DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige publicaties  

IEF 9438

Een kennelijke juridische misslag

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 februari 2001, KG ZA 11-137, Tros tegen Pretium Telecom B.V. (met dank aan Remco Klöters & Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten).

Executiegeschil na (tussen)vonnis (Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 februari 2011, LJN BP4605), waarin de Tros werd veroordeeld om het door haar verkregen ruwe beeld- en geluidsmateriaal van een verborgen camera-actie op basis van artikel 843a Rv af te geven. In het onderhavige vonnis wordt de tenuitvoerlegging van dat vonnis door de voorzieningenrechter geschorst, nu er naar zijn oordeel sprake is van een kennelijke juridische misslag:

3.3. (…) Het bevel tot afgifte betekent dan ook onmiskenbaar een inmenging in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, als bedoeld in het eerste lid van artikel 10 EVRM. Of deze beperking geoorloofd is, moet worden bezien aan de hand van de criteria van het tweede lid van artikel 10 EVRM, zoals uitgelegd door het EHRM.

3.4. De rechtbank heeft in het vonnis van 2 februari 2011 geoordeeld dat de verstrekking van een afschrift van de volledige opnamen geen schending inhoudt van artikel 10 EVRM, op grond van de overweging dat de publieke functie van de journalistiek niet in het gedrang komt wanneer de reporter zich niet kan beroepen op het belang van bescherming van een bron als bedoeld in het Goodwin-arrest (dat wil zeggen: een bron die bij het verschaffen van informatie aan de journalist vertrouwelijkheid heeft bedongen). Daarmee heeft de rechtbank kennelijk willen zeggen dat het gevraagde rechterlijke bevel tot afgifte geen inmenging vormt in de uitoefening van de journalistieke uitingsvrijheid, zodat artikel 10 EVRM niet kan zijn geschonden. De rechtbank heeft aldus niet zichtbaar getoetst aan de criteria van het tweede lid van dit verdragsartikel. Het moet er daarom voor worden gehouden dat deze toetsing achterwege is gebleven. Gelet op hetgeen onder 3.3 is overwogen, ziet de voorzieningenrechter deze omissie als een kennelijke juridische misslag. Dit brengt mee dat de vordering om de tenuitvoerlegging van het incidenteel vonnis te schorsen, kan worden toegewezen.

3.5. Ondertussen is het bepaald niet zeker dat de vereiste toetsing zou hebben geleid tot de door Tros gewenste uitkomst. De mate van bescherming die artikel 10 EVRM biedt in situaties waarin (slechts) eigen onderzoeksmatriaal moet worden afgestaan, bereikt immers niet hetzelfde niveau als in situaties waarin wordt bevolen om een journalistieke bron te onthullen (zie de Nordisk-beslissing van het EHRM van 8 december 2005). Bovendien zou de volledige toewijzing van het door Tros gevorderde meebrengen dat de zin definitief wordt ontnomen aan de overwegingen die in het incidenteel vonnis van 2 februari 2011 zijn gewijd aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van die uitspraak. Terecht is daarin gewezen op het belang van Pretium om zo snel mogelijk over het materiaal te kunnen beschikken, ten behoeve van de voortgang van de hoofdzaak. Een en ander brengt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat Tros zo snel mogelijk het oordeel in hoger beroep over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het incidenteel vonnis zal moeten vragen, op de wijze zoals hierna in het dictum is vermeld. Niet in geschil is dat tegen dat vonnis thans hoger beroep openstaat.

Lees het vonnis hier.

IEF 9401

Uit de aard van de zaak noodzakelijk

Rechtbank Rotterdam, 2 februari 2011, HA ZA 05-2728, MAN Truck & Bus B.V.c.s.  en MAN tegen NHG Trans International c.s. (met dank aan Eva de Vries, Vondst Advocaten)

Merkenrecht. Klaagsite. Bodemprocedure na kort geding (zie Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 maart 2010, IEF 8752). Anders dan in kort geding oordeelt de bodemrechter dat de mededelingen op de klaagsite  weliswaar wat tendentieus zijn maar niet werkelijk onjuist of misleidend. Er is geen sprake van onnodig grievende teksten en geen sprake van merkinbreuk door gedaagde. Gedaagde heeft wel €40.000 aan dwangsommen verbeurd, doordat zij in strijd heeft gehandeld met het eerdere verbod in kort geding.

