Auteursrecht  

IEF 9245

Ik volsta met een verwijzing

Kamerstukken. Auteursrecht. Flitsenregeling. Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Van Dam (ingezonden d.d. 11 oktober 2010, kenmerk 2010Z14577, IEF 9160).

Vraag 2: Welke gevolgen verbindt u aan de interpretatie van de rechtbank dat artikel 5.4 van de Mediawet de regionale omroepen wel het recht geeft flitsen op te vragen, maar dat dit artikel noch de beperkingen op de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten hen het recht geven om deze beelden ook daadwerkelijk uit te zenden?

Antwoord: De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 betreft een vonnis in kort geding. De gevolgen hiervan zijn niet definitief aangezien in deze zaak de bodemprocedure, die is aangespannen door de Eredivisie C.V. c.s., nog loopt. Het gaat niet aan te treden in een geschil dat onder de rechter is. Ik wacht daarom de uitspraak in de bodemprocedure af.

Vraag 3: Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever was dat omroeporganisaties die de beelden mogen opvragen, deze ook mogen uitzenden en dat artikel 5.4 anders een betekenisloos artikel is? Zo ja, gaat u de wetgeving dan aanpassen zodat omroeporganisaties de betreffende beelden ook mogen uitzenden?

Antwoord: Ik moet in dit verband voorop stellen dat, zoals aangegeven in het voorgaande antwoord, het juridisch geschil nog onder de rechter is. Ik volsta om die reden met een verwijzing naar de wettekst en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 van de Mediawet 2008 (Kamerstukken 31 876) en het daaraan ten grondslag liggende artikel in de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (huidige artikel 15 van de Richtlijn 2010/13/EU). Volledigheidshalve meld ik u dat het ministerie van OCW een brief aan Stichting ROOS heeft gezonden. Ik voeg de brief als bijlage toe.

 (…)

Antwoord op de vragen 4, 5, 6, 7 en 8: Pas nadat het vonnis van de rechter in de bodemprocedure kracht van gewijsde heeft gekregen, kan worden beoordeeld of er ongerechtvaardigde belemmeringen worden opgeworpen voor de vrije nieuwsgaring en of de wet aanpassing behoeft. Indien een onherroepelijke uitspraak aanleiding vormt voor het nemen van vervolgstappen, zal ik u daarover te zijner tijd nader informeren.

Lees de volledige vragen en antwoorden hier.

IEF 9244

Op een wijze die is toe te rekenen

digitenneVzr. Rechtbank Amsterdam, 25 november 2010, KG ZA 10-1691 WT/PV, Cedar, Agicoa, Lira, Pictoright, Sekam & Vevam tegen Digitenne & KPN (met dank aan Tobias Cohen Jehoram & Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Openbaarmaking. Doorgifte. Geschil over nieuwe licentieovereenkomst tussen eisers, diverse rechthebbenden vertegenwoordigende organisaties, en Digitenne. Is, na de omschakeling van analoge publieke televisiezenders naar digitale publieke televisiezenders in de nacht van 10 op 11 december 2006, de doorgifte van de televisiezenders Nederland 1,2 en 3 aan de abonnees van Digitenne nog steeds aan te merken als een afzonderlijke openbaarmaking door een andere organisme dan de oorspronkelijke, of moet die doorgifte sindsdien worden aangemerkt als een gelijktijdige uitzending door hetzelfde organisme dat dat programma oorspronkelijk uitzendt, als bedoeld in artikel 12, zesde lid, van de Auteurswet? Kort gezegd: moet Digitenne nog aan eisers betalen voor Nederland 1, 2 en 3? De voorzieningenrechter oordeelt dat dat inderdaad moet : “Van belang is voorshands of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft.”

