DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 7667

De geestelijke en stoffelijke belangen

Rechtbank Amsterdam, 24 december 2008,  LJN: BH5615, Stichting Ter Incasso Van Commercial Kabelgelden (Tick) tegen Vereniging Ter Exploitatie Van Vertoningsrechten Op Audiovisueel Materiaal (Vevam).

Auteursrecht. Poging tot herstel van fouten voormalig bestuur. Geen vernietiging vaststellingsovereenkomst wegens statutaire doeloverschrijding in de zin van art 2:7 BW. Geen verplichting de geïnde gelden ook aan de individuele auteursrechthebbende af te dragen op grond van art 26a Auteurswet (uitoefening van het recht om toestemming te geven voor kabeluitzending). Objectief criterium.  Liquidatietarief.
 
Eiser Tick is een stichting die namens de auteursrechthebbenden commercial kabelgelden incasseert in verband met de gelijktijdige, integrale en ongewijzigde doorgifte van door televisie-uitzending openbaargemaakte commercials. Vevam is een vereniging met als doel de bevordering van de geestelijke en stoffelijke belangen van schrijvers, regisseurs en producenten, in het bijzonder met betrekking tot filmauteursrechten.

Tick en Vevam hebben in december 2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is overeengekomen dat Vevam jaarlijks een afkoopsom van EUR 160.000,00 aan Tick zal voldoen en Tick Vevam zal vrijwaren tegen eventuele auteursrechtelijke claims van derden vanwege doorgifte via de kabel van via de Nederlandse publieke omroepen uitgezonden Televisiecommercials. Bij brief van 19 december 2005 heeft Vevam aan Tick medegedeeld dat zij de vaststellingsovereenkomst niet zal voorzetten, omdat Tick geen repartitie onder de rechthebbenden toepast, maar de uit te keren vergoeding aanwendt voor projecten die passen bij de doelstellingen van Tick. Het toenmalige bestuur van Vevam zou de vaststellingsovereenkomst met Tick zijn aangegaan, terwijl dit in strijd was met haar toenmalige doelstelling. “Met één blik op de statuten van Vevam had Tick kunnen begrijpen dat er bij Vevam sprake was van doeloverschrijding.”

Tick vordert nakoming en ziet haar vordering toegewezen.

4.1.  Vevam verweert zich primair met de stelling dat zij de vaststellingsovereenkomst niet hoeft na te komen omdat Tick geen repartitie onder de rechthebbenden toepast en dus wel op papier maar niet feitelijk kwalificeert als een rechtspersoon in de zin van artikel 26a Auteurswet. Tick zou daarom volgens Vevam niet-ontvankelijk zijn in haar vordering. Dit verweer gaat niet op. Hetgeen is bepaald in artikel 26a Auteurswet legt Tick niet de verplichting op de door haar geïnde gelden ook aan individuele auteursrechthebbenden af te dragen. Zoals Tick terecht stelt, volgt uit artikel 26a Auteurswet niet de wijze waarop geïnde gelden aan belanghebbenden beschikbaar moeten worden gesteld. Tick valt gezien de doelomschrijving in haar statuten (opgenomen onder 2.3) onder de werkingssfeer van artikel 26a Auteurswet. Dat zij geen repartitie onder de individuele rechthebbenden toepast, doet daar niet aan af. In zoverre kan derhalve niet worden gezegd dat Tick niet-ontvankelijk is in haar vordering.

4.2.  Vevam verweert zich voorts met een beroep op de vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst in verband met doeloverschrijding. Ook dit verweer faalt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Artikel 2:7 BW bepaalt dat een door een rechtspersoon verrichte rechtshandeling vernietigbaar is, indien daardoor het doel wordt overschreden en de wederpartij dit wist of zonder eigen onderzoek moest weten. Deze wetenschap van de wederpartij betreft een objectief criterium. Vevam heeft slechts feiten en omstandigheden gesteld die er op neerkomen dat Tick had behoren te weten of had kunnen weten dat er met het aangaan van de vaststellingsovereenkomst bij Vevam sprake zou zijn van doeloverschrijding. ‘Eén blik in de statuten’, zoals Vevam dat ter onderbouwing van haar standpunt aanvoert, impliceert een onderzoeksplicht welke op grond van artikel 2:7 BW niet valt aan te nemen. Ook uit het standpunt van Vevam dat Tick wist dat haar aanspraak niet bij Vevam thuis hoorde maar bij SEKAM/AGICOA volgt niet dat Tick door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met Vevam wist dat er sprake was van enig doeloverschrijden. Immers, niet is gezegd dat hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd, naar beste weten van Tick, niet ook binnen de doelomschrijving van Vevam zou kunnen vallen. Al zou er dus sprake zijn van doeloverschrijding dan heeft Vevam onvoldoende gesteld om toe te komen aan het bewijs dat Tick van de doeloverschrijding wist of zonder eigen onderzoek op de hoogte had moeten zijn.

