DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 14705

Marokko erkent Europees octrooi als nationaal octrooi

Uit het persbericht: A win-win agreement: Morocco is the first non-EU member country of the European Patent Organisation to validate the legal effects of a European patent on its territory. The President of the European Patent Office (EPO), Benoît Battistelli, and the Moroccan Minister of Industry, Trade, Investment and the Digital Economy Moulay Hafid Elalamy announced today that an agreement allowing European patents to be validated in Morocco will enter into force on 1 March 2015. Zie ook: Decision of the President of the EPO fixing the amount of the fee for validating EU patent applications and patents in Morocco

IEF 14678

De Syngenta-ABC-uitspraak landmark-case in Life Sciences

Bijdrage ingezonden door Rogier de Vrey, CMS. In de zaak Syngenta/Octrooicentrum NL [IEF 14669] speelden aspecten van octrooirecht / aanvullend beschermingscertificaat, bestuursrecht en Europees recht. Deze zaak is behandeld door mij, tezamen met mijn Nederlandse kantoorgenoten Conny Delissen (bestuursrecht), Willem Hoorneman (net als ik octrooirecht) en mijn kantoorgenoot uit Brussel, Edmon Oude Elferink (Europees recht).

Octrooicentrum Nederland (=OCNL) heeft Syngenta op 9 december 2005 een aanvullend beschermingscertificaat verleend. Inmiddels is duidelijk, na de University of Queensland uitspraak van het HvJEU (C-630/10), dat bij het verlenen van het ABC ten onrechte niet is uitgegaan van de primair door Syngenta aangedragen Finse "combi-vergunning". Als gevolg daarvan is de duur van het certificaat een stuk korter dan deze zou zijn geweest indien de juiste vergunning zou zijn gebruikt voor de berekening van de duur. Syngenta heeft ongeveer acht jaar na de verlening van het certificaat verzocht tot correctie van de duur van het certificaat. Op het moment van dit verzoek was het certificaat nog van kracht. Dit verzoek is geweigerd door het OCNL. Het OCNL heeft tevens het door Syngenta daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft vervolgens het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft Syngenta hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en daarbij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Ook dit verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen [IEF 14023].

In de bodemprocedure in hoger beroep heeft OCNL zich op het standpunt gesteld dat er geen verplichting is om terug te komen op haar besluit tot verlening van het certificaat in 2005. Syngenta had binnen de wettelijke termijn van 6 weken (na 9 december 2005) bezwaar dienen in te stellen, wat zij niet heeft gedaan. Artikel 17 lid 2 van de Verordening 1610/96 (de Verordening) maakt dit niet anders en zou enkel verwijzen naar de mogelijkheid van bezwaar volgens de nationale procedureregels (6 weken termijn). Tevens zouden er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die tot heroverweging ex art. 4:6 AWB nopen. Tenslotte was OCNL van mening dat correctie van de duur derden in hun belang zou kunnen treffen.

Syngenta heeft – zeer kort gezegd – betoogd dat de interpretatie van OCNL van art. 17 lid 2 van de Verordening zich niet verhoudt met het dwingende en supranationale karakter van Verordening 1610/96, de algemene opzet en doelstelling van deze verordening en het principe van Unietrouw. Tevens zou de in art. 17 lid 2 beoogde correctiemogelijkheid zinledig worden indien een beroep hierop aan een nationale beroepstermijn van 6 weken zou worden gebonden. Het feit dat in dit geval de foutieve berekening van de geldigheidsduur van het certificaat niet het gevolg is van een fout bij de vermelding in de aanvraag van de datum van de eerste handelsvergunning, maar het gevolg van een verkeerde vergunning als uitgangspunt, kan geen beletsel zijn voor toepassing van art. 17 lid 2.

De Raad van State heeft (in de bodemprocedure) Syngenta in het gelijk gesteld en bepaald dat de geldigheidsduur van het inmiddels vervallen certificaat dient te worden verlengd tot 18 december 2015.

