IEF 22048
16 mei 2024
Uitspraak

Geen meldingsplicht voor Teva over parallel lopende zaak in kort geding tegen Novartis

 
IEF 22047
16 mei 2024
Artikel

Save the Date: ALV en Studiemiddag VvA 7 juni 2024

 
IEF 22046
14 mei 2024
Uitspraak

Novartis heeft geen belang meer bij schadevergoedingsvordering

 
IEF 13910

Geen tijdige eis binnen 31 dagen in hoofdzaak ingesteld

Verklaring aan griffie Rechtbank Amsterdam ex art. 1019i Rv, 22 mei 2014, IEF 13910 (St. Won Akademie tegen St. Wetenschapsoriëntatie Nederland)
Brief ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Procesrecht. Artikel 1019i Rv. Door de Voorzieningenrechter is vonnis bepaald [IEF 13523] Uit de verklaring: De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient d.w.z. 31 dagen na 7 februari 2014. De voorzieningenrechter heeft geen termijn als bedoeld in art. 1019i lid 1 Rv gesteld, zodat de voorlopige voorzieningen hun werking verliezen door de hierbij gegeven verklaring als bedoeld in het art. 1019i lid 1 Rv, nu na de in art 1019i lid 2 Rv gestelde termijn is gebleken dat er geen eis in de hoofdzaak is ingesteld door eiseres.

5. Gelet op art. 1019 i lid 3 Rv wordt een afschrift van het Vonnis hierbij overgelegd (bijlage) alsmede verklaar ik namens cliënten dat namens hen tegen dit vonnis appèl is ingesteld welke appèldagvaarding, nog niet bij het gerechtshof is aangebracht.
IEF 13909

Personalia mei 2014

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichten die voorbij kwamen.

Nieuw kantoor Dikhoff Van Dongen
Per 27 juni 2014 sluit Bousie advocaten voorgoed haar deuren. Twee van de drie partners, Sander Dikhoff en Rob van Dongen, starten samen met Gaico Bos het nieuwe niche kantoor Dikhoff Van Dongen Advocaten. Per 1 juli 2014 gaan de deuren open aan het Amstelveld in Amsterdam.

Creative Commons Names Ryan Merkley as Chief Executive Officer
After an extensive search, the Creative Commons board of directors is pleased to announce that Ryan Merkley will be our new CEO. He’ll start work on June 1, and we’re all looking forward to working with him.


Bousie en Brandeis gaan samen
Per 1 juli aanstaande treedt Hans Bousie toe als partner van bureau Brandeis. Bousie, oprichter van Bousie advocaten, geldt als autoriteit op het gebied van het entertainmentrecht. Christiaan Alberdingk Thijm: "Met Hans halen we een advocaat in huis die tot de absolute top behoort, een ondernemer pur sang met een uitgesproken mening over het recht." Beide praktijken sluiten naadloos op elkaar aan. Zowel Bousie als bureau Brandeis hebben een sterke achtergrond in digitale technologieën en auteursrecht. Hans brengt daarnaast zijn expertise op het gebied van entertainment- en mededingingsrecht mee.

Nils Winthagen bij Van Kaam advocaten
Nils Winthagen is per 1 april 2014 werkzaam bij het in IE en mediarecht gespecialiseerde Van Kaam advocaten. Hij deed de afgelopen jaren ruime ervaring op binnen alle deelgebieden van het intellectuele eigendomsrecht bij het nichekantoor Klos Morel Vos & Schaap.

 

Wieke During (Bird & Bird) versterkt de redactie van IE-Forum.nl


Voormalig topman Philips brengt unieke global IP management ervaring mee als nieuwe commissaris van Novagraaf
Ruud Peters was appointed Chief Intellectual Property Officer (CIPO) of Royal Philips in 1999, in which position he was responsible for managing the worldwide IP portfolio, and the technical and formal standardisation activities of Philips. In this role, he turned the company’s IP department from a cost centre into a successful revenue-generating operation, while at the same time integrating all the different IP activities within various parts of the company into one IP centralised organisation. He further developed and introduced a new concept for intellectual asset management, in which all the different forms of IP are handled together in an integrated manner, and advanced methods and systems used for determining the total return on IP investment by measuring direct and indirect profits.

Nieuwe partners versterken Louwers IP|Technology advocaten
Huub de Jong (1974) is deze maand toegetreden als partner van Louwers IP|Technology Advocaten, nichekantoor gespecialiseerd in IT, technologie, privacy en intellectuele eigendom. Hij stapt van Bird & Bird over naar Louwers, in 2006 opgericht door Ernst-Jan Louwers en Marianne Korpershoek. Ook Tom de Wit (1969) is partner geworden. Hij is al sinds 2011 verbonden aan Louwers.