5.11. Uit voormelde arresten [HR kabelarresten en HvJ Hoteles- IEF] volgt voorshands dat de omstandigheid dat de zenders Nederland 1,2 en 3 in beginsel voor een ieder in Nederland die een individuele digitale ontvanger heeft vrij te ontvangen zijn, alsmede de daarbij gebruikte techniek, niet van doorslaggevend belang zijn voor de vraag of de doorgifte door Digitenne van dat signaal is aan te merken als een zelfstandige openbaarmaking. Van belang is voorshands of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne is toe te rekenen, in die zin dat zij toegang tot dat signaal aan haar abonnees verschaft.
In dat kader wordt allereerst overwogen dat uit de overgelegde stukken blijkt dat Digitenne op haar website abonnees werft met de mededeling dat met een abonnement op Digitenne 23 zenders, waaronder Nederland 1,2 en 3 kunnen worden ontvangen. De zenders Nederland 1, 2 en 3 maken dus deel uit van het door Digitenne aangeboden pakket van televisiezenders. Digitenne maakt in die zin dus een keuze welke televisiezenders met haar ontvanger kunnen worden bekeken, hetgeen ook aansluit bij de stelling van Digitenne c.s. dat de beperkte digitale transportcapaciteit het voor haar niet mogelijk maakt om meer zenders door te geven.

Uit de stukken blijkt voorts niet dat de omschakeling in de nacht van 10 op 11 december 2006 tot gevolg heeft gehad dat Digitenne de zenders Nederland 1, 2 en 3 daarna heeft vervangen door andere zenders, hetgeen in de rede had gelegen nu Digitenne c.s. stelt dat sinds de omschakeling de NOS als enige de uitzending van Nederland 1, 2 en 3 verzorgt. Ook dit sterkt de voorzieningenrechter in het voorlopige oordeel dat de zenders Nederland 1,2 en 3 tot het door Digitenne aangeboden en geselecteerde zenderpakket moeten worden gerekend. Dat, Digitenne sinds begin oktober 2010 op haar website meldt dat de zenders Nederland 1, 2 en 3 ook zonder smartcard zijn te ontvangen maakt dat niet anders, nu dit niet betekent dat de abonnees van Digitenne deze zenders niet via het pakket van Digitenne zijn blijven ontvangen. Nog daargelaten dat, zoals ter terechtzitting namens Cedar c.s. is aangevoerd, lang niet alle televisietoestellen zijn voorzien van een ingebouwde digitale dvb-t ontvanger.
Ten slotte is nog van belang dat Digitenne c.s. tegenover de ontkenning van Cedar c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat de NOS sinds de omschakeling aan Cedar c.s. een vergoedig betaalt voor de doorgifte van Nederland 1, 2 en 3 aan abonnees op het Digitenne pakket.

5.12. Voorshands leidt dit alles tot het oordeel dat het verweer van Digitenne c.s. dat zij niet tot betaling voor doorgifte van de netten Nederland 1, 2 en 3 is gehouden onvoldoende kansrijk voorkomt. Daarmee is aan de vereiste mate van hoge aannemelijkheid van bestaan m omvang van de geldvordering, althans over 2008 en de in dat verband gevorderde rente, voldaan. Bij deze betalingsveroordeling hebben de materiële procespartijen, Agicoa, Lira, Pictoright, Sekam en Vevam, bovendien voldoende spoedeisend belang. Deze partijen behartigen immers de belangen van rechthebbenden die, naar enerzijds is gesteld en anderzijds onvoldoende is betwist, voor hun levensonderhoud en voor de voortzetting van hun productieactiviteiten afhankelijk zijn van de opbrengst uit exploitatie van hun werken. Gelet op de door Digitenne c.s. zelf genoemde bedragen die jaarlijks bij de verschillende rechtenorganisaties omgaan, vormt het restitutierisico tenslotte geen reëel gevaar. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 9242

Het geding kan worden voortgezet

Gerechtshof Amsterdam. 13 april 2010, LJN: BO4429, Playlogic International N.V. tegen Visionvale Ltd.

