DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 12033

Twee vormen van sectoroverleg: licentiegedragscode en uitgebreide veredelingsvrijstelling

Kamerbrief over dialoog met stakeholders over veredelingsvrijstelling kenmerk, DGBI-I&K / 12341984.

Een overzicht van de overleggen. Voor de goede orde zij vermeld dat sprake is van twee vormen van sectoroverleg, te weten een sectoroverleg over een licentiegedragscode en een intersectoraal overleg over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en mogelijke alternatieven daarvoor.

Sectorover leg over een gedragscode voor de toegang tot plantmateriaal dat wordt beschermd door een octrooi
Vanuit de gedachte dat wijziging van het octrooirecht een zaak van lange adem is, hebben vertegenwoordigers van bedrijven uit de groenteveredelingssector in 2010 het initiatief genomen om met inachtneming van het vigerende octrooirecht te streven naar een systeem voor eenvoudige toegang van iedereen tot octrooirechtelijk beschermd plantenmateriaal tegen redelijke condities onder het motto: “Free acces but not for free”.

Intersectoraal overleg met belanghebbende organisaties over de veredelingsvrijstelling
Het intersectoraal overleg maakt onderdeel uit van het zogenoemde tweesporenbeleid waarbij de aandacht zowel uitgaat naar de beperkte veredelingsvrijstelling (eerste spoor), als de uitgebreide veredelingsvrijstelling (tweede spoor) c.q. alternatieve oplossingsrichtingen daarvoor.

Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling
Deze vrijstelling maakt het mogelijk voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen gebruik te maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder. Voor de commerciële exploitatie van die nieuwe rassen blijft toestemming van de octrooihouder nodig, zolang de nieuwe plantenrassen de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Er blijken zowel in kringen van biotechnologiebedrijven als in kringen van plantenveredelaars geen grote bezwaren te leven tegen invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995.

Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling c.q. alternatieve oplossingsrichtingen Doelstelling van deze vrijstelling is om het mogelijk te maken om biologisch materiaal waarop een octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder te gebruiken, niet alleen voor het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen, maar ook voor de commerciële exploitatie van die nieuwe plantenrassen indien deze de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Bij het tweede spoor (uitgebreide vrijstelling) zijn belanghebbende partijen inclusief maatschappelijke organisatiesin intersectoraal verband, zowel schriftelijk als mondeling geconsulteerd over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en alternatieven daarvoor. De mondelinge consultatie is onder leiding van een onafhankelijke externe voorzitter uitgevoerd met inachtneming van daartoe aangenomen moties van de leden Van Bemmel, Ormel en Van Gerven11. Bij deze consultatie zijn ook maatschappelijke organisaties, waaronder LTO, Greenpeace en Oxfam Novib, betrokken geweest.

IEF 12023

Centraal Planbureau: waarde EU-octrooien verdubbelt als het wordt geschoeid op Duitse leest

CPB Policy Brief 2012/05, The value of a well-designed EU Patent, ISBN 978‑90‑5833‑573‑9.

Uit't persbericht: Als de juiste vormgeving wordt gekozen, kan de waarde van de nieuwe Europese Unie (EU-) octrooien verdubbelen tot 8,5 miljard euro per jaar waardoor innovatie winstgevender wordt. Daarvoor is het nodig dat het EU-octrooi op Duitse leest wordt geschoeid. Momenteel dreigt echter het gevaar dat de EU-lidstaten zich beperken tot een haastig compromis over de juridische en institutionele vormgeving van het EU-octrooi.

 

Na decennia van onderhandelingen is een (bijna) volledig EU-octrooi binnen handbereik. Op Spanje en Italië na doen alle EU-lidstaten mee. De grote winst van het EU-octrooi zit in het harmoniseren van het octrooirecht en het invoeren van een centrale octrooirechtbank voor de betrokken EU-lidstaten. Als het EU-octrooi gemodelleerd wordt op het Duitse octrooirecht en de bijbehorende instituties (het meest geavanceerde systeem dat er momenteel bestaat), dan zal de waarde van nieuwe Europese octrooien verdubbelen tot een bedrag van 8,5 miljard euro per jaar. Indien Spanje en Italië alsnog deelnemen, levert dit overigens nog slechts een beperkte waardestijging op.

