Modellenrecht  

IEF 1917

Niet tot goedkeuring overgaan

Volledig ongecorrigeerd stenogram eerste kamer, niet voor citaten en niet voor correcties.  Aan deze tekst kan geen enkel recht ontleend worden:

BVIE: Eerste Kamer, plenaire vergadering, 11 april 2006. Aan de orde is de behandeling van: het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (30403).

Staatssecretaris Van Gennip: Concluderend: het eerste lid van artikel 1.7 geeft aan dat zodra er sprake is van een één-op-éénimplementatie, die door het Comité van Ministers wordt opgenomen. Het tweede lid geeft aan dat zodra een land de keus heeft, het parlement in zicht komt en er met de regering over kan spreken. Het instemmingsrecht gaat in op het moment van de Nederlandse inbreng in het Comité van Ministers, dus op het cruciale moment, waardoor het parlement nog de meeste invloed kan uitoefenen.

Het doel van het voorliggende Benelux-verdrag is overzichtelijke regelgeving, een efficiënter uitvoeringsapparaat en een betere en snellere manier van implementatie van Europese regelgeving en van goedgekeurde verdragen. Uw rol wordt versterkt aan het begin van het implementatietraject, maar ook aan het eind en wel door het instemmingsrecht, zoals het ook in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is geregeld.

Ik hoop hiermee recht te hebben gedaan aan de zorgen die u hebt geuit. Ik geef mijn collega graag de gelegenheid om de EZ implementatiewet toe te lichten.

Minister Brinkhorst: In aanvullling op wat de staatssecretaris inhoudelijk heeft gezegd over het Benelux-merkenverdrag ga ik graag in op de problematiek, geschetst door senator Franken. Het gaat inderdaad om de relatie tussen het Benelux-verdrag en het EZ implementatievoorstel.

De heer Franken (CDA): Voorzitter. Inhoudelijk gaat het hier om prima voorstellen; daarover zijn wij het allen eens. Alleen blijft de vereenvoudigde omzettingsprocedure een probleem. Daar zit een flinke angel. De argumenten van de Kamer zijn nog steeds dat de Staten-Generaal haar controle op het Belelux-merkenverdrag ingeperkt zal zien door verlies van keuzeruimte bij gevallen van minimumharmonisatie -- de Raad van State noemt dat ook een nadeel -- en dat de omzetting van EG-richtlijnen niet meer op de reguliere wijze plaatsvindt, omdat een aanpassing niet meer aan nationale parlementen hoeft te worden voorgelegd, terwijl Nederland wel via het communautaire recht verantwoordelijk is voor correcte en tijdige omzetting. Daaraan komt Nederland echter niet meer te pas omdat het Comité van Ministers dit doet.

(…) Men zou kunnen zeggen dat er dan een volkenrechtelijk voorbehoud zou moeten worden gemaakt ten aanzien van de goedkeuring van dit verdrag. In ieder geval kan de Kamer op dit moment, waarbij deze onduidelijkheid nog bestaat, niet tot goedkeuring overgaan.

(…) Staatssecretaris Van Gennip: Ik hoor u. Voor mij komt het er op neer dat wij te maken hebben met lange implementatietermijnen. Daarvoor wil ik een oplossing bieden. Dat was ook de inzet van mijn ambtsvoorgangers. Wij zijn al bijna tien jaar bezig met dit verdrag. In België en Luxemburg is het overigens als goedgekeurd. Die zijn voor eind april klaar. De Kamer zal van mij een brief ontvangen waarin ik de instemmingsprocedure nogmaals duidelijk zal maken. Ik hoop dat wij de discussie daarna kunnen hervatten.

De voorzitter: Ik stel vast dat de minister geen behoefte heeft aan het geven van een nadere reactie. Ik constateer dat wij niet tot besluitvorming over het voorstel kunnen overgaan in afwachting van de gevraagde brief. Ik stel voor de beraadslaging te schorsen tot een nader te bepalen datum.

Lees het volledige ongecorrigeerde stenogram hier of hier.

IEF 1814

Plenair

Kamerstukken. 30403. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96)    

Korte aantekeningen van de vergadering van dinsdag 21 maart 2006. De heer Franken zal namens de commissie het woord voeren tijdens de openbare behandeling van dit wetsvoorstel. De commissie stelt voor deze te doen plaatsvinden op 11 april 2006.
IEF 1775

Pottenkijken in het omveld

Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 maart 2006, 259127 / KG ZA 06-135.  Aufderhaar Plastic Industrie B.V. tegen Kreuwel Plastics Almelo B.V.