Met name deze ruime uitleg van artikel 17(2) en de mogelijkheid om op in principe elk moment op deze correctiemogelijkheid een beroep te doen, is interessant voor certificaathouders.

Rogier de Vrey

IEF 14516

'Stupid Patent Award' voor Uber?

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Elke maand reikt de Amerikaanse website Techdirt de titel Stupid Patent of the Month uit aan een bedrijf dat het meest onzinnige octrooi heeft aangevraagd. De prijs voor december 2014 dreigt naar Uber te gaan.

PATENT DYNAMIC PRICING
Het taxibedrijf heeft in de Verenigde Staten octrooibescherming aangevraagd voor de methode van ‘dynamic pricing’. Op het moment dat er veel vraag naar taxi’s is, gaat de prijs van een ritje omhoog. En – het spreekt voor zich – als bijna niemand een taxi zoekt, gaat de prijs naar beneden.

ABSTRACT IDEE EN BOVENDIEN NIET NIEUW
Volgens Techdirt is het door Uber aangevraagde patent om twee redenen onzinnig. In de eerste plaats is de methode van ‘dynamic pricing’ niet nieuw. De luchtvaartindustrie gebruikt het al meer dan 20 jaar. Bovendien probeert Uber hiermee een claim te leggen op een abstract idee – prijsbeleid afstemmen op vraag en aanbod – en daarvoor is het octrooirecht niet bedoeld, aldus Techdirt. Het Uber patent moet nog getoetst worden door het Amerikaanse Patentbureau. Door nu te dreigen de prijs aan Uber uit te reiken, hoopt Techdirt het taxibedrijf te bewegen de aanvraag alsnog in te trekken. Doet Uber dat niet dan is het over enkele weken de winnaar van de Stupid Patent of the Month Award.

De aanvraag van het patent vindt u hier.
Bas Kist
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Wint Uber het domste patent NRC 02012015

IEF 14343

Jurisprudentielunch octrooirecht 2014

Laatste plaatsen - Holiday Inn - Amsterdam, woensdag 17 december 2014, 12.00 - 15.15 uur
Dé jaarlijkse bijeenkomst over octrooirechtjurisprudentie. Bart van den Broek en Simon Dack bespreken met u een selectie van belangrijke octrooirechtjurisprudentie van het afgelopen jaar. In slechts 3 uur bent u volledig op de hoogte van de actuele octrooirechtontwikkelingen in de rechtspraak. Van iedere uitspraak wordt de essentie en het belang voor de praktijk besproken. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 PO-punten).
Hier aanmelden

Programma
11.45 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 – 13.30 uur Bart van den Broek & Simon Dack, Hoyng Monegier LLP
13.30 – 13.45 uur pauze
13.45 – 15.15 uur Simon Dack & Bart van den Broek, Hoyng Monegier LLP
15.15 uur Einde programma

Onder meer de volgende onderwerpen en uitspraken komen aan bod:
Beschermingsomvang - HR, IEF 13726 (Medinol/Abbott)
Inventiviteit - HR, IEF 14252 (Leo/Sandoz -inventiviteit) en
FRAND - Rb Den Haag, IEF 14323 (Vringo/ZTE) en EC, IEF 13801/13804 (Motorola/Samsung)

Opleiding/accreditaties

3 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)
3 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement inzake Permanente Vorming)
3 Punten voor de BMM-opleiding (pilot)

Locatie
Holiday Inn, De Boelelaan 2, 1083 HJ Amsterdam.
Klik hier voor een routebeschrijving, parkeergarage onder Holiday Inn.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

IEF 14419

IP Law lecture: 3D printing and patent enforcement

Uitnodiging: IP Law International lecture series: 2 december 2014; 04:00 pm. The Challenges of 3D printing technology on patent enforcement & considerations for counter measures by professor Xiang Yu, Huazhong University of Science & Technology, China.

