DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 13897

Feelgood is voor persoonlijke verzorgingsproducten beschrijvend en veelgebruikte term

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juni 2006, IEF 13897 (Doctor Feelgood massage tegen Feelgood-store)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Afwijzing. Rechtspraak.nl:(Oud-)medewerkster van massagesalon Doctor Feelgood start eigen massagesalon met de naam Feelgood-Store. Doctor Feelgood vordert verbod inbreuk op merk- en handelsnaamrechten dan wel op grond van onrechtmatige daad. Vordering wordt afgewezen omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen verwarringsgevaar bestaat. Daarbij speelt een rol dat feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness, en eiseres slechts rechten heeft verkregen voor de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood. Zij kan geen bescherming krijgen voor alleen het onderdeel feelgood van haar merk- en handelsnaamrechten.

Ook geen onrechtmatig handelen. Geen strijd met het non-concurrentiebeding nu de onderneming van gedaagde meer dan 15 km van de dichtstbijzijnde vestiging van eiseres is gelegen. Proceskosten gematigd.

4.3. Doctor Feelgood heeft gesteld dat het onderdeel Feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood het meest onderscheidende onderdeel is. Het navoegsel ‘store’ is beschrijvend en dient niet in de vergelijking te worden betrokken, aldus Doctor Feelgood. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Doctor Feelgood geen bescherming kan claimen voor het woord of de woorden feel good, nu dit onderdeel beschrijvend is. Verder is er volgens haar geen sprake van verwarringsgevaar omdat beide ondernemingen in een andere plaats zijn gevestigd en zich richten op een ander publiek.

4.4. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voor de vraag of verwarringsgevaar te duchten is door het gebruik door [gedaagde] van de naam Feelgood-Store, dient volgens vaste rechtspraak te worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Daarbij is de totaalindruk van beide handelsnamen van belang. Doctor Feelgood zal dus niet worden gevolgd in haar stelling dat het woord store buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vergelijking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood Store teveel van elkaar verschillen om aan te nemen dat sprake is van verwarringsgevaar. Daarbij wordt meegewogen dat het onderdeel feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness. Weliswaar beschrijft het niet precies de aangeboden dienst (massages) maar gelet op de algemeenheid van de term, in samenhang met het feit dat Doctor Feelgood (slechts) rechten heeft verkregen op de gehele naam Doctor Feelgood kan geen bescherming worden verkregen voor het enkele onderdeel Feelgood. Nu wordt geoordeeld dat geen sprake is van verwarringsgevaar is niet voldaan aan de vereisten voor inbreuk op de handelsnaamrechten of merkrechten en zal het primair gevorderde worden afgewezen.

4.5. Wat betreft het subsidiair gevorderde geldt het volgende. Met Doctor Feelgood is de voorzieningenrechter van oordeel dat het handelen van [gedaagde] vragen oproept en dat zij, door korte tijd nadat zij voor Doctor Feelgood diensten is gaan verrichten als masseuse zelf een massagesalon te openen/nieuw leven in te blazen zonder dat aan [eiseres sub 2] mede te delen, waarbij zij een naam heeft gekozen die overeenkomsten vertoont met Doctor Feelgood de grenzen van het toelaatbare heeft opgezocht. [gedaagde] heeft ter zitting zelf ook erkend dat zij bij het kiezen van de naam van haar onderneming is geïnspireerd door Doctor Feelgood. Dat [eiseres sub 2] door de handelwijze van [gedaagde] onaangenaam is getroffen is dan ook invoelbaar. Voor het aannemen van onrechtmatig handelen is het echter onvoldoende. [gedaagde] handelt niet in strijd met het non-concurrentiebeding, nu haar bedrijf meer dan 15 kilometer verwijderd is van de dichtstbijzijnde vestiging van Doctor Feelgood. Tevens speelt een rol dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood- Store als hiervoor overwogen te zeer van elkaar verschillen om verwarringsgevaar aan te nemen en dat, nu zij met haar eenmanszaak buiten Amsterdam gevestigd is, niet aannemelijk is dat zij serieuze concurrentie voor Doctor Feelgood zal vormen. Ook de overige vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13886

Doorstart na verkoop handelsnamen

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 december 2013, IEF 13886 (Bel Installatietechniek tegen ITW Eibergen)
Vergelijk met IEF 13460. Geen behoud handelsnamen door enkele inschrijving in handelsregister. Artikel 1019i Rv brengt niet met zich mee dat deze bodemprocedure als voorzien in artikel 6 Handelsnaamwet niet aanhangig mocht worden gemaakt na het verstrijken van de in het eerste artikel bepaalde termijn. Doorstart van onderneming van de gefailleerde vennootschappen met verkoop door de curator van handelsnamen. Handelsnamen Elektroburo H. Vos, H. Vos Materieel en Vos installateurs tegenover Vos Installatiebedrijven en Vos Installatietechniek.

