DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 13402

Conclusie A-G: downloaden uit illegale bron is illegaal downloaden

Conclusie A-G HvJ EU 9 januari 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting de Thuiskopie e.a.) - dossier
Mede ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 11775].
Uitlegging van artikel 5, leden 2 en 5, van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG en van artikel 14 van Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG – Reproductierecht – Beperkingen en restricties – Handhaving van intellectuele eigendomsrechten – Gerechtskosten – Werkingssfeer. De A-G concludeert:

1) Artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG (...), moet in die zin moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik enkel van toepassing is op reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.

2) Artikel 5 van richtlijn 2001/29 moet in die zin moet worden uitgelegd dat, binnen de context van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik die de lidstaten krachtens die bepaling mogen invoeren, een lidstaat de daarmee gepaard gaande vergoeding enkel mag innen over reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.
3) Artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten [red. proceskostenveroordeling], moet in die zin worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een geding, zoals hier aan de orde is, dat geen betrekking heeft op de bescherming, als zodanig, door de houders van auteursrechten of naburige rechten, van die rechten.

Op andere blogs:
SOLV (AG: downloaden uit illegale bron is inbreuk)

IEF 13392

Inbreuk op gratis modelcontract advocatenkantoor

Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7209 (Van Loon Advocaten tegen Techware Sales)
Auteursrecht op modelcontracten. Fishing in incident. Compensatie proceskosten. In 2004 en 2005 heeft Techware een arbeidsovereenkomsten gesloten voor bepaalde en onbepaalde tijd waarin staat: repro- en auteursrechten worden voorbehouden. In het incident vordert Van Loon (niet-succesvol) de afgifte van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van 19 werknemers in de periode 2005-2013. Doorslaggevend is dat Van Loon slechts heeft gesteld “bekend” te zijn met het feit dat Techware de modelovereenkomsten ook heeft gebruikt voor andere werknemers, maar onderbouwd die stelling niet.

Op grond van de overlegde stukken staat vast dat de door Techware met een werknemer gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden.

De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voor de twee (opvolgende) contracten heeft Techware geen vergoeding voldaan en wordt een vergoeding van 2 maal €500 toegewezen. In de hoofdzaak compenseert de kantonrechter de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.2. Van Loon legt aan haar vordering ten grondslag dat Techware inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Van Loon door zonder voorafgaande toestemming en zonder betaling van een vergoeding gebruik te maken van door Van Loon opgestelde modellen voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en onbepaalde tijd uit 2003 - 2004 en deze te verveelvoudigen en dat zij daardoor schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. Van Loon schat dat het inbreukmakende handelen zijdens Techware gedurende een periode van zes jaar minimaal vijf maal per jaar heeft plaatsgevonden. Uitgaande van het door haar gewoonlijk gehanteerde tarief voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst ad € 500,00 begroot zij haar schade op ten minste € 10.000,00. Voorshands beperkt zij haar schadevordering in rechte tot een bedrag van € 7.500,00, exclusief btw.(...)

4.5. Uit de inhoud van de overgelegde modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 (zie 2.6.) kan genoegzaam worden afgeleid dat het werken betreft als bedoeld in artikel 10, lid 1 aanhef en onder 1° Auteurswet (hierna Aw). Het gaat immers om geschriften met een eigen, oorspronkelijk karakter, die een persoonlijk stempel van de maker dragen en het resultaat zijn van menselijke creatieve keuzes ten aanzien van onder meer de uitwerking van het onderwerp, het taalgebruik en de vormgeving van het geheel. Om die reden kan ter zake van die overeenkomsten in beginsel de door de Auteurswet geboden bescherming worden ingeroepen. Voorts volgt uit de inhoud van de modelarbeidsovereenkomsten dat aan Van Loon het repro- en auteursrecht daarop toekomt, hetgeen bovendien niet door Techware is bestreden. Op grond van artikel 1 Aw heeft Van Loon als auteursrechthebbende het uitsluitend recht om deze overeenkomsten openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van Van Loon, tenzij zij zich op een beperking van de Auteurswet kunnen beroepen. Dat laatste is in dit geval niet gesteld of gebleken.

4.7. Op grond van de voorliggende stukken staat vast dat de door Techware met [C] gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden. De kantonrechter volgt Techware niet voor zover zij stelt dat zij (al dan niet na betaling) gerechtigd was om de modelarbeidsovereenkomsten in geval van [C] te gebruiken, nu zij haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, hetgeen mede gelet op de betwisting door Van Loon wel op haar weg had gelegen. Dit brengt met zich dat er in zoverre sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van Van Loon en Techware in beginsel schadeplichtig is jegens Van Loon. De omstandigheid dat Van Loon al in 2010 op de hoogte was van dit inbreukmakende handelen, maar vervolgens lange tijd niets heeft gedaan, maakt niet dat zij haar rechten ter zake heeft verspeeld. Het enkele tijdsverloop levert namelijk geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking.

4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Van Loon voldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat zij als gevolg van de geconstateerde inbreuk schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voorts is niet komen vast te staan dat Techware voor het gebruik van die overeenkomsten in geval van [C] een vergoeding aan Van Loon heeft voldaan. Uitgaande van het bij dagvaarding gestelde tarief en de ter zitting gegeven toelichting daarop, becijfert de kantonrechter de gederfde inkomsten op een bedrag van
€ 1.000,00 (: € 500,00 voor elk van de vastgestelde schendingen van Van Loons auteursrechten). De kantonrechter zal Techware veroordelen tot betaling van dit bedrag aan Van Loon. De vordering is in zoverre toewijsbaar.

Op andere blogs:
DeClercq.com (Pas op met “gratis” modelcontracten)

IEF 13356

UGC-platform met controle over algoritme is geen neutrale dienstverlener

Rechtbank Amsterdam 18 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8642 (Cozzmoss tegen De Nieuwe Krant)
Auteursrecht. Safe harbor-principe. Geen vrijwaring. Rechtspraak.nl: Cozzmoss, een onderneming die zich bezig houdt met de handhaving en exploitatie van bij haar aangesloten auteursrechthebbenden, zoals de dagbladen Trouw en de Volkskrant eist schadevergoeding van de exploitant van een website waarop artikelen uit Trouw en de Volkskrant zijn verschenen, zonder toestemming van de betreffende dagbladen. De exploitant heeft een website die dient als een ‘user-generated-content’ platform. Dat wil zeggen dat de informatie/gegevens op de website afkomstig is van gebruikers van de website, zonder dat daarop door de exploitant redactionele invloed wordt uitgeoefend.