Voor de betrokken lidstaten moet het EU-octrooi het huidige Europese octrooi vervangen. Dit huidige octrooi biedt een gecentraliseerde beoordeling van octrooiaanvragen. Echter, zodra het Europees Octrooibureau een octrooi verleend heeft, moeten er per lidstaat verschillende procedures worden doorlopen en verschilt ook de rechtsbescherming per lidstaat. In veel landen is een Europees octrooi niet rechtsgeldig totdat het is vertaald. Dat maakt Europese octrooien zeer duur in vergelijking met bijvoorbeeld Amerikaanse en Japanse octrooien. De invoering van het EU-octrooi moet deze verschillen wegnemen. Alleen al het terugdringen van de vertaalkosten kan de waarde van het nieuwe EU-octrooi met 1,4 miljard euro per jaar verhogen, zo blijkt uit simulaties. Een betere vormgeving zou die waarde verder verhogen.

IEF 11939

AIPPI World Congres Seoul Resoluties en bijzondere resolutie Unified Patent Court

Een bijdrage van Koen Bijvank, Voorzitter Nederlandse Groep van AIPPI.

Van 20 - 23 oktober vond het 43e World Congress van AIPPI plaats in Seoul. Ruim 25 leden van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE), de Nederlandse groep van AIPPI, reisden daarvoor af naar Zuid-Korea.

De Nederlandse groep van AIPPI heeft in Seoul geprobeerd om het 47e Congres, dat in 2020 gehouden zal worden, naar Amsterdam te krijgen. Alle lobbypogingen van onze leden in Seoul ten spijt is dat niet gelukt. Het Congres in 2020 zal in Hangzhou in China plaatsvinden. Het bestuur dankt alle Korea-gangers voor hun steun voorafgaand en tijdens de stemming.

Tijdens het Congres zijn er vier nieuwe resoluties aangenomen naar aanleiding van de zgn. working questions:
Q229: The use of prosecution history in post-grant patent proceedings
Q230: Infringement of trademarks by goods in transit
Q231: The interplay between design and copyright protection for industrial product
Q232: The relevance of traditional knowledge to intellectual property law.
De teksten van deze resoluties zijn tot stand gekomen op basis van de rapporten die door de diverse nationale groepen zijn opgesteld en op basis van de debatten die in Seoul hebben plaatsgevonden.

Verder is er in Seoul een bijzondere resolutie aangenomen in verband met de vergaande ontwikkelingen naar een Unified Patent Court in Europa. AIPPI wil hiermee graag haar steentje aan de discussie bijdragen en proberen ervoor te zorgen dat het Europees Parlement zal meewerken aan een oplossing waarbij artikelen 6-8 uit de Verordening zullen blijven. Een en ander sluit mooi aan bij de discussiebijeenkomst die op 21 september jl. door de leden van de VIE is gevoerd bij OCNL.

In 2013 zal er weer een ExCo/FORUM zijn. Dit zal plaatsvinden in Helsinki van 5 – 11 september. Daar zullen wederom delegates van alle nationale groepen discussiëren over vier nieuwe vragen met de bedoeling daarvoor resoluties aan te nemen. De vragen die in Helsinki aan de orde zullen komen zijn:
Q233: Grace period for patents
Q234: Relevant public for determining the degree of recognition of famous marks, well-known marks and marks with reputation
Q235: Term of copyright protection
Q236: Relief in IP proceedings other than injunctions or damages

Leden van de VIE kunnen zich nu vast bij het secretariaat aanmelden voor deelname aan een werkgroep voor één of meer van de vragen. Zodra de working guidelines door het Bureau van AIPPI in Zwitserland zijn opgesteld, zullen de werkgroepen aan het werk kunnen.

Koen Bijvank
voorzitter
Secretariaat AIPPI Nederland

IEF 11849

Beleidsevaluatie: In welke mate functioneert het IE-systeem in Nederland

Kamerbrief over Evaluatie van het Intellectuele Eigendomsbeleid, DGBI / 12322919, 8 oktober 2012.

Octrooirecht. Merkenrecht. Modellenrecht. Handhaving. Om door te lezen: zie ook: Vragenlijst en uitkomsten enquête en het rapport van Ecorys over het uitgevoerde beleidsevaluatie van het intellectueel eigendomsbeleid van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) over de periode 2006-2010.

In deze evaluatie stond de volgende vraagstelling centraal: In welke mate functioneert het integrale stelsel van intellectueel eigendom in Nederland, waarvoor EL&I primair verantwoordelijk is1, in lijn met de doelstelling – bijdragen aan de versterking van het innovatievermogen in het bedrijfsleven door een toegankelijk systeem van intellectueel eigendom, dat aansluit op internationale ontwikkelingen – en wat zijn de effecten van het beleid, respectievelijk de beleidswijzigingen, van de afgelopen jaren daarop geweest.

