IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 22011
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
IEF 22010
25 april 2024
Artikel

Isabelle Wolterink (EP&C) nieuwe voorzitter Orde van Octrooigemachtigden

 
IEF 14560

HvJ EU: Elektronisch boekingssysteem voor vluchten vanaf EU moet meteen definitieve prijs vermelden

HvJ EU 15 januari 2015, IEF 14560 ; C‑573/13 (Air Berlin tegen Verbraucherzentral Bundesverband)
Reclamerecht. Uit het perscommuniqué: Een elektronisch boekingssysteem moet voor elke vlucht vanaf het grondgebied van de Unie waarvoor het tarief wordt weergegeven, meteen de te betalen definitieve prijs vermelden. Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap, dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs bij elke vermelding van de prijzen van de luchtdiensten moet worden aangegeven, ook reeds bij de eerste vermelding daarvan.

2) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs niet alleen voor de door de klant gekozen luchtdienst moet worden vermeld, maar ook voor elke luchtdienst waarvan het tarief wordt weergegeven.

Gestelde vragen:

1)      Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem bij de eerste vermelding van de prijzen van luchtdiensten moet worden aangegeven? 

2)      Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem enkel voor de door de klant specifiek gekozen luchtdienst dan wel voor elke getoonde luchtdienst moet worden aangegeven?

IEF 14559

Inbreuk op reeks merken door Tel Sell

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 januari 2015, IEF 14559; ECLI:NL:RBDHA:2015:799 (Tommy Teleshopping tegen Tel Sell)

Uitspraak ingezonden door Diederik Stols, Boekx Advocaten. Merkenrecht. Inbreuk. Oneerlijke handelspraktijk. Tel Sell maakt met vrijwel identieke tekens inbreuk op een reeks merken van eisers, waaronder NICER DICER en CERAGOLD. Inbreuk via gehanteerde zoekwoorden op Tel Sell’s website wordt echter niet aangenomen, omdat daarmee slechts een alternatief voor waren of diensten van de merkhouders wordt geboden binnen het kader van vrije mededinging. Tommy Teleshopping heeft geen belang bij een verbod op oneerlijke handelspraktijken, omdat niet de indruk wordt gewekt dat de producten door eiseressen zijn vervaardigd. Tel Sell wordt bevolen om inbreuk te staken en wordt veroordeeld in de proceskosten.

Inbreuk:

4.5. Voorhans is voldoende aannemelijk dat door het gebruik van de bedoelde tekens voor de apparaten die TSA verkoopt, verwarring kan ontstaan bij het relevante publiek. Ten eerste staat buiten kijf dat de apparaten die TSA verkoopt, identiek zijn aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Ten tweede zijn de apparaten van TSA identiek aan de waren waarvoor Genius, Tommy en Teltv het merk gebruiken lijken de apparaten - zoals Tommy c.s. onbestreden heeft opgemerkt - ook qua vormgeving op elkaar. Ten derde worden de apparaten verkocht via vergelijkbare verkoopkanalen, te weten thuiswinkel via onder meer internet.

Zoektermen:

4.12 Naar voorlopig oordeel kan Tommy c.s. zich niet verzetten tegen het gebruik van de met de merken overeenstemmende zoektermen in het kader van de zoekmachine op de website van TSA. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat een dergelijke praktijk is toegestaan omdat die er in de regel louter toe strekt internetgebruikers een alternatief te bieden voor de waren of diensten van de merkhouders en dus inherent is aan de vrije mededinging (...).

4.13 Het gegeven dat op de website van TSA, anders dan doorgaans het geval is bij reclame via een zoekmachine als Google, geen zoekresultaten van de merkhouder worden getoond, brengt naar voorlopig oordeel niet mee dat een uitzondering op de voorgaande regel moet worden gemaakt. Mogelijk brengt dat gegeven mee dat de merkhouders grotere reclame-inspanningen zullen moeten leveren om de bekendheid van de merken te behouden of te verhogen. Dat op zich volstaat echter niet om te concluderen dat er sprake is van een inbreuk (HvJ EU 22 september 2011, ECLI:EU:C:2011:604, Interflora, r.o. 57).