Auteursrecht. Nieuwe tussenstand in de zaak m.b.t. de rechten op de software/game ‘Sparta – Ancient Wars (zie eerder Gerechtshof Amsterdam. 13 april 2010, IEF 8805). Nu: Schorsing geding bij faillissement. Geen ontslag van instantie. Aanhouding met een jaar.

2.9 Nu de curator is opgeroepen en het geding niet heeft overgenomen, hebben geïntimeerden ingevolge artikel 27 lid 2 Fw het recht ontslag van instantie te vragen. Zij hebben daarom verzocht.

2.10 Bij de beoordeling van dat verzoek staat voorop dat artikel 27 lid 2 Fw niet dwingt tot toewijzing daarvan. Onder omstandigheden mag de rechter het verzoek afwijzen.Voor afwijzing is in ieder geval reden indien toewijzing in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde. Daarvan is onder meer sprake indien beide partijen over en weer vorderingen (in conventie en in reconventie) hebben ingesteld en die vorderingen zodanig zijn verweven dat de band tussen beide vorderingen niet zonder noodzaak dient te worden verbroken.

2.11 De onder 2.10 bedoelde verwevenheid doet zich in dit geval voor. Dat brengt mee dat het verzoek tot ontslag van instantie behoort te worden afgewezen. Het geding kan ingevolge het bepaalde in artikel 27 lid 2 Fw buiten bezwaar van de boedel worden voortgezet.

2.12 Het hof gaat behoudens andersluidend rolverzoek ervan uit dat geïntimeerden bij deze stand van zaken wensen dat de zaak voor langere tijd zal worden aangehouden. Op verzoek van een van partijen kan de zaak bij vervroeging op de rol worden geplaatst. 

Lees het arrest hier.

IEF 9235

Een realistische interactieve pluchen hamster

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 november 2010, KG ZA 10-1319, Cepia LLC c.s. tegen Raadgevend Ingenieursbureau Sigma B.V.

Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Aangenomen inbreuk door groothandelaar middels de verhandeling van Counterfeit Zhu Zhu Pet Hamsters. Verstekvonnis inclusief dagvaarding; gedaagde Sigma is ‘behoorlijk opgeroepen’, maar niet verschenen. (Neven)vorderingen grotendeels toegewezen, inclusief de 1019h proceskostenveroordeling, nu gedaagde ‘door betekening van een staat van kosten tijdig is geïnformeerd.’

3.1. Nu de vordering de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, zal de vordering –op de wijze als hierna vermeld– worden toegewezen.

3.4. Sigma zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. In deze zaak, welke tot inzet heeft de handhaving van IE rechten in de zin van artikel 1019 Rv, zijn deze te bepalen aan de hand van de maatstaf van artikel 1019h Rv. Door betekening van een staat van kosten is Sigma tijdig geïnformeerd omtrent het door Cepia als proceskosten gevorderde bedrag en de specificatie daarvan. Het gevorderde bedrag van € 13.392,08 excl BTW zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9230

Alleen het handelsnaamrechtelijk gebruik

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 november 2010, KG ZA 10-1172, Solutions Advice tegen Viewtech Europe B.V. (met dank aan Maarten Rijks, Banning & Charlotte de Boer, Deterink).

Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Geschil tussen parfumswinkel.nl en parfumwinkel.nl. Vorderingen toegewezen. Inbreuk handelsnaamrecht en auteursrecht m.b.t. productomschrijvingen. Gedaagde hoeft alleen het handelsnaamrechtelijke gebruik van de domeinnaam staken, ander gebruik is wel gepermitteerd.  