De conclusies op hoofdlijnen van Ecorys uit het eindrapport zijn:

a. De beleidswijzigingen die in de periode 2006-2010 zijn doorgevoerd hebben de werking van het Nederlandse octrooisysteem verbeterd. De onderzoekers beoordelen het gevoerde beleid als doeltreffend. De meeste beleidswijzigingen vloeien voort uit de Beleidsvisie Octrooibeleid en MKB (TK 2005-2006, 30 635, nr. 1.):
- Belangrijkste wijziging is het verhogen van de kwaliteit van octrooien. Ter uitvoering hiervan is het zogeheten zesjarige (ongetoetste) octrooi afgeschaft, wordt aan het onderzoek naar de stand der techniek een written opinion toegevoegd en is de adviseringsrol van NL Octrooicentrum in procedures voor de rechtbank versterkt.

- Daarnaast is de toegankelijkheid van het octrooisysteem verbeterd, voornamelijk door het aanpassen van de taksenstructuur, de invoering van de mogelijkheid tot indiening van de octrooiaanvraag in het Engels (waarmee ook vervolgaanvragen bij het Europees Octrooibureau of wereldwijd via het Patent Cooperation Treaty worden vergemakkelijkt) en de digitalisering van het octrooiregister. Ook is de mogelijkheid tot het online indienen van octrooiaanvragen vergroot.
- Bevordering van transparantie en marktwerking tussen octrooigemachtigden (afsluiten van een transparantieconvenant tussen het ministerie en de Orde van Octrooigemachtigden);
- Uitbreiden van de voorlichting gericht op het vergroten van het octrooibewustzijn bij met name het MKB en de voorlichting over waarde van octrooien bij innovatieprocessen.
b. Nederland levert een effectieve bijdrage aan de internationale fora en op verschillende dossiers is concreet resultaat geboekt (unitair octrooi, unitaire octrooirechtspraak en kwaliteitsverbetering binnen het Europees Octrooibureau).
c. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) heeft in de evaluatieperiode zijn voorlichtingsactiviteiten uitgebreid. Het is aannemelijk dat de bekendheid bij de doelgroep met merken- en modellenrecht hierdoor is toegenomen. De inbreng in de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom (BOIE) vanuit Nederland op bestuurlijk niveau functioneert doeltreffend en doelmatig.
d. Het beeld over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering van de wettelijke en niet-wettelijke taken door NL Octrooicentrum is over het algemeen positief. Ook concluderen de onderzoekers dat de sturingsrelatie tussen NL Octrooicentrum en het kerndepartement adequaat functioneert.
e. Over het nut en de noodzaak van het in Nederland vigerende registratieoctrooi wordt verschillend gedacht. Het huidige systeem heeft een aantal praktische voordelen ten opzichte van een getoetst octrooi (lagere kosten van octrooiverlening en in mindere mate de snelheid van octrooiverlening). De belangrijkste nadelen zijn de beperktere rechtszekerheid en hieraan gekoppeld het gevaar van extra juridisering en de hierdoor hogere kosten voor derden. De voor- en nadelen wegende is voor de onderzoekers niet duidelijk of het effect op innovatie van het huidige systeem groter of kleiner is dan bij een getoetst octrooi, vooral ook omdat er geen empirische gegevens beschikbaar zijn over de (intermediaire) effecten van het huidige beleid.

De aanbevelingen, die grotendeels worden overgenomen (zie kamerbrief) zijn verder opgedeeld als volgt:
1. Effectmonitoring
2. Meer integraal benaderen van voorlichting over intellectuele eigendomsrechten
3. Sterkere beleidscoördinatie rondom de diverse IE-rechten
4. Verbeteren effectiviteit van de interactie met stakeholders
5. Versterken van de vraagzijde (bij advisering)
6. Concentratie van rechtszaken bij een gespecialiseerde rechtbank
7. Blijven streven naar totstandkoming unitair octrooi en gemeenschappelijke
rechtspraak
8. IE prominenter in de curricula van universiteiten en hogescholen
9. Verminderen knelpunten bescherming bedrijfsgeheimen
10. Aanbevelingen ten behoeve van NL Octrooicentrum (in aanvulling op
bovenstaande)

IEF 11790

Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen en IE-Rechten

Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie - Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking Reactie op onderzoeksrapport 'Harnessing IPR for Development Objectives' , Kamerstukken II 2012-2012, 32 605, nr. 110.

Reactie op het onderzoeksrapport 'Harnessing Intellectual Property Rights for Development Objectives'. In zijn reactie verwoord de Staatssecretaris een groot aantal inspanningen ten behoeve van het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Waaronder, maar niet-uitsluitend (1) het bevorderen van (sub)licentieverlening voor humanitaire doeleinden van geoctrooieerde technologieën, (2) het uitbreiden van de vrijstelling voor ‘particulier en niet-commercieel gebruik’ in het kwekersrecht voor alle arme boeren met weinig middelen, om ze in staat te stellen zaaigoed te ruilen met hun collega’s en kwekersvrijstelling in het octrooirecht. het bedrijfsleven te stimuleren om de toegang tot goed uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door, in analogie met de Access to Medicine Index, een Access to Seeds Index op te stellen. En (3) een ‘open access’ publicatiebeleid door de ministeries laten uitdragen.