Oneerlijke handelspraktijken:

4.16. Het gebruik van de tekens Cera gold, Nicer, Slencera en Caresse in het kader van reclame voor de eerstgenoemde keramische pannen, groentesnijders, slankheidsleggings en jeanskleurige leggings zal al worden verboden op grond van merkinbreuk. Aangenomen moet worden dat Tommy c.s. geen belang heeft bij een verbod op oneerlijke handelspraktijken, misleiding of onrechtmatig aanhaken met betrekking tot dezelfde reclame-uiting, laat staan een spoedeisend belang. De oneerlijkheid, misleiding en onrechtmatigheid bestaat er volgens Tommy c.s. namelijk in dat het gebruik van de tekens Cera Gold, Nicer, Slencera en Caresse in die reclame-uitingen bij de consument de indruk wekt dat de producten zijn vervaardigd door een van de eiseressen, terwijl dat niet het geval is.

Lees de uitsprak (pdf/html)

IEF 14558

HvJ EU: ABC voor covalent gebonden werkzame stof

HvJ EU 15 januari 2015, IEF 14558; zaak C-631/13 (Forsgren)
Octrooirecht. ABC. Begrip ‚werkzame stof’ – Pneumokokkenconjugaatvaccin – Pediatrisch gebruik – Dragerproteïne – Covalente binding. Het Hof beantwoordt de gestelde vragen [IEF 13458] en verklaart voor recht:
1) De artikelen 1, onder b), en 3, onder a), van [ABC-verordening] moeten aldus worden uitgelegd dat zij in beginsel niet eraan in de weg staan dat voor een werkzame stof een aanvullend beschermingscertificaat wordt afgegeven wanneer deze werkzame stof covalent is gebonden aan andere werkzame stoffen in de samenstelling van een geneesmiddel.

2)      Artikel 3, onder b), van verordening nr. 469/2009 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een aanvullend beschermingscertificaat wordt afgegeven voor een werkzame stof waarvan het effect niet valt onder de therapeutische indicaties waarop de vergunning voor het in de handel brengen betrekking heeft.

Artikel 1, onder b), van verordening nr. 469/2009 moet aldus worden uitgelegd dat een dragerproteïne die door middel van een covalente binding is geconjugeerd aan een polysaccharide-antigeen slechts als „werkzame stof” in de zin van deze bepaling kan worden aangemerkt indien is aangetoond dat zij een eigen farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect heeft dat valt onder de therapeutische indicaties van de vergunning voor het in de handel brengen, wat door de verwijzende rechter moet worden nagegaan aan de hand van alle feitelijke omstandigheden van het hoofdgeding.

Gestelde vragen:

Kan overeenkomstig de artikelen 1, sub b, en 3, sub a en b, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen1 , wanneer is voldaan aan de overige voorwaarden, een beschermingscertificaat voor een door een basisoctrooi beschermde werkzame stof (in casu: proteïne D) worden afgegeven wanneer deze werkzame stof in covalente (moleculaire) binding met andere werkzame stoffen in het geneesmiddel (in casu: Synflorix) is opgenomen, maar toch haar eigen werking behoudt?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2.1.    Kan overeenkomstig artikel 3, sub a en b, van verordening (EG) nr. 469/2009 een beschermingscertificaat voor de door het basisoctrooi beschermde stof (in casu: proteïne D) worden afgegeven wanneer deze stof een eigen therapeutische werking heeft (in casu als vaccin tegen Haemophilus influenzae-bacteriën), maar de vergunning voor het geneesmiddel geen betrekking heeft op deze werking?
2.2.    Kan overeenkomstig artikel 3, sub a en b, van verordening (EG) nr. 469/2009 een beschermingscertificaat voor de door het basisoctrooi beschermde stof (in casu: proteïne D) worden afgegeven wanneer deze stof in de vergunning als „drager” voor de eigenlijke werkzame stof (in casu: pneumokokkenpolysaccharide) wordt aangeduid, zij als „adjuvans” de werking van deze stof versterkt, maar deze werking in de vergunning voor het geneesmiddel niet uitdrukkelijk wordt vermeld?
IEF 14557

HvJ EU: Het gebruik door derden van niet-beschermde databank kan contractueel worden beperkt

HvJ EU 15 januari 2015, IEF 14557; zaak C-30/14 (Ryanair tegen PR Aviation) - dossier
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen en Bas Le Poole, Le Poole Bekema en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma. Door Hoge Raad prejudicieel gestelde vraag [IEF 13438]. Niet door auteursrecht of recht sui generis beschermde databank. Het Hof verklaart voor recht:

[De Databankenrichtlijn 96/9/EG] (...) moet aldus worden uitgelegd dat zij geen toepassing vindt wanneer een databank niet op grond van deze richtlijn wordt beschermd door het auteursrecht of door het recht sui generis, zodat de artikelen 6, lid 1, 8 en 15 van de richtlijn zich er niet tegen verzetten dat de maker van een dergelijke databank contractuele beperkingen stelt aan het gebruik ervan door derden, onverminderd het toepasselijke nationale recht.

