Handelsnaamrecht  

IEF 5953

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Rotterdam, 8 april 2008, LJN: BC9129, Havenziekenhuis en Instituut voor Tropische Ziekten B.V. c.s. tegen de Stichting Medisch Centrum Rijnmond-Zuid

“4.4. (…) Hoewel op dit moment MCRZ de litigieuze naam “Ziekenhuis Rotterdam” vrijwel niet gebruikt, zal de voorzieningenrechter er, met partijen, vanuit gaan dat zij, zodra zij daarvoor klaar is (later dit jaar), deze naam op zodanige wijze zal voeren dat dit is aan te merken als handelsnaam-gebruik.

4.4.4 (…)Bij ingebruikneming van de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam zal dus zowel direct, het ene ziekenhuis wordt ten onrechte voor het andere ziekenhuis gehouden, als indirect, er wordt een niet bestaand verband tussen de ziekenhuizen verondersteld, verwarringsgevaar te duchten zijn bij een relevant deel van het publiek. Dat betekent dat het MCRZ verboden zal worden de handelsnaam Ziekenhuis Rotterdam te voeren. Hierbij is meegewogen dat verwarring tussen ziekenhuizen verstrekkender gevolgen met zich mee kan brengen dan verwarring tussen andersoortige ondernemingen.”

Lees het vonnis hier.  

Vzr. Rechtbank Zwolle, 1 oktober 2007, LJN: BC6178, Eiser, h.o.d.n. Striptease Service Nederland tegen Gedaagde , h.o.d.n. Striptease Nederland, voorheen h.o.d.n. Stripteez

4.7.  (…) De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam “Striptease Service Nederland”, naar haar bestanddelen bezien, te weinig onderscheidend vermogen heeft om als handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet aangemerkt te kunnen worden, nu deze is samengesteld uit woorden die in het normale taalgebruik gangbaar zijn en als zuiver beschrijvend dienen te worden aangemerkt. Het woord “Striptease” is een algemeen gangbaar (van oorsprong Engels) woord dat volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal Van Dale de volgende betekenis heeft: “voorstelling waarin een dame (of heer) zich met muzikale begeleiding langzaamaan uitkleedt”.

Het gebruik van het woord “Striptease” is essentieel voor het beschrijven van de door beide partijen aangeboden, identieke diensten. Het dient ondernemingen die diensten op het gebied van striptease aanbieden vrij te staan zich te bedienen van het woord “striptease”. Zij hebben een groot belang dat woord, dat immers de kern van hun diensten aanduidt, te mogen gebruiken. Het woord “Service” is een algemeen gangbaar woord dat wijst op het dienstverlenend karakter van de onderneming en is als zodanig ook niet te beschermen in de zin van de Handelsnaamwet. Het woord “Nederland” tenslotte dient om het gebied aan te geven waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van de onderneming zich uitstrekken en is evenmin voor bescherming vatbaar.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 2 april 3008, LJN: BC9160, X , h.o.d.n. 'Tooldiscounter' tegen A, o.a. h.o.d.n. 'Tooldiscount' e/o 'ISR Tooldiscount',

“A heeft ter zitting erkend dat het hiervoor omschreven verwarringsgevaar bestaat en dat hij meelift met de bekendheid van de oudere handelsnaam 'Tooldiscounter', en heeft tevens verklaard bereid te zijn om het gebruik van de handelsnaam '(ISR) Tooldiscount' en de daaraan verbonden internetsite www.tooldiscount.nl te staken. Onder deze omstandigheden kan de vordering van X strekkende tot een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Tooldiscount' en het uit de lucht halen van de internetsite www.tooldiscount.nl worden toegewezen. Het jegens [a] gevorderde verbod van het gebruik van de afzonderlijke elementen 'Tool' en 'Discount(er)' zal worden afgewezen, nu X ter zitting heeft aangegeven dat hij slechts belang heeft bij een verbod op het in gezamenlijkheid gebruiken van de woorden 'Tool' en 'Discount' als handelsnaam. Bovendien zijn de afzonderlijke woorden 'Tool' en 'Discount' algemeen gangbare beschrijvende begrippen, waaraan op zichzelf naar voorlopig oordeel geen bescherming toekomt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5930

Geen misslag

Rechtbank ‘s-Gravenhage 26 maart 2008, KG ZA 08-95, Auto Motoren Centrum Van Veldhuizen B.V. c.s. tegen Amadeo Marti Carbonell c.s.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Handelsnaamrecht, merkenrecht. Executiegeschil. De vorderingen tot het schorsen van de uitvoerbaarheid bij voorraad worden afgewezen. Er is geen sprake van een feitelijke of juridische misslag. Voor overdracht handelsnaam is een akte vereist. Het verzuim om de aktes niet al tijdens het kort geding te overleggen kan worden rechtgezet in hoger beroep en daarvoor leent zich niet het executiegeschil. 

