Gepubliceerd op donderdag 1 mei 2014
IEF 13808
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Feitelijke voorzetting opdracht en onvoldoende bepaaldheid rechten 44/floors

Vzr. Rechtbank Rotterdam 25 april 2014, IEF 13808 (DLVS tegen Amvest c.s.)
Uitspraak ingezonden door Bart Lukaszewicz, Houthoff Buruma. Onvoldoende bepaalde rechten bij overdracht. Rechtsvoorganger van DLVS verleende marketing, communicatie en reclamebureaudiensten aan Amvest voor het vastgoedproject 44/floors. PersC heeft in opdracht van DLVS de website ontwikkeld en gebouwd. Amvest heeft de opdracht opgezegd en nu vordert DLVS staking van inbreuk op auteursrechten. Hoewel DLVS feitelijk de failliete onderneming heeft voortgezet, ontbreekt een schriftelijke overeenkomst. Het is onvoldoende bepaald ex 3:84 lid 2 BW, en dus onduidelijk, of en welke IE-rechten nu zijn overgedragen. Of Amvest of DLVS ex artikel 8 Aw als maker geldt, moet in de bodemprocedure nader worden onderzocht. In reconventie: DLVS moet binnen 72 uur alle mededelingen over betrokkenheid bij 44/floors van haar website verwijderen.

5.6. Ook als ervan uitgegaan zou kunnen worden dat sprake is van werken die auteursrechtelijke bescherming verdienen, wat Amvest c.s. betwist, die voldoende bepaalbaar zijn en rechtsgeldig aan DLVS zijn overgedragen en dus door DLVS jegens Amvest, en in het verlengde daarvan jegens PersC, zijn in te roepen (waarbij overigens niet duidelijk is of DLVS, uiteindelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:159 BW, de positie van licentiegever heeft overgenomen), dan valt binnen de reikwijdte van dit kort geding lastig te bepalen tot welke werken en met welk bereik het gebruiksrecht van Amvest zich nu precies uitstrekt.

6.1. (...) Aan de toewijzing van de reconventionele vorderingen staat niet in de weg het oordeel dat Amvest geacht kan worden deze vorderingen rauwelijks te hebben ingesteld jegens DLVS. Daar waar Amvest reeds sinds medio 2013 te kennen heeft gegeven dat zij geen samenwerking met DLVS wenste aan te gaan, gaat het niet aan om pas één dag voor de zitting de vorderingen in reconventie met de gegeven inhoud in te stellen.

6.2, Hoewel DLVS zal als de in het ongelijk gestelde partij is de beschouwen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om geen proceskostenveroordeling, waartegen DLVS overigens ook bezwaar gemaakt heeft, uitte spreken. Nu DLVS nooit is gesommeerd, en der- . halve nooit tijd gegund is om buiten rechte aan een sommatie te voldoen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van nodeloos aangewende of veroorzaakte kosten.