5.5. (…) De website was bedoeld als "klaagsite" en de naam van die site "MyLastMAN" heeft onmiskenbaar en kennelijk bewust een negatieve strekking ten aanzien van de producten van MAN, naar van algemene bekendheid is te achten: de producent van motorvoertuigen. Deze naam sloot ook aan bij de negatieve inhoud van de website. De tegenwerping dat de naam even goed zou kunnen duiden op een website over mannen kan niet serieus worden genomen. Derhalve deed ook het merkgebruik in de domeinnaam (en metatag) afbreuk aan de reputatie van het merk. In het midden kan blijven of door het merkgebruik in de naam van de website en in de website zelf tevens afbreuk werd gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk.

5.8 Uitgangspunt is dat de aan een merk verbonden rechten onder omstandigheden moeten wijken voor de vrijheid van meningsuiting, al dan niet onder de noemer 'geldige reden'. (…)

5.10 Op zichzelf was NHG c.s. gerechtigd haar klachten over MAN c.s., haar producten en dienstverlening in de openbaarheid te brengen, ook in zeer ruime kring, waarbij het gebruik van het woordmerk MAN uit de aard van de zaak noodzakelijk was. Dat het hierbij vooral ging om het eigen zakelijk belang van NHG c.s. en dat deze publiciteit blijkbaar (ook) diende om MAN c.s. onder druk te zetten, maakte dat gebruik nog niet ongeoorloofd. Ook het in dat kader aanbieden van een plaats waar anderen met soortgelijke klachten over MAN terecht konden moet gelet op de vrijheid van meningsuiting in beginsel toelaatbaar worden geacht.

De mededelingen van NHG c.s. over het langlopende conflict en de houding die MAN c.s. en Van der Velden daarin hadden ingenomen acht de rechtbank weliswaar wat tendentieus maar niet werkelijk onjuist of misleidend. Het standpunt van MAN c.s. werd ook op de site vermeld. Er is geen sprake van onnodig grievende teksten. Het optreden van NHG c.s. was kennelijk bedoeld om MAN c.s. onder druk te zetten, waarbij de kans bestond op aanmerkelijke schade voor MAN c.s.., maar de rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat dit optreden in de gegeven omstandigheden moet worden aangemerkt als disproportioneel.
De rechtbank komt in de onderhavige bodemprocedure tot de slotsom dat bij de website www.MyLastMAN.com en de e-mails geen sprake is geweest van merkinbreuk noch van onrechtmatige publicaties jegens MAN C.S. Dit oordeel ziet niet alleen op NHG Nederland maar ook op N. G., die destijds (blijkbaar) enig directeur en enig aandeelhouder was van NHG Nederland.

(…) 5.16  Mogelijk moeten de stellingen van MAN c.s. aldus worden begrepen dat de vordering tegen E. G., K. G. en V. G. niet daarop berust dat zij zelf merkinbreuk hebben gepleegd door zelf de merken te gebruiken, doch dat zij als bestuurders van NHG Noorwegen uit onrechtmatige daad jegens MAN c.s. aansprakelijk zijn voor de door NHG Noorwegen gepleegde merkinbreuk, vanwege hun op of omstreeks 18 februari 2005 genomen besluit om de website www.MyLastMANinfo.com door NHG Noorwegen in de lucht te laten brengen (vgl. dagvaarding onder 35 en 36). Omdat uit het voorgaande blijkt dat pen merkinbreuk door NHG Noorwegen aanwezig wordt geacht, ontvalt aan deze vordering de grondslag (naar valt aan te nemen: ook indien deze grondslag zou moeten worden beoordeeld naar Noors recht).

(…) 5.27 Zoals hiervoor is vermeld, was in de periode van 19 tot en met 26 februari 2005 de website www.MyLasMANinfo.com in strijd met het gebod van de voorzieningenrechter. Dat betekent dat NHG c.s. heeft gehandeld in strijd met het gebod geen merkinbreuk te maken door niet te verhinderen dat de website m.MyLastMANinfo.com in de lucht kwam. Derhalve zijn door NHG Nederland en N. G. dwangsommen verbeurd en wel gedurende acht dagen € 4.000,- per dag, dus ieder E 40.000,-. Dit is in overeenstemming met het arrest van hof Den Haag van 2 maart 2010 onder 19.

Lees het vonnis hier.