Olav Schmutzer stapt over naar Legal Tree
Olav is gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht, met een focus op merken, auteursrechten, modellen, handelsnamen en slaafse nabootsing. Hij heeft uitgebreide ervaring in het adviseren en procederen op dit gebied, zowel voor nationale als Europese gerechten, als ook in oppositieprocedures. Daarnaast is Olav veelal actief betrokken bij commerciële (internationale) samenwerkingsverbanden, zoals agentuur, distributie en franchise, met name in de kledingbranche.

IEF 13908

Verslag algemeen overleg biotechnologie en kwekersrecht

Verslag AO biotechnologie, Kamerstukken II, 2013-2014, 27 428, nr. 281
Kwekersrecht. Biotechnologie. Bio-octrooirichtlijn. De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 10 april 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over biotechnologie en kwekersrecht. Op korte termijn wordt er een VAO gepland over biotechnologie en kwekersrecht, aangevraagd door de heer Van Gerven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): (...) Ik ga eerst in op het kwekersrecht. De Partij voor de Dieren is fel gekant tegen patenten op leven. Wij zijn er dan ook blij mee dat de Staatssecretaris zich inzet voor de brede veredelingsvrijstelling. Dat is een Kamerbrede wens. Wij hebben met elkaar besloten om het wetsvoorstel dat daarvoor is ingediend, als hamerstuk af te doen opdat wij geen tijd zouden verliezen, en dat wij eventuele opmerkingen in het algemeen overleg van vandaag zouden maken. Ik ben blij dat wij daar in elk geval in de Kamer eensgezind over zijn.
Het is erg belangrijk om de vrije veredeling van gewassen te bevorderen en te voorkomen dat een handjevol bedrijven de controle over ons voedsel krijgt. De Staatssecretaris heeft tijd gewonnen doordat zij niet met ons in debat hoeft. Ik hoop dat is geïnvesteerd in het realiseren van een brede vrijstelling op Europees niveau. Duitsland en Frankrijk zien de noodzaak hiervoor. Als het aan de Partij voor de Dieren ligt, moet de Staatssecretaris aan de slag om te bekijken of zij in een brede coalitie samen met deze landen kan optrekken om de bio-octrooirichtlijn aan te passen. Heeft zij al stappen gezet in die richting of kunnen wij die verwachten? Ik moedig haar daar graag toe aan.
Er zijn zeker zorgen. Uit antwoorden op mijn Kamervragen over een patent van Monsanto blijkt dat de brede veredelingsvrijstelling niet genoeg is om de monopolisering van de productie van ons voedsel tegen te gaan. De technieken voor het vinden van gewenste eigenschappen worden ook gepatenteerd en ook dit zal andere veredelaars belemmeren in hun werk. Onderschrijft de Staatssecretaris die analyse en wat gaat zij daaraan doen?
We hebben gezien dat in Duitsland een wet is ingevoerd die het patenteren van eigenschappen van planten en dieren inperkt. Dat lijkt ons een goede zaak. Is de Staatssecretaris bereid om dat ook hier in te voeren? Kan zij misschien faciliteren dat het wetsvoorstel dat in Duitsland is aangenomen, naar de Kamer wordt gestuurd? Misschien kan het zelfs worden vertaald, want mijn Duits is niet al te best. Dan kunnen wij er allemaal kennis van nemen en bekijken wat wij daarvan kunnen leren. Als wij die wens toch met z'n allen hebben, lijkt mij dat wel zo constructief.
Nederlandse kabinetten hebben biotechnologie tot nu toe benaderd vanuit de belofte dat daarmee mondiale vraagstukken zoals het vraagstuk van de voedselzekerheid zullen worden opgelost, en ook dit kabinet begint zijn langverwachte visie op biotechnologie daarmee. Wij horen dat al ruim 30 jaar, maar in de praktijk is er niet veel van waar geworden. Gentechgewassen op het veld zijn of resistent gemaakt tegen gif of produceren zelf een gifstof. Daardoor wordt juist meer landbouwgif gebruikt op akkers met gentechmais of soja en kampen veel landen juist met een hoge resistentie tegen landbouwgif, waardoor er weer meer oude en giftiger stoffen worden gebruikt. Het werkt monoculturen in de hand, waardoor je geen veerkrachtige landbouw overhoudt die juist zelf makkelijker ziektes en plagen kan weerstaan.
Ik vind het jammer en opmerkelijk dat de discussie over de sociaal-economische gevolgen van genetische manipulatie zo lang duurt. Het valt mij ook op dat het kabinet in de brief alleen een korte schets geeft van het Europees proces hierover en niet ingaat op de eigen rol, wensen en verwachtingen hierbij. Wij zijn daar heel benieuwd naar. Juist in een landbouwland als Nederland heeft een eventuele introductie van de commerciële teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen grote sociaal-economische consequenties. Wij kunnen nu al zien dat de gewone gangbare landbouw onder druk staat vanwege het grote gifgebruik en de enorme fraude met mest. Biologische boeren in ons land staan met hun manier van teelt onder druk. Een biologische teler met een buurman die zijn grond heeft verpacht aan een lelieteler, loopt groot gevaar zijn oogst niet meer als biologisch af te kunnen zetten omdat het landbouwgif van zijn buurman ook op de biologische gewassen terechtkomt. De biologische aardappelteler wiens buurman gentechaardappels gaat telen, loopt ook het risico dat hij zijn gewassen niet meer als biologisch kan verkopen vanwege de gevaren van vermenging.
De co-existentieregels zijn nog absoluut onvoldoende om dit risico te beheersen, omdat de COGEM (Commissie Genetische Modificatie) kennelijk nog nooit bloeiende aardappelplanten heeft gezien en denkt dat na de oogst werkelijk geen enkele aardappel in de grond achterblijft. Zij raden immers een isolatieafstand van vijf meter aan. Dat is dus onvoldoende. Hoe wil het kabinet de Nederlandse biologische en bovendien gangbare boeren beschermen tegen vermenging met ggo's en hoe wil het de keuzevrijheid garanderen?