De exploitant van de website beroept zich op vrijwaring van aansprakelijkheid omdat zij zelf geen invloed had op het verschijnen van de artikelen. De artikelen zijn geplaatst door gebruikers van de website en ze zijn vervolgens via een geautomatiseerd algoritme op de hoofpagina van de website verschenen. Nadat de exploitant daarvan op de hoogte was gesteld heeft zij de artikelen meteen verwijderd.

Ingevolge de Europese richtlijn inzake electronische handel is alleen een dienstverlener, zoals exploitant, die geen kennis heeft van of controle heeft over de gegevens (kort gezegd: een neutrale dienstverlener) gevrijwaard van aansprakelijkheid. De exploitant is niet als als zodanig aan te merken aangezien zij controle had over het algoritme. Zij heeft het algoritme bedacht en zij kon dit ook aanpassen. De exploitant is derhalve gehouden tot het betalen van schadevergoeding.

2.3. DNK heeft gesteld dat zij niet aansprakelijk is en heeft zich in dat verband beroepen op het ‘safe harbor-principe’. Zij heeft erop gewezen dat haar website een ‘user-generated-content platform’ is. DNK plaatste dus zelf geen enkel artikel, het plaatsen van artikelen gebeurde door haar gebruikers op hun eigen sublogs. Sommige van de op de sublogs geplaatste artikelen werden door een volledig geautomatiseerd algoritme (dat artikelen selecteerde op basis van populariteit en senioriteit) op de hoofdpagina van de website doorgeplaatst. DNK wist daarom niet dat de artikelen van Trouw en De Volkskrant op de hoofdpagina van haar website stonden. Er werd alleen actief door DNK ingegrepen om zaken die in strijd waren met de eigen richtlijnen aan te passen, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van artikelen waarmee inbreuk werd gemaakt op auteursrechten. Zo is het ook gegaan met de artikelen van Trouw en De Volkskrant. Die zijn direct na de melding van de gemachtigde van Cozzmoss dat die op de website van DNK stonden verwijderd. Daarmee is voldaan aan het safe harbor-principe dat inhoudt dat een website niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor materiaal dat gebruikers daarop zetten, als ze adequaat reageert op klachten van (auteurs)rechthebbenden, aldus steeds DNK.

2.4. Cozzmoss heeft aangevoerd dat DNK onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat er enkel sprake was van automatisch doorplaatsen van artikelen vanaf de sublogs naar de hoofdpagina. Volgens Cozzmoss was er juist sprake van actieve bemoeienis aan de zijde van DNK. Het algoritme kon immers beïnvloed worden om ervoor te zorgen dat bepaalde artikelen wel en bepaalde artikelen niet op de hoofdpagina werden geplaatst, aldus steeds Cozzmoss.

2.7. DNK heeft gesteld dat een volledig geautomatiseerd algoritme zorgdroeg voor de selectie en doorplaatsing van de artikelen naar de hoofdpagina. Hoewel zij deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd (hetgeen wel op haar weg had gelegen), geldt zelfs als die stelling juist is het volgende. De bestuurder van DNK ([naam 1]) heeft ter zitting gezegd dat hij het algoritme heeft bedacht. Volgens hem selecteerde het algoritme artikelen van de sublogs op basis van senioriteit en populariteit en werden artikelen die op bedrijfslogs stonden van het algoritme uitgesloten. Hij heeft ook verteld dat op verzoek van [naam 2], een klant van DNK met een eigen bedrijfslog, een aanpassing is gemaakt aan het algoritme in die zin dat de artikelen op haar bedrijfslog wel in aanmerking kwamen om door het algoritme te worden geselecteerd voor doorplaatsing. Daarbij komt dat DNK de mogelijkheid had om het algoritme zodanig aan te passen dat inbreukmakende artikelen van het algoritme werden uitgesloten, maar dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt omdat de software daarvoor te duur was. De rechtbank is van oordeel dat DNK aldus het algoritme heeft bedacht, heeft toegepast en in staat was om dit aan te passen zodat vastgesteld kan worden dat DNK controle had over de van andere afkomstige informatie. DNK kan dus niet gezien worden als een neutrale dienstverlener in de zin van artikel 14 Reh en artikel 196c lid 4 BW.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13354

Citeren uit dagboek moeder Marianne Vaatstra auteursrechtelijk niet toegestaan

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 18 december 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:12499 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra)
Auteursrecht. Citaatrecht. Onrechtmatige publicaties. Dagboek moeder Marianne Vaatstra. Eiseres, de moeder van Marianne Vaatstra, hield tussen diens moord in mei 1999 en de arrestatie in november 2012 van Jasper S. een dagboek bij. Gedaagden hadden dat dagboek in handen gekregen en waren van plan passages daaruit op te nemen in een door hen te schrijven boek. Vordering van eiseres tot publicatie van (passages uit) haar dagboek in dat boek wordt toegewezen.

Het dagboek is een auteursrechtelijk beschermd werk. Aan eiseres, als maker van dat werk, komt het uitsluitend recht toe om het dagboek openbaar te maken en te verveelvoudigen. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor de door gedaagden gewenste publicatie van (passages uit) het dagboek. Dat eiseres niet heeft geprotesteerd tegen eerdere openbaarmakingen daarvan op de website van gedaagde en gebruik van de inhoud in toespraken, impliceert nog geen toestemming tot publicatie in een boek. De publicatie van dat boek als zodanig is weliswaar toegestaan, maar het weergeven van (citaten uit) het dagboek van eiseres is dat niet.

Volgt toewijzing van daarop gerichte vorderingen en afwijzing van het anderszins gevorderde (straat- en contactverbod, voorschot op schadevergoeding) wegens gebrek aan deugdelijke onderbouwing.