Van Veldhuisen c.s. hebben in kort geding een merkinbreukverbod opgelegd gekregen (zie IEF 5791). De tenuitvoerlegging van dit vonnis willen zij laten schorsen. De voorzieningenrechter in het executiegeschil overweegt als volgt. De tenuitvoerlegging van een vonnis kan slechts worden geschorst, indien de rechter van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

Volgens Van Veldhuisen zou de juridische misslag zijn gelegen in het feit dat de voorzieningrechter heeft aangenomen dat voor overdracht van een handelsnaam een akte vereist is. De voorzieningenrechter gaat hier wederom niet in mee.

“4.6. Het recht op het gebruik van een handelsnaam is een vermogensrecht. Zonder meer is niet in te zien waarom voor de overdracht van dit recht niet zou moeten gelden dat dit geleverd dient te worden door een daartoe bestemde akte. Van Veldhuisen heeft terecht opgemerkt dat het recht op een handelsnaam zonder veel formaliteiten ontstaat, maar dit is geen aanleiding te veronderstellen dat de geldige levering daarvan ook zonder formaliteit kan geschieden. Een overdracht met terzijdestelling van het akte-vereiste volgt, anders dan Van Veldhuisen c.s. stelt, ook niet uit de systematiek van artikel 2 Hnw. Uit genoemde artikel volgt immers dat de handelsnaam vatbaar is voor overdracht, doch slechts in verbinding met de onderneming. Overdracht van een onderneming geschiedt juist door levering van de activa waaronder eventueel ook rechten zoals het recht op de handelsnaam. Van een klaarblijkelijke juridische misslag is dan ook geen sprake.”

Van Veldhuizen stelt voorts dat er sprake is van een feitelijke misslag omdat er wel degelijk aktes aanwijsbaar zijn waaruit de levering van de handelsnaam zou blijken. De Voorzieningenrechter geeft een schot voor de boeg en zegt dat deze aktes naar voorlopig oordeel zouden kunnen dienen als leveringsaktes, maar overweegt voorts dat het verzuim om deze aktes te overleggen in hoger beroep kan worden hersteld, maar niet in een executiegeschil.

Van Veldhuizen wijst in dit kader op de uitspraak van de Vzr. Rb Den haag van 11 juni 2007, IEF 4148. In deze zaak schorste de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis op grond van pas tijdens het executiegeschil ingebrachte stukken. Volgens de voorzieningenrechter bestond daartoe in dat geval grond, omdat de bodemrechter in die zaak door de betreffende partij tot een feitelijke misslag was gebracht, aldus de voorzieningenrechter. In casu bestaat deze grond er niet en de voorzieningenrechter ziet derhalve geen aanleiding om de executie te schorsen.

Het eerdere kort geding zag op handhaving van IE rechten. Dit executiegeschil ziet volgens de voorzieningenrechter opnieuw op de handhaving van IE-rechten, zodat ook nu veroordeling in de volledige proceskosten aan de orde is.

Lees het vonnis hier.

IEF 5829

Na de gerezen animositeit

TopF.gifVzr. Rechtbank Dordrecht 21 februari 2008, LJN: BC4978 Top Finish B.V. c.s. tegen  [C] Beheer B.V. c.s.

Wie heeft sterkere handelsnaamrechten? Top Finish en (C) richten Top Finish International op. Top Finish deelt daarna aan (C) en (D) onder meer mee dat zij zich de samenwerking binnen Top Finish International B.V. i.o. wil beëindigen en dat de (thans te verbreken) rechtsbetrekking tussen partij te kwalificeren is als een vennootschap onder firma.

Bij brief van 21 november 2007 heeft “[C], directeur Top Finish International” aan haar zakenrelaties onder meer medegedeeld dat Top Finish International is verhuisd en een nieuw bankrekeningnummer heeft, met het verzoek om vanaf die dag de betalingen op het nieuwe bankrekeningnummer te verrichten.

Beslist moet worden op de vraag, tussen Top Finish enerzijds en [C&D] Beheer c.s. anderzijds, wie gerechtigd is om de handelsnaam Top Finish respectievelijk Top Finish International te voeren.

“5.4. Beide partijen leggen aan hun vordering ten grondslag dat sprake is van verwarringsgevaar doordat de andere partij de handelsnaam Top Finish respectievelijk Top Finish International voert. Het verwarringsgevaar staat mitsdien vast. Het gevaar heeft zich al verwezenlijkt, nu de eisers 2 tot en met 5 in conventie deze procedure hebben geëntameerd omdat zij betalingen hebben gedaan aan Top Finish International voor schulden aan Top Finish.