Het rapport Harnessing Intellectual Property Rights for Development Objectives is het resultaat van een zogenaamd Schokland-akkoord tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Platform MDG-profs, een samenwerkingsverband tussen Nederlandse kennisinstellingen en een aantal ministeries, met als doel om Nederlandse kennisinstellingen meer te betrekken bij het realiseren van de Millennium Ontwikkelings Doelstellingen (Engels: Millennium Development Goals, MDG’s). Het doel van het Platform was om de relatie tussen intellectuele eigendomsrechten (IE) en het realiseren van de MDG’s in kaart te brengen en beleidsaanbevelingen te doen.

In Paragraaf 1 wordt vervolgens nader ingegaan op het Nederlandse beleid en de positie met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten in internationale fora zoals de World Trade Organization (WTO), de World Intellectual Property Organization (WIPO) en de International Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV). Paragraaf 2 bevat de Nederlandse inzet in relatie tot de nationale beleidscontext.

Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1) bewustwording met betrekking tot de mogelijkheden van licenties voor humanitaire doeleinden, patentpools;
2) aansturing van publiek gefinancierd onderzoek;
3) de toegankelijkheid van onderzoekspublicaties (open access);
4) valorisatiebeleid.

Tot slot schets ik in paragraaf 3 hoe ik door middel van een aantal concrete acties bijdraag aan het verbeteren van de toegang tot zaaizaad en uitgangsmateriaal voor voedselvoorziening en tot farmaceutische middelen voor gezondheid in ontwikkelingslanden zelf. Dit ter ondersteuning van de MDG 1 (armoede- en hongerbestrijding) en de MDG 6 (bestrijding van HIV/Aids, malaria en andere ziektes).

Hoofdlijnen aanbevelingen rapport
In essentie bevatten de aanbevelingen die gericht zijn op de Nederlandse actoren een tweetal hoofdlijnen:

  • Bij de inrichting van IE-systemen in ontwikkelingslanden moet rekening kunnen worden gehouden met het ontwikkelingsniveau en de lokale context van een land; deze hoofdlijn wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 1 (Internationaal)
  • Aandacht voor MDG’s bij het opstellen van nationale (en internationale) onderzoeks- en innovatieagenda’s; deze hoofdlijn wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 2 (Nationaal).

Ik steun de hoofdlijnen en de conclusies en aanbevelingen van het rapport, te weten:

1. Internationaal
Een goed werkend IE-systeem is van wezenlijk belang voor het stimuleren van innovatie en voor de toegang tot en overdracht van technologie en daarmee (economische) ontwikkeling. Voor een goede werking van het IE-systeem is het van belang dat rekening kan worden gehouden met het ontwikkelingsniveau en de lokale context van een land. Daarom is er in WTO-verband ruimte geschapen voor flexibele inrichting van IE-systemen. Het gaat dan om het vinden van de juiste nationale balans tussen het belang van IE-rechthebbenden en de publieke (algemene) belangen die gediend
worden met het gebruik, de toegang tot de ontwikkelde producten en de (verdere) toepassing en ontwikkeling van de erbij betrokken innovaties.

Ik ben het eens met de conclusie van het rapport dat ontwikkelingslanden de ruimte moeten blijven houden daar waar zij wensen gebruik te maken van de flexibiliteiten die het IE-kader binnen de TRIPSovereenkomst hen biedt, inclusief het speciale regime voor de minst ontwikkelde landen (MOL’s). Daarbinnen moeten landen deze afwegingen zelf kunnen maken. Dit standpunt is in internationale fora lang bepleit en dat zal ook in de toekomst zo blijven.

2. Nationaal
Ik erken het belang van rekening houden met de belangen die ontwikkelingslanden hebben bij de toegang tot voor deze landen relevante kennis en innovaties.

Ik herken ook het beeld dat de kennis en het gebruik van diverse mogelijkheden die het IE-systeem biedt bij het uitoefenen van IE-rechten, zoals licenties voor humanitaire doeleinden (Engels: HULs: Humanitarian Use Licenses), patent pools en toegankelijkheid van onderzoekspublicaties (open access), beperkt aanwezig lijkt te zijn bij diverse relevante Nederlandse actoren. Daarom zal ik in voorkomende gevallen deze mogelijkheden onder de aandacht brengen en wijzen op het belang ervan.