[eiseres] is maker
4.6. Dat [eiseres] de auteur van het dagboek is, staat buiten kijf. Tegenover betwisting hebben [gedaagden] niet aannemelijk gemaakt dat de latere, getypte en digitale, versies in zodanige mate van de handgeschreven versie verschillen dat ze (niet als ongeautoriseerde verveelvoudigingen maar) als zelfstandige werken moeten worden beschouwd, zodat [eiseres] voorshands als de maker van alles versies moet worden beschouwd. Het is dan ook [eiseres] die het auteursrecht op deze versies heeft.

Geen toestemming
4.8. [eiseres] heeft dit bestreden. Volgens haar impliceert het feit dat zij uit het dagboek heeft geciteerd of doen citeren in enkele toespraken en dat zij op de hoogte was van het gebruik van passages daaruit op de website van [gedaagde sub 1] nog niet dat zij toestemming heeft gegeven voor publicatie van het dagboek, of van passages daaruit, in een door [gedaagden] uit te geven boek. Van een ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toestemming voor gebruik van (passages uit) haar dagboek als voorgenomen, in een uit te geven boek, is geen sprake geweest. Integendeel: [gedaagde sub 1] heeft in de uitzending van het radio-programma ‘Talk to Myra’ zelf laten weten dat [eiseres] hem telefonisch gezegd heeft “Doe alsjeblieft niets met mijn dagboek want dat zou mijn doodsteek zijn”.

4.10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] geen toestemming verleend voor de door [gedaagden] gewenste publicatie van (passages uit) het dagboek. Indien en voor zover in de terbeschikkingstelling van het dagboek door [eiseres] aan [naam vriendin] al een toestemming tot openbaarmaking daarvan zou liggen besloten, omvat die niet ook de toestemming tot publicatie daarvan in een boek. Daar komt bij dat [gedaagde sub 1] niet heeft bestreden dat hij in de uitzending van het radio-programma ‘Talk to Myra’ heeft laten weten dat [eiseres] hem telefonisch gezegd heeft “Doe alsjeblieft niets met mijn dagboek want dat zou mijn doodsteek zijn”.

4.11. Voor zover in het betoog van [gedaagden] besloten ligt dat zij de in het boek op te nemen passages niet ontlenen aan het dagboek, maar aan andere werken, te weten de door [eiseres] zelf gehouden kersttoespraak én de namens haar door [naam vriendin] uitgesproken speech in Den Haag, faalt dat betoog eveneens. [gedaagden] hebben ter zitting aangegeven dat de toespraken in opdracht en met medewerking van [eiseres] en onder gebruikmaking van (passages uit) haar dagboek zijn vervaardigd. Naar uit de toelichting van [gedaagden] ter zitting volgt, waren die toespraken bedoeld om de gedachten van [eiseres] te verwoorden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rust het auteursrecht op beide toespraken onder die omstandigheden bij [eiseres]. Dat de toespra(a)k(en) zijn geschreven c.q. geredigeerd door [gedaagde sub 1] en/of [naam kennis] doet daaraan niet af. Op grond van artikel 6 Aw wordt degene naar wiens ontwerp en onder wiens leiding en toezicht een werk tot stand is gebracht als de maker van dat werk aangemerkt.

Geen citaatrecht
Voor zover het beroep op het citaatrecht ziet op ontlening van citaten aan het dagboek zelf, veronderstelt het ingevolge artikel 15a lid , aanhef en sub 1 Aw een voorafgaande rechtmatige openbaarmaking. Daarvan is hier hooguit sprake voor zover het de twee toespraken betreft. Gegeven de aard van die openbaarmaking – een toespraak, niet een gedrukte publicatie – en het tijdstip daarvan – toen een dader van de moord nog niet was gevonden – kan het publiceren van (naar aan te nemen valt) aanzienlijke delen van deze toespraken in de context van een boek, dat blijkens de titel gewijd is aan het dagboek van [eiseres], zonder daartoe verkregen toestemming niet met een beroep op het citaatrecht worden gerechtvaardigd.
4.12. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagden] geen toestemming heeft voor openbaarmaking van (passages uit) het dagboek ten behoeve van publicatie daarvan in het uit te geven boek van [gedaagden], zodat de vorderingen – voor zover die gericht zijn op een verbod daarvan – als volgt toewijsbaar zijn.

De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle bij [gedaagden] in bezit zijnde (papieren en digitale versies van) het dagboek aan (de raadsman van) [eiseres] in persoon te overhandigen onder afgifte van een ontvangstbewijs,
5.2. verbiedt [gedaagden] om de inhoud van het dagboek, danwel delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het dagboek van de website www.rechtiskrom.wordpress.com te (doen) verwijderen en verwijderd te houden,
5.3. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder artikel, bericht of melding waaruit het voornemen blijkt om de inhoud van het dagboek, danwel delen daarvan, te openbaren van de website www.rechtiskrom.wordpress.com te (doen) verwijderen en verwijderd te houden,
5.4. beveelt [gedaagden] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bovenaan op de ‘homepage’ van de website www.rechtiskrom.wordpress.com, met lettertype Times New Roman, grootte 11, althans duidelijk leesbaar, melding te maken van de inhoud van dit vonnis door deze zonder opiniërend bijschrift integraal te vermelden,

Op andere blogs:
Recht is krom (Geen verbod op uitgifte boek “Het verboden dagboek van Maaike Vaatstra”, geen 50.000 euro smartengeld, geen verbod op facebook page, geen contactverbod)

IEF 13333

BGH: Universiteiten mogen boeken (deels) ter download aanbieden

BGH 28 november 2013, I ZR 76/12 (Meilensteine der Psychologie)
Auteursrecht. Beperkingen. Onderwijsexceptie. Licentie. Uit het persbericht (vertaald): Een universiteit mag aan studenten auteursrechtelijk beschermde werken via een elektronische leeromgeving beschikbaar stellen slechts wanneer ten hoogste 12% van het gehele werk (hier wordt aansluiting gezocht met het Gesamtvertrag zur Vergütung von Ansprüchen nach § 52 a UrhG) en het niet meer dan 100 pagina's betreft en de rechthebbende geen gepaste licentie aan de universiteit voor het gebruik heeft aangeboden.