4.3.  Nu het niet-ontvankelijkheidsverweer van Vevam niet slaagt en Vevam onvoldoende heeft gesteld om toe te komen aan het bewijs dat Tick van de doeloverschrijding op de hoogte was, dient Vevam de vaststellingsovereenkomst alsnog na te komen en de gevorderde en onweersproken gebleven bedragen evenals de onbestreden wettelijke rente aan Tick te voldoen. De vordering van Tick is mitsdien toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 7550

Herbenoeming van de voorzitter

Staatscourant Nr. 1656, 3 februari, 2009. Besluit van de Minister van Justitie van 20 januari 2009, Directie Wetgeving, nr. 5582596/09/6, houdende de herbenoeming van de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopie

De Minister van Justitie, Gelet op artikel 16e van de Auteurswet; Besluit:

Artikel 1. De heer prof. dr. H.L.J. Vonhoff met ingang van 1 januari 2009 voor een periode van drie jaar te herbenoemen als voorzitter van de stichting, bedoeld in artikel 16e van de Auteurswet.

Artikel 2.  Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

IEF 7523

Lijfsdwang wordt afgewezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 januari 2009, HA ZA 07-2125, Stichting de Thuiskopie tegen X h.o.d.n. Mediadisc.

Auteursrecht. Thuiskopievonnis. Geen betaling thuiskopievergoeding en schending onnthoudingsverklaring.

4.6. Uit het vorenstaande volgt dat X de onthoudingsverklaring van 17 november 2005 opnieuw heeft geschonden. Dit betekent dat hij, gelet op de inhoud van die verklaring en de nadien op 31 maart 2006 geaccepteerde verhoging van het boetebedrag tot € 100,00 per in strijd met de onthoudingsverklaring verhandelde drager, gehouden is tot betaling (…). Nu de Thuiskopie haar vordering uitdrukkelijk heeft beperkt tot een bedrag van € 150.000,00, komt slechts dit laatste bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, voor toewijzing in aanmerking. De vordering sub 1 van het petitum zal dan ook integraal worden toegewezen.

4.8. Gelet op het feit dat X informatiedragers heeft verkocht terwijl hij niet kan aantonen dat de thuiskopievergoeding ten aanzien van die informatiedragers is betaald en hij evenmin kan aantonen wie de fabrikant of importeur van die informatiedragers is, heeft de Thuiskopie belang bij en recht op een verbod (…). Het verbod zal dan ook worden beperkt tot verhandeling van blanco informatiedragers als hierna te melden. De ter versterking van de nakoming van het verbod gevorderde lijfsdwang wordt afgewezen. Daartoe geldt dat een dergelijke sanctie in zaken als de onderhavige als disproportioneel moet worden gekwalificeerd.

4.12. X zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Het door de Thuiskopie gevorderde bedrag van € 17.074,00 exclusief BTW is door X niet betwist, zodat dat bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gevorderde beslagkosten in dit bedrag zijn verdisconteerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7522

Niet voor het publiek toegankelijk

Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 januari 2009, HA ZA 06-2844, NORMA tegen Vereniging NLKabel (voorheen VECAI) en diverse kabelaars en IRDA tegen NORMA en kabelaars.

Auteursrecht. Kabeldoorgifte is geen secundaire openbaarmaking. “Een uitleg waarbij artikel 14a WNR ook ziet op een primaire openbaarmaking zou contra legem zijn.

Vonnis in procedure van de collectieve belangenorganisaties Norma en Irda tegen de Nederlandse kabelexploitanten. Norma en Irda vorderden een vergoeding voor de kabeldoorgifte van de prestaties van uitvoerende kunstenaars opgenomen in televisieprogramma’s. Norma en Irda baseerden zich daarbij op (aansluitingscontracten gebaseerd op) artikel 14a lid 1 WNR dat bepaalt dat met betrekking tot ‘heruitzending’ (de nabuurrechtelijke tegenhanger van secundaire openbaarmaking in het auteursrecht) het naburige recht alleen kan worden uitgeoefend door collectieve belangenorganisaties zoals Norma en Irda.