Verwarring: 4.8 Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam "parfumwinkel.nl" afwijkt van de handelsnaam "parfumswinkel.nl", en voorts gelet op de nauw verwante opzet van de beide websites, de (nagenoeg) identieke producten die worden aangeboden en op het feit dat beide zich richten op dezelfde doelgroep (Nederlandse internetgebruikers op zoek naar parfum), is voorshands aannemelijk dat verwarring is te duchten bij het relevante publiek. Dat die verwarring ook daadwerkelijk plaatsvindt blijkt reeds uit de in het geding gebrachte emails van consumenten die zich tot ("parfumwinkel.nl" van) Viewtecht richtten in de veronderstelling dat zij met ("parfumswinkel.nl" van) Solutions Advice van doen hadden."
 
4.10 (...) Aan de bescherming die een handelsnaam biedt kan het bestaan van vergelijkbare handelsnamen onder omstandigheden afdoen, maar van dergelijke omstandigheden is in het onderhavige geval niet gebleken. Viewtech heeft niet gesteld welke van de door haar genoemde (domein)namen in gebruik zijn, welke namen in gebruik zijn als handelsnaam voor vergelijkbare ondernemingen, vanaf wanneer zulk gebruik heeft plaatsgevonden, zodat voorshands niet is in te zien dat Solutions Advice bewust verwarring heeft willen doen ontstaat, of voor lief heeft genomen. Van belang is daarbij ook dat ten tijde van de registratie van de domeinnaam parfumswinkel.nl en de aanvang van de exploitatie van zijn webwinkel door Solutions Advice de domeinnaam parfumwinkel.nl niet in gebruik was, zoals Solutions Advice onweersproken heeft gesteld."

Niet louter beschrijvend: 4.12 (...) Naar voorlopig oordeel is de aanduiding "parfumswinkel.nl" niet louter beschrijvend. De gebruikelijke aanduiding voor een winkel waar parfums worden verkocht is immers "parfumerie". Het woord "parfumswinkel" is niet in het woordenboek opgenomen (en "parfumwinkel" komt in Van Dale ook niet voor als zelfstandig lemma, alleen als betekenis van "parfumerie")."
 
4.13 (…) Naar voorlopig oordeel had Viewtech voldoende mogelijkheden om met gebruik van de aanduiding 'parfum' voor een andere, niet verwarringwekkende handelsnaam te kiezen en had zij dat ook moeten doen."
 
Gebruiksverbod: 4.17. Opgemerkt zij dat het bevel niet inhoudt dat Viewtech ieder gebruik van de domeinnaam wordt verboden. Solutions Advice heeft immers uitsluitend gevorderd het gebruik als handelsnaam te verbieden en heeft geen bezwaar gemaakt tegen enig ander gebruik. Ter zitting heeft Solutions Advice te kennen gegeven zijn vorderingen niet (mede) te baseren op onrechtmatig handelen (los van de handelsnaamwet)' en daarom ook geen bezwaar te hebben tegen de domeinnaam parfumwinkel.com (van een derde), die bezoekers naar de onder de handelsnaam 'Topdrogist.nl" galreven webwinkel doorleidt. Aldus is er geen grondslag voor een verbod op soortgelijk gebruik van de domeinnaam parfumwinkel.nl door Viewtech.

Auteursrecht: 4.26. Niet betwist is dat (een deel van) de productomschrijvingen op de website van Viewtech (vrijwel) letterlijk overeenkomen mm (delen van) productomschrijvingen van Solutions Advice. Gelet op het voorgaande maakt Viewtech daardoor naar voorlopig oordeel inbreuk op de auteursrechten van Solutions Advice. Hot gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de auteusrechten zal worden toegewezen (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 9229

Het kopiëren van gehele boeken

Rechtbank Almelo, ex parte beschikking van 22 oktober 2010, zaaknr. 115357KGRK, Noordhoff Uitgevers B.V. & Pearson Education Benelux B.V. tegen Delta Copiers B.V. (met dank aan Marloes Bakker en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Ex parte. Copyshop in Enschedé maakt met verkoop van illegale kopieën van studieboeken inbreuk op de auteursrechten van Noordhoff Uitgevers. 