De heer Geurts (CDA): (...) Ik ga in op de veredelingsvrijstelling en de octrooiproblematiek. Eind vorig jaar heeft de Kamer het wetsvoorstel voor de beperkte kwekersvrijstelling als hamerstuk afgedaan. Dat gebeurde niet omdat wij het Kamerbreed niet belangrijk vonden om daar nog eens plenair over te praten. Nee, de wet moest gewoon snel worden ingevoerd. Het CDA ziet dat wetsvoorstel als een gevolg van de Kamerbrede steun voor de noodzaak om het octrooirecht en het kwekersrecht met elkaar in balans te brengen.
De CDA-fractie was verheugd over de benoeming van de heer Trojan tot onafhankelijk voorzitter van het overleg tussen partijen die alle grote belangen hebben bij dit onderwerp. De uitkomsten van dit overleg liggen vandaag ook voor. Hij acht een nadere afbakening van de octrooibaarheid van plantgerelateerde uitvindingen meer voor de hand liggen dan een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Uit internationale sonderingen blijkt dat een mogelijk compromisvoorstel van Nederland nog veel zendingswerk in de Europese Unie behoeft. Aan welk tijdpad denkt de regering nu de heer Trojan zijn eindverslag heeft gepresenteerd en het in de Kamer voorligt? Het CDA is voorstander van een Europese aanpak van de kwekersvrijstelling en hoopt dat de Staatssecretaris dit voorspoedig gaat oppakken. Staatssecretaris Dijksma heeft al gezegd in Europa te gaan strijden voor de volledige kwekersvrijstelling. Er zijn ontwikkelingen in Europa om het octrooieren van planten te beperken, maar wat is nou de laatste stand van zaken? Hoe kan het kabinet in samenwerking met de Kamer het proces verder bespoedigen?