Hieronder geef ik weer wat dit standpunt concreet behelst.
1. INTERNATIONAAL
1.1 WTO Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS)
1.2 World International Property Organization (WIPO)
1.3 International Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV)
Concreet zal ik in relatie tot UPOV de volgende acties ondernemen:

  • Bepleiten om de ‘private and non commercial use exemption’ in UPOV 1991 te voorzien van een ruimere uitleg dan momenteel het geval is. Hiermee kan worden bereikt dat kleine boeren indien zij beschermde rassen gebruiken in goede jaren hun overschot op de markt kunnen verhandelen en zaaizaad onderling kunnen uitwisselen.
  • In het kader van de Europese bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten met ontwikkelingslanden ruimte vragen voor de gedifferentieerde aanpak van zaadsystemen, waarbij de nadruk vooral zal liggen op effectieve handhaving.
  • Een bijdrage leveren via het publieke onderzoeksbestel aan de kennis over en verbetering van lokale zaad- en veredelingssystemen in ontwikkelingslanden. Hierbij past ook het overdragen van kennis over de opbouw en handhaving van kwekersrecht dat aansluit bij de lokale context.
  • Het samen met het bedrijfsleven in het kader van de topagenda Tuinbouw en Uitgangsmateriaal ontwikkelen van één of meer projecten op het gebied van gedifferentieerde zaadsystemen en teelten in Sub-Sahara Afrika.

2. NATIONAAL
2.1 Nationaal Intellectueel Eigendom (IE) beleid en bewustwording
2.2 Nationaal IE-beleid en publieke onderzoeksaansturing
2.3 Nationaal IE-beleid en ‘Open Access’

Concreet zal ik daarom mij inspannen door te:

  • bevorderen dat over de volle breedte zo veel mogelijk gestreefd wordt naar het hanteren van het ‘open access’ principe wat betreft de publicatie van onderzoek gefinancierd uit publieke middelen in wetenschappelijke tijdschriften, en waar mogelijk van onderzoeksdata- en gegevens.
  • een ‘open access’ publicatiebeleid door de ministeries laten uitdragen voor de resultaten van Beleidsondersteunend Onderzoek. Hiertoe kunnen bij de opdrachtverlening de kosten die open-access publiceren met zich meebrengen voor de auteur/onderzoeksinstelling worden meegenomen.

2.4 Nationaal IE-beleid en valorisatie
3. Toegang tot voedsel en medicijnen; enkele andere acties

Daarnaast onderzoeken de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en ik door steun te verlenen aan de
Access to Seeds Foundation de mogelijkheid om het bedrijfsleven te stimuleren om de toegang tot goed
uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door, in analogie met de
Access to Medicine Index, een Access to Seeds Index op te stellen. De eerste resultaten op basis van
gesprekken met zowel vertegenwoordigers van de stakeholders als van de industrie zijn positief en
geven ons vertrouwen in het vervolg.

IEF 11789

Indienen van Petitions for review: duur en niet effectief

Indienen van Petitions for review (bij het Europees Octrooibureau) is duur en niet effectief

Close up of The ThinkerEen bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

Petitie slechts twee keer (van de 70x) succesvol. Toen de huidige versie van het Europees Octrooiverdrag (EOV 2000) in December 2007 in werking trad, werd ook een nieuwe procedure geïntroduceerd waarbij een partij die, bij een beroepsprocedure bij het Europees Octrooibureau (EOB), benadeeld wordt door de beslissing van de Kamer van Beroep (“Board of Appeal”) een Petitie kan indienen om herziening (“Petition for Review”) van de beslissing door de Grote Kamer van Beroep (“Enlarged Board of Appeal”; artikel 112a(1) EOV). Helaas biedt de wet aan de Grote Kamer van Beroep slechts onder zeer beperkte omstandigheden de mogelijkheid de beslissing van de Kamer van Beroep te heroverwegen.

Het verzoek kan namelijk alleen worden ingediend wanneer (artikel 112a(2) EOV):

a. een lid van de kamer van beroep in strijd met art.24(1) EOV deelgenomen heeft aan de beslissing of ondanks het feit dat hij was uitgesloten uit hoofde van een beslissing ingevolge artikel 24(4) EOV;
b. de Kamer van Beroep een persoon omvatte die niet is benoemd als lid van de Kamers van Beroep;
c. een fundamentele inbreuk is gemaakt op artikel 113 EOV (‘rechtsgronden van de beslissing’);
d. zich een andere fundamentele procedurele tekortkoming als omschreven in het Uitvoeringsreglement heeft voorgedaan in de beroepsprocedure; of
e. een strafbaar feit vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden neergelegd in het Uitvoeringsreglement van invloed kan zijn geweest op de beslissing.