Gestelde vraag:

Strekt de werking van de DbRl [Datenbankenrichtlijn]1 zich mede uit tot online databanken die niet, op de voet van hoofdstuk II van de richtlijn, worden beschermd door het auteursrecht en ook niet, op de voet van hoofdstuk III, door een recht sui generis, en wel in die zin dat ook in zoverre de vrijheid om gebruik te maken van dergelijke databanken met (al dan niet overeenkomstige) toepassing van de artikelen 6, lid 1, en 8, in verbinding met artikel 15 DbRl, niet contractueel mag worden beperkt?

Lees de uitspraak hier (pdf/html)

Op andere blogs:
Annotatie door P.B. Hugenholtz bij Hof van Justitie van de EU 15 januari 2015 (Ryanair Ltd / PR Aviation
BV), NJ, 2015-34/35, nr. 303 en Hoge Raad 17 januari 2014 (Ryanair Ltd / PR Aviation
BV), NJ, 2015-34/35, nr. 304.

Kluwer Copyright Blog

IEF 14556

Auteursrechtdebat: Een freelancer aan het woord: berusting is onverstandig

Door Kees Schaepman, freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. ‘Berusting lijkt mij verstandig’, schrijft Arno Grunberg [IEF 14510] in zijn bijdrage aan deze site. Teksten van artikelen, columns en boeken worden gejat, maar daar valt niet altijd iets tegen te doen. Ik vrees dat Grunberg gelijk heeft. Maar als er wel iets aan te doen valt, en zeker als anderen geld verdienen dankzij mijn arbeid, blijf ik graag onverstandig. Niet zozeer omdat de grootschalige diefstal van intellectueel eigendom mij geld kost, dat valt in mijn geval nogal mee. Het grootste deel van mijn journalistieke leven was ik in vaste dienst en deed ik daarom afstand van mijn auteursrechten. Maar de schaamteloosheid waarmee de wet wordt genegeerd en het geestelijk eigendom van freelancers wordt geplunderd, krenkt mij. Freelance auteurs worden te vaak behandeld als letterknechten die hun mond dicht moeten houden. Doen ze dat niet, dan dreigt uitsluiting. Ik ken alleen al in mijn directe omgeving vele journalisten, documentairemakers en scenarioschrijvers die door hoofdredacties, omroepbazen en uitgevers onder druk zijn gezet om afstand te doen van hun auteursrechten. ‘Grote mond? Voor jou tien anderen’.

Een paar maanden geleden schreef ik een opiniestuk voor de website Villamedia onder de kop ‘Blendle moet freelancers nu betalen’. Ik betoogde daarin dat de initiatiefnemers van Blendle ‘niet zulke aardige jongens’ zijn omdat zij zich gedragen als ‘negentiende-eeuwse werkgevers’. Waarom? Omdat ze geen cent aan freelancers betalen, ook niet na een investering van drie miljoen euro in hun onderneming door de New York Times en het Axel Springer Verlag. Dat had ik volgens de advocaat van de Blendleboys – Alexander Klöpping en Marten Blankesteijn – niet mogen zeggen. Zij hadden overwogen een eis tot rectificatie in te dienen: ‘De uitlatingen zijn namelijk onjuist, suggestief en onnodig grievend. Het is ook niet onaannemelijk dat de uitlatingen reputatieschade opleveren.’ Om de verhoudingen niet verder te beschadigen, werd uiteindelijk geen sommatie verstuurd. Maar ik moet me voortaan wel koest houden, anders weigert Blendle met de auteursrechtenorganisatie Lira, waarvan ik bestuurslid ben, te overleggen over een fatsoenlijke regeling voor freelancers.