Eiser Aufderhaar is houder van een Gemeenschapsmodel voor een plantenpot, aangevraagd en ingeschreven in maart 2005. Aufderhaar heeft de plantenpot, de Neva 2, voor het eerst aan het publiek geïntroduceerd op de Internationale Pflanzenmesse, die werd gehouden van 27 tot en met 30 januari 2005 te Essen (Duitsland).

Gedaagde Kreuwel heeft in augustus 2005 op de tuinbouwbeurs Plantarium onder de naam KRV een rozenpot bij het publiek geïntroduceerd. Verder heeft zij de KRV rozenpot op de Horti Fair, gehouden in de RAI in november 2005, tentoongesteld. Vanaf november 2005 heeft Kreuwel de KRV rozenpot aan diverse kwekers aangeboden.

Kreuwel stelt dat het model van Aufderhaar niet nieuw is, geen eigen karakter heeft en technisch bepaald is. De voorzieningenrechter laat de beantwoording van deze vragen in het midden, omdat hij voorshands van oordeel is dat van inbreuk geen sprake is, althans dat een gerede kans bestaat dat de bodemrechter geen inbreuk zal aannemen.

4.2. De KRV rozenpot wekt naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk voor de geïnformeerde gebruiker dan de gedeponeerde pot. De hoeken van de KRV rozenpot zijn aanmerkelijk meer afgerond, waardoor vooral ook de bovenkant van de KRV pot een veel rondere indruk maakt dan het gedeponeerde model. Daarmee komt tevens de bovenkant van de KRV pot minder rechthoekig over (eerder vierkant) dan de gedeponeerde pot, terwijl de onderkant van de KRV pot zelfs niet meer (afgerond) rechthoekig is maar (verder afgerond) vierkant. Bij dit een en ander is in aanmerking genomen dat op zich een vierkante pot met taps toelopende zijden en met enigszins afgeronde hoeken reeds bekend was. Anders gezegd, het betreft hier een druk bezet “omveld” van reeds bestaande potten en onder die omstandigheden zal een geïnformeerde gebruiker eerder verschillen tussen de potten opmerken zodat minder snel inbreuk moet worden aangenomen.

4.3. De toepassing in zowel het model als de KRV pot van een kruisvormige verhoging in de bodem van de pot maakt niet dat de algemene indruk hetzelfde is. Het “omveld” toonde reeds een vergelijkbaar verhoogd deel in de bodem dat plusvormig was uitgevoerd, terwijl de in de KRV respectievelijk het gedeponeerde model aangebrachte gatenpatronen (voor een goede toe- en afwatering van de plant in de pot) relevant afwijkend zijn. Zo zijn bij de KRV pot ronde gaten gestanst op de schuin omhoog lopende delen, is het formaat van de gaten op de vier armen van het verhoogde kruisvormige deel aanmerkelijk kleiner en is er een additioneel gat op elk van de vier lager liggende bodemdelen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1765

De twee vigerende Benelux-verdragen

Kamerstuk 30403, nr. B, 1e Kamer. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96); nota naar aanleiding van het verslag

Antwoorden minister Brinkhorst op de vragen die zijn gerezen bij de behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel door de vaste commissie voor Economische Zaken, vastgesteld op 7 maart 2006.  

“Het nieuwe verdrag vervangt de twee vigerende Benelux-verdragen op het gebied van het intellectuele eigendom en voegt de twee uitvoerende bureaus samen tot één bureau. Met genoegen stel ik vast dat enkele van de voordelen ervan, zoals grotere overzichtelijkheid van de wetgeving, toename van de slagvaardigheid van de uitvoerende bureaus en verlaging van de uitvoeringskosten, blijkens het verslag door de Commissie worden onderkend.

De commissie formuleert ook enkele bedenkingen, betreffende met name het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen en EU¬-regelgeving in het Beneluxrecht. Op de vragen die bij de commissie zijn gerezen zal ik hieronder ingaan.” Lees hier meer.

IEF 1744

Gemengde gevoelens

Kamerstuk 30403, nr. A. 1e Kamer. BVIE. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) ; verslag van de vaste commissie voor economische zaken.