De heer Klaver (GroenLinks): (...) Ik wil nog even stilstaan bij het kwekersrecht en de bio-octrooirichtlijn. In februari is in Nederland een beperkte kwekersvrijstelling ingevoerd. Dat betekent dat er wel verder gekruist mag worden met producten waarop een octrooi rust, maar dat die kruisingen niet gecommercialiseerd mogen worden. Wij zijn blij met dit deel van de uitvoering van de motie-Koopmans, maar in diezelfde motie is ook het verzoek opgenomen om op Europees niveau actief politieke steun te verwerven voor een kritische evaluatie van de bio-octrooirichtlijn, met als doel de balans te herstellen tussen het kwekersrecht en het octrooirecht. De Staatssecretaris heeft al eerder gezegd zich hiervoor in Brussel te willen inzetten. Hoe staat het daarmee? De disbalans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht is in de ogen van mijn fractie namelijk een probleem, want in tegenstelling tot het kwekersrecht zijn octrooien niet laagdrempelig, lastig aan te vragen en erg duur. Daarom zijn ze in de praktijk niet toegankelijk voor kleine of middelgrote bedrijven. Een select groepje grote bedrijven bepaalt op deze manier wat wij op ons bord krijgen. Daarmee zijn we niet langer meer baas op eigen bord, en dat is ook de link naar de eventuele monopolisering, waar ik het zojuist over had.
In artikel 4 van de Europese richtlijn 98/44/EG staat dat er geen octrooi op plantenrassen gegeven mag worden. Door een octrooi te geven op eigenschappen gebeurt dat via een omweg toch. Het Europees Octrooibureau, het EPO, heeft vorig jaar bijvoorbeeld het octrooirecht verleend aan Syngenta, dat de eigendomsrechten heeft van alle zaden voor paprika en pepers en paprikaplanten en -vruchten die resistent zijn tegen het insect witte vlieg. Het is een resistentie die ook al in de natuur voorkomt. Andere paprikatelers kunnen daardoor geen paprikarassen meer telen die resistent zijn tegen deze vlieg. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een onwenselijke situatie is, en blijft zij zich inzetten voor de herziening van de bio-octrooirichtlijn?

Staatssecretaris Dijksma
: (...) veredelen met octrooirechtelijk beschermd materiaal. Commercialisatie van de daarmee bereikte kweekproducten vergt nog wel een octrooilicentie zolang de uitvinding wordt gebruikt. Wij hebben vastgesteld dat wij samen graag toe willen naar een uitgebreide kwekersvrijstelling.
Als wij daarbij succes willen boeken, wat ik net als de heer De Liefde graag wil, dan is het nodig dat wij ook een goed beeld kunnen schetsen van wat dat in de praktijk betekent. Kwekersbelangenverenigingen, de European Seed Association en de International Seed Federation beklemtonen immers het belang van het kwekersrecht maar ook van het octrooirecht in de plantenveredeling. Veertien van de negentien organisaties die hierbij betrokken zijn in Nederland leverden onlangs constructieve en bruikbare bijdragen aan mogelijke afbakeningen van de uitgebreide veredelingsvrijstelling, want die moet je dan precies formuleren.
Wat wij nu doen, is al die gegevens analyseren, met oog voor de belangen van zowel de veredelingssector alsook de biotechindustrie en met inachtneming van waar wij naartoe willen, namelijk herstel van de balans in de krachtsverhouding tussen kwekersrecht en octrooirecht, want die balans is op dit moment niet goed. De verwachting is dat wij binnen enkele weken het scenario klaar hebben voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling in de praktijk. Dat wil ik gebruiken als showcase, ook in de gesprekken met de andere bewindslieden in Europa, om te laten zien dat het kan en hoe het eruit ziet. Wij hopen dat wij daarmee ook de steun voor deze aanpak kunnen vergroten.
Het tijdpad hangt ook af van de expertgroep van de Europese Commissie. Op dit moment hebben wij natuurlijk al het een en ander aan werk verricht. We hebben gesproken met verschillende lidstaten. Landen als Duitsland en Frankrijk zijn net als Nederland heel kritisch over de octrooieerbaarheid van plantaardig materiaal, alleen kiezen zij voor een andere oplossingsrichting. Dat is wel van belang om hier te zeggen. Nederland gaat met steun van de Kamer voor een uitgebreide vrijstelling van het kwekersrecht, terwijl de Duitse en Franse positie gericht is op het beperken van de octrooieerbaarheid. Materieel kom je dan aan het eind van de rit wel min of meer op dezelfde positie uit, maar de aanvliegroute is een andere.
IEF 13907

BBIE serie mei 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 12 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie april 2014.

20-05
BOSCH
BOSCH INVEKA
Gedeelt.
nl
13-05
ISIFIX
EASYFIKS
Afgew.
nl
13-05
Thalia
INFOTALIA THE CONTENT PORTAL
Gedeelt.
nl
13-05
KIKO
KIKAIS
Toegew.
nl

 

13-05
Thalia
INFOTALIA
Gedeelt.
nl
12-05
KENZO
ENZO label
Gedeelt.
nl
12-05
GREENPROOF GROENDAK GROEP
GREEN ROOF
Afgew.
fr
09-05
FARAH
FARAH&COCO
Gedeelt.
nl
08-05
VION
ZIVION
Gedeelt.
nl
08-05
ETRO
LUCIANO CAMELLI
Afgew.
fr
08-05
VG
VG
Gedeelt.
nl
05-05
BUGABOO
BUGABOO
Gedeelt.
nl

Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl

IEF 13906

Facturen en catalogi leveren bewijs tegen non-usus van SENSUS

OHIM 30 mei 2014, IEF 13906 (Swiss Sense tegen Rectitel)
Beslissing ingezonden door Gert Jan van de Kamp, Park Legal. Merkenrecht. Non-usus deels aangenomen. Swiss Sense roept ingevolge artikel 51 lid 1 onder a Gemeenschapsmerkenverordening (non-usus) het verval in van Gemeenschapsmerk SENSUS van Recticel. Het OHIM, onder verwijzing naar onder meer het arrest C-12/12 [IEF 12574](SM Jeans/Levi’s), oordeelt dat Recticel normaal gebruik heeft gemaakt van haar Gemeenschapsmerk SENSUS voor onder meer matrassen, matrasvullingen en hoofdkussens. De door Recticel overlegde facturen en catalogi leveren bewijs van (normaal) merkgebruik op voor onder andere Nederland, België, Luxemburg, Zweden en Frankrijk. Voor andere producten in de klassen 10, 17 en 20 volgt gedeeltelijk de nietigverklaring van het merk.

Place of use:
“The evidence shows that the place of use has been different member countries of the European Union. This can be inferred from, for example, the invoices, which are submitted to customers in Belgium, the Netherlands, Luxembourg, Sweden and France. Furthermore, the product catalogues are issued for the public in Benelux, which is indicated for example by the web address www.beka.be, which can be seen in the catalogues.  Consequently, as the use has been clearly shown in different member countries of the European Union, it is concluded that the evidence of use filed by the proprietor contains sufficient indications concerning the place of use.”

Nature of use:
“(...)The Cancellation Division also notices that the contested CTM is used together with other trade marks, such as “UBICA” or “BEKA”. However, there is no legal precept in the Community trade mark system which obliges the proprietor to provide evidence of the earlier mark alone when genuine use is required. Two or more trade marks may be used together in an autonomous way, with or without the company name, without altering the distinctive character of the earlier registered trade mark. The Court has confirmed that the condition of genuine use of a registered trade mark may be satisfied both where it has been used as part of another composite mark or when it is used in conjunction with another mark, even if the combination of marks is itself registered as a trade mark (judgment of 18/04/2013, C-12/12, ‘SM JEANS/LEVI’S’, para 36).”
Global assessment:
“When reviewing the evidence in its entirety, especially taking into account the invoices during the relevant time period and the fact that they indicate the economic extent of use relating to the genuine use of the earlier trade mark in part of the relevant market, it is considered that the evidence shows use of the earlier trade mark to a sufficient extent. This finding is supported by the evidence showing the catalogues of the products (indicating the nature of the use). “
IEF 13905

Herkenning door getoonde beelden van leefomgeving

Rechtbank Midden-Nederland 28 mei 2014, IEF 13905 (B tegen Tros Opgelicht?!)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam advocaten. Mediarecht. Tros Opgelicht heeft opnames gemaakt bij de woning van X. Tros is voornemens deze uit te zenden, omdat X zijn praktijken nog steeds kan voortzetten en de waarschuwingsfunctie van het programma nog altijd relevant is; beeltenis en stem worden tot niet-identificeerbaar bewerkt. B, zoon van X, maakt zonder succes bezwaar. Tros heeft niet met B contact gezocht en is zelf naar woning van X gereden en heeft daarmee de situatie geschapen dat er een verband kan worden gelegd. Dat de getoonde beelden van de leefomgeving van X, tot herkenning hebben geleid, omdat B daar heeft gewoond, kan niet aan Tros worden verweten.

4.4. De rechtbank vindt allereerst van belang dat Tros niet zelf contact heeft gezocht met B c.s. B is geheel op eigen initiatief (nadat X hem om hulp had gevraagd) naar de woning van X gereden waar op dat moment door Tros opnames werden gemaakt. Hoewel deze reactie van B zeer begrijpelijk is, gelet op de aard van de relatie (ouder-kind), heeft B hiermee wel zelf de situatie geschapen waarin (althans heeft hij zich blootgesteld aan het risico dat) een verband tussen hem en X kan worden gelegd. Op het moment dat hij geconfronteerd werd met de cameraploeg van Tros heeft B er evenmin voor gekozen om zich aan de situatie te onttrekken, terwijl gesteld noch gebleken is dat hij die mogelijkheid niet zou hebben gehad.

