Goede goede grond voor vaststelling kwader trouw
Gerecht EU 21 maart 2012, zaak T-227/09 (Feng Shen Technology tegen OHIM/ Majtczak) - dossier
Nietigheidsprocedure. Op grond van meerdere oudere merkinschrijvingen van het beeldteken FS (rechts) voor o.a. ritssluitingen wordt de nietigheid van het aangevraagde gemeenschapsbeeldmerk FS (links) verzocht. De afdeling wijst de vordering af en het beroep wordt verworpen. De aangevoerde middelen: de kamer van beroep heeft de bewijzen niet naar behoren beoordeeld en de feiten voor de kwader trouw beoordeling niet naar behoren geanalyseerd.
Het Gerecht EU concludeert dat inderdaad de kamer van beroep niet op goede grond kon vaststellen dat interveniënt niet te kwader trouw was en daarom moet de beslissing worden vernietigd. Het Gerecht maakt geen eigen beoordeling die in de plaats van de vernietigde beslissing komt.
51 Met betrekking tot de twee overige overwegingen moet worden vastgesteld dat zij op zich niet volstaan om uit te maken of interveniënt te kwader trouw was bij de indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag. Op basis van de omstandigheid dat verzoekster geen belangstelling heeft getoond voor bescherming van de oudere Taiwanese merken in de Unie en interveniënt wettelijk niet ertoe was gehouden verzoekster vooraf van zijn gemeenschapsmerkaanvraag te informeren, kan interveniënts bedoeling bij het indienen van deze aanvraag niet worden vastgesteld.
52 Bijgevolg kon de kamer van beroep niet op goede grond vaststellen dat interveniënt niet te kwader trouw was en de door verzoekster ingediende vordering tot nietigverklaring op grond van deze overwegingen afwijzen.
53 Het enige middel moet derhalve worden aanvaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd.
56 In het onderhavige geval laten de in de bestreden beslissing vastgestelde elementen niet toe te bepalen welke beslissing de kamer van beroep had moeten nemen. Hoewel deze elementen de vaststelling dat interveniënt niet te kwader trouw was, niet rechtvaardigen, zoals hierboven bij het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring is vastgesteld, rechtvaardigen zij, op zich, immers evenmin de tegenovergestelde vaststelling.
57 Gezien het bovenstaande moet verzoeksters vordering tot herziening die ertoe strekt dat het Gerecht het bestreden merk nietig verklaart, worden afgewezen.
Aan de technisch-wetenschappelijke attachés en landbouwattachés is gevraagd om te onderzoeken in hoeverre in andere landen van Europa belangstelling bestaat voor introductie van een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. In de meeste Europese landen blijkt na contacten met de verantwoordelijke ministeries geen belangstelling voor een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, omdat men daartoe geen reden ziet.
Uitspraak ingezonden door Matthijs Kaaks,
Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de ter terechtzitting van de Rechtbank door de OvJ gedane vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan en mag worden beschouwd als een (partiële) intrekking van de oorspronkelijke dagvaarding en als het uitbrengen van een nieuwe dagvaarding [ toevoeging inbreuk op auteursrecht / inbreuk portretrecht]. Dat oordeel is echter, gelet op de wettelijke regeling ter zake, onjuist. De Hoge Raad doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af.
De verdachte wordt vrijgesproken van inbreuk op het auteursrecht van artiesten. Onder feit 1:
Uit IEF
Uit IEF
Als ik het goed begrijp gaat het in het geval van de RUG om het opleggen door het CIT van beperkingen van diensten of toepassingen op het internet naar aanleiding van klachten van organisaties van auteursrechthebbenden. Dergelijke klachten vormen niet een geldige reden voor het blokkeren van internetverkeer. Dit is anders als er, bijvoorbeeld naar aanleiding van een vastgestelde schending van het auteursrecht, een rechterlijk bevel tot het blokkeren van bepaald internetverkeer is.
Uitspraak ingestuurd door Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders,
Uitspraak ingestuurd door Micheline Don en Richard van Oerle,
In navolging van IEF
Proceskosten bij het Gerecht EU. De onderhavige klacht gaat over de hoogte van de proceskosten nadat er inhoudelijk arrest is gewezen. De advocaat in kwestie heeft slechts 6,5 uur aan deze zaak besteedt, maar zij had ook een octrooigemachtigde ingezet en daarbij, voor zo'n eenvoudige zaak, een verhoogd uurtarief gerekend. Het uurtarief wordt daarom gematigd van €260 naar €175 per uur. De totale proceskosten worden aldus gematigd tot €1.690.
Proceskosten bij het Gerecht EU. De onderhavige klacht gaat over de hoogte van de proceskosten nadat reeds inhoudelijk arrest is gewezen. Deze kosten zijn excessief te noemen (ruim €6.000), temeer nu "the General Court decided to rule without opening the oral procedure, the actual participation of the intervener’s lawyer in the main proceedings was restricted to the drafting of a brief response and a letter concerning the choice of language of the case." en dus kan de onderhavige zaak niet bijzonder lastig zijn. De opgegeven 30 uur lijken excessief te zijn gedeclareerd.