IEF 9755

Digitale Pompengids

Vzr. Rechtbank Dordrecht 17 november 2010, LJN BO4259 (VW&B tegen gedaagde h.o.d.n. Pumpsupport)

Wat mag van houder website verwacht worden terzake bestrijden onjuiste informatie die door derden op zijn website wordt geplaatst? Onrechtmatig handelen, pas sprake als daadwerkelijk of redelijkerwijs moet weten dat informatie onwettig is en verwijdering of toegang niet wordt gespert.

5.3.  Dat [gedaagde] instaat voor de juistheid van de informatie in het register op zijn website www.PompenGids.net blijkt voorshands niet. Vast staat dat de geregistreerde bedrijven zelf de informatie op de website aanleveren en dat [gedaagde] deze niet op juist-heid controleert. Ook staat vast dat VW&B van deze werkwijze op de hoogte is, nu zij zich zelf op de website heeft geregistreerd. Dat de tekst van de website melding maakt van de woorden 'onafhankelijke gids', 'objectief' en 'complete gegevensbestand' maakt het voren-staande niet anders. Dit betekent dat [gedaagde] niet onrechtmatig handelt vanwege de enkele omstandigheid dat in het register op zijn website informatie voorkomt die jegens een derde onrechtmatig is.

5.4.  Van onrechtmatig handelen door [gedaagde] is pas sprake als hij daadwerkelijk weet of redelijkerwijs moet weten dat de informatie in het register onwettig is en hij dan niet prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

5.8.  VW&B hebben onvoldoende feitelijk onderbouwd dat er met de website van [gedaagde] sprake is van misleidende reclame. Dat de website onjuiste antwoorden geeft op de daarop vermelde vragen blijkt voorshands niet. Dat het antwoord op de vraag:
Welke pompleverancier kan mij de geschikte pomp leveren? onjuist is, onderbouwt WV&B niet.
Gelet op het vorenstaande staat voorshands ook niet vast dat het enige antwoord op de vraag
Wie vertegenwoordigt merk X in Nederland? de officiële fabrieksimporteurs van de merken betreft, maar dat dit tevens andere verkoop-, reparatie- en servicepunten kunnen zijn.

Lees het vonnis hier (link / pdf)

IEF 9015

Op neutrale manier weergegeven

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 8 juli 2010, LJN: BN0760, Eiseres tegen RTL Nederland B.V. & Blue Circle B.V. (met eerdere dank aan Eveline Rethmeier, Howrey). 

Eiseres heeft auditie gedaan voor het televisieprogramma Holland's got talent. Van deze auditie zijn televisieopnamen gemaakt. Eiseres is door de jury niet doorgelaten naar de volgende ronde en zij verzet zich thans tegen uitzending van de opgenomen beelden, stellende dat Blue Circle haar auditie heeft gesaboteerd en dat zij opzettelijk voor gek is gezet. Vorderingen afgewezen. Een quit-claim brengt niet mee dat het opgenomen materiaal onder alle omstandigheden mag worden uitgezonden, maar van een relevante uitzondering is i.c. geen sprake.

4.3.  [eiseres] stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat RTL en Blue Circle haar aan de gegeven toestemming voor uitzending houden. Met [eiseres] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het ondertekenen van een zogeheten quit-claim niet meebrengt dat het opgenomen materiaal onder alle omstandigheden mag worden uitgezonden. Er kunnen zich bijzondere, zwaarwegende omstandigheden voordoen die maken dat de programmamaker zich in redelijkheid niet mag beroepen op de door de deelnemer gegeven toestemming. In deze zaak doen zich echter geen dergelijke zwaarwegende omstandigheden voor. Dat de kinderen van [eiseres] in verband met haar auditie mogelijk zullen worden aangesproken en wellicht uitgelachen, is daarvoor onvoldoende, evenals de omstandigheid dat [eiseres] recentelijk een single heeft uitgebracht en uitzending van de auditie slechte publiciteit zou opleveren. Zoals hiervoor overwogen, is de auditie van [eiseres] immers op neutrale manier weergegeven.

4.4.  Uit het voorgaande volgt tevens dat niet is gebleken van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen aan de zijde van Blue Circle. Evenmin is gebleken van onrechtmatig handelen door Blue Circle en RTL.