4.2 Onder grief 1, gericht tegen rov. 1.4 van de beschikking, klagen Bel en [verzoeker] erover dat daarin sprake is van een inschrijving in het handelsregister van de handelsnamen die door ITW werden gebruikt.
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter klaarblijkelijk de handelsnamen bedoeld zoals deze stonden ingeschreven zonder zich erover uit te laten of deze namen ook door ITW werden gebruikt, zodat deze grief berust op een onjuiste lezing van de beschikking en faalt.

4.6. (...) Volgens Bel en [verzoeker] is de in artikel 6 van de Handelsnaamwet voorziene procedure weliswaar een bodemprocedure, maar niet een procedure als bedoeld in artikel 1019i Rv en zijn ITW en de curator daarom niet-ontvankelijk in hun verzoek.

4.7 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat het voorschrift van artikel 1019i Rv nog niet meebrengt dat ITW en de curator de onderhavige bodemprocedure niet aanhangig mochten maken na het verstrijken van de onder artikel 1019i Rv bepaalde termijn (indien zij die termijn al zouden hebben overschreden). Die opvatting strookt overigens niet met de bepaling van artikel 257 Rv dat beslissingen bij voorraad geen nadeel toebrengen aan de zaak ten principale. Welke gevolgen een termijnoverschrijding heeft voor de in het kort geding vonnis gelaste voorlopige maatregelen is niet van belang in deze rekestprocedure maar hooguit in de appelprocedure van het kort geding.
De grief treft geen doel.

4.9 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Het gaat hier over de doorstart van een onderneming van gefailleerde vennootschappen, waartoe de curator de inventaris, voorraden en immateriële activa, onder meer bestaande uit de (let wel: reeds vóór augustus 2012 gevoerde) handelsnamen, het klantenbestand, de telefoonnummers, de portefeuille onderhanden werk, de lopende opdrachten en de domeinnamen, heeft verkocht en klaarblijkelijk ook aan de koper heeft overgedragen. Dit laatste wordt door de grief ook niet betwist en vindt eveneens bevestiging in voormelde brieven van [verzoeker] van 10 augustus 2012 en van [B] namens Vos Installatiebedrijven van 23 augustus 2012 aan afnemers en leveranciers, waartoe geen afzonderlijke vermelding was vereist dat ITW de houder van deze handelsnaam was. In het geval van een doorstart zal de door te starten onderneming veelal in een instabiele situatie verkeren en zal de voortzetting ervan ook niet steeds probleemloos en glad verlopen. In een dergelijke situatie mag een concurrent niet al te snel aannemen dat de overnemer met al een eigen handelsnaam vervolgens niet meer de oude handelsnaam van de overgenomen onderneming zal gaan voeren. Voorkomen moet worden dat een dergelijke concurrent misbruik zou kunnen maken van die tijdelijke instabiliteit. Aan het voortgezet gebruik van de handelsnaam mogen daarom in die overgangsperiode niet al te hoge eisen worden gesteld.
Tegen deze achtergrond hebben Bel en [verzoeker] voormelde afzonderlijke stellingen van ITW en de curator met hun algemene ontkenning onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat vaststaat dat ITW zelf de handelsnaam Elektroburo H. Vos en de verwante naam Vos Elektra voor haar installatiewerkzaamheden gebruikt. Voorts staat vast dat, zoals de grief tot uitgangspunt neemt, de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. deze aan de door ITW overgenomen handelsnamen verwante handelsnaam gebruikt. Bel en [verzoeker] zijn dat gebruik weliswaar ten pleidooie gaan betwisten, maar die betwisting geldt als een in het licht van de twee-conclusie-regel ontoelaatbare nieuwe grief. ITW heeft deze nieuwe stelling niet aanvaard en in het verweerschrift in hoger beroep onder 58 valt niet te lezen dat ITW impliciet zou erkennen de handelsnaam Vos Installatiebedrijven niet te gebruiken. In een situatie, waarin de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. dergelijke activiteiten onder die handelsnaam is of zal gaan ontplooien, ontleent zij de bevoegdheid daartoe klaarblijkelijk aan ITW (de door Bel en [verzoeker] vermoede rechtstreekse overdracht is gemotiveerd bestreden), welke vennootschap deel uitmaakt van hetzelfde concern. Het voorschrift van artikel 2 van de Handelsnaamwet staat daaraan niet in de weg. In ieder geval mag ITW dan nog steeds worden geschaard onder “ieder belanghebbende“ in de zin van artikel 6 van de Handelsnaamwet en kan zij zelf, mede ten behoeve van Vos Installatiebedrijven B.V. tegen zodanige inbreuk ageren.
De grief wordt daarom verworpen.