De Haagse Rechtbank is van oordeel (dat niet betwist of onvoldoende gemotiveerd weersproken is) dat alle kabeldoorgifte door gedaagden (inmiddels) plaatsvindt op basis van een rechtsreeks door de omroep aangeleverd signaal dat niet voor het publiek toegankelijk is (ov. 4.1). Om die reden is volgens de rechtbank sprake van ‘uitzenden’ en niet van ‘heruitzenden’ (van een voorafgaande primaire uitzending) in de zin van artikel 14a lid 1 WNR. Omdat Norma en Irda alleen rechten vertegenwoordigen ten aanzien van dergelijk ‘heruitzenden’, worden  alle vorderingen afgewezen. Aan de beantwoording een aantal andere interessante, gecompliceerde, vragen (zoals de verhouding tot het wettelijke vermoeden van overdracht) komt de Rechtbank Den Haag niet toe.

“4.1. Bij de beoordeling van het verweer van Vecai en de kabelaars moet allereerst worden vastgesteld dat door Norma en Irda niet is betwist dat de omroepen het signaal rechtstreeks aan de kabelexploitant leveren, welk signaal niet voor het publiek toegankelijk is. Norma en Irda hebben bovendien niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat dit voor uitzendingen in een deel van de relevante periode in het verleden en/of voor een deel van de door de kabelaars aangeboden uitzendingen anders is. Zij stellen daarentegen slechts dat het regime van de artikelen 14a e.v. WNR van toepassing is op iedere openbaarmaking, waaronder naar hun mening ook dient te worden verstaan het voor de eerste maal voor het publiek beschikbaar maken van een speciaal daartoe enkel aan de kabelexploitant ter beschikking gesteld signaal. De onderhavige beoordeling zal zich daarom beperken tot de situatie waarin de omroepen een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelexploitanten leveren.

(…)

4.4. Omdat in de door Vecai en de kabelaars geschetste situatie – aanlevering door de omroepen van een niet voor het publiek toegankelijk signaal rechtstreeks aan de kabelaars per satelliet of door middel van een vaste verbinding – niet kan worden gesproken van het verspreiden van programma’s, is die aanlevering niet aan te merken als uitzenden door de omroep. Dit betekent dat de daarop volgende verspreiding van de programma’s door de kabelaars niet is aan te merken als heruitzenden, maar als uitzenden in de zin van de WNR. Van het gelijktijdig uitzenden in de hiervoor bedoelde zin is immers geen sprake. Niet alleen de wet is op dit punt duidelijk. Ook de Memorie van Toelichting biedt geen ruimte voor een andere uitleg.

(…)

4.6. Norma heeft bij pleidooi nog gesteld dat zij zich (ook) tegen de primaire openbaarmaking kan verzetten omdat dit verbodsrecht haar door de bij haar aangesloten uitvoerende kunstenaars is overgedragen. Nadat dit door Vecai en de kabelaars was tegengesproken heeft Norma erkend dat dit recht niet expliciet wordt genoemd in de onder 2.2 weergegeven overeenkomst maar die overdracht zou uit de strekking van de overeenkomst volgen. Deze stelling is te vaag om te worden onderzocht en wordt om die reden verworpen. In het midden kan daarom blijven of, zoals gesteld door Vecai en de kabelaars, in geval van een filmwerk dit recht als regel door de uitvoerende kunstenaar aan de producent wordt overgedragen of door de werking van artikel 45d Aw geacht wordt aan de producent te zijn overgedragen.

1019h proceskosten, kort weergegeven: Norma:  €25.000,- (afspraak partijen), proceskosten Irda: €1130,- (liquidatietarief wegens bezwaar en geen deugdelijke onderbouwing proceskosten).

Lees het vonnis hier.

IEF 7299

Aanwijzing van de voorwerpen (privé-kopie)

Staatsblad 2008,468. Besluit van 7 november 2008, houdende wijziging van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912

"Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 10 oktober 2008, nr. 5568273/08/6, Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht; Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten; De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2008, nr. W03.08.0435/II); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 3 november 2008, nr. 5570935/08/6;

Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1 In artikel 4, tweede lid, van het Besluit van 5 november 2007, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, wordt de datum «1 januari 2009» vervangen door: 1 januari 2010.

Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip."

’s-Gravenhage, 7 november 2008.

Lees het staatsblad hier.