4.5.  Gevorderd is een verbod tot openbaarmaking en verveelvoudiging van alle beeld- en geluidsopnamen die van [eiseres] zijn gemaakt, dus ook de fragmenten die in de montage weg zijn gelaten. RTL en Blue Circle hebben ter zitting verklaard dat zij het item alvast hebben gemonteerd ten behoeve van dit kort geding, om aan de voorzieningenrechter te kunnen laten zien om welke opnamen het gaat. De voorzieningenrechter heeft haar oordeel gebaseerd op het ter zitting getoonde item. Zij gaat er dan ook van uit dat het item in deze vorm zal worden uitgezonden. De mededeling van RTL en Blue Circle biedt daarvoor voldoende waarborg. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier
 

IEF 8766

De heimelijk gemaakte opnamen

Website Peter R. de VriesVzr. Rechtbank Amsterdam , LJN: BM1465 en LJN: BM1482, 16 april 2010, Eiser tegen SBS, Endemol & Peter R. de Vries.

Mediarecht. Portretrecht. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 16 april 2010 – in navolging van het eerdere vonnis van 9 april 2010 – bepaald dat het Peter R. de Vries verboden is om de heimelijk gemaakte opnamen van Koos H. uit te zenden. De dwangsom die aan het verbod is verbonden is gesteld op 500.000 euro voor iedere keer dat al het opgenomen beeld- en geluidsmateriaal wordt uitgezonden of anderszins in de openbaarheid  vertoond en/of ten gehore wordt gebracht. Wel is het Peter R de Vries toegestaan – dit in afwijking van het eerdere vonnis van 9 april 2010 – twee portretfoto’s van Koos H. te openbaren:

"Voor wat betreft de in reconventie gevorderde uitzondering op het publicatieverbod met betrekking tot de twee portretfoto’s van eiser die op de website van Peter R. de Vries te zien waren, geldt het volgende. 

Deze portretten zijn niet afkomstig uit de verborgen camera actie maar zijn in een beginstadium van de contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend door eiser aan die jeugdvriend gezonden. De portretten zijn ook te zien geweest in de eerste uitzending die in het tussenvonnis van 2 april 2010 door de voorzieningenrechter is toegestaan.
Die portretten zijn nadien in andere media vrij gebruikt. Zo heeft een van de foto’s “ongebalkt” op de voorpagina van De Telegraaf gestaan en is de foto van eiser in verschillende actualiteitenrubrieken getoond. 

In aanmerking wordt genomen dat eiser er zelf voor heeft gekozen deze foto’s naar zijn jeugdvriend te sturen. Daarmee heeft hij het risico genomen dat de foto’s ook ter beschikking van derden worden gesteld. Nu de foto’s bovendien inmiddels bij het publiek bekend zijn en zich in het publieke domein bevinden, geldt het verbod niet langer voor deze twee foto’s. In die zin wordt voor de toekomst een andere beslissing gegeven dan in het vonnis van 9 april 2010. Voor het overige worden de in het vonnis van 9 april 2010 gegeven verboden overgenomen."

Lees het proces-verbaal hier. Kop-staart vonnis hier. Eerder vonnis hier.

IEF 8762

Toestemming in de zin van artikel 19 Aw

Vzr. Rechtbank Amsterdam. 7 april 2010, KG ZA 10-699 MH/EB, X tegen RTL Group Beheer B.V. (met dank aan Eveline Rethmeier, Howrey).
 
Portretrecht. Persrecht. RTL’s consumentenprogramma Kat In De Zak  bericht over problemen met tweedehands auto. Autohandelaar vordert uitzendverbod. Vorderingen afgewezen. Voldoende zorgvuldig in beeld gebracht, geen portretrecht.

4.8. X beroept zich tevensop zijn portretrecht. Partijen verschillen van mening over de vraag of X toestemming in de zin van artikel 19 Auteurswet heeft gegeven voor de opnamen. X bestrijdt dat hij toestemming heeft gegeven. Hij stelt voor de camera te zijn verschenen omdat hij zich daartoe gedwongen voelde, teneinde de schade te beperken door nog een positieve wending aan het publiek te laten zien. Weliswaar is voorstelbaar dat X bang was dat indien hij niet zelf in beeld zou verschijnen met een toelichting op de gemaakte afspraken, de uitzending voor hem ongunstiger zou uitpakken, maar dit is onvoldoende om van dwang te spreken. Dat X en Bos afspraken hadden gemaakt, zou ook in de uitzending kunnen zijn gemeld zonder dat X zelf in beeld kwam. Vooralsnog wordt het er dan ook voor gehouden dat X toestemming voor de opnamen heeft verleend, zodat het beroep op zijn portretrecht hem niet kan baten.