De appellant is Alfred Kröner Verlag, rechthebbende van auteursrechtelijke gebruikersrechten op het door hem geschreven werk "Meilensteine der Psychologie". De gedaagde is Fernuniversität Hagen, zij heeft 4000 studenten die de Psychologie-Bachelor volgen. In het kader van het vak "Einführung in die Psychologie und ihre Geschichte" biedt zij 14 voltallige bijdragen van in totaal 91 pagina's van het 528 pagina's tellende boek via een pdf-bestand aan via het elektronische leerplatform. Een aanbod aan de appellant voor het sluiten van een licentiecontract is afgewezen. Verder in citaten:

Der Kläger ist der Ansicht, die Beklagte habe damit das Urheberrecht an dem Werk verletzt. Er hat die Beklagte deshalb auf Unterlassung in Anspruch genommen und die Feststellung ihrer Schadensersatzpflicht beantragt. Die Beklagte meint, sie sei nach der Schrankenregelung des § 52a Abs. 1 Nr. 1 UrhG zur fraglichen Nutzung berechtigt. Nach dieser Bestimmung ist es zulässig, veröffentlichte kleine Teile eines Werkes zur Veranschaulichung im Unterricht an Hochschulen ausschließlich für den bestimmt abgegrenzten Kreis von Unterrichtsteilnehmern öffentlich zugänglich zu machen, soweit dies zu dem jeweiligen Zweck geboten und zur Verfolgung nicht kommerzieller Zwecke gerechtfertigt ist.

Das Berufungsgericht hat der Klage stattgegeben. Die Beklagte könne sich nicht mit Erfolg auf § 52a Abs. 1 Nr. 1 UrhG berufen, weil die auf der Lernplattform eingestellten Beiträge nicht als "kleine" Teile des Werkes "Meilensteine der Psychologie" anzusehen seien und auch nicht zur Veranschaulichung im Unterricht gedient hätten. Der Bundesgerichtshof hat das Berufungsurteil aufgehoben und die Sache an das Berufungsgericht zurückverwiesen.

Nach Ansicht des Bundesgerichtshofs sind unter "kleinen" Teilen eines Werkes entsprechend einem zwischen der Verwertungsgesellschaft Wort und den Bundesländern geschlossenen "Gesamtvertrag zur Vergütung von Ansprüchen nach § 52a UrhG für das Öffentlich-Zugänglichmachen von Werken für Zwecke des Unterrichts an Schulen", der gleichfalls Sprachwerke betrifft, höchstens 12% des gesamten Werkes zu verstehen. Darüber hinaus sei eine - vom BGH mit 100 Seiten definierte - Höchstgrenze erforderlich, weil ansonsten ganze Bände eines mehrbändigen Werkes ohne Einwilligung des Urhebers öffentlich zugänglich gemacht werden dürften. Die Beklagte habe demnach grundsätzlich bis zu 63 Seiten des Werkes "Meilensteine der Psychologie" auf der Lernplattform einstellen dürfen. Das Einstellen der Beiträge habe - so der BGH - auch der Veranschaulichung im Unterricht gedient. Dem stehe, anders als das Berufungsgericht gemeint habe, nicht entgegen, dass sie den Unterrichtsstoff nicht nur verdeutlicht, sondern auch ergänzt hätten. Entgegen der Ansicht des Berufungsgerichts erlaube die Schrankenregelung des § 52a Abs. 1 Nr. 1 UrhG auch nicht nur ein Bereithalten kleiner Teile eines Werkes zum Lesen am Bildschirm. Vielmehr gestatte sie deren Zugänglichmachen auch dann, wenn Unterrichtsteilnehmern dadurch ein Ausdrucken und Abspeichern der Texte ermöglicht werde. Nach Ansicht des Bundesgerichtshofs ist ein Zugänglichmachen allerdings nicht geboten im Sinne von § 52a Abs. 1 Nr. 1 UrhG, wenn der Rechtsinhaber der Hochschule eine angemessene Lizenz für die fragliche Nutzung angeboten hat. Der Bundesgerichtshof hat die Sache an das Berufungsgericht zurückverwiesen, das nun die Angemessenheit des Lizenzangebots des Klägers zu prüfen haben wird.


Urteil vom 28. November 2013 - I ZR 76/12 - Meilensteine der Psychologie
LG Stuttgart - Urteil vom 27. September 2011 - 17 O 671/10
OLG Stuttgart - Urteil vom 4. April 2012 - 4 U 171/11

IEF 13280

Conclusie A-G: Een ISP kan worden verplicht toegang tot auteursrechtschendende sites te blokkeren

Conclusie A-G HvJ EU 26 november 2013, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Zie eerder IEF 11542. Prejudiciële vragen gesteld door Oberster Gerichtshof, Oostenrijk.

Uitlegging van de artikelen 3, lid 2, 5, leden 1 en 2, sub b, en 8, lid 3, van InfoSocrichtlijn. Website waarop films illegaal kunnen worden gedownload. Recht van de houder van het auteursrecht op een van deze films om een internetprovider te verzoeken om de toegang tot deze specifieke site te blokkeren voor zijn klanten. Haalbaarheid en evenredigheid van blokkeringsmaatregelen.

Uit het persbericht: According to Advocate General Cruz Villalón an internet provider can be required to block access by its customers to a website which infringes copyright. Such a court injunction must refer to specific blocking measures and achieve an appropriate balance between the opposing interests which are protected by fundamental rights.