Inschrijven: a.a.machnicka@vu.nl
Waar: VU University Amsterdam, Main Building, Floor 3, Agora 5
Wanneer: 2 december 2014, 04:00 pm
Prijs: free entrance
Inclusief: discussie met de zaal

IEF 14412

International Licensing Platform for Plant Breeding Innovations Launched by Leading Vegetable Companies

Kwekersrecht. Octrooirecht. Uit het persbericht: A new business association, the International Licensing Platform (ILP), launches today to improve global access to and use of plant breeding traits for vegetables. There has been increasing discussion about patents on plant breeding traits over the past years, especially in Europe. Proponents of such patents claim that they foster innovation, knowledge-sharing and continued investments in research and development.

Opponents argue that such patents are unnecessary because of the intellectual property protection offered by plant breeders’ rights and that patents impede the work of breeders because they can no longer gain access to biological materials, or can do so only after a delay or at a high cost.

This debate is highly relevant for breeding companies that develop new plant varieties and hence lay the foundations for the world's food supply. As the political and social debate continues, eleven companies [Agrisemen, Bayer, Bejo, Enza, Holland-Select, Limagrain Vegetable Seeds, Limgroup, Pop Vriend, Rijk Zwaan, Syngenta and Takii], which comprise both listed companies and family businesses from Switzerland, Germany, Japan, France and the Netherlands, have worked together to establish the ILP with an aim to provide plant breeders around the world with faster, more efficient and cost effective, guaranteed access to crucial plant breeding traits that are currently covered by patent claims by ILP member companies.

The ILP provides a straightforward, easy way for vegetable breeders to license the traits they need at a fair and reasonable cost so they can bring new products to the market that meet demands from growers and consumers. The members of the ILP will make all of their patents related to vegetable breeding traits accessible to their fellow members under the conditions of the ILP.

The ILP’s licensing system is simple and transparent. If a member wants to take a licence to use a fellow member’s patented invention, the two parties begin bilateral negotiations. If no agreement is reached within three months, the case is put to arbitration by independent experts. The innovative aspect of the system is the method of arbitration. It uses a baseball arbitration model, whereby both parties submit their licence fee proposal to the independent arbitrators, who then choose the most reasonable proposal. This forces both parties to adopt reasonable positions from the outset, because an unreasonable position will be rejected in favour of a more reasonable competing proposal. Once a license fee is set by the arbitrators, this fee is communicated to all other parties to increase transparency.

Membership is open to all interested parties, regardless of whether they own patents or not. Interested parties should contact Chris van Winden (winden@caiway.nl) for more information on how to join the ILP.

 

IEF 10736

Overzicht octrooirechtpraktijk HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU vanaf voorjaar 2010, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt (in deze serie: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht).