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen:
 
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Enerzijds zien zij voordelen in het voorstel voor wat betreft de grotere overzichtelijkheid van de Benelux-wetgeving, de mogelijke verlaging van uitvoeringskosten en de grotere slagvaardigheid van de uitvoeringsorganisaties. Anderzijds zijn er bij de leden van de commissie bedenkingen gerezen tegen het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen ( naast EU-regelgeving) in het Benelux-recht. Zij stelden daartoe de volgende vragen:

De leden van de commissie wensen er op te wijzen, dat de voorgestelde vereenvoudigde omzettingsprocedure vergelijkbaar is met hetgeen aan de orde is in het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet ( 2003/04, 29 474). Over de aldaar aan de orde zijnde materie zal een plenair debat plaatsvinden in de Eerste Kamer op 14 maart aanstaande. Is de minister c.q. de staatssecretaris bereid het thans aan de orde zijnde voorstel tot verdragswijziging tevens in het bedoelde debat te betrekken?
 
Is de regering van mening, dat bij de voorgestelde verdragswijziging geen sprake is van toepasselijkheid van een van de uitzonderingen op parlementaire goedkeuring van verdragen, zoals deze zijn geformuleerd in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Wet van 7 juli 1994, Stb.94, 542)?
 
Is de minister c.q. de staatssecretaris – ervan uitgaande dat de parlementaire goedkeuring van het onderhavige voorstel toch zal worden verleend - bereid de toezegging om tijdig informatie aan de Staten-Generaal te verstrekken per “gedetailleerde brief” over de inhoud van in onderhandeling zijnde regelgeving, die tot verdragswijziging zal leiden, te formaliseren, zodat er momenten in de onderhandelingen worden vastgelegd, waarop deze informatieverstrekking plaatsvindt?

Vertrouwend dat de regering tijdig voor de openbare behandeling op bovenstaande opmerkingen en vragen zal hebben geantwoord, acht de commissie deze hiermee voldoende voorbereid.
 
Vastgesteld: 7 maart 2006.  De voorzitter van de commissie, Luijten.  De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen

IEF 1706

Left hook is geen right hook

Rechtbank Den Haag, 28 februari 2006, KG ZA 06-114. Hi-Tek Office S.R.L. vs. Celebration Benelux B.V. Vonnis in kort geding over modelinbreuk horloges.

Hi-Tek beschikt over twee gemeenschapsmodellen met betrekking tot de U-Boat horloges. Kenmerkend voor de U-Boat horloges is (o.a.) de zogenaamde "left hook", waarbij de kroon (met dop) zich aan de linkerkant van het horloge bevindt in plaats van aan de meer gebruikelijke rechterkant.

Celebration produceert horloges onder de naam TW Steel. De hier betreffende TW Steel horloges vertonen dezelfde stijlkenmerken als de U-Boat horloges. TW Steel horloges zijn geproduceerd in zowel een left hook als een right hook variant. Hi-Tek spreekt Celebration in dit kort geding aan wegens modelinbreuk.

De voorzieningenrechter begint met het bestuderen van het Umfelt en komt tot de conclusie dat de vormgeving van de U-Boat horloges aansluit bij de in de tweede wereldoorlog ontwikkelde canteen style horloges voor militair personeel, alsmede bij de stijl van horloges zoals deze specifiek zijn ontwikkeld voor duikers. Deze horloges bevatten typisch een grote dopmoer die over de kroon van het horloge valt (ten behoeve van water- en stofdichtheid) en met een pakking op het huis van het horloge aansluit. De horloges worden uitgevoerd in een sobere stijl. Daarnaast worden er hoge eisen gesteld m.b.t. de afleesbaarheid (dus: grote duidelijke markering van de tijdseenheden).

De horloges van zowel Hi-Tek als van Celebration vertonen al deze stijlkenmerken. Toch oordeelt de voorzieningenrechter dat de modellen van U-Boat een duidelijk verschillende algemene indruk wekken ten opzichte van het Umfelt gezien de keuze voor het weergeven van slechts 3 cijfers: de 4, de 8 en de 12; de wijze van het aangeven van tijdseenheden (grote strepen met afgeronde kanten) en het verkleinen van de kroon en dop ten opzichte van wat gebruikelijk was in het Umfelt. De ingeschreven modellen van Hi-Tek zijn nieuw en komen een eigen karakter toe. Er is dus sprake van een geldig modelrecht.