4.16. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dictum, gelezen in onderling verband en samenhang met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen, voldoende duidelijk dat Bel en [verzoeker] voor hun installatiebedrijf weg moeten blijven van de handelsnamen met daarin het bestanddeel Vos of H. Vos in combinatie met beschrijvende woorden zoals installatietechniek, installatie techniek, installatie, techniek, installateurs etc. en dat deze dwangsom geen betrekking heeft op een naam als Bel Installatietechniek. Inmiddels hebben ITW en de curator te kennen gegeven dat een nieuw alternatief zoals Bel Installatietechniek geen strijd oplevert met deze veroordeling.
De veroordeling tot uitschrijving van de verboden handelsnamen uit het handelsregister is onder artikel 6 lid 1 van de Handelsnaam wel mogelijk omdat ook dit een aspect betreft van het voeren van een verboden handelsnaam.

IEF 13882

Alles aan gedaan om (oude) verwijzingen op internet aan te (laten) passen

Ktr. Rechtbank Oost-Brabant 22 mei 2014, IEF 13882 (B.V. Haan Techniek tegen Boomgaard B.V.)
Uitspraak ingezonden door Kimberley Valentien, Amice Advocaten. Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. Vaststellingsovereenkomst. Boomgaard gebruikte de aanduiding 'De Haan' resp. 'Haan' in o.a. handelsnamen en domeinnamen. Partijen zijn destijds tot een vaststellingsovereenkomst gekomen, waarbij (volgens Haan) Boomgaard (oude) verwijzingen op internet zou aanpassen wanneer partijen content zouden aantreffen. Haan heeft Boomgaard erop geattendeerd per direct vermeldingen op internet te verwijderen. Boomgaard heeft te kennen gegeven dat er geen sprake is van overtreding en betwist dat zij toezegging heeft gedaan om verplicht dergelijke handelingen te verrichten. De kantonrechter oordeelt dat Boomgaard alles heeft gedaan wat in haar macht ligt om (oude) verwijzingen op internet aan te (laten) passen), waardoor niet in strijd is gehandeld met de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast is niet gebeleken dat partijen een dwangsom aan de inspanningsverplichting hebben verbonden. Beide vorderingen worden afgewezen.

Leestips: 3.4, 3.5, 3.6, 3.8

IEF 13800

Piloot in dienst handelt met merkregistratie zonder meer onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Rotterdam 28 april 2014, IEF 13800 (VLM Airlines tegen Piloot)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Gedaagde is piloot in dienst van VLM Airlines en heeft een arbeidsrechtelijk geschil met VLM Airlines. Tijdens de overname van VLM Airlines door een derde partij registreert gedaagde de merk- en handelsnaam VLM AIRLINES op eigen naam. Hij presenteert zich publiekelijk als rechthebbende op dit teken en correspondeert hierover met onder meer de overnemende partij. De voorzieningenrechter gebiedt staking van gebruik van het teken VLM AIRLINES en soortgelijke tekens, doen van verboden uitlatingen met de strekking dat hij rechthebbende is op dit teken en dat derden, waaronder VLM Airlines zelf, zijn toestemming voor gebruik van dit teken nodig hebben.

Leestip: 4.12.