4.6 Dat de getoonde beelden van de leefomgeving van X (woning en straat) mede tot herkenning van B c.s. hebben geleid, omdat B c.s. in het verleden in dezelfde straat hebben gewoond, kan niet aan Tros worden verweten. Dat B c.s. toevalligerwijs in dezelfde straat heeft gewoon en daardoor mogelijk te herkennen zal zijn, is een omstandigheid waar Tros geen rekening mee hoeft te houden. Daarbij komt dat Tros, anders dan door B c.s. gesteld, de naam van de woonplaats van X niet noemt in de uitzending maar dat in algemene bewoordingen wordt gesproken over een adres in Brabant.
IEF 13904

Opsomming van programmering in een lijst niet beschermd

Rechtbank Amsterdam 4 juni 2014, IEF 13904 (Stichting NPO tegen Telegraaf Media Groep)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Zie eerder tussenarrest IEF 13859. Auteursrecht. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat ten aanzien van die programmering er sprake is van voldoende creatieve keuzevrijheid om de programmering aan te merken als een werk in auteursrechtelijke zin, dan geldt dat niet voor de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke programmering weergeeft. De aanvullende diensten zijn geen kosten die als investering in de samenstelling van de databank kunnen worden aangemerkt. Geen databank en geen geschriftenbescherming op grond van Ryanair/PR Aviation. Geen beroep op oneerlijke mededeling op grond van de éénlijnsprestatie. Geen belang bij wanprestatie op grond van contract.

4.7. De rechtbank overweegt als volgt. Vereist voor auteursrechtelijke bescherming op grond van artikel 10 lid 3 Auteurswet is dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Daarvan is, voor zover het de programmagegevens betreft, geen sprake.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de programmering als zodanig en de daaruit voortvloeiende programmagegevens. De programmering is het proces waarbij bepaald wordt welke programma's op welke data en tijdstippen, in welke volgorde op welke zender zullen worden uitgezonden. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat ten aanzien van die programmering er sprake is van voldoende creatieve keuzevrijheid om de programmering aan te merken als een werk in auteursrechtelijke zin, dan geldt dat niet voor de opsomming van die programmering in een lijst met programmagegevens die enkel de feitelijke programmering weergeeft.

4.12. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 1 lid 1 sub a Dw volgt dat onder een databank wordt verstaan (kort gezegd) een verzameling van werken of gegevens waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwantitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. De vraag die beantwoord dient te worden is of de NPO substantieel heeft geïnvesteerd in het opstellen van de databank met programmagegevens.

4.13. (...) De aanvullende diensten betreffen, blijkens die bijlage onder meer technische ondersteuning, kwartaal rapportage, signalering start/stop levering, identificatie gebruik en zendervolgonderzoek. Dat zijn geen kosten die als investering in de samenstelling van de databank kunnen worden aangemerkt. (...) Nu niet is vast komen te staan dat de NPO substantieel heeft geïnvesteerd in het opstellen van de databank met programmagegevens, komt de databank met programmagegevens niet in aanmerking voor sui generis databankenbescherming. Voorgaande geldt eveneens voor de databank met programmagegevens van de NPO, RTL en SBS. Van inbreuk op het sui generis databankenrecht door De Telegraaf is dan ook geen sprake.

4.17. De rechtbank stelt op grond van dit arrest vast dat databanken niet vallen onder geschriftenbescherming.
Lees de uitspraak hier:
IEF 13904 (pdf)
ECLI:NL:RBAMS:2014:3140 (link)

Op andere blogs:
MediaReport

IEF 13903

Auteursrechtinbreuk op prestigieuze servies door groothandel

Rechtbank Den Haag 4 juni 2014, IEF 13903 (Hermès tegen Van Roon BV)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan. Auteursrecht. Auteursrechtinbreuk door Van Roon op prestigieuze Cheval d’Orient servies van Hermès. Dat Van Roon niet behoefde te weten dat op het Cheval d’Orientservies auteursrecht rust is onjuist en de gevolgen zijn voor rekening van Van Roon. Van Roon is, getuige de door Hermès in haar dagvaarding genoemde procedures, reeds eerder betrokken in procedures betreffende auteursrechtinbreuk. De rechtbank overwoog daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat de rechten van intellectuele eigendom in China minst genomen niet altijd worden gerespecteerd. Verklaring voor recht, rectificatie en schadevergoeding wegens gederfde inkomsten en verlies van exclusiviteit van het servies.