5.5.  Toen de desbetreffende partijen de zakelijke samenwerking aangingen, waren zij het er kennelijk over eens dat hun onderneming de handelsnaam Top Finish International zou gaan voeren. Deze partijen zijn, volgens de tekst van de overeenkomst, enerzijds [grootaandeelhouder], die toen zelf al een besloten vennootschap met de naam Top Finish bezat, en anderzijds [C&D]. Thans, na de gerezen animositeit, betwisten zij elkaar het recht om de naam Top Finish respectievelijk Top Finish International te voeren.”

De Voorzieningenrechter kwalificeert Top Finish International B.V. i.o. als een vennootschap onder firma (Vof). Het komt de voorzieningenrechter het meest waarschijnlijk voor dat in een eventuele bodemprocedure tot vaststelling van de verdeling van de gemeenschap de handelsnaam Top Finish International (B.V. i.o.) zal worden toebedeeld aan Top Finish. Dit op grond van de navolgende overwegingen:
“-([grootaandeelhouder] van) Top Finish is degene is geweest die de know how -zijnde een innovatieve vorm van herstel van gevelschade- heeft ingebracht in de Vof,
-de inbreng van [C&D] Beheer c.s. ligt meer op het financiële en commerciële vlak, met bezoek aan beurzen, opstellen van brochures, werven van klanten en het voeren van administratie,
- het uitvoerend personeel blijkt na de gerezen animositeit (nagenoeg) geheel de zijde van [grootaandeelhouder]/ Top Finish te hebben gekozen. De kansen op commercieel succes van Top Finish moeten dan ook hoger worden aangeslagen dan die van [C&D] Beheer c.s.
- de naam Top Finish werd reeds gevoerd door de gelijknamige besloten vennootschap van [grootaandeelhouder] op het moment dat de zakelijke samenwerking onder de naam Top Finish International werd aangegaan in 2005. Top Finish bestond toen al enige jaren. De stelling van [C&D] Beheer c.s. dat Top Finish tot op dat moment in het handelsverkeer geen enkel gebruik heeft gemaakt van deze handelsnaam is weinig aannemelijk, alleen al omdat de naam “Top Finish” is ingebracht in het samenwerkingsverband (in combinatie met het woord “International”) . Top Finish blijkt in ieder geval eigen briefpapier te bezitten van voor het samenwerkingsverband, met daarop haar logo en haar (afwijkende) adres aan het Weeshuisplein 16 in Dordrecht.”

Daarom zal de vordering van Top Finish inzake de handelsnaam worden toegewezen en die van [C&D] Beheer c.s. worden afgewezen. Anders dan [C&D] Beheer c.s. aanvoeren, bestaat voldoende aanleiding om ook [C&D] (in privé) te veroordelen, nu de naam van [C&D] (in privé) als zodanig is vermeld als partij onder de sub r.o. 2.3 genoemde samenwerkingsovereenkomst.

[C&D] Beheer worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (standaard kort gedingtarief) in conventie en reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Top Finish worden in reconventie op nihil begroot, nu beide partijen in wezen hetzelfde vorderen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5809

Eerst even voor jezelf lezen

1- Vzr. Rechtbank Utrecht, 12 maart 2008, LJN: BC6518, Unilever Nederland Foods Factories B.V. tegen Inproba B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Tegen de achtergrond van dit kort geding speelt een merkenrechtelijk geschil over het gebruik van de kleur geel op de bestaande verpakkingen van Inproba voor haar oosterse producten. In onderhavig kort geding is de vraag aan de orde of Inproba haar buiten rechte gedane toezegging, inhoudende dat zij de kleur geel op de verpakkingen Bami Goreng en Nasi Goreng zal wijzigen, correct is nagekomen.”

Lees het vonnis hier.

2- Gerechtshof Amsterdam, 6 maart 2008, LJN: BC6546, V/Consyst Participaties B.V. c.s. tegen  Liberty Global Europe N.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Bekrachtiging vonnis rechtbank. Vervallenverklaring merk UPC van appellante wegens niet (normaal) gebruik sedert 1999. Geen geldige reden. Geen soortgelijke waren of diensten. Depots van geïntimeerde niet te kwader trouw. Appeldagvaarding uitgebracht voor implementatiedatum Handhavingsrichtlijn.”

Lees het arrest hier

3- Vzr. Rechtbank Haarlem, 6 maart 2008, LJN: BC6684, Vnu Media B.V. tegen Eventex B.V.

 “De voorzieningenrechter verbiedt Eventex zonder toestemming van VNU gebruik te maken van de concepten, merken, domeinnamen, website en (andere) intellectuele eigendomsrechten samenhangende met Digital Marketing Event, of zich op enigerlei (andere) wijze te presenteren als solo-organisator van dit evenemen.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank Dordrecht, 21 februari 2008, LJN: BC4978, Top Finish B.V. c.s. tegen  [C] Beheer B.V. c.s.

Top Finish en (C) richten Top Finisch International op. Het komt de voorzieningenrechter het meest waarschijnlijk voor dat in een eventuele bodemprocedure tot vaststelling van de verdeling van de gemeenschap de handelsnaam Top Finish International (B.V. i.o.) zal worden toebedeeld aan Top Finish.