A. HvJ EU
B. Conclusies HvJ EU
C. Aanhangige prejudiciële vragen

A. HvJ EU
1. HvJ EU 12 mei 2011, zaak C-144/10; IEF 9749 (Berliner Verkehrsbetriebe (BVG) tegen JPMorgan Chase Bank NA, Frankfurt Branch)
IPR. Octrooirecht. Art. 22(2) Vo. 44/2001 is niet van toepassing op een geschil in het kader waarvan een vennootschap aanvoert dat een overeenkomst haar niet kan worden tegengeworpen omdat een besluit van haar organen dat tot het sluiten van die overeenkomst heeft geleid, ongeldig is wegens schending van haar statuten.
2. HvJ EU 6 juli 2010, zaak C-428/08; IEF 8957 (Monsanto tegen Cefetra)
Geen verzet  tegen product waarin een geoctrooieerde DNA-sequentie als residu aanwezig is.
3. HvJ EU 28 juli 2011, zaak C-427/09; IEF 10020 (Generics (UK) Ltd tegen Synaptech Inc.)
Voorwaarden voor verkrijging en begrip eerste vergunning voor in handel brengen.
4. HvJ EU  28 juli 2011, zaak C-195/09; IEF 10019 (Synthon BV tegen Merz Pharma GmbH & Co. KGaA).
Voor een geneesmiddel in de EG-markt gebracht voordat een vergunning overeenkomstig 65/65/EEG was afgegeven, en zonder dat de onschadelijkheid en de doeltreffendheid ervan waren onderzocht, kan geen aanvullend beschermingscertificaat worden afgegeven
5. HvJ EU 2 september 2010, zaak C-66/09; IEF 9060  (Kirin Amgen tegen Lietuvos Respublikos valstybinis patentų biuras)
Geen mogelijkheid om binnen zes maanden na toetreding van Litouwen tot Europese Unie een ABC te verlangen wanneer vóór de toetreding een EEG vergunning is gekregen, maar geen vergunning voor het in de handel brengen in Litouwen is verkregen.
6. HvJ EG 11 november 2010, C-229/09; IEF 9212 (Hogan Lovells International LLP tegen Bayer CropScience)
ABC kan worden afgegeven voor een gewasbeschermingsmiddel waarvoor handelsvergunning is.
7. HvJ EU 18 oktober 2011, zaak C-34/10; IEF 10351 (Olivier Brüstle tegen Greenpeace)
Geen octrooieerbaarheid van menselijke embroy's
8. HvJ EU 24 november 2011, zaakC-422/10 en C-322/10; IEF 10555 (Georgetown University e.a. en Medeva tegen Comptroller)
Een ABC kan niet worden afgegeven als de werkzame stoffen niet in de conclusies van het basisoctrooi staan.
9. HvJ EU 8 december 2011, zaak C-125/10; IEF 10643 (Merck Sharp & Dohme corporation tegen DPMA)
De termijn van pediatrische verlenging is het verschil tussen vijf jaar en de duur van de periode tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de verkrijging van de eerste handelsvergunning.
10. HvJ EU 9 februari 2012, zaak C-442/11, IEF 11007 (Novartis/Actavis)
Inbreuk op ABC voor werkzame stoffen ook voor de combinatie met andere werkzame stoffen?
11. HvJ EU 19 juli 2012, zaak C-130/11; IEF 11598 (Neurim Pharmaceuticals (1991) Ltd tegen Comptroller-General of Patents)
Slechts een ABC op basis van de eerste vergunning.
12. HvJ EU 6 december 2012, zaak C-457/10 P; IEF 12098 (AstraZeneca tegen Europese Commissie)
Misbruik van het octrooisysteem door procedures om concurrente generieke producenten te remmen.
13. HvJ EU 16 april 2013, zaak C-274/11; C-295/11; IEF 12567 (Italië en Spanje tegen Raad EU)
Nietigverklaren van Raadsbesluit 2011-167-EU houdende samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (partijen zijn bij beschikking al gevoegd). Eenheidsoctrooibescherming geen schending gerechtelijk systeem van de unie, geen misbruik instrument nauwere samenwerking.
14. HvJ EU 18 juli 2013, zaak C-414/11 (Daiichi Sankyo, Sanofi-Aventis tegen DEMO) - dossier
Onderscheid tussen materies die tot het gemeenschaprecht behoren en materies waarvoor de lidstaten bevoegd zijn.
15. HvJ EU 12 december 2013, zaaknr. C-484/12, IEF 13338 (Georgetown University tegen Octrooicentrum Nederland)
 - dossier
Mogelijkheid om meerdere ABC's te verkrijgen op basis van eenzelfde octrooi.
16. HvJ EU 14 november 2013, IEF 14404 (AstraZeneca tegen Comptroller General IPO)
Automatische erkenning van Zwitserse vergunning door Liechtenstein is eerste autorisatie
17. HvJ EU 14 november 2013, IEF 14406, zaak C-210/13 (Glaxosmithkline tegen Comptroller General)IEF 12776,(Glaxosmithline Biologicals tegen Comptroller-General) - dossier
Een adjuvans dat op zichzelf geen therapeutische werking heeft, maar dat de therapeutische werking van een antigen versterkt wanneer het met dat antigen in een vaccin wordt gecombineerd, is geen „werkzame stof” in de zin van artikel 1, sub b, van verordening nr. 469/2009/EG?
18. HvJ EU 12 december 2013, zaak C-443/12, IEF 13336 (Actavis tegen Sanofi) - dossier
Geen tweede ABC bij samenstelling met andere werkzame stof.
19. HvJ EU 17 oktober 2013, zaak C-210/12, IEF 13149 (Sumitomo Chemical) - dossier
Geen ABC op basis van een noodhandelsvergunning, uitlegging van de artikelen 3, lid 1, sub b, en 7, lid 1, ABC-Verordening voor gewasbeschermingsmiddelen
20. HvJ EU 12 december 2013, IEF 13336, zaak C-443/12 (Actavis tegen Sanofi)
Geen tweede ABC bij samenstelling met andere werkzame stof
21. HvJ EU 12 december 2013, IEF 13338, zaaknr. C-484/12 (Georgetown University tegen Octrooicentrum Nederland)
Mogelijkheid om meerdere ABC's te verkrijgen op basis van eenzelfde octrooi
22. HvJ EU 12 december 2013, zaak C-493/12; IEF 14405 (Eli Lilly and Company tegen Human Genome Sciences Inc)
Criteria ABC-bescherming bij samengesteld product; functionele en structurele formule in conclusies.
23. Beschikking HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13575, zaak C-555/13(Merck Canada tegen Accord Healthcare c.s.)
Geldigheidsduur van ABC ten hoogste 15 jaar na handelsvergunning
24. HvJ EU 3 april 2014, IEF 13723 (Hi Hotel HCF tegen Uwe Spoering)
Het resultaat van een handeling in België kan als een inbreuk op een octrooi/onrechtmatige daad in Duitsland gelden; de rechter is bevoegd als schade kan intreden in het rechtsgebied.
25. HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13957, zaak C-11/13 (Bayer CropScience)
Beschermstof kan product zijn in de zin van de ABC-Verordening