4.8. Van Roon is een professionele verkoopster van meubels en woonaccessoires en moet in dit verband over de kennis beschikken dat serviezen auteursrechtelijk beschermde objecten kunnen zijn. Voor zover Van Roon heeft betoogd dat - naar de rechtbank begrijpt - het feit dat het servies werd aangeboden op een bekende meubelbeurs in China een omstandigheid is waardoor zij naar haar mening niet behoefte te weten dat het om een auteursrechtelijk beschermd werk ging, kan dit betoog niet slagen. Van Roon is, getuige de door Hermès in haar dagvaarding genoemde procedures, reeds eerder betrokken in procedures betreffende auteursrechtinbreuk. In het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 februari 2010 inzake Cassina - Van Roon, is het feit dat de betreffende inbreukmakende meubels werden aangeboden op een beurs in China juist aangemekrt als een verzwarende omstandigheid. De rechtbank overwoog daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat de rechten van intellectuele eigendom in dat land minst genomen niet altijd worden gerespecteerd. Het Gerechtshof Den Haag heeft zich daarbij aangesloten. De daar besproken situatie, herhaalt zich hier ten aanzien van het door Van Roon wederom in China aangeschafte servies.
IEF 13902

Gebruik beeldcitaat ter verduidelijking en onderbouwing interview

Ktr. Rechtbank Limburg 29 januari 2014, IEF 13902 (beeldcitaat)
Auteursrecht. Citaatrecht. Beeldcitaten. Eiser exploiteert een communicatie-adviesbureau en heeft door hem gemaakte foto's op zijn website staan. Gedaagde heeft zonder toestemming of licentieovereenkomst de foto gebruikt op zijn website. Gedaagde beroept zich met succes op het (beeld)citaatrecht als bedoeld in artikel 15a Aw. Er is sprake van een interview tussen gedaagde met een betrokken derde en het beeldcitaat dient ter verduidelijking of onderbouwing. De omvang van de foto moet voorts worden bezien in het licht van het gehele interview en niet enkel in het licht van het korte voorstukje. De foto is niet disproportioneel en er is geen wanverhouding. De vorderingen worden afgewezen.

De beoordeling van het geschil
4.8. De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu sprake is van een interview dat door gedaagde met [betrokkene] is gehouden en het beeldcitaat in ieder geval is opgenomen ter verduidelijking of onderbouwing van dit interview, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een rechtsgeldig beeldcitaat. Juist is dat ook dan een beeldcitaat eerst redelijkerwijs geoorloofd is wanneer het inhoudelijk relevant is en slechts een klein onderdeel uitmaakt van het werk. Het betreft dan de gehele publicatie waarin het beeld is opgenomen. Het beeld moet ook een duidelijk functioneel verband hebben met het werk waarin het wordt gebruikt. Dienaangaande kan worden vastgesteld dat sprake is van een voldoende duidelijk verband tussen de foto en de inhoud van het interview. De foto kan worden beschouwd als ondersteuning van de inhoud van het interview en heeft een duidelijke functie bij de tekst door het bericht goed herkenbaar te maken voor de lezer en met als doel de lezer door te laten klikken naar het volledige artikel op de achterliggende site. De foto heeft derhalve als doel de lezer een indruk te geven van het betreffende artikel. De omvang van de foto moet voorts worden bezien in het licht van het gehele interview en niet enkel in het licht van het korte voorstukje. In die zin is de foto niet disproportioneel en is geen sprake van een wanverhouding. Dat de foto een jongere [betrokkene] laat zien, is in het licht van de bedoeling om de lezer te intrigeren en door te laten lezen, geen reden om te komen tot het oordeel dat sprake zou zijn van disproportionaliteit.
4.9. Gelet op het vorenoverwogene is voldaan aan de cumulatieve vereisten van artikel 15a lid 1 Aw en slaagt het beroep van gedaagde op het citaatrecht. Dit betekent dat de op de website van gedaagde opgenomen beeldcitaten toelaatbaar waren en hij geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser. De vorderingen van eiser zullen worden afgewezen.
IEF 13901

Gebruik ongeautoriseerde foto's schadelijk voor chique imago haarextensions

Vzr. Rechtbank Rotterdam 15 mei 2014, IEF 13901 (Waxxa tegen Indian Gold)
Distributie. Imago. Waxxa verkoopt hair-, nail- en beautyproducten via haar webshops. Indian Gold verkoopt extensions en haarwerken. In 2011 hebben Indian Gold en Waxxa een distributieovereenkomst gesloten. Waxxa gebruikt niet door Indian Gold BV geautoriseerd beeldmateriaal onder vermelding van Indian Gold. De voorzieningenrechter bepaalt dat Indian Gold een voldoende zwaarwegend belang heeft bij het handhaven van het chique imago van haar merk en de goede kwaliteit van haar product. Het gevaar bestaat dat Waxxa hieraan afbreuk doet en heeft belang bij beëindiging van de distributieovereenkomst. 