Lees het vonnis hier.

IEF 5791

Accupoolklemmen

Rechtbank ’s-Gravenhage 16 januari 2008, HA ZA 07-81. Amadeo Marti Carbonell tegen Automotoren Centrum Van Veldhuisen B.V. en AMC Engine Parts B.V. en Johannes van Veldhuisen.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkinbreuk, handelsnaaminbreuk en inbreukmakend gebruik domeinnamen.

Eiser, Carbonell, fabriceert metalen ringetjes en accupoolklemmen voor de autoindustrie, alsook cilinderkoppen voor auto’s en is houder van o.m. het Gemeenschapswoordmerk AMC. Gedaagde, Van Veldhuisen, is in 1988 een eenmanszaak begonnen onder de naam Automotorencentrum Van Veldhuisen. Deze onderneming is opgegaan in twee besloten vennootschappen: Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen BV en AMC Engine Parts BV.

AMC Engine Parts BV is houdster van de domeinnaam amc-engineparts.nl. AMC-Motorenrevisie is houdster van de domeinnaam amc-revisie.nl. Bij vonnis van 21 juni 2006 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen BV en AMC Engineparts BV bevolen iedere inbreuk op het gemeenschapsmerk van Carbonell te staken en gestaakt te houden, meer specifiek elk gebruik van de domeinnaam amc-engineparts.nl. 

De rechtbank oordeelt dat voor de bescherming van de handelsnaam “niet nodig is dat de naam AMC bij iedereen hier te lande bekend is, maar onvoldoende is daarvoor dat die naam hier te lande bij enkele personen bekend is”. Er is door eiser “onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de handelsnaam AMC in Nederland een dusdanige bekendheid geniet, dat daarvoor verwarring te duchten is”.

Tenslotte wordt geoordeeld dat gedaagde “geen beroep op een ouder handelsnaamrecht toekomt. Ook indien een jongere handelsnaam merkinbreuk oplevert, kan het gebruik van de handelsnaam echter niet worden verboden, indien dit volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel gebeurt. Bij de beoordeling van de inachtneming van het vereiste van eerlijk gebruik moet rekening worden gehouden met de mate waarin het gebruik van de handelsnaam van de derde door het betrokken publiek of althans een aanzienlijk deel daarvan zou worden begrepen als aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de waren van de derde en de houder van het merk of een persoon die toestemming heeft voor het gebruik van het merk, alsook met de mate waarin de derde zich daarvan bewust had moeten zijn. Voorts moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk betreft dat daar waar het is ingeschreven en waar bescherming wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen behalen om zijn waren in de handel te brengen.

Conclusie is dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, voor zover deze erop zien Van Veldhuisen c.s. te bevelen het gebruik te staken en gestaakt te houden van handelsnamen welke bestaan uit de afkorting AMC, dan wel de afkorting AMC bevatten (waaronder tevens de genoemde domeinnamen zijn te verstaan), alsmede het gebruik te staken en gestaakt te houden van het dienstmerk AMC, dan wel te verbieden enige naam waarvan de afkorting AMC deel uitmaakt te gaan voeren.

Lees hier het vonnis.

IEF 5738

(Redelijk) verse rechtspraak

tsh1st.gif1- Rechtbank Rotterdam, 4 maart 2008, KG ZA 07-1121, A.M. Zegers Beveiligingssystemen tegen Zegers B.V.(met dank aan Huib Berendschot, AKD Prinsen Van Wijmen).

Handelsnaam/domeinnaamgeschil. “ 4.2.2. (…) Het gebruik door Zegers B.V. van de - algemeen beschrijvende en gangbare – aanduiding "beveiliging" in de domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl, terwijl tussen partijen vaststaat dat aan hen bedien het gebruik van de naam 'Zegers" is toegestaan. is. mede gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende om (ook) te spreken van een gcbruik door Zegers B.V. van de aanduiding “Zegers beveiliging" alshandelsnaam. De domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl geeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het "adres" van Zegers B.V. weer. Dit geldt temeer nu, zoals reeds is gebleken, op de website met als domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl geen informatie wordt verstrekt: bezoekers worden onmiddellijk  doorgeleid naar de website van Zeges B.V. met als domeinnaam wwv-zegers-iss.nl, terwijl laatstgenoemde website qua lay-out, logo en tekst ook niet identiek is aan de website van Zegers Beveiligingssytemen.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, Bettacare Ltd. tegen H3 Products B.V. en Wedeka B.V.