"Toegestaan als verzocht, in dier voege dat de Voorzieningenrechter:

1. Gerekestreerde beveelt iedere inbreuk op de auteursrechten van Verzoekster zoals in het lichaam van het verzoekschrift omschreven, met name het - al dan niet op verzoek - kopiëren van gehele boeken die nog in de handel verkrijgbaar zijn, te staken en gestaakt te houden;

2. Bepaalt dat Gerekestreerde een dwangsom zal verbeuren van €10.000,- (zegge: tienduizend Euro) Voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat deze overtreding voortduurt of – zulks naar keuze van Verzoeksters – van €1.000,- (zegge: duizend Euro) voor iedere inbreukmakende kopie dan wel inbreukmakend handelen waarmee Gerekestreerde het sub 1 gegeven bevel geheel of gedeeltelijk overtreedt. Zulks steeds tot een maximum van €100.000,- (honderdduizend Euro)."

Lees de beschikking hier. Mediaberichtgeving hier.

IEF 9227

De waarde van normen (HB)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 november 2010, zaaknrs. 200.029.693/01 De Staat der Nederlanden tegen Knooble B.V. c.s. & 200.031.136/01, Knooble B.V. tegen De Stichting Nederlands Normalisatie Instituut (met dank aan Tom Ensink & Willem Leppink, Ploum Lodder Princen).

Auteursrecht. NEN-normen en artikel 11 Aw (auteursrecht op wetten etc.) . De NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen zijn wel algemeen geldend, maar geen algemeen verbindende voorschriften en de NEN-normen, ook niet door de verwijzing ernaar in bouwregelgeving, vallen niet onder de werkingsfeer van artikel 11 Auteurswet, althans, dat kan ‘niet worden vastgesteld’ en derhalve kan dus niet kan worden vastgesteld dat ze niet in aanmerking zouden komen voor auteursrechtelijke bescherming. Zie eerder: Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, IEF 7462.

12. (…)Van de betreffende NEN-normen kan bij het NNI worden kennisgenomen en zij zijn tegen betaling bij het NNI te verkrijgen. Het hof is van oordeel dat op deze wijze voldoende bekendheid aan de betreffende NEN-normen wordt gegeven. Niet is gesteld of gebleken dat dit stelsel maatschappelijk onaanvaardbare gevolgen heeft of dat bedrijven zoals Knooble daardoor in hun voortbestaan worden bedreigd

13 Ook de omstandigheid dat, zoals Knooble heeft aangevoerd, velen adhesie hebben betuigd aan haar standpunt en dat vanuit de samenleving erop wordt aangedrongen dat de overheid “verwezen normen" kostenloos ter beschikking dient te stellen (…), brengt het hof niet tot een ander oordeel. Een dergelijke stelselwijziging dient door de wetgever te worden tot stad gebracht en valt buiten de rechtsvormende taak van de rechter,

14. Uit het bovenstaande volgt dat de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit en de Regeling worden. verwezen, weliswaar moeten worden beschouwd als algemeen geldend, maar dat de bepalingen van de Bekendmakingswet daarop niet van toepassing zijn. Door de Staat zijn geen voor hem geldende regels inzake de bekendmaklng van algemeen verbindende voorschriften geschonden. In zoverre slagen de grieven van de Staat en het NNI. De vordering van Knooble onder 1 primair en subsidiair zal worden afgewezen.

15. De NEN-nomen zijn door het NNI bekendgemaakt ('uitgevaardigd'). Knooble heeft niet onderbouwd gesteld dat, ook als er niet van wordt uitgegaan dat de betreffende NEN-normen worden geacht te zijn vastgesteld in het Bouwbesluit of de Regeling, het NNI moet worden beschouwd als een onderdeel van de openbare macht. Dat leidt het hof tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat artikel 11 van de Auteurswet op de betreffende NEN-nomen van toepassing is. De tot een andere conclusie strekkende grieven van Knooble slagen niet en ook het tweede onderdeel van de vordering van Knooble zal worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9223

Misstanden aan de kaak stellen

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 5 november 2010, LJN: BO3655, Vereniging Voor Latijnse Liturgie tegen gedaagden.