IEF 13786

Fysiosupplies beschrijvend en dus beperkt beschermd

Hof Arnhem-Leeuwarden 22 april 2014, IEF 13786 (A4F tegen Fysiosupplies)

Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Handelsnaamrecht. Eerder is eiser veroordeeld tot staken van handelsnaam Fysiosupplies, maar het dictum strekt niet zover dat eiser gehouden is actief recherche te plegen, staking van executie wordt bevolen [IEF 12682]. Het Hof vernietigt het vonnis, wijst de vorderingen af en veroordeelt FysioSupplies in de kosten van beide instanties. Het woord fysiosupplies is weliswaar een niet bestaand samengesteld Nederlands/Engels woord, maar is geschikt als aanduiding voor producten. Het beschrijvend karakter sluit handelsnaambescherming niet uit, maar beperkt de beschermingsomvang. Door de nevenschikkende wijze waarop het logo het meer beschrijvende woord presenteert, zal dat element in het logo als een verwijzing naar de producten worden opgevat.

Leestips: 4.11- 4.13

IEF 13780

Ex parte staking verwarringwekkende Taxi-namen

Ex parte Beschikking Rechtbank Midden-Nederland 17 december 2013, IEF 13780 (Taxi Blaricum tegen Blaricum Taxi)
Beschikking ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Ex parte verlof ex artikel 1019(e) Rv. Verzoek ingediend door Taxi Blaricum tot staking handelsnamen Blaricum Taxi en Taxi Blaricum, althans geen verwarringwekkende naam te voeren en overdracht domeinnaam www.blaricumtaxi.nl. Bevel wordt gegeven.

Lees verder

IEF 13770

Nieuwe handelsnaam APK Haaglanden op een uithangbord

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 april 2014,  IEF 13770 (APK Haaglanden)
Onder de handelsnaam X Autotechniek Haaglanden worden drie vestigingen in de regio Den Haag gevoerd. X registreert op 14 mei 2012 www.apk(-)haaglanden.nl en voert sindsdien de handelsnaam. Op een uithangbord van Y dat heeft opgehangen van april - december 2012 staat "Garage Stephenson voert gaat verhuizen naar Uitenhagestraat onder de nieuwe naam APK Haaglanden". De facturen die door Y aan zijn klanten in 2011, 2012 en 2013 zouden zijn verstrekt roepen vragen op, maar de echtheid of datering van de aan Y verstrekte facturen worden niet bestreden. X kan zich niet op een oudere handelsnaam beroepen.

4.5. X betwist daarentegen niet de echtheid en de datering van de aan Y door derden verstrekte facturen. Het betreft voor zover hier van belang:
(I) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Pitsstop Garage gedateerd 30 maart 2011, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(II) een factuur van een bedrijf genaamd www.hugosplaatwerk.com gedateerd 5 april 2011, gericht aan ‘garage stephenson/a.p.k haaglanden’;
(III) een viertal facturen, eveneens van www.hugosplaatwerk.com, gedateerd respectievelijk 4 mei 2011, 8 juli 2011, 14 september 2011 en 9 januari 2012, alle gericht aan ‘apk haaglanden’;
(IV) een handgeschreven factuur van een bedrijf genaamd Free Kick Sport, gedateerd 9 april 2012, gericht aan ‘APK Haaglanden’;
(V) een factuur van onderhoudsbedrijf SURESH, gedateerd 4 april 2011, gericht aan ‘Garage Stephenson/Apk Haaglanden’.

4.7. De facturen die door Y aan klanten zouden zijn verstrekt roepen inderdaad vragen op, maar nu niet is gesteld of blijkt dat getwijfeld moet worden aan de echtheid of de datering van de door derden aan Y verstrekte facturen en X ook niet bestrijdt dat daaruit volgt dat Y de handelsnaam APK Haaglanden gebruikte vóórdat X de handelsnaam www.apk(-)haaglanden.nl is gaan gebruiken, gaat het beroep van X op oudere handelsnaamrechten en op het gestelde onrechtmatig handelen van Y voorshands niet op. Verder blijkt vooralsnog uit niets dat Y de handelsnaam aan X zou hebben ontleend. Ook die stelling kan al daarom geen grond zijn voor toewijzing van het gevorderde.
IEF 13731

Handelsnamen Garbo for women en Garbo Amsterdam voor lesbische feesten verwarringwekkend