Bovendien zijn aan het indienen van een Petitie hoge kosten verbonden (momenteel € 2.625) die alleen worden geretourneerd als de Petitie succesvol is.

Indien de Petitie ontvankelijk is, vernietigt de Grote Kamer van Beroep de beslissing die het onderwerp is van de herziening en heropent de procedure bij de Kamer van Beroep (artikel 112a(5) EOV).

Van de toe nu toe ingediende Petities (meer dan 70) zijn er pas twee succesvol geweest (R 7/09 en R 3/10). Hieruit blijkt dat het indienen van een Verzoek om herziening door de Grote Kamer van Beroep van het EOB duur en feitelijk niet effectief is.

IEF 11767

Uit de begrotingsstaten 2013: octrooirecht

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII), Kamerstukken II, 2012-2013, 33 400 XIII, nr. 2.

De innovatiebox. De ontvangsten en afdracht aan EOB, verlaging van kosten EU octrooi. Beperkte Veredelingsvrijstelling [red. zie IEF 11759], onderzoek naar EFSA, vrijstelling cisgenesetechnieken van GMO-wetgeving, aandringen op evaluatie ontwerpbesluit inzake gentherapie en spoedige harmonisering.

Innovatiebox De innovatiebox (tot 1 januari 2010: octrooibox) heeft tot doel innovatie te bevorderen en het vestigingsklimaat te verbeteren. De innovatiebox is een generieke maatregel en staat open voor zowel het MKB als grote bedrijven. De innovatiebox is van toepassing op de voordelen uit een door de ondernemer zelf voortgebracht immaterieel activum waarvoor een octrooi is verleend of waarvoor in de onderzoeksfase een S&O-verklaring is afgegeven (WBSO). De toepassing van de innovatiebox betekent dat een ondernemer geen 25% maar 5% vennootschapsbelasting hoeft te betalen over voordelen behaald met het immaterieel activum.

Rijksoctrooiwet De hier geraamde ontvangsten zijn de helft van de feitelijke ontvangsten uit taksen. De andere helft wordt afgedragen aan het Europees Octrooi-bureau.

Rijksoctrooiwet Op basis van de Rijksoctrooiwet wordt structureel circa € 2 mln aan hogere ontvangsten geraamd.

Ontwikkelingen in de Nederlandse economie: Na tweede dip volgt traag herstel p. 9. Het kabinet zet zich in voor een sterke Europese groei-agenda, onder meer door te zorgen dat bedrijven en kennisinstellingen optimaal gebruik kunnen maken van de EU-innovatiegelden, door de kosten voor een Europees octrooi te verlagen, de interne markt te versterken en meer ruimte te creëren voor het MKB. [onderstrepingen red.]

Uit de bijlage moties
Motie Koopmans, G.P.J. (CDA) e.a.
Omschrijving
: Verzoekt de regering tevens, in te zetten op het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling zowel in de Rijksoctrooiwet 1995 als in de Verordening unitair octrooi, als opmars naar het inbouwen van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in de Europese Bio-octrooirichtlijn;verzoekt de regering voorts, op politiek niveau actief steun te werven onder EU-lidstaten voor een kritische evaluatie van de Bio-octrooirichtlijn en zich actief in te zetten voor een adequate aanpassing van deze richtlijn, zodat de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, met oog voor de belangen van alle betrokken partijen, ontstaat;verzoekt de regering, de motie ter kennis te stellen aan de Europese instellingen (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement) en hiervan een afschrift aan de Kamer te zenden en op het niveau van bewindspersonen deze motie te bespreken met Eurocommissaris Barnier en voor de zomer verslag aan de Kamer te doen over de voortgang.
Vindplaats: 32 627, nr. 516-02-2012
Stand van Zaken: Kamer wordt continu geïnformeerd. TK wordt na de zomer nader geïnformeerd over voortgang.

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII), Kamerstukken II, 2012-2013, 33 400 XII, nr. 2.

Datum indiening 19-04-2012 VAO Biotechnologie en kwekersrecht
Omschrijving
: Door Motie Ouwehand/Van Bemmel 27 428-221 verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de EFSA
Bewindspersoon: Staatssecretaris IenM
Stand van zaken: Motie is in uitvoering
Datum indiening: 19-04-2012VAO Biotechnologie en kwekersrecht

Omschrijving: Motie Ormel/Wiegman-Van Meppelen Scheppink 27428-223 verzoekt de regering, te bevorderen dat cisgenesetechnieken vrijgesteld worden van de EU-wet- en regelgeving inzake GMO’s en de Kamer uiterlijk 1 juli 2012 over de voortgang van dit overleg te rapporteren
Bewindspersoon: Staatssecretaris IenM
Stand van zaken: De staatssecretaris heeft de Kamer laten weten de Kamer ná 1 juli 2012 te kunnen informeren (27428–234)Datum indiening: 19-04-2012VAO Biotechnologie en kwekersrecht

Omschrijving: Motie Ormel/Snijder-Hazelhoff 27 428-224 verzoekt de regering, een eventuele nationale kop te verwijderen, het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en bij de Europese Commissie aan te dringen op een evaluatie met als doel de uitvoering op het gebied van gentherapie zo spoedig mogelijk te harmoniseren
Bewindspersoon: Staatssecretaris IenM
Stand van zaken: Motie is in uitvoering.