Auteursrecht, althans auteursrechtcomponent bij een (bestuurs)conflict binnen een vereniging, wat leidt tot ‘een botsing van fundamentele rechten (recht op vrijheid van meningsuiting en recht op eerbiediging van privacy/persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam) bij de openbaarmaking van (on)rechtmatig verkregen informatie.’ Aan het auteursrecht wijdt de voorzieningenrecht één alinea:

4.9.   Naar de voorzieningenrechter - op grond van hetgeen partijen hebben gesteld en aan producties hebben overgelegd - begrijpt, is de website van de Vereniging (www.latijnseliturgie.nl) door [gedaagde sub 2] ontworpen en “gehost”. Gelet op de inhoud van de onder r.o. 2.6. geciteerde brief d.d. 10 september 2010 - waarin namens het DB van de Vereniging wordt bevestigd dat [gedaagde sub 1] het verkoopaccount van de website heeft verwijderd en de website voorts heeft teruggebracht tot één pagina, zonder daarbij ook maar enigszins te kennen te geven dat dit naar de mening van de Vereniging niet was afgesproken dan wel niet rechtmatig is ([gedaagde sub 1] wordt daarentegen zelfs bedankt) - en het gemotiveerde (niet expliciet weersproken) verweer van [gedaagde sub 1], inhoudende dat [gedaagde sub 2] het auteursrecht heeft op het ontwerp van de website en de lay-out van het bulletin van de Vereniging, is door [A] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] en/of de andere gedaagden op enige grond verplicht zouden zijn om de website te herstellen, laat staan dat de Vereniging bevoegd zou zijn om het ontwerp van de website en het ontwerp van de lay-out van het bulletin nog langer te gebruiken. Zo hebben [A] c.s. hun stelling dat zij met [gedaagde sub 1] een overeenkomst van opdracht zouden hebben gesloten, op geen enkele wijze uitgewerkt.
Voorts had het op de weg van [A] c.s. gelegen om aan te geven op welke wijze de website dan hersteld zou moeten worden. Door slechts herstel te vorderen, is de vordering niet concreet en duidelijk genoeg en zal deze bij toewijzing enkel tot executieproblemen aanleiding geven.

Lees het vonnis hier

IEF 9221

Geöriënteerd op de vraag of dat zo wel kon

Rechtbank Middelburg, 17 maart 2010, LJN: BO3809, Microsoft Corporation tegen gedaagde

Auteursrecht. Merkenrecht. Echtheidscertificaten Microsoft (Certificate of Authenticity, COA). “het zonder toestemming van Microsoft verkopen van computers, waarop een besturingssysteem van Microsoft is geïnstalleerd, en waarop een COA-sticker is aangebracht, onder meelevering van een zelfgebrande kopie-DVD van het computerprogramma is onrechtmatig is. Aanhouding m.b.t. nadere toelichting op minnelijke regeling aangaande een gedeeltelijke schadevergoeding.

4.5. In de onderhavige zaak draait het in de kern om de vraag of het [gedaagde] geoorloofd was om computers te verkopen, waarop door hem het besturingssysteem van Microsoft was geïnstalleerd, en waarop door hem een COA-sticker was aangebracht, onder meelevering van een zelfgebrande kopie-DVD van het computer-programma, een en ander dus zonder meelevering van het origineel van het exemplaar van het computerprogramma, waarvan de COA-sticker de echtheid beoogt te garanderen.