Octrooirecht. Tussenvonnis in versnelde bodemprocedure.  “4.3. De rechtbank is blijkens deze uitspraak niet alleen bevoegd van de grensoverschrijdende inbreukvorderingen kennis te nemen, de uitspraak brengt tevens mee dat de rechtbank zich ervan dient te vergewissen of Bettacare de inbreukprocedure, voor zover zij een grensoverschrijdend verbod vordert, wenst aan te houden in afwachting van een door H3 en/of Wedeka uit te lokken oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter. Bettacare heeft verzocht toepassing te geven aan een door het Handelsgericht Zürich gehanteerde oplossing, welke aansluit bij de thans door de Hoge Raad uitgezette koers, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om ervan uit te gaan dat Bettacare aanhouding wenst. Volgens deze Zwitserse methode krijgt de partij die zich beroept op de nietigheid van het buitenlandse deel van een Europees octrooi zes weken de gelegenheid om een nietigheidsvordering aanhangig te maken. Maakt zij daarvan gebruik, dan wordt de procedure voor wat betreft de grensoverschrijdende inbreukvordering geschorst.

Belangrijk verschil met de door de Hoge Raad aan GAT/Luk gegeven uitleg is dat, indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid een nietigheidsvordering aanhangig te maken, de rechtbank volgens de Zwitserse methode bevoegd is en de vordering inhoudelijk beoordeelt. Volgens de Hoge Raad is de rechtbank in dat geval weliswaar bevoegd, maar moet zij het gevorderde grensoverschrijdende inbreukverbod afwijzen. Gelet hierop zal de rechtbank in conventie nog geen eindvonnis wijzen, maar Bettacare de gelegenheid geven zich bij akte op de rol van 26 maart 2008 uit te laten over de vraag of zij aanhouding wenst in afwachting van een oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter.”

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2008, KG ZA 08-4, Consejo Regulador Del Tequila A.C. c.s. tegen Toorank B.V. c.s

Merkenrecht. “4.12. De impliciete toestemming tot het gebruik van het merk SOMBRERO NEGRO ontleent Toorank aan de faxbrief van 1 maart 2000 waarin de Overeenkomst werd opgezegd. In die brief wordt Toorank er expliciet op gewezen dat zij als gevolg van die opzegging niet langer gerechtigd is gebruik te blijven maken van de company name Tequilas del Señor en het registratienummer NOM-1124 van TDS. Volgens Toorank mocht zij hieruit af leiden dat het gebruik van het Tequila Sombrero Negro etiket en het teken Tequila Sombrero Negro haar impliciet was toegestaan. De voorzieningenrechter kan deze gedachtegang niet volgen.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 maart 2008, KG ZA 08-8, Lachmansingh tegen Sital.

Merkenrecht. “4.5. Lachmansingh heeft uitdrukkelijk betwist de goederen zelf te hebben besteld of ooit eerder samen met Sital goederen geïmporteerd te hebben. Sital heeft een verklaring van de leverancier overgelegd waarin wordt bevestigd dat de goederen zijn besteld door Lachmansingh en zijn meegezonden met de zending van Sital. Deze verklaring is echter niet voldoende om in deze procedure aannemelijk te achten dat Sital met de invoer van de goederen niets van doen heeft. In dit verband is van belang dat uit niets blijkt dat, zoals Sital aanvoert, partijen eerder op deze wijze goederen geïmporteerd zouden hebben. Vooralsnog moet er daarom van uit gegaan worden dat Sital inbreuk op het Kamalmerk heeft gemaakt. 4.6. Gezien het voorgaande wordt het gevorderde verbod toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 maart 2008, KG ZA 08-69, Enanef Limited c.s tegen Eurosolar B.V.

Merkenrecht. “4.6. De voorzieningenrechter begrijpt dat Enanef in het modelrecht een plaats zou willen geven aan de zogenoemde resultaatgerichte leer. Het modelrecht is evenwel nog minder dan het merkenrecht aangewezen voor toepassing van deze leer (vergelijk voor het merkenrecht HvJ EG 18 juni 2002, Philips- Remington). De resultaatgerichte leer zou immers met zich meebrengen dat techniek welke principieel vrij is – het apparaat van Enanef wordt niet beschermd door enig in Nederland geldig octrooi – en ook equivalenten van diezelfde techniek, langs de weg van het modelrecht alsnog uitsluitend voor Enanef beschikbaar zou zijn.”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank Haarlem, 29 februari 2008, Ampy Metering Ltd c.s. tegen Range King B.V.(met dank aan Hester Overbeek, Van Diepen Van der Kroef).