Het is de omgekeerde wereld. Blendle publiceert zonder enig overleg stukken van mij en van mijn collega’s. Na lang, lang aandringen komt nu hopelijk eindelijk een gesprek met Lira op gang waarin die inbreuk op onze rechten hopelijk wordt recht gezet, maar dan moet ik wel braaf zijn en mijn mond dicht houden. ‘Persbreidel’, dacht ik in een eerste opwelling van woede. Maar dat is misschien een iets te sterke term, al komt het wel in de buurt.

De houding van Blendle is typerend voor die van veel opdrachtgevers en distributeurs die geen gezeur van freelancers aan hun kop willen. Ze vinden de bestaande wetgeving verouderd en lastig. Vanuit hun perspectief kan ik me dat tot op zekere hoogte indenken. Er is ook nieuwe wetgeving in de maak. Maar het feit dat die nieuwe wetgeving er nog niet is, houdt geen vrijbrief in om ten eigen voordele inbreuken op de bestaande wetgeving te maken. En het mag helemaal nooit reden zijn om individuele freelancers te intimideren, te bedreigen of monddood te maken. Daardoor voel ik me niet alleen bestolen maar vooral gekrenkt in mijn beroepstrots en onnodig gegriefd.

Kees Schaepman

IEF 14555

Commentaar Tom Kabinet: One copy, one use?

Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, 'One copy, one use?', IEF 14555; eerder in: Tijdschrift voor Internetrecht, 5.11.2014.
Bijdrage ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, Louwers IP|Technology advocaten. Auteursrecht. Op 21 juli 2014 deed de Voorzieningenrechter in Amsterdam uitspraak over het recht om een ‘gebruikt’ e-book door te verkopen [IEF14055]. De verkoop vindt plaats via het online platform www.tomkabinet.nl. Het businessmodel van Tom Kabinet is duidelijk geïnspireerd door de eerdere UsedSoft-arrest 1 waarover de Europese rechter in 2012 zijn oordeel gaf. In de Tom Kabinet-zaak stond dus de vraag centraal of tweedehands e-books digitaal zijn uitgeput.

(...) Commentaar
In een procedure over het uitlenen van e-books worden al wel prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld.21 In deze bodemprocedure zijn overwegingen gewijd aan de uitputtingsvraag die ook interessant zijn voor de Tom Kabinet-zaak. De rechtbank overwoog dat het door middel van downloaden ter beschikking stellen van een werk letterlijk valt onder de definitie van het recht op mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn.22 Een dergelijke mededeling leidt op grond van art. 3 lid 3 Auteursrechtrichtlijn niet tot uitputting van het recht mededeling aan het publiek. Het HvJ EU heeft daarentegen in het UsedSoft-arrest bepaald dat een handeling bestaande in een dergelijke mededeling aan het publiek door een eigendomsoverdracht een distributiehandeling in de zin van art. 4 Auteursrechtrichtlijn moet worden gezien en tot uitputting van het distributierecht kan leiden in de zin van art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn dan wel art. 4 lid 2 Softwarerichtlijn.23 De vraag die zou moeten worden beantwoord bij Tom Kabinet, is dus of er sprake is van eigendomsoverdracht bij de verkoop van tweedehands e-books door Tom Kabinet. Naar ons oordeel is de uitputtingsregel niet van toepassing bij het online ter beschikking stellen van auteursrechtelijke beschermd werk, zijnde niet software. Uit overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn volgt dit immers uitdrukkelijk. Daarbij kan uit overweging 28 van de Auteursrechtrichtlijn worden afgeleid dat het uitsluitende recht om zeggenschap over distributie van het werk uit te oefenen, beperkt is tot een tastbare zaak.24