IEF 11758

Is de vakman een boef?

Commentaar in't kort van Bart Jansen, Zacco Netherlands B.V..

In het octrooi-arrest Meyn - Linco Food Systems [red. IEF 11426] is beargumenteerd dat het voor een slachtmachine met inspectie-systeem inventief zou zijn om bij inspectie karkas en ingewanden van elkaar te scheiden.

Het hoofdargument (dat in dit geval niet slaagde) was dat ten tijde van de aanvraag een wettelijk verbod bestond om karkas en ingewanden te scheiden, waardoor de imaginaire 'vakman' niet op het idee zou komen deze stap uit te voeren. Is het innovatief om iets te doen wat niet mag? Is de fictieve vakman een potentiële boef, en zal hij geneigd zijn met technocratische oogkleppen op het verbod negeren als dit maar voldoende technische voordelen biedt?

Ik ben het eens met de overwegingen in het arrest dat het bestaan van een wettelijk verbod voor de vakman niet relevant is om een bepaalde technische oplossing te overwegen. Technische voordelen zijn in principe tijdloos, wettelijke voorschriften vaak tijdelijk en slechts plaatselijk van kracht. De wetgeving kan in de loop der jaren veranderen waardoor een verbod komt te vervallen, of hij zou met zijn 'criminele' activiteiten kunnen uitwijken naar een land waar men nog nooit van een dergelijk verbod gehoord heeft. Wat echter in Meyn - Linco Food Systems niet aan bod lijkt te zijn gekomen (op basis van het arrest), dat aan een verbod een technische overweging ten grondslag kan liggen.

Het bewuste verbod diende om te garanderen dat een geïnspecteerd deel herleidbaar is naar het bijbehorende karkas, zodat het risico minimaal is dat afgekeurde karkassen onbedoeld in de stroom van goedgekeurde karkassen belanden. Het is aannemelijk dat in de praktijk technische voordelen te behalen zijn door de delen te scheiden, bijvoorbeeld omdat dit inspectie sneller of handiger maakt, maar brengt met zich mee dat extra maatregelen nodig zijn om zeker te zijn bij welk karkas de geïnspecteerde ingewanden horen.

Uit het bovenstaande lijkt het toch aannemelijk dat er in dit geval inderdaad technische overwegingen zijn om karkas en ingewanden voor inspectie aan elkaar te laten, omdat dit een zeer eenvoudige manier is om verwarring van goedgekeurde en afgekeurde karkassen te voorkomen. Er is dus in dit geval uit het verbod een technisch argument af te leiden dat het scheiden van ingewanden en karkas minder aantrekkelijk maakt. Het ook in het arrest aangehaalde Grover Harben octrooi, waarin het scheiden van karkas en ingewanden voorafgaand aan inspectie al wordt gezien, maakt het echter waarschijnlijk dat in dit geval uiteindelijk dezelfde conclusie zou worden getrokken.

Conclusie: val onze brave vakman niet lastig met wetten en regels, maar vergeet niet dat wetten en regels technische gronden kunnen hebben die het gedrag van de vakman wel degelijk kunnen beïnvloeden.

IEF 11719

Elektronische uitwisseling tussen EOB en nationale instanties lijkt niet op gang te komen

Een bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

De President van het Europees Octrooibureau (EOB) heeft besloten dat de lijst van octrooiverlenende instanties waartussen automatische elektronische uitwisseling van prioriteitsdocumenten plaatsvindt per 3 september 2012 (EPO OJ 8-9/2012, p. 492-493) uit te breiden met China (EPO OJ 8-9/2012).

Als een aanvrager van octrooi een Europese octrooiaanvrage indient waarbij recht van voorrang (prioriteit) wordt ingeroepen van een eerder ingediende octrooiaanvrage, dan moet de aanvrager altijd een gewaarmerkt afschrift (“certified copy”) van die eerdere octrooiaanvrage (“prioriteitsdocument”) aanleveren bij het EOB. Als hij verzuimt dat te doen, gaat het recht van voorrang voor de Europese octrooiaanvrage verloren.

