Gepubliceerd op woensdag 24 december 2014
IEF 14510
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een kerstgroet van Arnon Grunberg - Auteursrechtdebat

Door Arnon Grunberg, schrijver. Auteursrechtdebat - thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Toen ik onlangs aan colleges deelnam op de Freie Universität in Berlijn – ik geloof dat ‘deelnemen’ het juiste woord is; ik was weliswaar geen student, maar hoefde de colleges niet te leiden; enkele van mijn teksten waren door de studenten bestudeerd en als producent van die teksten mocht ik ook wat zeggen, ongeveer zoals het tegenwoordig als een goede zaak wordt gezien om ook slachtoffers van een misdrijf tijdens de rechtszaak nadrukkelijk aan het woord te laten en soms zelfs toe te laten als nevenaanklager – merkte ik op dat literatuurwetenschappers, neerlandici en germanisten vaker gebruik zouden moeten maken van sociologische en economische kennis. Dat economische belangen geen rol zouden spelen bij het tot stand komen en uitgeven van teksten lijkt me een illusie. Toch werd die opmerking gezien, merkte ik, als vloeken in de kerk. De literatuur, de echte, de hoge, staat los of hoort los te staan van welk economisch belang dan ook. Alleen de innerlijke noodzaak telt, die vrome leugen van het literatuurbedrijf. De innerlijke noodzaak is net zo onbewijsbaar als de werking van menig homeopathisch medicijn maar toch zweren veel lezers, critici en schrijvers bij de helende effecten van die innerlijke noodzaak.

De economische aspecten, zeker niet de enige aspecten, zijn echter stukken concreter. Een tekst wordt geschreven en een krant of tijdschrift betaalt mij om die tekst te mogen afdrukken. (We hebben het vooralsnog niet over romans, daar gaat het om voorschotten en royalties.) Indien gewenst kan ik die tekst nog eens verkopen aan tijdschriften en kranten buiten Nederland.

Columns worden ook geplaatst op Blendle, waarvoor de auteur niets krijgt, en een week na het verschijnen zijn onder andere mijn Voetnoten, die dagelijks in de Volkskrant verschijnen, (gratis) te lezen op mijn eigen site. Dus vanuit het perspectief van de schrijver betalen sommige lezers voor een tekst en andere lezers krijgen diezelfde tekst gratis.

Als we naar boeken kijken is een financiële beloning voor de auteur ook niet altijd gegarandeerd. Voor de tweedehands verkoop ontvangt de auteur geen royalties meer. Dat hij voor die verkoop al een keer royalties heeft ontvangen is niet per definitie waar, vaak gaat het om zogenaamde beschadigde exemplaren of recensie-exemplaren. Ook voor gestolen e-books – er wordt behoorlijk wat gestolen in die wereld – ontvangt de schrijver uiteraard geen royalties.

Eerlijk gezegd geloof ik dat hier weinig aan te doen is, berusting lijkt mij verstandig.

Enkele van mijn journalistieke collega’s maken zich erg boos dat bijvoorbeeld Blendle niets betaalt voor het gebruik van hun teksten, maar ik stel mij ook in dezen op het standpunt van Jezus: de verspreiding van het woord, mijn woord uiteraard, is belangrijker dan de contante betaling ervoor. De schrijver die zijn economisch belang te strikt afbakent, is ook in economisch opzicht onverstandig bezig. (Zie hiervoor ook mijn essay ‘Jezus was een econoom’, dat vermoedelijk in 2020 op de markt zal komen.)

Wat niet wil zeggen dat aan het principe van intellectueel eigendom moet worden getornd, want intellectueel eigendom is niet uitsluitend een financiële kwestie; eigendom is nu eenmaal niet alleen een financiële kwestie.

Deze tekst is van mij en iedereen die doet alsof hij deze tekst heeft geschreven of deze verspreidt zonder de auteur te vermelden, is een dief.

Overigens moet ik eerlijk toegeven dat ik voor het schrijven van deze tekst als ik me niet vergis slechts een fles wijn zal krijgen (mij is een fles van circa vijfentwintig euro toegezegd). Wat iets beneden mijn tarief ligt.

Ook meen ik te weten dat de lezer niet voor het lezen van deze tekst heeft betaald. Mijn intellectueel eigendom blijkt in praktijk dikwijls publiek bezit, als een openbaar urinoir. (Ja, menige lezer heeft de behoefte te plassen over het intellectueel eigendom van een ander. Zie hiervoor mijn essay ‘De lezer is een hond’, dat in 2024 zal verschijnen.)

Maar of voor het gebruik van andermans intellectueel eigendom (dat wil zeggen het lezen, en soms ook het verspreiden ervan) altijd contant moet worden afgerekend is dus de vraag. In theorie wel, in praktijk lijkt me dat, zeker in tijden van digitale media, bijzonder lastig. En als een museum een schilderij aanschaft krijgt de schilder toch ook niet betaald voor elke betalende bezoeker? Bovendien is het hoogst onzeker of al die bezoekers dat bewuste schilderij daadwerkelijk bekeken hebben.

Economie bestaat niet alleen uit monetaire transacties. (Zie wederom mijn essay ‘Jezus was een econoom’.) De lezer kan ook betalen met liefde, genegenheid, ontboezemingen, huwelijksaanzoeken, het tot beschikking stellen aan de schrijver van gezins- en familieleden, en andere vormen van gewenste en ongewenste inspiratie.

Ondergetekende ontkent de monetaire kant van het literaire bedrijf geenszins, maar in de beste traditie van de Messias heeft hij zijn hoop gesteld op de niet-monetaire transactie bij de verspreiding van het (zijn) woord.

Ik hoop hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan de discussie over auteursrecht en wacht met interesse relevante voorstellen af.

Arnon Grunberg
Miami Beach, 20 december 2014