Aan de beantwoording van de vraag of sprake is van verkoop dan wel eigendomsoverdracht in de zin van art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn bij het online ter beschikking stellen van e-books kom je naar onze mening helemaal niet aan toe omdat uitputting bij voorbaat al is uitgesloten. Bovendien vereist het te koop aanbieden van een e-book een niet toegestane reproductie. Om een e-book te verkopen moet er namelijk een kopie worden gemaakt.25 In de Softwarerichtlijn wordt reproductie zonder de toestemming van de rechthebbende toegestaan wanneer de reproductie nood zakelijk is om het computerprogramma te gebruiken.26 Een dergelijke bepaling mist in de Auteursrechtrichtlijn.27 Deze uitkomst is naar onze mening niet bevredigend. Een dergelijke strikte beoordeling op grond van de Auteursrechtrichtlijn levert een weinig moderne uitkomst op. Denk aan de situatie wanneer er een e-book wordt gekocht op een Cdrom. Hiervan kan een kopie op een Cd-rom worden gemaakt voor de gebruiker zelf. Dit is namelijk op grond van art. 16c Auteurswet (thuiskopie exceptie) geoorloofd. Vervolgens kan de Cd-rom met daarop het e-book worden verkocht omdat het auteursrecht ten opzichte van dit exemplaar is uitgeput vanwege het feit dat het intellectuele eigendom in een materiële drager is belichaamd. Echter als een e-book wordt gekocht via een online winkel, is het niet mogelijk om het te verkopen. Het auteursrecht op het e-book is niet uitgeput en doordat voor de verkoop van een e-book een kopie moet worden gemaakt, is dit ook een niet toegestane reproductiehandeling. Het wringt dat hetzelfde werk van letterkunde verschillende rechten oplevert voor de koper van het e-book dan voor de koper van een papieren boek.

Zoals Neelie Kroes al zei in een recente speech moet het wettelijk kader rekening houden met de behoeften van de
samenleving.28 Regels moeten niet onpraktisch, onzeker, of onredelijk zijn voor de gewone gebruiker. En dit laatste lijkt nu precies het gevolg te zijn van de – nu al gedateerde – Auteursrechtrichtlijn.

Daarnaast ligt de bal ook bij de uitgeverijen. Aan de opmars van e-books is niet te ontkomen. Het percentage valt nu met 4,7% van de totale Nederlandstalige boekenmarkt in de categorie literaire fictie29 voor het derde kwartaal van 2014 nog mee, maar uiteraard is dat exclusief de illegale kopieën en overigens ook exclusief andere uitgaven zoals educatieve uitgaven.30 Boekenuitgevers komen geleidelijk in beweging met nieuwe modellen zoals het abonnementsmodel voor ebooks Elly’s Choice dat in augustus werd gelanceerd.31 En ook bijv. een streamingdienst voor e-books (een soort Spotify voor boeken) waaraan een aantal grote uitgeverijen werken, zou een mooi antwoord op de realiteit kunnen worden. Maar als de uitgeverijwereld niet snel zelf met slimme antwoorden en aantrekkelijke business modellen komt, zal het haar kunnen opbreken. Denk hierbij aan het gebruik van de forward-and-delete technologie. Deze technologie controleert bij digitale inhoud, zoals e-books, of de digitale inhoud na de verkoop daadwerkelijk onbruikbaar is gemaakt.32 Met de nodige technische en juridische waarborgen zou een model als Tom Kabinet een passend antwoord op wensen van de markt kunnen zijn.

IEF 14554

Belg trekt merk Je suis Charlie in

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. De Belg die op 8 januari in de Benelux een merkdepot verrichte van de leus Je suis Charlie, heeft zijn aanvraag vandaag weer ingetrokken. Dat blijkt uit de publicatie in het register van het Beneluxbureau voor de Intellectuele Eigendom.

Zwaar te verduren op Twitter
Kort na de eerste berichten over de aanvraag kreeg de Belg het onder andere op Twitter zwaar te verduren. De verontwaardiging over zijn merkenclaim was groot. Een dergelijk symbool van solidariteit is van ons allemaal en niet van één Belg, was in de social media te lezen.

Goede bedoelingen
Gisteren had 49-jarige Belg zich op de nieuwssite van The Independent nog fanatiek verweerd tegen alle beschuldigingen. Er was geen sprake  van ‘money-grabbing’, hij wilde slechts iets doen om de slachtoffers te helpen, aldus de man. Het geld dat binnen zou komen was allemaal bedoeld voor Charlie Hebdo.

Ingetrokken
Maar ondanks deze goede bedoelingen voelde de man zich blijkbaar toch niet helemaal lekker bij al deze negatieve reacties. Op 14 januari trok hij het merk in.