B. Conclusies AG HvJ EU
1. Conclusie A-G HvJ EU 17 juli 2014, IEF 14048, zaak C-364/13 (International Stem Cell tegen Comptroller General of Patents)
Parthenogenetisch onbevruchte menselijke eicellen vallen niet onder begrip 'menselijke embryo'.
2. Conclusie AG HvJ EU 23 oktober 2014, IEF 14312, zaak C-539/13 (Sigma Pharmaceuticals PLC. tegen Merck Canada Inc en Merck Sharp & Dohme Ltd)
Octrooihouder moet verzet tegen parallelinvoer vooraf kenbaar maken
3. Conclusie AG HvJ EU 13 november 2014, IEF 14363 zaak C-546/12P (Schräder tegen CPVO) - dossier
Afwijzing bij nietigverklaringsprocedure communautair ras
4. Conclusie AG 18 november 2014, IEF 14383 zaak C-146/13 (Spain tegen Parlement en Raad)
Aaak Spanje tegen unitair octrooi moet worden afgewezen
5. Conclusie AG 20 november 2014, IEF 14392, C-170/13 (Huawei tegen ZTE)
Standaard essentieel octrooi en te gelde maken van octrooi bij bereidheid tot FRAND-licentie

C. Aanhangige prejudiciële vragen
1. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 31 oktober 2013, zaak C-577/13, IEF 13421 (Actavis Group et Actavis) - dossier
Twee ABCs voor Telmisartan, waarvan een ABC productomschrijving luidt: ‘Telmisartan, eventueel in de vorm van farmaceutisch aanvaardbare zouten, en hydrochlorothiazide’, is het ABC ook voor de laatstgenoemde samenstelling geldig?
2. Prejudiciële vragen HvJ EU 2 december 2013, IEF 13458, zaak C-631/13 (Forsgren tegen Österreichische Patentamt)
Kan een ABC worden afgegeven bij een covalente (moleculaire) binding?
3. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 6 mei 2014, IEF 13872, zaak C-106/14 (FCD et FMB)
Over samengesteld voorwerp en bestanddelen
4. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 9 mei 2014, IEF 14079, zaak C-242/14 (Saatgut-Treuhandverwaltung tegen Gerhard und Jürgen Vogel)
Over betaling van schade en voor aanplantingsvergoedingrecht

D. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
Er zijn bij ons geen verdere verzoeken bekend.
Tipt u de redactie via redactie@ie-forum.nl

IEF 14390

UPC: The AG gives a boost to the implementation process

The Advocate General of the Court of Justice gives a boost to the implementation process by claiming that Spanish actions against the EU Regulations on the unitary patent protection must be dismissed. The opinions can be found here [IEF 14383].While refuting the Spanish claims, Advocate General Yves Bot states that the unitary patent protection conferred provides a genuine benefit in terms of uniformity and integration, whilst the choice of languages reduces translation costs considerably and safeguards the principle of legal certainty.

Advocate General Bot also confirms the link between the Unitary Patent Protection and the Unified Patent Court Agreement. In his view it would be contrary to the principles underlying the Regulations to apply them before the establishment of the Unified Patent Court.

He goes on to stress that, since the application of the two EU regulations are depending on it, the participating Member States are obliged by the principle of sincere cooperation to ratify the Unified Patent Court Agreement. The opinion is certainly good news for the Preparatory Committee and should provide a boost for Signatory States in their endeavours to implement the package and ratify the Agreement.

IEF 14300

Dinerbijeenkomst: Patent plagiaat. Is er auteursrecht op octrooidocumenten?

Amsterdam, 13 november 2014. De uitnodiging: Dit onderwerp is actueel geworden, doordat de Orde van Octrooigemachtigden professor Quaedvlieg heeft gevraagd hierover een advies uit te brengen. De conclusie van zijn rapport kwam er, kort samengevat, op neer dat derden vrij gebruik mogen maken van de inhoud van octrooipublicaties. In reactie op dit rapport, heeft de heer Huydecoper een artikel geschreven waarin hij de onderbouwing van deze conclusie ter discussie stelt [BIE 2014-2, p. 38-40].

Union-IP is zeer verheugd dat beide heren bereid zijn om hun visie op dit onderwerp toe te lichten in de relatief informele setting van een diner bijeenkomst. Deze bijeenkomst is open voor alle praktijkbeoefenaars van intellectuele eigendom. Gezien het onderwerp is deze bijeenkomst interessant voor zowel octrooigemachtigden, als juristen, met name zij met interesse voor het auteursrecht.

De bijeenkomst wordt gehouden op donderdag 13 november 2014 in de De Industrieele Groote Club. Voor details verwijs ik u naar bijgaande uitnodiging. Het aantal plaatsen is beperkt, dus spoedige registratie wordt aanbevolen.

Plaats: De Industrieele Groote Club, Dam 27, Amsterdam (www.igc.nl)
Programma:
18:00 ontvangst en aperitief
19:00 diner & voordrachten
21:00 koffie en informele discussie
Deelname: open voor alle praktijkbeoefenaars van intellectuele eigendom
UNION-leden: € 80,
niet-leden: € 110 per persoon
Aanmelden: zend een bericht aan de secretaris, Reinier Wijnstra (union-nl@wijnstrawise.nl)
en maak het verschuldigde bedrag over op rek. NL66INGB0661013189 t.n.v.
Union Nederlandse Groep o.v.v. de naam van de deelnemer. Eventuele dieetwensen graag bij aanmelding aangeven
Termijn: uiterlijk 6 november 2014