De beoordeling in conventie
5.3. Indian Gold is van mening dat zij gerechtigd was de distributieovereenkomst op te zeggen, nu Waxxa in strijd met het door Indian Gold gevoerde beleid bij haar bedrijfsvoering gebruik maakt van andere foto’s dan de foto’s met de drie modellen van Indian Gold in de situatie dat duidelijk gemaakt is dat, voor aanprijzing van Indian Gold alleen laatstgenoemde foto’s zijn toegestaan. Het gebruik maken van foto’s van deze drie topmodellen, die respectievelijk blond, rood en donker haar hebben, is voor Indian Gold van zwaarwegend belang. Doordat Waxxa bij haar bedrijfsvoering gebruik maakt van andere foto’s, die veelal van andere sites zijn geplukt, kan Indian Gold het chique imago en de goede kwaliteit van haar product niet langer garanderen. Bovendien kan er verwarring ontstaan bij het publiek tussen het merk Indian Gold en andere, concurrerende merken die hair extensions verkopen.

5.6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Waxxa kan worden toegegeven dat de eerste aan haar gerichte mail d.d. 9 februari 2014 van Indian Gold niet geheel duidelijk is. Daar staat tegenover dat Waxxa bekend was met het feit dat Indian Gold bij het promoten van haar product gebruik maak van slechts drie modellen en met de inhoud van artikel 10 van de distributieovereenkomst. Dit, in samen-hang bezien, brengt met zich mee dat Waxxa op 9 februari 2014 had moeten begrijpen dat zij geen gebruik (meer) mocht maken van stockfoto’s met modellen die door niet door Indian Gold waren aangedragen en die geen hairextensions van het merk Indian Gold droegen. Bij onduidelijkheid op dit punt had het op de weg van Waxxa gelegen om hierover nadere informatie in te winnen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat aannemelijk is dat Waxxa weliswaar toestemming heeft verkregen om zelf foto’s te maken maar dat dit iets wezenlijk anders is dan het gebruiken van bestaande foto’s ter promotie van haar product in de situatie dat dit product voor/op die foto’s helemaal niet gebruikt wordt.

5.7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Indian Gold, gelet op de hiervoor onder 5.6 beschreven gang van zaken, in redelijkheid heeft kunnen besluiten de door haar met Waxxa gesloten distributieovereenkomst per brief d.d. 3 april 2013 te beëindigen. Voldoende aannemelijk is dat Indian Gold een zwaarwegend belang heeft bij het handhaven van het chique imago van haar merk en de goede kwaliteit van haar product en dat het gevaar bestaat dat Waxxa - met name door het gebruik van “stockfoto’s” waarbij de modellen geen Indian Gold extensions dragen - hieraan afbreuk doet. Dit, in samenhang bezien met het feit dat het niet aan Waxxa zelf is haar beleid in deze te bepalen is het niet onbegrijpelijk dat Indian Gold geen vertrouwen meer heeft in Waxxa als professionele distributeur.

De beoordeling in reconventie
6.2. Gelet op het hiervoor in conventie overwogene is het Waxxa per 1 juli 2014 niet meer toegestaan, op grond van de artikelen 10 en 11 van de distributieovereenkomst, de handelsmerken van Indian Gold in enige vorm te gebruiken, noch om de domeinnaam www.indiangold.be te gebruiken. Dit brengt zich mee dat het onder 1 gevorderde als na te melden zal worden toegewezen, waarbij Waxxa een korte termijn zal worden gegund om aan de geboden te kunnen voldoen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.

7 De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. gebiedt Indian Gold om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de door Waxxa bij haar gedane bestellingen van 7 april, 14 april, 18 april en 22 april 2014, zoals aangegeven in productie 23 bij dagvaarding, aan Waxxa te leveren, indien en voor zover Waxxa binnen een week na betekening van dit vonnis per bestelling aan Indian Gold heeft kenbaar gemaakt dat zij hier nog steeds prijs op stelt;

7.2. veroordeelt Indian Gold om vanaf betekening van dit vonnis haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen geldende distributieovereenkomst verplichtingen tot 1 juli 2014 na te komen;

Op andere blogs:
DomJur