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1764 (Pink Pearls Amsterdam tegen Garboforwomen)
Handelsnamenrecht. Inbreuk. Partijen organiseren feesten, evenementen en festivals die zich richten op lesbische vrouwen. Eiser heeft in 2010 het Benelux beeldmerk GARBO AMSTERDAM gedeponeerd en is een eenmanszaak gestart onder de naam Garbo Amsterdam, daartoe worden garboamsterdam.com en garboamsterdam.nl gebruikt. Gedaagde handelt sinds 2008 onder de handelsnaam garboamsterdam.info geregistreerd en exploiteert garboforwomen.nl. In reconventie oordeelt de rechtbank dat gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, indien op internet op de term “Garbo Amsterdam” wordt gezocht, de ondernemingen door elkaar vermeld staan. Gedaagde heeft er belang bij dat het verwarringsgevaar zo snel mogelijk wordt beëindigd. Vorderingen in reconventie worden toegewezen.

6.5. Maar ook indien die activiteiten wel zouden kunnen worden geschaard onder de klasse waarvoor het beeldmerk is geregistreerd, geldt het volgende. Hoewel de naam van de door [B] gegeven feesten strikt genomen Garbo for Women is, heeft [A] niet betwist dat in de lesbische scene de “Garbo feesten in Amsterdam” al jarenlang een begrip zijn. Tegen deze achtergrond bezien wekken het merk en de handelsnaam van [A], te weten Garbo Amsterdam, dan ook verwarring tussen beide ondernemingen. [A] heeft het merk Garbo Amsterdam pas op 28 maart 2010 geregistreerd. Haar onderneming onder deze naam is zij pas op 15 augustus 2010 gestart en heeft zij, na een onderbreking van enige jaren, in 2013 voortgezet. Haar merk en handelsnaam zijn dan ook van recenter datum dan de – in ruime zin opgevatte – handelsnaam van [B]. [A] kan op grond van artikel 2.23 lid 2 BVIE dan ook niet optreden tegen het gebruik door [B] van de domeinnamen garboamsterdam.eu en garboamsterdam.info. Andersom kan [B] wel op grond van artikel 6:162 BW en artikel 5 van de Handelsnaamwet een verbod vragen op het gebruik door [A] van het merk en de handelsnaam Garbo Amsterdam en de domeinnamen garboamsterdam.com en garboamsterdam.nl.

6.6. De slotsom van het voorgaande is dat de vordering in conventie zal worden afgewezen en dat de vordering in reconventie zal worden toegewezen. [B] heeft daarbij een voldoende spoedeisend belang. Aan de hand van haar productie 14 heeft [B] voldoende aannemelijk gemaakt dat, indien op internet op de term “Garbo Amsterdam” wordt gezocht, bij de resultaten de ondernemingen van partijen door elkaar heen staan vermeld. [B] heeft er belang bij dat het verwarringsgevaar zo snel mogelijk wordt beëindigd. [A] zal dan ook worden veroordeeld het gebruik van de namen Garbo Amsterdam, garboamsterdam.nl en garboamsterdam.com te staken en gestaakt te houden en om deze domeinnamen over te dragen aan [B]. Gelet op de stelling dat [A] geen recht heeft op die domeinnamen, kan de vordering om de domeinnamen aan [B] over te dragen niet anders worden begrepen dan dat de overdracht om niet geschiedt. Tot slot zal [A] ook worden veroordeeld de handelsnaam Garbo Amsterdam te doen verwijderen uit haar registratie in het Handelsregister. Een termijn van telkens twee werkdagen komt daarbij redelijk voor. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13715

Handelsnaaminbreuk kleding.nl door kleding.com

Vzr. Rechtbank Amsterdam 2 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1822 (Kleding B.V. tegen Cyrus I B.V.)
Uitspraak ingezonden door Ilse Werts, Wim Maas en Frederick Leentfaar, Deterink. Handelsnaamrechten. Oneerlijke handelspraktijken. Via Kleding.nl biedt Kleding B.V. een zoekmachine aan waarmee simultaan kan worden gezocht in online kledingwinkels. Cyrus biedt via de website kleding.com een vergelijkbare zoekmachine aan. De rechtbank oordeelt dat kleding.nl een handelsnaam is met een zeker onderscheidend vermogen. Het verschil tussen de existenties '.nl' en '.com' zal minder snel zal opvallen. De vermelding "Alle kleding online vanaf nu onder een dak bij Kleding.COM." bevat de suggestie dat elders op internet geen online kleding te koop wordt aangeboden die niet ook via de zoekmachine kan worden gevonden. Er kan geen beroep gedaan worden op overdrijving. De vorderingen worden toegewezen.