IEF 14283

Opmerkingen bij Abbott vs. Medinol

Bijdrage ingezonden door Walter Hart, EP&C. Onlangs verscheen een noot van mr. Dick van Engelen bij het arrest van de HR inzake de zaak Abbott vs. Medinol [IEF 13726]. De vraag die in deze zaak centraal stond was of, en zo ja wanneer, de beschermingsomvang van een octrooi beperkter uitgelegd moet worden dan de letterlijke lezing van de claims. Bij het octrooi in kwestie ging het erom of de bescherming alleen betrekking heeft op uit-fase stents of ook op in-fase stents. De noot is zeer lezenswaardig en ondersteunt in grote lijnen het arrest. Ook een noot van mr. Daan de Lange in de IER van juli/augustus ondersteunt in grote lijnen het arrest. Er zijn echter wel enige kritische opmerkingen over het arrest te maken.

Om te beginnen lijkt de HR het protocol bij Art. 69 EOV verkeerd te citeren. Het eerste deel van het protocol luidt in het Engels: ”Article 69 should not be interpreted as meaning that the extent of the protection conferred by a European patent is to be understood as that defined by the strict, literal meaning of the wording used in the claims...”. Let op het woord “strict”. In de officiële Nederlandse vertaling uit het Tractatenblad wordt dat: “Artikel 69 mag niet worden uitgelegd als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi strikt worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies…”. Let wederom op het woord strikt.

De Hoge Raad maakt daarvan in r.o. 3.4.2: “Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies…”. Het woord “strikt” is in de versie van de Hoge Raad weggelaten. De HR komt daardoor niet toe aan een uitleg van “strikt”. Heeft “strikt” de betekenis van “beperkt”, i.e. narrow? Met andere woorden, houdt de beschermingsomvang het midden tussen de beperkte, letterlijke lezing van de claims en de ruime lezing volgens de achter de woorden van de claims liggende bedoeling van de uitvinder? In dat geval vormt de letterlijke lezing wel degelijk een ondergrens. In de Franse versie staat er “étroit”, wat vertaald kan worden als nauw, eng of smal.

Bovendien verwijzen de woorden “strict, literal meaning” naar de Angelsaksische traditie, waarin rechtszekerheid voor derden een zware rol speelde. Verder stelt het protocol “…zich ook uitstrekken tot hetgeen de octrooihouder, naar het oordeel van de vakman die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen”. Ook deze zinsnede kan moeilijk anders geïnterpreteerd worden als dat de ruimte zich alleen naar boven toe uitstrekt. Het heeft overigens wel iets ironisch dat in r.o. 3.4.3 de HR de woorden “buiten twijfel” plaatst bij het verkeerde citaat van het Protocol.

Er is dus wel enige aanleiding voor de interpretatie dat de strikte, letterlijke lezing een ondergrens vormt en dat de bandbreedte volgens de achter de woorden van de claims liggende bedoeling van de uitvinder zich in beginsel alleen naar boven toe uitstrekt. Het verkeerde citaat en vooral het ontbreken van een discussie lijken gemiste kansen.

Verder heeft de Hoge Raad in Meyn/Stork en Van Bentum/Kool overwogen dat er “goede grond” moet zijn om afstand van recht aan te nemen bij het bepalen van de beschermingsomvang. Het ging beide keren om een octrooi met een vlekje. Dat vlekje kan zijn dat een voorzienbare variant niet is geclaimd (Van Bentum/Kool) of dat de beschrijving slechts één variant beschrijft (Meyn/Stork). Volgens de HR is “goede grond” het criterium om te komen tot een beperking van de beschermingsomvang. Het zou heel logisch geweest zijn om dit criterium door te trekken naar de vraag of en wanneer een octrooi een beperktere beschermingsomvang dient te krijgen dan de letterlijke lezing van de claims, namelijk dat dit alleen kan als daar goede grond voor is. Dit door de HR zelf ontwikkelde criterium wordt in het arrest echter niet gebruikt. Wederom een gemiste kans, zo lijkt.