4.9. De voorzieningenrechter concludeert dat de auto kort na de aankoop herhaaldelijk motorproblemen heeft vertoond en dat RTL de klachten van Bos serieus heeft mogen nemen. De wijze waarop X  en zijn bedrijf in beeld zijn gebracht, wordt voldoende zorgvuldig bevonden. Alleen voor personen die reeds bekend zijn met X en zijn bedrijf, zijn hij en zijn bedrijf herkenbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8706

Ter beschikking stellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2010, KG ZA 10-610 MH/EB, Eiseres en de Staat der Nederlanden c.s. tegen Awa c.s (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Update: volledig vonnis. Rapper in detentie (tbs) mag het bij de mzuiektherapie in tbs-kliniek opgenomen nummer ‘Ben een crimineel, ben een psychopaat' niet uitbrengen. Vorderingen voormalige vriendin, die door de rapper werd overgoten met terpentine en in brand gestoken, worden toegewezen in kort geding. publicatieverbod tegen platenmaatschappij en Apple (iTunes) is eveneens toewijsbaar.

4.4. (…) Ook al betreft de tekst van zijn recente rap niet het misdrijf, maar zijn verblijf in een tbs-kliniek, het belang van eiseres - en daarvan afgeleid het belang van de gevoegde partijen - om niet met hem te worden geconfronteerd zolang hij ter beschikking in gesteld, weegt in dit geval zwaarder dan het belang van Awa om de rap uit te brengen. In dat verband is van belang dat Awa binnen het wettelijk stelsel van rechtsbescherming van ter beschikking gestelden  andere wegen openstaan om aandacht te vragen voor zijn grieven. Dit geldt te meer nu hij reeds de aandacht van de media heeft weten te trekken. Dat een door Awa ingediende klacht tegen zijn overplaatsing en de door hem bij de verlengingsprocedure naar voren gebrachte kritiek niet hebben geleid tot het door hem gewenste resultaat, is onvoldoende om re concluderen dat Awa geen mogelijkheden heeft om op te komen tegen beslissingen die hij onjuist acht, De slotsom is dat publicatie van de rap onrechtmatig jegens eiseres en de gevoegde partijen is. Daaruit vloeit voort dat het gevorderde publicatieverbod noodzakelijk is in een democratische samenleving.”

Lees het volledige vonnis hier. Lees het kop-staart vonnis hier. Uitgebreid persbericht rechtbank hier. Mediaberichtgeving o.a. hier.

IEF 8687

Een portret van de hoofdpersoon

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2010, LJN: BL8075, Eiseres c.s. tegen De Auteur en Uitgeverij Prometheus. 

Portretrecht. Mediarecht. Vorderingen van Nina B. tot rectificatie van de over haar verschenen biografie afgewezen. Nina Brink kan zich niet kan verzetten tegen het gebruik van haar portret op de cover. Nina Brink is een bekende persoon en op de cover van een biografie, ook wanneer die niet is geautoriseerd, staat nagenoeg altijd een portret van de hoofdpersoon. Hierbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende foto van Nina Brink eerder is gepubliceerd op de voorpagina van De Volkskrant, op de dag van de beursgang van World Online. 

Betreffende de inhoud heeft de auteur van de biografie, binnen de beperkingen van het kort geding, vooralsnog aannemelijk gemaakt over voldoende bronnenmateriaal te beschikken om de beschuldigingen te kunnen onderbouwen. Een en ander moet verder worden uitgezocht in de bodemprocedure. Een passage in het boek over de dochter van Nina Brink is wel als onrechtmatig aangemerkt.