Celebration produceert de gelijkende horloges in zowel de "left hook" als de "right hook" variant.

De voorzieningenrechter vergelijkt de modellen van Hi-Tek en de modellen van Celebration binnen de ontwerpvrijheid die Celebration had gelet op het Umfelt. Daarbij komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat 2 van de 8 door Hi-Tek aangevoerde Celebration modellen inbreuk maken op de modelrechten van Hi-Tek. De ontwerper van de TW Steel modellen is, aldus de voorzieningenrechter, ten aanzien van de dop nauwelijks afgeweken van de keuzes die gemaakt zijn bij de vormgeving van de dop van de U-Boat modellen. Echter maken alleen de modellen met een left hook inbreuk op de modelrechten van Hi-Tek omdat niet gesteld kan worden dat de modeldepots van Hi-Tek, waarop enkel een left hook te zien is, ook een right hook model horloge beschermen.

Celebration wordt veroordeeld de productie van de left hook variant van het TW Steel horloge te staken. Iets wat ze trouwens al na de eerste sommatie hadden gedaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 1661

Procedure

Voor wat het waard is, over een kwartier,om 14.30 uur bespreekt de De Eerste-Kamercommissie voor Economische Zaken de procedure met betrekking tot het wetsvoorstel Goedkeuring Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (30.403)

In een procedurevergadering wordt door een Kamercommissie bepaald op welke manier het voorbereidend onderzoek zal plaats vinden, hoe de verdere voorbereiding zal verlopen en wanneer de plenaire behandeling kan plaatsvinden.

IEF 1657

De geest van de waarschuwing (3 & 4)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 februari 2005. Eén kort geding, twee arresten: (1) Goliath B.V. tegen Canenco B.V en (2) Jakks Pacific Inc. tegen Canenco B.V. Het Haagse Hof nuanceert de feiten en vernietigt dit vonnis van de Haagse voorzieningenrechter.
 
De voorzieningenrechter stelde eerder vast dat Goliath en Jakks jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd) modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben.

Het hof acht echter aannemelijk dat distributeur Goliath aan Intertoys, Bart Smit en Toys ‘r Us slechts heeft meegedeeld dat Jakks, de producent van Fly Wheel, aan concurrent Canenco heeft laten weten dat zij bezwaar heeft tegen de verkoop van de Rip Racer omdat daarmee intellectuele eigendomsrechten van Jakks geschonden zouden worden. Deze mededeling kan niet als in strijd met de waarheid worden aangemerkt en er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen. Of er wel of geen sprake is van inbreuk kan volgens het hof in het midden blijven.

Ook Jakks kan niet worden tegengeworpen dat zij de mededeling aan haar distributeur heeft gedaan. Afgezien van de uiteindelijke rechtsgeldigheid van de aanspraken, is het voor het hof aannemelijk dat de mededeling serieus was bedoeld.

Tussen Jakks en Goliath is over deze zaak overleg geweest en  Goliath beschikte over een (concept-)brief van de Franse advocaat van Jakks. Tussen Jakks en Goliath bestaat daarnaast een contractuele relatie en zij hebben een gezamenlijk en gerechtvaardigd belang bij handhaving van eventuele intellectuele eigendomsrechten op de Fly Wheel. Aan het kan niet worden tegengeworpen dat zij 'samen optrekken'. Niet aannemelijk is geworden dat Jakks en Goliath welbewust hebben samengespannen tegen Canenco met het oogmerk Canenco te schaden en dat de mededeling aan Canenco als een loos dreigement moet worden aangemerkt."

Op hun beurt vorderen Goliath en Jakks Canenco te gelasten een rectificatiebrief te sturen. Zij moesten immers na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter gedwongen rectificatiebrieven sturen met een onjuiste inhoud. Het hof overweegt dat het versturen van een rectificatie - een zuiver feitelijk doen - zich naar haar aard niet leent voor ongedaanmaking. Een eventuele waardevergoeding (art. 6:210 lid 2) dient in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt te worden. 

Maar eigenlijk hebben Goliath en Jakks onvoldoende belang bij de vordering tot ongedaanmaking. Het staat hen immers vrij na vernietiging van het vonnis zelf een brief sturen aan haar afnemers. Een rectificatie van de wederpartij zou daar weinig aan toevoegen in de ogen van het hof.

Lees arrest 1 hier, arrest 2 hier.