Auteursrecht. “5.4. De voorzieningenrechter oordeelt dienaangaande als volgt. De deskundige Slijk heeft zijn oordeel blijkens zijn rapport gebaseerd op argumenten die op liet eerste gezicht valide lijken. De voorzieningenrechter mist zelf de deskundigheid om te kunnen beoordelen of de magneetkaarten en de gegevens die daarop staan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen omdat feitelijk niet goed valt vast te stellen hoe de informatie op de magneetkaarten dient te worden gekwalificeerd. Vooralsnog is daarom, gelet op de betwistingen door Range King, geenszins komen vast te staan dat de magneetkaarten van Ampy c.s. software of anderszins instructies bevatten die te kwalificeren zijn als een werk in de zin van artikel 10 lid 1 onder 12 Auteurswet. Daartoe is derhalve nader onderzoek door deskundigen vereist. Dientengevolge kan niet worden toegekomen aan de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht. Nu de procedure in kort geding zich daarvoor niet leent, zal dit in een bodemprocedure aan de orde dienen te komen.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Arnhem, 20 februari 2008, KG ZA 08-54, Smeba Brandbeveiliging B.V. tegen Life Safety Products B.V.

Executiegeschil. “4.13 (…) Deze vraag is bevestigend beantwoord in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 november 1985, KG 1986, 11. Met inachtneming van dit arrest ziet de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak ook aanleiding het maximumbedrag aan dwangsommen te verhogen. Gebleken is immers dat Smeba de opgelegde geboden op verschillende punten niet, dan wel niet tijdig is nagekomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5732

In verwarring achterblijft

glasnl.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2008, KG ZA 08-175, Glasrenovatie Nederland B.V. tegen Slingerland Glastechniek.

Handelsnaam/domeinnaamgeschil. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Proceskostenveroordeling met BTW-motivering.

Eiser Glasrenovatie Nederland, alyhans haar rechtsvoorganger  voert sinds 1994 de handelsnaam Glasrenovatie Nederland. Een aandeelhouder van een aandeelhouder van eiser heeft in 1995 het Benelux woordmerk GLASRENOVATIE NEDERLAND gedeponeerd. Gedaagde Slingerland Glastechniek heeft in september 1996 de domeinnaam glasrenovatienederland.nl geregistreerd en is deze domeinnaam eind 2006 daadwerkelijk gaan gebruiken. De domeinnaam voert rechtstreeks naar de website van Slingerland Glastechniek.

Niet in geding is dat het gebruik van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl als het voeren van een handelsnaam is aan te merken. Nu Slingerland Glasrenovatie die handelsnaam pas in 2006 is gaan voeren, komt Glasrenovatie Nederland een ouder handelsnaamrecht toe. De vorderingen van Glasrenovatie Nederland komen er op neer Slingerland Glastechniek te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken en te gebieden deze domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen. Glasrenovatie Nederland beroept zich enerzijds op haar merkenrecht en anderzijds op haar handelsnaamrecht. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het verbod kan worden toegewezen op basis van artikel 5 van de Handelsnaamwet en laat de merkenrechtelijke grondslag daarom buiten beschouwing.

“4.7. Naar voorlopig oordeel is door het voeren van de jongere domeinnaam/ handelsnaam bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten. De diensten die partijen aanbieden zijn gelijk. Zij doen dit (mede) via het internet en bestrijken daarmee allebei heel Nederland. Daar komt bij dat het publiek na het intypen van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl zal verwachten op de website van Glasrenovatie Nederland terecht te komen. De enkele omstandigheid dat op de website van Slingerland Glastechniek, waarnaar wordt gelinkt, de handelsnaam Slingerland Glastechniek verschijnt en geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland, doet aan het verwarringsgevaar niet af.

Juist doordat de handelsnaam van Slingerland Glastechniek verschijnt, waar men verwacht op de site van Glasrenovatie Nederland terecht te komen, is verwarring tussen beide ondernemingen te duchten. Dat er op de website van Slingerland Glastechniek verder geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland zal er niet toe leiden dat het verwarringsgevaar wordt weggenomen, maar zal er hooguit toe leiden dat het publiek, nadat het verwarringsgevaar zich heeft verwezenlijkt, in verwarring achterblijft.

4.8. Voor zover Slingerland Glastechniek betoogt dat de woorden ‘glastechniek’ en ‘Nederland’ beschrijvend zijn en Glasrenovatie Nederland zich om die reden niet tegen de jongere domeinnaam/handelsnaam van Slingerland Glastechniek kan verzetten, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de jurisprudentie zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat beschrijvende woorden niet mogen worden gemonopoliseerd, maar dat wil niet zeggen dat Glasrenovatie Nederland aan haar handelsnaam, welke bestaat uit de combinatie van de woorden ‘Glasrenovatie’ en ‘Nederland’, in het geheel geen bescherming kan ontlenen. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Dat heeft Slingerland Glastechniek, door deze woorden (net als in de handelsnaam van Glasrenovatie Nederland) eenvoudigweg achter elkaar te zetten, niet gedaan.”

Conclusie van het voorgaande is dat de vordering Slingerland Glasrenovatie te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken kan worden toegewezen. In het verlengde daarvan zal, nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, ook de vordering de domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen, worden toegewezen.