Verder heeft het octrooi anders dan het Hof en de Hoge Raad menen wel degelijk een aanwijzing dat claim 1 ook betrekking heeft op in-fase stents en niet beperkt dient te worden tot uit-fase stents. Op pagina 2, r. 23-25 van de PCT-aanvraag wordt vermeld: “In accordance with one embodiment of the present invention, the first meander patterns are formed into even and odd first meander patterns.” Versimpeld vertaald: In een uitvoeringsvorm heeft de uitvinding betrekking op uit-fase stents. Dit suggereert dat het ook anders kan en dat het kenmerk uit-fase een specifieke variant van de uitvinding betreft. Het octrooi heeft ook diverse aanwijzingen in de omgekeerde richting, en is op dit punt niet helemaal consistent. Maar de aanwijzing is er, en een bespreking daarvan was op zijn plaats geweest.

Het Bundesgerichtshof (BGH) heeft in een arrest van 29 april 2014 kritisch gereageerd op het arrest van de HR. Het ging in Duitsland overigens om de geldigheidszaak. De inbreuk was al eerder aangenomen. Het BGH overweegt op p. 14 bovenaan:

“Aus den vorstehenden Gründen kann auch nicht dem Gerechtshof's Gravenhage zugestimmt werden, der - bestätigt vom Hoge Raad (Urteil vom 4. April 2014 - 13/00522 Rn. 3.2.6; ähnlich im Ergebnis auch der irische High Court, Urteil vom 27. Mai 2011 - 2008 No. 10436 P Rn. 13 ff.) - entschieden hat, dass die Erfindung auf phasenverschobene Stents beschränkt sei, weil nirgendwo in der ursprünglichen Anmeldung des Streitpatents ein Hinweis zu finden sei, dass auch Stents mit andersartigen Mäandermuster als zur Erfindung gehörend anzusehen seien (Gerechtshof's-Gravenhage, Urteil vom 30. Oktober 2012 - 200.059.579/01 Rn. 9.1 ff., 10.9, 11). Vielmehr gilt umgekehrt, dass -unter Berücksichtigung der weiteren obigen Erwägungen - auch Stents mit (im vorgenannten Sinne) phasengleichen Mäandermustern als zur Erfindung gehörend anzusehen, weil diese nirgendwo in der ursprünglichen Anmeldung von der Erfindung ausgeschlossen werden.”

Vertaald, samengevat en veralgemeniseerd zegt het BGH: het criterium hoort niet te zijn dat er in de aanvraag een duidelijke aanwijzing moet zijn dat een bepaalde variant wèl onder de beschermingsomvang valt. Het criterium hoort juist te zijn dat er in het octrooi een aanwijzing moet zijn dat een bepaalde variant van de uitvinding wordt uitgesloten, om een beperking van de beschermingsomvang aan te kunnen nemen. Daarmee lijkt de BGH heel dicht in de buurt te komen van het leerstuk van “goede grond”, door de HR zelf ontwikkeld.

Het BGH merkt verder op dat de uit-fase stents slechts een uitvoeringsvorm zijn en dat het dus ook anders kan:

“Insoweit hat bereits das Patentgericht zutreffend ausgeführt, dass in der Beschreibung unter der Überschrift "Zusammenfassung der Erfindung" von der Ausbildung der ersten Mäandermuster in gerade und ungerade Mäandermuster, die außer Phase zueinander sind, lediglich im Hinblick auf "eine Ausführungsform" die Rede ist (Anmeldung, S. 2, Z. 23 ff.: "one embodiment"), während "der Stent der vorliegenden Erfindung" zuvor allgemein als Röhre mit einer gemusterten Form beschrieben wird, die in sich verschlungene erste und zweite Mäandermuster aufweist und bei der die Achsen sich in erste und zweite Richtungen erstrecken (Anmeldung, S. 2, Z. 16 ff.: "The stent of the present invention").“

Al met al is dit arrest van de HR onbevredigend. Het lijkt bovendien een stap terug naar de leer van het wezen, want de rechterlijke macht behoudt zichzelf alle vrijheid voor om de beschermingsomvang groter of kleiner te kiezen.

Walter Hart