Conclusie A-G:

1. Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 22. Mai 2001 zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft ist dahin auszulegen, dass eine Person, die ohne Zustimmung des Rechteinhabers Schutzgegenstände im Internet zugänglich macht und damit Rechte aus Art. 3 Abs. 2 der Richtlinie 2001/29 verletzt, die Dienste der Provider jener Personen nutzt, die auf diese Schutzgegenstände zugreifen.
2.      Es ist mit der im Rahmen von Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 erforderlichen Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten nicht vereinbar, einem Provider ganz allgemein und ohne Anordnung konkreter Maßnahmen zu verbieten, seinen Kunden den Zugang zu einer bestimmten, das Urheberrecht verletzenden Website zu ermöglichen. Dies gilt auch, wenn der Provider Beugestrafen wegen Verletzung dieses Verbots durch den Nachweis abwenden kann, dass er alle zumutbaren Maßnahmen zur Erfüllung des Verbots getroffen hat.
3.      Eine gegen einen Provider gemäß Art. 8 Abs. 3 der Richtlinie 2001/29 verhängte konkrete Sperrmaßnahme bezüglich einer konkreten Website ist nicht allein deswegen prinzipiell unverhältnismäßig, weil sie einen nicht unbeträchtlichen Aufwand erfordert, aber ohne besondere technische Kenntnisse leicht umgangen werden kann. Es ist Sache der nationalen Gerichte, im konkreten Fall unter Einbeziehung aller relevanten Umstände eine Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten vorzunehmen und so ein angemessenes Gleichgewicht zwischen diesen Grundrechten sicherzustellen.

Gestelde vragen:

1. Dient artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG (auteursrechtrichtlijn) aldus te worden uitgelegd dat een persoon die zonder toestemming van de rechthebbende beschermde werken op het internet beschikbaar stelt (artikel 3, lid 2, auteursrechtrichtlijn), gebruikmaakt van de diensten van de internetproviders van de personen die zich toegang verschaffen tot deze beschermde werken?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Zijn een reproductie voor privégebruik (artikel 5, lid 2, sub b, auteursrechtrichtlijn) en een voorbijgaande of incidentele reproductie (artikel 5, lid 1, auteursrechtrichtlijn) enkel geoorloofd wanneer het voor de reproductie gebruikte origineel zelf rechtmatig gereproduceerd, verspreid of aan het publiek beschikbaar gesteld is?

3. Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord en bijgevolg rechterlijke verbodsmaatregelen in de zin van artikel 8, lid 3, auteursrechtrichtlijn moeten worden opgelegd aan de internetproviders van de gebruiker: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider in het algemeen (dus zonder concrete maatregelen te gelasten) te verbieden om zijn klanten toegang tot een bepaalde website te verschaffen, zolang er op die website uitsluitend of althans voor het overgrote deel werken beschikbaar worden gesteld zonder toestemming van de rechthebbenden, wanneer de internetprovider - door aan te tonen dat hij toch alle redelijke maatregelen heeft genomen - kan verhinderen dat hem wegens schending van dit verbod dwangmaatregelen worden opgelegd?

4. Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord: Is het verenigbaar met het recht van de Unie, in het bijzonder met de door dit recht vereiste afweging tussen de grondrechten van partijen, een internetprovider te gelasten bepaalde maatregelen te nemen om zijn klanten toegang tot een website met onrechtmatig beschikbaar gesteld materiaal te bemoeilijken, wanneer deze maatregelen aanzienlijke kosten met zich brengen, terwijl zij ook zonder bijzondere technische kennis gemakkelijk kunnen worden omzeild?

Op andere blogs:
NautaDutilh newsletter (Internet Service Providers can be required to block access to a website which infringes copyright)
SOLV (A-G: Websiteblokkades door ISP’s onder voorwaarden toegestaan)

IEF 13278

Onduidelijkheid of Thuiskopie-AMvB in strijd is met Richtlijn - Acer moet 50 procent betalen

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 november 2013, KG ZA 13-1065 (Stichting de Thuiskopie tegen Acer Computer B.V.)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen en Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen.
Thuiskopie. Geen bescherming WNR niet-Rome opname. Onderscheid legale/illegale bron. Professioneel/thuisgebruik. Begrip 'onverwijlde opgave'. De Thuiskopie int en verdeelt vergoedingen op grond van art. 16c Aw. Het aantal voorwerpen is bij AMvB van 23 oktober 2012 uitgebreid, de werking van deze AMvB is verlengd tot 1 januari 2016. Acer heeft samen met branchevereniging FIAR CE een bodemprocedure aangespannen tegen de Staat en stellen dat de Staat onrechtmatig handelt. In deze procedure vordert De Thuiskopie opgave door Acer en vervolgens telkens onverwijld opgave te doen na import of fabricage en betaling van de thuiskopievergoeding.

De voorzieningenrechter beveelt Acer opgave te doen voor de periode van 1 januari 2013 tot 22 november 2013. En gebiedt Acer om 50% van de in de AMvB bepaalde billijke vergoeding te betalen voor al het gebruik (professioneel en privé). Onverwijlde opgave hiervan dient maandelijks te worden gedaan.

De Wet op de naburige rechten (WNR) biedt geen bescherming aan niet-Rome visuele opnamen en dus is er geen billijke thuiskopievergoeding verschuldigd. Een niet te verwaarlozen deel van het totale thuiskopiegebruik betreft opnamen uit de Verenigde Staten die behoren tot deze categorie niet-Rome opnamen. Er is onduidelijkheid of de schade, veroorzaakt door thuiskopieën uit illegale bron, door een thuiskopievergoeding gecompenseerd mag worden.

Het bezwaar gericht tegen het onderscheid tussen professioneel en privé gebruik is een bezwaar tegen het restitutiestelsel, en niet tegen de AMvB, zodat dit niet tot een onverbindendverklaring kan leiden. De voorzieningenrechter acht een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen.

Het begrip 'onverwijlde opgave' uit artikel 16f Aw betekent niet dat er 'op dezelfde dag' gerapporteerd dient te worden nu De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeeld. Een maandelijkse opgave, binnen een week na het einde van de maand is voldoende.

Bezwaar A: Strijd met Richtlijn omdat AMvB niet uitgaat van daadwerkelijk geleden schade
5.17 Naar voorlopig oordeel is de AMvB derhalve in strijd met het vereiste dat de vergoeding gebaseerd dient te zijn op de door de rechthebbenden geleden schade doordat geen rekening is gehouden met het aandeel niet-Rome visuele opnamen in het gemeten thuiskopiegebruik. Onverbindendverklaring van de AMvB vanwege bezwaar E zou tot gevolg hebben dat De Thuiskopie geen vorderingsrecht op Acer zou hebben.