Echter als de eerdere octrooiaanvrage voorkomt in onderstaand lijstje, hoeft de aanvrager geen gewaarmerkt afschrift op te vragen bij de autoriteit waar de eerdere aanvrage is ingediend, maar vraagt het EOB dit prioriteitsdocument op en voegt dit automatisch en kosteloos toe aan het dossier van de Europese octrooiaanvrage: 

  • Een Europese octrooiaanvrage;
  • Een international (PCT) aanvrage ingediend bij het EOB als ontvangend Bureau;
  • Een Chinese, Japanse of Koreaanse octrooiaanvrage of gebruiksmodel (“utililty model”).
  • Een US provisional of non-provisional octrooiaanvrage.

De automatische elektronische uitwisseling bestaat al vele jaren en is bijzonder efficiënt zowel voor de octrooiaanvragers als voor de octrooiverlenende instanties. Het zijn met name de grote octrooiverlenende instanties op de verschillende continenten die op deze wijze samenwerken.

Opvallend is dat binnen Europa de elektronische uitwisseling tussen het Europees Octrooibureau en de nationale octrooiverlenende instanties niet op gang lijkt te komen. Dit is temeer merkwaardig als men bedenkt dat bijvoorbeeld het NL Octrooicentrum nota bene is gevestigd in het gebouw van het EOB in Rijswijk en het Deutsche Patent- und Markenamt zich letterlijk op een steenworp afstand van het Isar-gebouw van het EOB in München bevindt.

Cees Mulder

IEF 11715

Gedeeltelijke vrijstelling octrooien bij plantenveredeling

Aanbiedingsbrief bij rapport over samenloop octrooirecht en kwekersrecht en een brief van mr. Trojan over dit rapport.

Kwekers kunnen maar voor een deel worden vrijgesteld van octrooien bij plantenveredeling. Dat schrijft minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie donderdag 30 augustus 2012 aan de Tweede Kamer. Hij zal binnenkort een wetsvoorstel indienen voor een beperkte veredelingsvrijstelling in het octrooirecht.

Brief mr. Trojan en Rapport over samenloop octrooirecht en kwekersrecht - Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling, 31 juli 2012.

Deze rapportage is als volgt opgebouwd:
1. Regelingen voor de specifieke bescherming van planten en plantenrassen.
2. Overlap tussen kwekersrecht en octrooirecht.
3. Probleemstelling.
4. Argumenten van voor- en tegenstanders van systeemaanpassingen.
5. Wat staat er op het spel? Het probleem in proporties.
6. Uitgangspunten voor oplossingsrichtingen.
7. Geïndiceerde oplossingsrichtingen.
8. Oplossingsrichtingen meer in detail.
9. Simultane nationale en internationale aanpak.
10. Slotoverwegingen en aanbevelingen.

Vrij beschikken over uitgangsmateriaal
Er wordt steeds vaker octrooi aangevraagd op biologisch materiaal, onder meer door chemische en farmaceutische bedrijven. Daardoor kunnen kwekers niet altijd meer vrij beschikken over het uitgangsmateriaal voor plantenveredeling. Nederlandse kwekers spelen een grote rol op de wereldmarkt voor voedingsgewassen en sierteelt.

Ontwikkeling economie
Volgens een rapport, uitgebracht door oud secretaris-generaal van de Europese Commissie Trojan, zou een uitgebreide veredelingsvrijstelling echter tot gevolg hebben dat allerlei bedrijven via planten producten kunnen gaan maken waarvoor nu nog een licentie nodig is van de octrooihouder. Dat kan grote schade toebrengen aan innovatieve bedrijven en de ontwikkeling van een economie op basis van groene grondstoffen afremmen.

Balans tussen belangen
Bij een beperkte veredelingsvrijstelling mogen kwekers voor veredeling vrijelijk biologisch materiaal gebruiken waarop een octrooi rust. Maar ze hebben wel een licentie nodig als ze nieuwe plantenrassen commercieel gaan exploiteren, en die rassen de eigenschappen hebben die onder het octrooi vallen.
'Er is een goede balans nodig tussen de belangen van industrie en de kwekers,' aldus minister Verhagen. 'Daarom zullen we in nauw overleg met alle betrokken sectoren de gedeeltelijke vrijstelling uitwerken.' 

Raad van State
Een uitgebreide vrijstelling zou bovendien in tegenspraak kunnen zijn met de EU-richtlijn voor de octrooibescherming voor biotechnologische uitvindingen. Op verzoek van de minister zal de Raad van State in het advies over het komende wetsvoorstel daarom specifiek ingaan op de verenigbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling met de Europese regels en mondiale regels. (TRIPS)