50 aanvragen in Frankrijk
Volgens World IP Review is het gedoe over dit merk in Frankrijk nog niet afgelopen. In Frankrijk schijnen maar liefst 50 aanvragen van deze leus binnen te zijn gekomen. In eerste instantie heeft het Franse merkenbureau deze aanvragen geweigerd, aldus World IP Review. Opvallend genoegd is de reden dat de zin volgens de Fransen ‘niet onderscheidend’ is. Van eventuele ‘strijd met de openbare orde’ is geen sprake. Wordt in Frankrijk zonder twijfel vervolgd.

IEF 14553

Jong IE Nieuwjaarsborrel

Jong IE Nieuwjaarsborrel 5 februari 2015 v.a. 18.30u in de Nel - What’s another year? Je knippert even met je ogen, en BAM, we zitten alweer in de meest deprimerende maand van het jaar: januari. Nieuwjaarsborrels en andere uitwassen van sociale activiteiten die je plichtsgetrouw afloopt volgen elkaar in rap tempo op. Gelukkig duurt het maar kort tot het echte nieuwjaars-hoogtepunt. Let’s seize that moment. We houden gewoon onze eigen Jong IE-nieuwjaarsborrel! Proosten op het nieuwe, jonge IE-jaar!

Donderdag 5 februari a.s. staat die op het programma. Locatie: “Nel aan het Amstelveld” te Amsterdam. Die plek heeft immers wel z’n Jong IE-sporen verdiend..En dit keer geen activiteit, anders dan borrelen en te drinken op het nieuwe jaar. Een korte Q&A:

Waar? Nel, Amstelveld.
Wanneer? Donderdag 5 februari vanaf 18.30 uur sharp.
Wat gaan we doen? Toasten op het nieuwe jaar en drinken. Misschien een datum prikken voor Kort Begrip-Voetbal. En daarvoor teams smeden.
Moet ik nog iets meenemen? Nee, dit keer geen Kort Begrip of andere intellectuele bagage. Wel geld, om je eigen drankjes en eventuele burgers te betalen.
Waar staat die formule voor? Dat is de officiële formule voor Blue Monday. Hierin is W een maat voor het weer, D voor de schulden, d voor het maandelijkse salaris, T voor hoe lang geleden het kerst was, Q staat voor hoe goed men nog de goede voornemens volhoudt, M voor het motivatieniveau en Na voor het gevoel om actie te ondernemen.

Nu al zin in.

Met vriendelijke groet,
Jong iE

Peter van Schijndel
Naomi Ketelaar
Simone Kooij
Daan van Eek

IEF 14552

Hardware-AMvB's strijdig met verbod op willekeur

Rechtbank Den Haag 14 januari 2015, IEF 14552; ECLI:NL:RBDHA:2015:798 (Acer/Staat, Nokia/Staat)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen. Thuiskopie. Onverbindende AMvB's. Schadeplicht. Stichting Thuiskopie niet aansprakelijk. Uit het dictum: De rechtbank verklaart voor recht dat de Staat door het vaststellen en effectueren van de AMvB's in strijd heeft gehandeld met het verbod op willekeur, dat daardoor de AMvB's partieel onverbindend zijn, voor zover de onderbouwing van de bij de AMvB's vastgestelde vergoedingen is gebaseerd op schade ten gevolge van kopieën uit ongeoorloofde bron. De Staat heeft door het (doen) effectueren van de AMvB's onrechtmatig gehandeld en schadeplichtig is jegens Aces c.s. en Nokia. De rechtbank is van oordeel dat Stichting De Thuiskopie niet naast de Staat aansprakelijk is voor de mogelijk door Acer c.s. en Nokia geleden schade. SDT kan namelijk niet worden verweten dat zij uitvoering heeft gegeven aan de AMvB’s. De vorderingen tegen Stichting de Thuiskopie worden afgewezen.

Consequenties
4.41. Uit het voorgaande volgt dat de Staat in redelijkheid niet tot de bij de AMvB’s vastgestelde vergoedingen heeft kunnen komen in verband met het verbod op willekeur (vgl. 4.5). Nu uit het SONY-advies en het tot aan het pleidooi door de Staat zelf gehuldigde standpunt moet worden geconcludeerd dat de bedragen in de AMvB’s deels een billijke vergoeding inhouden voor kopieën uit legale bron, is de rechtbank van oordeel dat de AMvB’s niet geheel, maar partieel onverbindend zijn jegens Acer c.s. en Nokia.