IEF 7294

The collapse of the system of reciprocal representation agreements

Zaiks!Voor de auteursrechtelijke-beheersorganisatieliefhebber. Drie beschikking op bezwaren van collectieven tegen de reorganisatieplannen van de Europese Commissie. (Nederlandse vertalingen nog niet beschikbaar).

1- GvEA, 14 november 2008, beschikking in zaak T-411/08 R, Artisjus Magyar (...)  Iroda Egyesület tegen Europese Commissie

2- GvEA, 14 november 2008, beschikking in zaak T-422/08 R, SACEM tegen Europese Commissie

3- GvEA, 14 november 2008, beschikking in zaak T-401/08 R,  Säveltäjäin Tekijänoikeustoimisto Teosto ry tegen Europese Commissie

4- GvEA, 14 november 2008, beschikking in zaak T-410/08 R,  GEMA tegen Europese Commissie

5- GvEA, 14 november 2008, beschikking in zaak T-398/08 R,  Stowarzyszenie Autorów ZAiKS tegen Europese Commissie

Beschikkingen zijn zeer overeenstemmend en allen afwijzend wegens gebrek aan speodeisend belang. Even kort in citaten uit de enige Engelstalige beschikking (Artijus):

“By this application for interim measures, the applicant, a Hungarian association for the collective management of copyright, seeks partial suspension of the operation of Commission Decision C(2008) 3435 final of 16 July 2008 relating to a proceeding under Article 81 of the EC Treaty and Article 53 of the EEA Agreement (Case COMP/C2/38.698 – CISAC) (‘the contested decision’). (…) The contested decision concerns the conditions of management and licensing of public performance rights for musical works. It is addressed to the 24 collecting societies established in the European Economic Area (EEA) which are members of the International Confederation of Societies of Authors and Composers (CISAC), one of which is the applicant.

(…) In the contested decision the Commission challenges the lawfulness of certain clauses in the reciprocal representation agreements, namely the clause on the membership of the member authors and the exclusivity clause, and of the collecting societies’ concerted practice concerning the territorial delineation of the mandate to grant licences, the result of which is territorial exclusivity. According to the Commission, those clauses and that practice are contrary to Article 81 EC.”

Findings of the President of the Court: “43. Accordingly, in the absence of specific factors put forward by the applicant, its bald assertion as to the collapse of the system of reciprocal representation agreements and the serious financial damage which it would suffer as a result, in terms of threatening its existence, does not justify suspending the operation of the contested decision.”

Lees meer in de de arresten Artisjus, SACEM, Säveltäjäin, GEMA & Zaiks.

IEF 7272

Tegen de Staat der Nederlanden (HB)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 11 november 2008, zaaknr. 299597, Stichting NORMA, Pieter Blok, Carel Kraayenhof, Ricky Koole, Caroline de Bruijn, NTB & FNV tegen Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding, De Staat der Nederlanden,  STOBI & FAIR (met dank aan Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap)

Geen heffing op MP3-spelers. De AMvB waarbij de Thuiskopie-tarieven voor 2008 werden bevroren en niet uitgebreid naar hardware (harddisk-recorders en mp3-spelers) was een rechtmatig besluit. Er is geen sprake van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Geen disproportionele beperking. Er blijft voldoende billijke compensatie over.

Ook is er geen sprake van strijd met de Auteurswet. Als partijen er in de SONT niet uitkomen, en daar blijkt sprake van, mag de Minister ingrijpen met een AMvB. De Minister heeft in redelijk tot dit besluit kunnen komen en er is sprake van een redelijke afweging van belangen. Ten overvloede merkt het hof op dat dit in de toekomst anders zijn kan. Anders dan d erechtbank oordeelt het hof dat het hier geen IE-geschil betreft, de kostenveroordeling geschiedt dus volgens het liquidatietarief.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag hier.

IEF 7260

Versterking en verbreding van het toezicht

Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten. Voorstel Van Wet.

 “Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt gewijzigd, om het toezicht op collectieve beheersorganisaties te versterken en uit te breiden en te voorzien in de instelling van een onafhankelijke geschillencommissie voor de beslechting van geschillen over de vergoeding voor het gebruik van beschermde werken en prestaties.”