(…)

4.7. De rechtbank neemt – nu [gedaagde] dat ook niet, althans onvoldoende, heeft betwist – als uitgangspunt dat COA’s zijn bedoeld om de echtheid van de geleverde software te garanderen en dat zij niet als een licentie zijn te beschouwen. Een COA wordt immers door of vanwege Microsoft steeds in combinatie met een handboek, de licentieovereenkomst en de software (al dan niet geïnstalleerd op een computer) in het verkeer gebracht en is niet bedoeld om los verhandeld te worden. In dat verband is ook van belang dat niet is gesteld of gebleken welk doel gediend zou worden met het verhandelen van losse COA’s, anders dan het faciliteren van de handel in illegale software. Met een COA wordt het immers mogelijk ongeautoriseerde kopieën of niet van Microsoft afkomstige software als van Microsoft afkomstig voor te wenden.

4.8. [gedaagde] stelt dat hij zich, vóórdat hij de COA-stickers bij CTC kocht, heeft geöriënteerd op de vraag of dat zo wel kon en dat hij toen ook contact heeft gehad met Microsoft. Nu hij echter niet heeft aangegeven tot welke conclusies hij in het kader van zijn oriëntatie is gekomen en evenmin wat hem in dat beweerdelijke contact met Microsoft met betrekking tot het gebruik van losse COA-stickers is gezegd, zal dat verweer als onvoldoende onderbouwd worden verworpen. In rechte moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde] in ieder geval geen officiële toestemming heeft verkregen van Microsoft voor het verveelvoudigen van de software van Microsoft (door deze op door hem te verkopen computers te installeren en door deze op DVD’s te branden) en voor het van een COA-sticker voorzien van die computers en/of DVD’s. Dat die COA’s daadwerkelijk van Microsoft afkomstig zijn geweest en dat [gedaagde] naar zijn zeggen daar een hoge prijs voor heeft betaald, doet aan een en ander niet af. Een COA is immers, zoals hiervoor overwogen, niet als een licentie aan te merken en evenmin is een COA bedoeld voor losse verkoop. Dat Microsoft niet gedetailleerd heeft uiteengezet hoe die COA’s in het verkeer terecht kunnen zijn gekomen, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, is dan ook voor de beoordeling van de onrechtmatigheid van het handelen van [gedaagde] niet relevant.

Voor zover [gedaagde] met zijn betoog dat de COA’s mogelijkerwijs op rechtmatige wijze binnen de Europese Economische Ruimte in het verkeer zijn gekomen, een beroep heeft willen doen op uitputting van het merkenrecht en/of het auteursrecht van Microsoft, slaagt dit verweer even. Van uitputting van het merkenrecht kan geen sprake zijn. Uitputting ziet immers op het in het verkeer brengen van een bepaald exemplaar en hier kan onder exemplaar uitsluitend worden begrepen een compleet softwarepakket, bestaande uit een COA, software, handleiding en licentieovereenkomst. Door slechts een onderdeel van zo’n exemplaar (zonder toestemming van Microsoft) verder te verspreiden, wordt inbreuk gemaakt op het merkenrecht van Microsoft, omdat sprake is van een gewijzigd exemplaar. Uitputting van de auteursrechten van Microsoft is evenmin aan de orde. Er is immers sprake van een nieuwe vorm van openbaarmaking. Daarvoor had [gedaagde] de toestemming van Microsoft nodig en die had hij niet.

4.9. De conclusie uit het vorenstaande luidt dat het zonder toestemming van Microsoft verkopen van computers, waarop een besturingssysteem van Microsoft is geïnstalleerd, en waarop een COA-sticker is aangebracht, onder meelevering van een zelfgebrande kopie-DVD van het computerprogramma (dus zonder meelevering van het origineel van het exemplaar van het computerprogramma, waarvan de COA de echtheid beoogt te garanderen) onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier.