4.42. Bij het oordeel dat de schending van het verbod op willekeur in dit geval niet leidt tot gehele onverbindendheid van de AMvB’s weegt zwaar dat rekening moet worden gehouden met de voorschriften van het Unierecht. De Staat heeft er terecht op gewezen dat het Unierecht de rechtbank verplicht om binnen haar bevoegdheden al het mogelijke te doen om de volle werking van de richtlijn en de daarmee nagestreefde doelstelling te verzekeren. Die richtlijn houdt voor de Staat de resultaatsverplichting in om, binnen het kader van zijn bevoegdheden, te verzekeren dat de billijke compensatie daadwerkelijk wordt geïncasseerd (vgl. HvJEU 16juni 2011, nr. C-462/09, ECLI:NL:XX:2011:BQ9325, Opus (hierna: het Optis-arrest), punt 24, 25, 33 en 34). Indien de AMvB’s jegens Acer c.s. en Nokia geheel onverbindend zouden moeten worden geacht, zou terugkijkend vanaf 1 januari 2013 geen geldige regeling bestaan op grond waarvan de rechthebbenden bij eiseressen een billijke compensatie kunnen incasseren voor het kopiëren voor privégebruik, terwijl in artikel 16c lid 1 Aw wet een restrictie op het in artikel 2 van de richtlijn bedoelde reproductierecht blijft bestaan. Alsdan is het vereiste rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen zoek.

Aansprakelijkheid SDT
4.49. De rechtbank is van oordeel dat SDT niet naast de Staat aansprakelijk is voor de mogelijk door Acer c.s. en Nokia geleden schade. SDT kan namelijk niet worden verweten dat zij uitvoering heeft gegeven aan de AMvB’s, alleen al omdat van volledige onverbindendheid van deze AMvB’s geen sprake is en - voor zover al te voorzien was dat aan de AMvB’s een gebrek kleefde - het niet aan SDT was om te bepalen tot welk bedrag geheven diende te worden ten behoeve van de thuiskopieën afkomstig van legale bronnen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blogs:
Solv

IEF 14551

Belettering op Eneco-windmolens in Houten is ‘aanprijzing’

Rechtbank Midden-Nederland 30 december 2014, IEF 14551; ECLI:NL:RBMNE:2014:7276 (St. Gigawiek en B&W Houten)
Bestuursrecht. Reclame. Beroep tegen weigering om handhavend op te treden tegen aangebrachte belettering op gondels van windmolens. In tegenstelling tot wat de gemeente heeft gesteld, voegt de belettering wel degelijk extra informatie toe aan de windmolens, zodat sprake is van algemene aanprijzing van waren en diensten in de zin van de APV. De rechter verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen in stand.

16. De rechtbank is, anders dan verweerder en derde-partijen, van oordeel dat de namen “UWind” en “Eneco” wel als handelsreclame zijn aan te merken. De belettering voegt extra informatie toe aan de windmolens en bewerkstelligt daarmee aandacht voor (het opwekken van) groene stroom zoals UWind voorstaat en voor de leverancier van deze groene stroom Eneco in het bijzonder. Dit heeft het karakter van een openbare aanprijzing van een goed met een kennelijk commercieel doel, zoals omschreven in artikel 1:1 van de APV.

Het aanbrengen van dergelijke handelsreclame is ingevolge artikel 4:15 van de APV slechts verboden als sprake is van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving. Dat doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De namen “UWind” en “Eneco” op de gondels van de windturbines vormen geen gevaar voor het verkeer en veroorzaken evenmin ernstige hinder voor de omgeving; het zijn uitsluitend letters, het zijn geen afbeeldingen of bewegende beelden. Verder is niet bestreden dat de gondels van de windturbines zich op een hoogte van 105 meter boven het maaiveld bevinden. Hierdoor is de invloed op het verkeer en de omgeving naar objectieve maatstaven bezien relatief gering. De rechtbank vindt ook steun voor dit oordeel in bovengenoemd advies van de welstandscommissie. Het verbod uit artikel 4:15, eerste lid, van de APV is dan ook niet op deze situatie van toepassing, zodat de aanwezigheid van de belettering geen overtreding van dit artikel inhoudt en de bevoegdheid voor verweerder om hiertegen uit hoofde van dit artikel handhavend op te treden ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Lees ook het artikel op dichtbij.nl