4.8. [..] Door het gebruik van een handelsnaam die deels een beschrijvende term bevat en wordt aangevuld met een toevoeging die behoort tot dezelfde categorie begrippen als waarmee de eerdere gebruiker zijn handelsnaam een onderscheidend karakter heeft gegeven, ontstaat verwarringsgevaar. Dit geldt temeer omdat de existenties '.nl' en '.com' in het Nederlandse internetverkeer zodanig veelvuldig gebruikt worden dat het verschil tussen die beide toevoegingen in een handelsnaam minder snel zal opvallen.

4.11. [..] Cyrus I suggereert met het gebruik van de zin "Kleding.COM biedt je het grootste aanbod" dat op haar site het grootste aanbod van online kleding staat. De uitdrukking "Alle kleding online vanaf nu onder een dak bij Kleding.COM" bevat de suggestie dat er elders op internet geen online kleding te koop wordt aangeboden die niet ook via de zoekmachine van Cyrus I gevonden kan worden. Eenzelfde suggestie gaat uit van de zin "Onze zoekmachine zoekt overal". Op deze wijze zal een gemiddelde lezer deze beweringen dan ook interpreteren. Cyrus I heeft de juistheid daarvan niet aangetoond. Nu het gaat om concrete en meetbare beweringen, kan geen beroep worden gedaan op overdrijving als reclamemiddel.

Lees de uitspraak:
KG ZA 14-207 (pdf)

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13680

Vordering merken- en handelsnaamrecht op VANDENBERG verjaard

Ktr. Rechtbank Overijssel 12 maart 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (band Undercover Vandenberg)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Zie eerder o.a. IEF 11631. Eiser heeft de band Undercover opgericht en onder de naam VANDENBERG een CD en DVD uitgebracht. Onder dezelfde naam Vandenberg heeft gedaagde een kampioenslied uitgebracht. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat eiser uit de band is vertrokken met enig recht op het beeldmerk, woordmerk of de handelsnaam. De mogelijkheid een vordering in te stellen is verjaard.

 

De beoordeling
13. Uitgangspunt voor de beoordeling is de periode 1982 tot en met 1985/1986, gedurende dewelke de band Vandenberg heeft bestaan.
Nadien is de band uiteengevallen, zijn de leden ieder huns weegs gegaan en is daarmede een einde gekomen aan dat samenwerkingsverband, dat als enige vorm van gemeenschap nog de meeste overeenkomsten vertoont met een maatschapsvorm.

14. Voor zover de rechtbank kan overzien is echter nimmer dat samenwerkingsverband noch het einde ervan op enigerlei wijze schriftelijk vastgelegd, laat staan dat enige vorm van scheiding en deling heeft plaatsgevonden, anders dan dat ieder lid met het zijne van dat moment is verdergegaan.

15. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in 1985, toen hij als zanger van de band werd vervangen door [S], althans in 1986 bij het einde van de band, als (voormalig) lid daarvan is vertrokken in voornoemde zin met enig recht op het beeldmerk, woordmerk of de handelsnaam “Vandenberg”.
Voor zover de vorderingen van [eiser] zo zouden moeten worden gelezen, dat zij strekken tot alsnog scheiden en delen van de band als samenwerkingsverband en toescheiding in dat kader aan [eiser] van het beeld-, woordmerk of handelsnaam “Vandenberg”, beroept
[gedaagde] zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op verjaring van de mogelijkheid een dergelijke vordering in te stellen.

16. Evenmin doet het opkomen van nagekomen baten uit hoofde van een uitgebracht verzamelalbum en dergelijke de band als samenwerkingsverband herleven, het verplicht (enkel) tot niet meer dan een (eerlijke) verdeling en betaling van die nagekomen revenuen onder de toenmalige leden van de voormalige band.

17. Bij gebreke van daartoe strekkend recht kan het op 5 juli 2011 op -kennelijk- initiatief van [eiser] namens de vier (voormalige) bandleden [eiser], [K], [Z] en
[gedaagde] deponeren van het woordmerk “Vandenberg” in het voorgaande geen verandering brengen.
Evenmin schept dat een mogelijkheid voor [eiser] om -anders dan voor zichzelf- in deze procedureenige vordering te formuleren.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (link)
ECLI:NL:RBOVE:2014:1518 (pdf)