“4.12. Slingerland Glastechniek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Glasrenovatie Nederland heeft de volledige proceskosten ex art. 1019h Rv gevorderd. Zij heeft in verband hiermee kosten opgegeven en gespecificeerd van in totaal tot de behandeling ter zitting € 3.865,69 exclusief BTW. Uit de kostenspecificatie blijkt dat dit bedrag inclusief € 71,80 aan deurwaarderskosten, maar exclusief het verschuldigde griffierecht (€ 254,00) is. Ter zitting heeft Glasrenovatie Nederland haar eis vermeerderd met € 1.500,00. Dit zijn de kosten die betrekking hebben op de aan de zitting gerelateerde tijdsbesteding. Omdat is gesteld dat deze kosten betrekking hebben op een tijdsbesteding van 6 uren en gelet op het gehanteerde uurtarief, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat dit bedrag inclusief BTW is. Nu Glasrenovatie Nederland de BTW zal kunnen verrekenen, gaat de voorzieningenrechter ook hier uit van een bedrag exclusief BTW (zijnde € 1.260,50). Het totale bedrag aan proceskosten komt dan uit op € 3.865,69 + € 250,00 + € 1.260,50 = € 5.376,19 exclusief BTW. Nu de proceskosten niet -althans onvoldoende gemotiveerd- zijn betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5724

Behoefte aan inlichtingen

Rechtbank Arnhem, 6 februari 2008, LJN: BC4031, Australian Homemade International B.V. tegen Gedaagde.

Geschil over betaling Master License Agreement-fee, waarbij o.a wordt gevorderd voor recht te verklaren dat  gedaagde jegens AHI aansprakelijk is voor de schade, naar aanleiding van de door gedaagde gepleegde inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van AHI, welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Aangezien Iers recht van toepassing is houdt de rechtbank de zaak aan.

“4.10.  Voor de beoordeling van de vordering van AHI die is gegrond op de gestelde inbreuk door [ged.conv./eis.reconv.] op de intellectuele eigendomsrechten van AHI (r.o. 3.1 sub d)) is niet uitsluitend bepalend of [ged.conv./eis.reconv.] partij is bij de Master Licence Agreement. In zoverre kan AHI dan ook in haar vordering worden ontvangen. De rechtbank overweegt over deze vordering het volgende.

4.11.  AHI stelt zich op het standpunt dat [ged.conv./eis.reconv.] inbreuk maakt op haar intellectuele eigendomsrechten. Daartoe voert zij - samengevat - aan dat [ged.conv./eis.reconv.] na de opzegging van de Master Licence Agreement ondanks sommatie (zie r.o. 2.13) het handelsmerk (handelsnaam en logo) van Australian Homemade is blijven gebruiken. AHI stelt dat zij als gevolg van deze inbreuk schade heeft geleden en nog steeds schade lijdt en dat haar imago en goede naam door de handelwijze van [ged.conv./eis.reconv.] zijn en worden aangetast.

4.12.  [ged.conv./eis.reconv.] beroept zich er niet op dat AHI in haar vordering niet-ontvankelijk is omdat niet hij, maar AH Ltd de gestelde inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten zou hebben gepleegd, maar voert inhoudelijk verweer. [ged.conv./eis.reconv.] stelt dat hij zo snel als mogelijk was alle verwijzingen naar de merknaam/handelsnaam Australian Homemade uit de beide winkels heeft verwijderd, maar dat hij hierbij werd opgehouden doordat hij niet zonder toestemming van de eigenaren wijzigingen aan de panden mocht aanbrengen. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] is dan ook sprake van overmacht.

4.13.  De rechtbank overweegt dat naar Nederlands internationaal privaatrecht de gestelde inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming van dat recht wordt ingeroepen. Aangezien AHI zich beroept op een inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten in Ierland, is daarop dan ook Iers recht van toepassing.  Partijen hebben zich er niet expliciet over uitgelaten hoe de kwestie van de gestelde inbreuk naar Iers recht moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft behoefte aan inlichtingen op dit punt en zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten. De zaak zal daartoe op de rol worden geplaatst voor akte aan de zijde van AHI. [ged.conv./eis.reconv.] zal vervolgens daarop kunnen reageren.

Lees het vonnis hier.

IEF 5712

In elk geval bovenregionaal

bvk.gifRechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn, 28 november 2007,  LJN: BC5186, Vof Blaasvaak tegen De Blaaskaak BV.

Semi-geanonimiseerde uitspraak. Art. 5. Handelsnaamwet en opblaasbare atracties. Vof Blaasvaak verzoekt veroordeling van De Blaaskaak BV haar (jongere) handelsnaam zodanig te wijzigen dat verdere verwarring wordt voorkomen. Vordering toegewezen. Geen rechtsverwerking, het stond verzoekers vrij om eerst na te gaan of zij inderdaad hinder van het op de markt komen van de naam van verweerster.

