger beroep afgewezen omdat gebruikers naar andere illegale sites zouden gaan. Nederlands bezoek aan The Pirate Bay was wel met 80% afgenomen gedurende de periode dat die voor de afwijzing geblokkeerd was.
Lees verder

IEF 14453

Vrijwaring vanwege verklaarde vrijhandel binnen EU

Rechtbank Den Haag 26 november 2014, IEF 14453 (Converse tegen Van Caem en Goeiemode)
Incident. Namaak. Converse. Vrijwaring. Goeiemode voert aan dat, zo de vorderingen van Converse jegens haar toewijsbaar zouden zijn, VCS haar zou moeten vrijwaren, omdat VCS aan Goeiemode heeft verklaard ervoor in te staan dat de schoenen die zij aan Goeiemode heeft geleverd origineel en vrij verkoopbaar binnen de EU zouden zijn. Ook zonder die verklaring is VCS toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten, aldus Goeiemode. De rechtbank staat in het vrijwaringincident Goeiemode toe Van Caem Sports (VCS) in vrijwaring te dagvaarden en bepaalt dat de procedure wordt gevoegd met VCS tegen SMATT [IEF 14452].

3.1. Goeiemode vordert dat de rechtbank haar zal toestaan VCS in vrijwaring op te roepen. Goeiemode voert aan dat, zo de vorderingen van Converse jegens haar toewijsbaar zouden zijn, VCS haar zou moeten vrijwaren, omdat VCS aan Goeiemode heeft verklaard ervoor in te staan dat de schoenen die zij aan Goeiemode heeft geleverd origineel en vrij verkoopbaar binnen de EU zouden zijn. Ook zonder die verklaring is VCS volgens Goeiemode, in het geval van toewijzing van de vorderingen van Converse, toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen Goeiemode en VCS gesloten koopovereenkomsten. Om die reden is zij gehouden de schade van Goeiemode te vergoeden, aldus Goeiemode.

4.2. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien een partij krachtens een rechtsverhouding met een derde de gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak op die derde kan verhalen. Goeiemode heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op VCS. De incidentele vordering Goeiemode toe te staan VCS in vrijwaring op te roepen zal dan ook worden toegewezen, gelet op het feit dat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen en Converse zich niet heeft verzet tegen toewijzing van deze vordering. De vrijwaringszaak kan worden aangebracht tegen de zitting van 21 januari 2015, zodat VCS kan concluderen voor antwoord in de vrijwaringszaak op dezelfde roldatum als hierna voor de hoofdzaak wordt bepaald.

4.4. Voeging van zaken op grond van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient onder meer te worden toegestaan indien bij dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Aan dit vereiste is ten aanzien van de onderhavige hoofdzaak en de vrijwaringszaak tegen SMATT met zaaknummer C/09/466731 HA ZA 14/633 voldaan. Nu VCS en Goeiemode zich aan het oordeel van de rechtbank refereren, zal de voegingsvordering worden toegewezen.
IEF 14452

Vrijwaringen vanwege toegezegde vrijhandel binnen EER

Rechtbank Den Haag 26 november 2014, IEF 14452 (Van Caem Sports tegen SMATT)
Incident. Namaak. Converse. Vrijwaring. VCS is toegestaan SMATT in vrijwaring op te roepen. SMATT heeft goederen ingekocht bij Dieseel en Fairview en dat door deze partijen zou zijn toegezegd, althans gepretendeerd, dat het originele Converse producten betreft die vrij te verhandelen zijn binnen de EER. De rechtbank staat toe om Dieseel en Fairview te dagvaarden, waar zij zich kunnen stellen. VCS wordt in de kosten van het incident veroordeeld.

2.1 (...)VCS meent dat zij heeft mogen vertrouwen op garantieverklaringen die door SMATT zijn afgegeven ten aanzien van – kort gezegd – de vrije verhandelbaarheid van de schoenen in de EER en dat zij terzake een eigen recht jegens SMATT heeft. VCS vordert op die grond, zakelijk weergegeven, veroordeling van SMATT tot betaling aan VCS van datgene waartoe VCS in de procedure tegen Converse mocht worden veroordeeld.

4.5. De onderhavige hoofdprocedure is bij vonnis van heden in de procedure met zaak- rolnummer C/09/454667 / HA ZA 13-1291 tussen Converse en VCS met die procedure gevoegd. Gelet daarop wordt de hoofdprocedure verwezen naar de rol van 4 maart 2015 om tezamen met de procedure tussen Converse en VCS te worden voortgezet. De vrijwaringsprocedure zal worden verwezen naar de rol van 21 januari 2014 waar Dieseel en Fairview zich kunnen stellen, waarna de vrijwaringsprocedure zes weken wordt aangehouden voor de conclusie van antwoord van Dieseel en Fairview. Dieseel en Fairview kunnen aldus op dezelfde datum antwoorden als SMATT.