IEF 9220

Niet in voldoende mate aannemelijk

Rechtbank Rotterdam, 27 oktober 2010, LJN: BO4098, Track Innovations B.V. tegen Gedaagde

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Software. Naast geschil tussen eiser en ex-werknemers die net als eiser verzuimsoftware op de markt brengen (al "diverse tussenvonnissen"), i.c. zaak tegen ex-klant van eiser en huidig gebruiker van de software van de ex-werknemers. Provisionele (reconventionele) vorderingen afgewezen, nu werkgeversauteursrecht niet aannemelijk is. (Echter) geen opheffing bewijsbeslag, omdat nadeel niet is gebleken en toekomstig belang niet onaannemelijk is. In citaten:

Verbod tot gebruik: 4.6.  Vooralsnog is niet in voldoende mate aannemelijk geworden dat sprake is van een aan Track toebehorend werkgeversauteursrecht ex artikel 7 Aw op (elementen van) D-Care dan wel van een aan Track toebehorend auteursrecht op Track Verzuim, waarvan (elementen van) D-Care een verveelvoudiging is (zijn). Niet voldoende aannemelijk geworden is dat Track Verzuim respectievelijk D-Care een werk is als bedoeld in artikel 10 lid 1 onder 12 Aw dat een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Indien en voor zover hiervan al sprake mocht zijn, is vooralsnog niet in voldoende mate aannemelijk dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt/maakt op (een deel van) deze auteursrechten door het gebruik van het softwareprogramma D-Care.

(…)

4.8.  Voorts kan uit de in de bodemprocedure bij de rechtbank Arnhem op 11 september 2006 ter comparitie afgelegde en in deze procedure als productie 8 door Track overgelegde verklaringen van [persoon 1] en Van der Galiën niet zonder meer worden afgeleid dat de totstandbrenging van (ontwerpelementen van) D-Care heeft plaatsgevonden tijdens en krachtens de dienstbetrekking met Track door personen die verbonden waren aan Track dan wel (voor niet verwaarloosbare gedeelten) heeft plaatsgevonden aan de hand van het door Track gebruikte verzuimmanagement-computerprogramma Track Verzuim. In het verlengde daarvan kan mitsdien niet aannemelijk worden geacht dat [gedaagde] met het gebruik van D-Care inbreuk maakt/heeft gemaakt op beweerdelijke auteursrechten van Track.(…)

4.9.  Het vorenstaande leidt er mitsdien toe dat het gevraagde provisionele verbod van het gebruik van D-Care dient te worden afgewezen. (…)

Bewijsbeslag: 4.15.  Dat [gedaagde] nadeel of hinder ondervindt van het bewijsbeslag is door haar niet in voldoende mate gemotiveerd gesteld noch is dit gebleken. De in beslaggenomen bestanden zijn immers kopieën van (digitale) documentatie - de originelen heeft [gedaagde] in haar bezit -, terwijl bepaald is dat Track geen kennis mag nemen van de inhoud van deze - aan [gedaagde] toebehorende, privacy gevoelige en vertrouwelijke - informatie. Bovendien bevinden de beslagen kopieën zich bij een gerechtelijk bewaarder. Nu de bescherming van bedoelde informatie daarmee lijkt te zijn gewaarborgd is het door [gedaagde] gestelde (doch niet nader onderbouwde) risico dat de in beslag genomen documentatie bij het voortduren van het bewijsbeslag in onjuiste handen komt of wordt gemanipuleerd niet aannemelijk. Onder die omstandigheden en nu ook niet zonder meer de conclusie gerechtvaardigd is dat van mogelijke inbreuk op auteursrechten van Track en van dientengevolge door Track geleden schade geen sprake zou kunnen zijn, zodat Track in de toekomst belang zou kunnen hebben bij kennisneming van de beslagen documentatie, brengt een belangenafweging met zich mee dat op dit moment niet tot opheffing van het bewijsbeslag zal worden overgegaan. De daartoe strekkende vordering van [gedaagde] wordt mitsdien afgewezen.

Lees het vonnis hier