Bezwaar B: AMvB gaat uit van alle thuiskopieën uit legale en illegale bron:
5.20 In de ACI/Thuiskopie zaak heeft de Hoge Raad zoals gezegd vragen van uitleg gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het standpunt dat de huidige thuiskopieregeling op dat punt in strijd is met de Richtlijn, is daarom in ieder geval niet zo evident onjuist dat de Hoge Raad meende daarover te kunnen beslissen zonder prejudiciële vragen te stellen. Acer heeft ter zitting onweersproken gesteld dat in die procedure bij het Europese Hof van Justitie inmiddels pleidooi heeft plaatsgevonden, waarbij de Europese Commissie heeft bepleit dat kopiëren uit illegale bron niet onder de uitzondering voor thuiskopiëren valt. De voorzieningenrechter acht het dan ook geenszins uitgesloten dat het Hof van Justitie zal antwoorden dat de uitzondering voor thuiskopiëren uitsluitend betrekking heeft op het kopiëren uit legale bron.

5.21. Anderzijds is van belang dat de hoogste Nederlandse rechter die daarover tot nu toe heeft geoordeeld, het Hof Den Haag in de ACI/Thuiskopie zaak [red. IEF 9217], heeft geoordeeld dat de Nederlandse thuiskopieregeling op dit punt niet in strijd is met de Richtlijn. (...) In dat laatste geval zou de in de AMvB vastgestelde thuiskopievergoeding in strijd zijn met de Richtlijn, zodat (...) dit bezwaar van Acer c.s. tot gevolg heeft dat De Thuiskopie geen vordering op Acer ter zake thuiskopievergoeding heeft.

Bezwaar C: Onderscheid professioneel en privé gebruik
5.26 Ook voor deze bezwaren van Acer c.s. geldt echter dat die niet gericht zijn tegen de AMvB, maar tegen het door De Thuiskopie gehanteerde restitutiestelsel. Ook dit bezwaar zal naar voorlopig oordeel derhalve niet leiden tot onverbindendverklaring van de AMvB en het oordeel dat er dientengevolge geen grond is voor de vorderingen van De Thuiskopie tot betaling van thuiskopievergoeding.

Bezwaar D: Strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, onzorgvuldigheid en willekeur.
5.28. Naar voorlopig oordeel zal dit bezwaar niet slagen. De staatssecretaris heeft de SONT gevraagd om advies. Zoals uit het SONT-advies blijkt, konden partijen in de SONT geen overeenstemming bereiken, zodat de voorzitter gebruik heeft gemaakt van zijn statutaire bevoegdheid om bij een impasse zelf een advies uit te brengen. De SONT heeft derhalve wel inspraak gehad, al kunnen Acer c.s. zich niet met het SONT-advies vereniging. Waarom Acer c.s. of haar branchevereniging daarnaast recht zouden hebben op inspraak bij de vaststelling van de AMvB, hebben zij in dit kort geding onvoldoende gemotiveerd.

Overig
5.35. Acer heeft zelf aangeboden 50% van de door haar op grond van AMvB verschuldigde vergoedingen voor producten voor de niet-professionele markt te betalen en de overige 50% van die vergoedingen op een kwaliteitsrekening van een notaris te storten. Blijkens dat aanbod is Acer echter niet bereid vrijwillig een vergoeding te betalen voor producten die zij afzet via kanalen die zich richten op de professionele markt. Voorshands is echter niet aannemelijk dat er een scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen de markten voor professionele en particuliere gebruikers, noch dat in alle gevallen reeds bij import duidelijk is of een product bestemd is voor de professionele of particuliere markt. Een voorlopige maatregel volgens de lijnen van het aanbod van Acer zal daarom naar verwachting tot executiegeschillen aanleiding geven.

5.36 Alles afwegend acht de voorzieningenrechter een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in overweging genomen dat de administratieve problemen die De Thuiskopie stelt te ondervinden bij restitutie-aanvragen door afnemers van Acer daarmee niet worden opgelost. De Thuiskopie heeft echter zelf gekozen voor een systeem waarbij geen restitutie aan importeurs wordt verstrekt, maar slechts aan eindgebruikers, om ontduiking van thuiskopieheffing te voorkomen. De Thuiskopie dient zelf ook de administratieve nadelen van dat systeem te dragen.

5.39. (...) Daarbij geldt echter wel dat, nu het gaat om een administratieve opgave die benodigd is voor het vaststellen van een heffing die De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeelt, het begrip 'onverwijld' niet opgevat kan worden als 'op dezelfde dag'. (...) Naar voorlopig oordeel voldoet onder deze omstandigheden een maandelijkse opgave waarbij binnen een week na het einde van de maand opgave wordt gedaan van hetgeen in die maand door Acer is geïmporteerd of gefabriceerd. Acer zal daarom worden bevolen om telkens binnen één week na het einde van een maand de gevorderde opgave te doen.

Op andere blogs:
Thuiskopie.nl (Rechtbank veroordeelt Acer tot opgave en betaling thuiskopievergoeding)

IEF 13255

Google Books Library Project is fair use. Wat betekent dat voor bibliotheken?

US District Court Southern District of New York 14 november 2013, 05Cv.8136 (The Authors Guild tegen Google Inc.)
Een redactionele bijdragen van Raymond Snijders, LinkedIn-profiel.
Afgelopen donderdag kwam er dan eindelijk een einde aan een langslepende rechtszaak die het Amerikaanse Authors Guild al in 2005 aangespannen had tegen Google. Een rechtszaak waarbij de vakvereniging van auteurs(rechthebbenden) stelde dat het Google Books Library Project – het project van Google waarin 20 miljoen boeken van bibliotheken wereldwijd ingescand en digitaal beschikbaar gemaakt worden – inbreuk maakte op hun auteursrechten. Behalve het Authors Guild deed ook de Association of American Publishers (AAP) een duit in het zakje want namens de vijf grote uitgevers in Amerika (McGraw-Hill, Pearson Education, Penguin Group USA, John Wiley & Sons, and Simon & Schuster) spanden ook zij een rechtszaak aan tegen Google in dat jaar.