“5. (…) De omstandigheid dat [de handelsnamen] grammaticaal en naar betekenis anders te duiden zijn doet aan deze geringe afwijking niet af; namen als de onderhavige worden door het publiek gewoonlijk niet ontleed, maar blijven vaak om andere redenen, bijvoorbeeld associatieve, hangen. Ook de onderscheiden logo's, verder beeldmateriaal of nadere beschrijvingen van de ondernemingen op van haar afkomstige kennisgevingen voorkomen niet dat de prominent gevoerde handelsnamen verwarrend op elkaar gelijken.

6. Met betrekking tot het verwarringgevaar wordt overwogen dat de afstand tussen de vestigingsplaatsen van de onderscheiden ondernemingen, vanwege haar aard, nauwelijks een rol speelt. Die aard betreft namelijk een specialistische, kleine, branche waarin het aantal ondernemingen - als die van partijen in deze zaak - gering is. Men komt al gauw in elkaars vaarwater, bijvoorbeeld ook omdat landelijk, doch in elk geval bovenregionaal, wordt geadverteerd. Verzoekers hebben in dit verband onbestreden aangevoerd dat zij al enkele keren zijn benaderd door personen of instellingen die in feite naar verweerster op zoek bleken.

7. Verweerster heeft voorts gewezen op het deels beschrijvende karakter van de handelsnaam van verzoekster, vooral met betrekking tot de lettergreep "blaas". Hoewel op zichzelf juist is dat dit element beschrijvend van aard is, staat dit niet in de weg aan het onderscheidend vermogen van de gehele naam [Blaasvaak]. Het gaat hier om een unieke, niet in de woordenlijst van de Nederlandse taal voorkomende, aanduiding en deze verdient, anders dan verweerster blijkbaar meent, in rechte wel degelijk bescherming.

9. Aan de eisen van artikel 5 HNW is derhalve voldaan. Verweerster heeft tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat verzoekers lang hebben stil gezeten, alvorens hun bezwaren kenbaar te maken. Op zichzelf is juist, naar verzoekers hebben erkend, dat zij er in november 2006 van op de hoogte raakten dat verweerster of een aan haar gelieerde entiteit c.q. een rechtsvoorgangster gebruik ging maken van de naam [Blaaskaak] en dat zij eerst in mei 2007 verweerster hebben aangeschreven. Door dit enkele tijdsverloop hebben verzoekers echter niet hun rechten verwerkt tegen verweerster op te treden; verweerster heeft uit dit tijdsverloop evenmin mogen afleiden dat verzoekers haar stilzwijgend toestemming verleenden voor het voeren van de naam. Het stond verzoekers vrij om eerst na te gaan of zij inderdaad hinder van het op de markt komen van de naam [Blaaskaak] zouden ondervinden. Toen deze hinder na enige maanden merkbaar werd, zijn verzoekers voldoende voortvarend tegen verweerster opgetreden.”

De kantonrechter veroordeelt verweerster haar handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin niet meer voorkomt de combinatie van de lettergreep "[::]" met daarop volgend een enkele lettergreep met een dubbele geschreven "a" of a-klank.

Lees het vonnis hier.

IEF 5692

(e)

netline.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 29 februari 2008, KG ZA 08-88. Netline Systems B.V. tegen V.O.F. Netlin.

Handelsnaam- en domeinnaamkwestie. Bevel tot staken inbreuk op handelsnaam; overdracht domeinnaam; volledige proceskostenveroordeling.

NETLIN.gifVonnis met mooie ‘screen prints’. De handelsnaam Netlin van gedaagde is van jonger datum dan de handelsnaam Netline van eiseres. Partijen begeven zich op dezelfde markt, te weten de verkoop van IT-producten aan het midden- en kleinbedrijf. Gedaagde voert aan dat eiseres de handelsnaam Netline Systems voert, aangezien die naam staat ingeschreven in het KvK-handelsregister. De rechtbank oordeelt daarentegen dat voor de toepassing van de Handelsnaamwet niet de inschrijving in het handelsregister, maar het feitelijk gebruik van een handelsnaam beslissend is. Eiseres voert de naam Netline onder meer op visitekaartjes en facturen en zij beheert onder die domeinnaam een website waarop zij onder de naam Netline haar producten en diensten verkoopt. Door het handelsnaamgebruik van Netlin is verwarring te duchten bij het publiek tussen de ondernemingen van partijen. De handelsnaam Netlin wijkt immers slechts in geringe mate af van de handelsnaam Netline; het betreft de laatste letter “e”.

Gedaagde voert nog aan dat eiseres niet optreedt tegen derden die – volgens Netlin – handelsnamen gebruiken die evenzeer overeenstemmen met Netline. Dit leidt volgens de rechter niet tot een andere conclusie; het staat eiseres vrij om zelf te beoordelen of en wanneer zij ook die derden wil aanspreken.

Lees het vonnis hier