4.17.  Eisers vorderen tot slot een verbod het desbetreffende portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek en ten behoeve van promotionele activiteiten rondom het boek. Ter zitting hebben zij hun vordering beperkt (zie 3.2) in die zin dat alleen de foto van [eiseres] die thans op de cover staat dient te worden verboden. Eisers hebben echter nagelaten te onderbouwen waarom nu juist deze foto dient te worden verboden, terwijl niet in debat is dat het gedaagden wel is toegestaan een ander portret van [eiseres] op de cover te plaatsen. Dit staat reeds aan toewijzing van deze vordering in de weg. Overigens kan niet worden gezegd dat [eiseres] een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 21 Auteurswet om zich te verzetten tegen openbaarmaking van het desbetreffende portret. [eiseres] kan als een ‘public figure’ worden aangemerkt. Op een biografie – ook wanneer die ongeautoriseerd is – is een portret van de hoofdpersoon gebruikelijk en functioneel. De desbetreffende foto heeft bovendien in het verleden op de voorpagina gestaan van De Volkskrant en niet weersproken is dat die krant in een oplage van 300.000 stuks is verspreid. Tot slot kan niet worden gezegd dat [eiseres] in dit geval beschikt over “verzilverbare populariteit” op grond waarvan zij zich tegen gebruikmaking van haar portret op het boek zou kunnen verzetten. Met het portret op de cover van het boek wordt in eerste instantie beoogd onmiddellijk aan te geven over wie het boek gaat.

Lees het vonnis hier op rechtspraak.nl (met gelijktijdige dank aan Matthijs Kaaks, Boekx en Arnout Groen, Klos Morel Vos & Schaap).

IEF 8563

Schadelijk gevolgen kan hebben voor het vertrouwen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 28 januari 2010, KG ZA 09-2697 WT/PvV, Releiance Mediaworks Ltd. c.s. tegen Stichting Cross Cultures (met dank aan Maarten Haak en Daniël Haije, Hoogenraad & Haak)

Onrechtmatige perspublicatie over piraterij van  Bollywood-films. Suggestie in artikel “Indiase filmmaatschappijen gepakt tijdens piraterij van Bollywoodfilms” dat eiser bedrijfsmatig betrokken zou zijn bij het verspreiden van illegale kopieën van Bollywoodfilms vindt geen steun in het beschikbare feitenmateriaal. Bevel tot rectificatie van (4 maanden oud) artikel. 

4.5. Door RML c.s. is voldoende aannemelijk gemaakt dat de suggestie dat zij bedrijfsmatig betrokken is bij het verhandelen van illegale kopieën van films beschadigend is voor haar eer en goede naam. Niet in geschil is immers dat de website www.hindulife.nl en de door RML c.s. verzonden nieuwsbrief zich richten op een belangrijk deel van Hindoestaanse gemeenschap in Nederland, zijnde de voornaamste doelgroep van de door RML c.s. in Nederland uitgebrachte Bollywoodfilms. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat de suggestie dat RML c.s. zich bedrijfsmatig schuldig maakt aan het verhandelen van illegale kopieën schadelijk gevolgen kan hebben voor het vertrouwen dat de zakelijke partners van RML c.s. in haar als filmdistributeur stellen. De omstandigheid dat in het artikel nog de oude handelsnaam van RML c.s. wordt gebruikt maakt dat niet anders.

Lees het vonnis hier.

IEF 8528

Een paar kilo klachten

Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 12 januari 2010, zaaknrs. 200.038.024/01 & 200.039.470/01, Omroepvereniging VARA / VARA & Veenstra) tegen Pretium Telecom B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma)

Twee arresten in twee appelprocedures tussen VARA en Pretium Telecom over diverse uitzendingen van het VARA televisieprogramma Kassa en een artikel in Kassa Magazine, waarin aandacht besteed is aan de klachten van consumenten over de gestedl misleidende  telefonische wervingsmethoden van Pretium. Het hof is niet mild voor Pretium en vernietigt vonnissen waarvan beroep. Het belang van de Vara en Veenstra om in vrijheid hun menig te uiten wegen zwaarder dan het belang van Premium bij bescherming van haar naam en reputatie. Een kort citaat:

19 (…) Net zomin als de Vara Pretium voorafgaand aan een uitzending behoefde mee te delen welke specifieke kritische uitlatingen zij daarin over Pretium zou doen, behoefde zij Pretium ervoor te waarschuwen dat zij in een uitzending zou spreken van vele klachten of dat zij een stapel van die klachten zou tonen, in de studio aan de kijkers, of zoals in dit geval in het in de uitzending vertoonde filmpje, aan de Staatssecretaris, met de opmerking dat het om een paar kilo klachten gaat. Pretium had te rekenen met dergelijke haar onwelvallige elementen in de inkleding van het programma. Teneinde daar het hoofd aan te bieden had zij kunnen verkiezen wel in de studio te verschijnen voor een weerwoord; om haar moverende redenen heeft zij daarvan afgezien, hetgeen –nogmaals- voor haar risico komt.

Lees de arresten hier en hier.