Lange aanloop
De Association of American Publishers trok zich vorig jaar echter terug uit de rechtszaak toen ze een schikking troffen met Google. De zorgen van de AAP gingen vooral over de impact van de beschikbaarheid van korte fragmenten uit boeken die nog steeds verkocht werden, en dan natuurlijk specifiek over de kans dat mensen minder boeken zouden kopen als ze korte stukken gratis digitaal konden raadplegen. In de schikking werd afgesproken dat uitgevers zelf meer controle kregen over titels die wel of niet opgenomen zouden worden in Google Books maar ook dat uitgevers die meewerken zelf ook digitale exemplaren konden gaan exploiteren.

Ondanks het afhaken door de AAP zette het Authors Guild de zaak tegen Google onverminderd door en begon er ook prompt nog eentje tegen de HathiTrust.

HathiTrust is een samenwerkingsverband van een groot aantal (voornamelijk Amerikaanse) onderzoeksinstituten en universiteitsbibliotheken met als doel een digitale bibliotheek te bouwen, bestaande uit de gedigitaliseerde collecties van alle deelnemende bibliotheken. Een collectie boeken die door Google in het kader van hun Library Project dus gedigitaliseerd werd en waarbij er zowel digitale exemplaren naar de bibliotheken gingen die het fysieke exemplaar in hun collectie hadden, naar de digitale bibliotheek van HathiTrust en natuurlijk richting Google Books. HathiTrust claimde dat deze scanactiviteiten onder de fair use bepaling vielen en kregen daar een jaar geleden ook gelijk in van de rechter. Het digitaliseren van boeken, met als doel het doorzoekbaar maken en preserveren ervan, viel ruim binnen de fair use beperking op het auteursrecht.

Ik dacht toen dat het Authors Guild met die uitspraak, plus de schikking tussen Google en de AAP, de bui wel zag hangen en ook zou aansturen op een schikking maar nee dus. Ze gingen in hoger beroep tegen HathiTrust en gingen onverminderd door met hun zaak tegen Google. Na flink veel juridisch vijven en zessen deed de oorspronkelijke rechter, die in 2005 de zaak kreeg, dus afgelopen donderdag uitspraak.

Google Books Library Project is fair use
De rechter nam het argument van Google over dat het scannen van meer dan 20 miljoen boeken ten behoeve van een digitale database, waarbij fragmenten van die boeken online beschikbaar worden gesteld, onder de fair use beperking op het auteursrecht valt. Google pleegt dus geen inbreuk op de auteursrechten en de boeken kunnen zonder toestemming van of vergoeding aan rechthebbenden ingescand worden voor het Google Books Library.

Nu is fair use iets specifieks voor het Amerikaanse auteursrecht. Er wordt – meestal door een rechter – gekeken naar waarvoor een auteursrechtelijk beschermd werk gebruikt wordt, de aard van dat werk, hoeveel van dat werk gebruikt wordt en wat het effect van dat gebruik op de markt is. In de uitspraak (PDF) gaat de rechter dan hier ook op in maar bestrijdt eigenlijk alle door de Authors Guild aangevoerde argumenten. Het interessantste betoog en onderbouwing van de fair use uitspraak gaat mijns inziens over wat het Library Project en de Google Books dienst allemaal als voordelen oplevert:

The benefits of the Library Project are many. First, Google Books provides a new and efficient way for readers and researchers to find books.It makes tens of millions of books searchable by words and phrases. It provides a searchable index linking each word in any book to all books in which that word appears. Google Books has become an essential research tool, as it helps librarians identify and find research sources, it makes the process of interlibrary lending more efficient, and it facilitates finding and checking citations. Indeed, Google Books has become such an important tool for researchers and librarians that it has been integrated into the educational system — it is taught as part of the information literacy curriculum to students at all levels.

Daarnaast ziet de rechter grote voordelen voor taalkundig en historisch onderzoek, een bijdrage aan de verbeterde toegankelijkheid van boeken voor blinden en slechtzienden, het beschikbaar houden van boeken die niet meer gekocht kunnen worden en ziet zelfs inkomstenstijgingen voor auteurs en uitgevers dankzij Google Books.

Wat betekent het voor (Nederlandse) bibliotheken?
Een hele directe impact zal de uitspraak niet hebben voor digitaliseringsprojecten van Nederlandse bibliotheken. De Koninklijke Bibliotheek, die meedoet aan het Google Books Library Project, heeft zich moeten beperken tot 160.000 rechtenvrije boeken uit haar collectie en kan nog steeds niet zo maar alle werken van na 1940 laten inscannen. De beperkingen in de Nederlandse Auteurswet zijn niet vergelijkbaar met de fair use bepaling uit het Amerikaanse recht en lenen zich niet voor dit soort digitaliseringstrajecten.

Maar de achterliggende redenen en onderbouwing van die uitspraak over de aantoonbare voordelen van Google Books gaan wel degelijk over de grenzen heen. Voor onderwijs- en onderzoeksdoeleinden is een bron als Google Books niet meer weg te denken en na deze uitspraak mag je veronderstellen dat het alleen maar verder zal groeien. De doos van Pandora is geopend en zal niet sluiten omdat in een groot aantal landen de auteursrechtwetgeving geen fair use bepaling kent. Hopelijk zal het nu één van de zoveel redenen zijn om op Europees niveau naar herziening van auteursrechtwetgeving te kijken en, vergelijkbaar met het traject om een uitzondering op het auteursrecht te introduceren voor het beschikbaar maken van materiaal voor mensen met een visuele beperking, het besef opleveren dat er voor dit soort digitaliseringstrajecten van bibliotheken, musea en andere culturele erfgoedinstellingen ook een wettelijke uitzondering gemaakt moet worden.

En tot die tijd moeten bibliotheken, al dan niet samen met Google, misschien maar de grenzen van het auteursrecht gaan opzoeken. If you want to achieve greatness stop asking for permission, of zoals we in Nederland zouden zeggen: men kan geen omelet maken zonder eieren te breken.