“De belangrijkste elementen van de versterking en verbreding van het toezicht kunnen als volgt worden samengevat:

a) ook Buma komt onder het preventieve toezicht te vallen,
b) ook organisaties van vrijwillig collectief beheer gaan onder het toezicht vallen,
c) collectieve beheersorganisaties moeten voldoen aan concrete eisen ten aanzien van transparantie en beheerskosten,
d) er wordt in een informatieplicht voorzien, op grond waarvan in Nederland gevestigde derden waarmee de onder het toezicht vallende organisaties bij de inning of verdeling van gelden samenwerken het College van Toezicht de gevraagde inlichtingen moeten verschaffen,
e) het toezicht op de tariefontwikkeling krijgt gestalte via de vereiste instemming vooraf van het College bij eenzijdig voorgenomen verhogingen van de standaardtarieven en
f) het College van Toezicht krijgt de bevoegdheid om bestuurlijke boeten en een last onder dwangsom op te leggen.

Voorts wordt voorzien in een onafhankelijke geschillencommissie voor de beslechting van tariefgeschillen. individuele tarieftoetsing door de geschillencommissie en kwalitatief sectortoezicht door het College van Toezicht. Daarnaast wordt voorzien in de bevoegdheid van de Minister van Justitie om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels over het toezicht uit te vaardigen. Op dezelfde wijze kan ook worden bepaald dat bepaalde incasso- en/of repartitieactiviteiten slechts gezamenlijk kunnen worden uitgeoefend. Daarmee wordt de grondslag gelegd voor een nieuwe ordening van de inrichting van het collectieve beheer.”

Lees meer in het het Voorstel van Wet, de Memorie van Toelichting, het advies van de Commissie Auteursrecht, het advies van de Raad van State,  het advies van de Raad voor de Rechtspraak en het advies van de Adviescommissie voor het Burgerlijk Procesrecht.

IEF 7241

Praktische bezwaren

Grondwettelijk Hof (België), arrest van 6 november 2008, rolnummer 4375, inzake de prejudiciële vraag over artikel 55 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. (met dank aan Kristof Neefs, Laga)

Arrest van het Belgisch Grondwettelijk Hof over de altijd aardige vraag of nou eigenlijk wel klopt dat je ook een kopieerheffing moet betalen als je helemaal geen beschermde werken  gaat kopiëren. Het hof stelt dat zo’n algemene heffing 'redelijk verantwoord' is. Tussen doel en daad staan nu eenmaal praktische bezwaren in de weg.

“B.7. De doelstelling van de in het geding zijnde maatregel is in het bijzonder gericht op de vergoeding van het inkomstenverlies dat voorvloeit uit de aanwending van de dragers en apparaten met een specifiek doel die inkomstenverlies voor de betrokken rechthebbenden tot gevolg heeft, waartoe de nodige financiële middelen dienen te worden verworven. Ondanks de algemeenheid van de grondslag van de vergoeding, is de maatregel redelijk verantwoord. De wetgever vermag immers rekening te houden met de moeilijkheden die, zowel op het vlak van de doeltreffendheid als op het vlak van de omvang van de administratieve kosten, zouden voortvloeien uit een vergoedingssysteem dat - zo het al mogelijk zou zijn - gebaseerd zou zijn op het effectieve gebruik dat zou worden gemaakt van de dragers en apparaten voor reproductie en derhalve te opteren voor een forfaitair vergoedingssysteem.”

Lees het arrest hier.

IEF 7235

Het College wenst inzichtelijk te krijgen

Kamerstukken II 2008/09,29 838, nr. 10 (met Bijlage). Brief minister ter aanbieding van het jaarverslag van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties over 2007  en Jaarverslag 2007 College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten. Uit Hoofdstuk 5 (Onderzoeken en speerpunten 2008):
 
- Kosten structuren: Het College wenst in 2008 inzichtelijk te krijgen hoe de kosteninhoudingen bij de onder toezicht staande CBO’s en, voor zover daarvan sprake is, bij de door hen ingeschakelde verdeelorganisaties cumuleren. Het College zal aan de hand van de jaarcijfers en matrices over 2007 daarnaar onderzoek verrichten. Dit onderzoek zal eind 2008 zijn afgerond.

- Geschillenregeling: In het jaarverslag over 2006 kondigde het College aan erop te zullen toezien dat er bij de CBO’s geschillenregelingen voor betalingsplichtigen tot stand zouden komen. De CBO’s hebben inmiddels een gedragscode opgesteld waarin wordt voorzien in de verplichting een dergelijke geschillenregeling op te stellen. Het College zal de door de CBO’s op te stellen regeling beoordelen.
 
Lees hier de brief, en hier de bijlage.