IEF 13245

Prejudiciële vragen: billijke vergoeding voor reproducties, forfaitaire bedragen en bladmuziek

Hof van Beroep Brussel 23 oktober 2013, 2012/AR/3265 (Hewlett-Packard Belgium tegen Reprobel)

Uitspraak ingezonden door Thierry van Innis en Dieter Delarue, Van Innis Delarue.
In steekwoorden: Thuiskopie-exceptie. Reproductierecht. Billijke vergoeding voor enkel reproductie op papier of anders. Is een forfaitair vast te stellen bedrag afhankelijk van de snelheid van het aantal kopieën per minuut van het kopieerapparaat zonder enig verband met de eventuele geleden schade? En over de impliciete dekking van de vergoeding voor het overnemen van (delen van) bladmuziek in een ongedifferentieerd vergoedingstarief.

Aan het Hof van Justitie EU worden de volgende (Franstalige) vragen gesteld:

1. Les termes 'compensation équitable' repris á l'article 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils recevoir une interprétation différente selon que la reproduction effectuée sur papier ou sur support similaire au moyen de toute technique photographique ou de tout autre procédé ayant des effect similaires l'est par tout utilisatour ou par une personne physique pour un usage privé à des fins non directement oud indirectement commerciales? En cas de réponse positive, sur quels critéres cette difference d'interprétation doit-elle se fonder?

Deuxième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à fixer la compensation équitable revenant aux titulaires de droits sous la forme :
1) d'une rémunération forfaitaire versée par le fabricant, l'importateur au l'acquéreur intracommunautaire d'appareils permettant la copie des oeuvres protégées, lors de la mise en circulation de ces appareils sur le territoire national dont le montant est uniquement calculé en fonction de la vitesse avec laquelle le copieur est susceptible de réaliser un nombre de copies par minute, sans autre lien avec le préjudice éventuellement subi par les titulaires de droits,
et,
2) d'une rémunération proportionnelle, déterminée uniquement par un prix unitaire multiplié par le nombre de copies réalisées, qui varie selon que le débiteur a coopéré ou non à la perception de cette rémunération, laquelle est à charge des personnes physiques ou morales qui réalisent des copies d'oeuvres ou, le cas échéant, à la décharge des premières, par celles qui tiennent à disposition à titre onéreux ou gratuit un appareil de reproduction à la disposition d'autrui.

En cas de réponse négative à cette question, quels sont les critères pertinents et cohérents que les Etats membres doivent suivre pour que, conformément au droit de l'Union, la compensation puisse être considérée comme équitable et qu'un juste équilibre soit instauré entre les personnes concernées?

Troisième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à attribuer la moitié de la compensation équitable revenant aux titulaires de droits aux éditeurs des oeuvres créées par les auteurs, sans obligation quelconque pour les éditeurs de faire bénéficier, même indirectement, les auteurs d'une partie de la compensation dont ils sont privés?

Quatrième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à mettre en place un système indifférencié de perception de la compensation équitable revenant aux titulaires de droits, sous la forme d'un forfait et d'un montant par copie réalisée, couvrant implicitement mais certainement et pour partie, la copie de partitions de musique et de reproductions contrefaisantes?

IEF 13218

Auteursrechtinbreuk in het verleden en gevreesde handelsnaaminbreuk webshop in nabije toekomst

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 november 2013, KG ZA 13-1242 (Ekirana tegen An Info Systems c.s.)
Uitspraak ingezonden door Filip van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocatuur.
Autersrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Inschrijving KvK Eiser Ekirana drijft een webshop met de domeinnaam ekirana.nl en verkoopt hoofdzakelijk Indiase en Aziatische voedsel- en drankwaren, cosmetica en keukengereedschap. Ekirana stelt dat An Info c.s. inbreuk maakt op haar auteurs-, databanken en handelsnaamrechten. Dit doet zij door middel van de website www.masalaexpress.biz, de domeinnaam www.ekirana-nl.nl en de handelsnaam Ekirana.

Of er nog steeds inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten kan niet op grond van de in het geding aangebrachte stukken worden vastgesteld. Het is wel duidelijk dat er in het verleden sprake is geweest van dergelijke inbreuken. Er kan niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An info c.s. zich van verdere inbreuken zal onthouden, het verbod wordt toegewezen. Een inbreuk op het databankenrecht van Ekirana is gesteld noch gebleken. Op het moment is er ook geen sprake van een handelsnaaminbreuk. De enkele inschrijving van Ekirana in het handelsregister en het gebruik van het woord 'Ekirana' in een webadres vormen geen inbreuk op het handelsnaamrecht. Uit het geheel van omstandigheden is alleen bij eiser de terechte vrees ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Daarom wordt ook dit verbod tot inbreuk toegewezen en moet de handelsnaam worden doorgehaald.

Beoordeling
4.4. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat in het verleden wel sprake is geweest van inbreuken op het auteursrecht van Eiser. Gezien de gebeurtenissen in de aanloop naar dit proces kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An Info c.s‚ zich daarvan in de toekomst zal onthouden. Om die reden zal het gevorderde gebod worden toegewezen.

4.5. Dat er sprake is (geweest) van een inbreuk op een aan Eiser toekomend databankenrecht is gesteld noch gebleken, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.

4.6. Wat betreft het handelsnaamrecht voert An Info c.s. aan dat een enkele inschrijving in het handelsregister geen inbreuk op het handelsnaamrecht vormt, evenmin als het gebruik Van het woord ‘ekirana’ in een webadres dat wordt gebruikt als doorlinkt naar een andere website. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stellingen op zichzelf juist zijn, maar dat uit het geheel van omstandigheden bij Eiser de terechte vrees is ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Het gevorderde gebod zal daarom worden toegewezen als hierna in het dictum te melden.

4.7. Gedaagde heeft een wijzigingsformulier overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de Kamer van Koophandel heeft verzocht de door hem geregistreerde handelsnaam ‘ekirana’ te wijzigen. Niet is echter gebleken dat de wijziging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, terwijl de inschrijving naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is jegens Eiser. Daarom zal de vordering die ertoe strekt dat de inschrijving wordt doorgehaald, zo nodig doordat dit vonnis in de plaats komt van de daartoe te verrichten handeling, worden toegewezen.