1) schending artikel 6 EVRM, omdat het OHIM verzoekster niet naar behoren zou hebben ingelicht
2) schending regels 55, 61 en 65 verordening nr. 2868/95, omdat uit de kennisgeving niet zou blijken dat de beslissing is ondertekend en deze zou zijn voorzien van de voorgeschreven stempelafdruk
3) schending artikel 59 van verordening nr. 40/49, omdat de betaling van de broepstaks zou volstaan om officieel beroep in te stellen
Het Gerecht van eerste aanleg maakt terecht korte metten met deze middelen.
1) Het middel is niet tijdens de administratieve fase van de procedure voor het OHIM aangevoerd. Het Gerecht richt zich op toetsing van de rechtmatigheid van beslissingen van de kamers van beroep van het OHIM aan de hand van de rechtsvragen die voor de kamer van beroep zijn gebracht.
2) Ook dit middel is niet aangevoerd in de administratieve fase van de procedure voor het OHIM.
3) Het enkel overmaken van de beroepstaks is niet voldoende voor een geldig beroep. Het beroep moet binnen twee maanden na kennisgeving van de beslissing schriftelijk zijn ingesteld bij het OHIM. Het beroep moet bovendien aanduiden welke beslissing wordt aangevochten en aangeven in hoeverre wijziging of herziening van de beslissing wordt verlangd. De beroepstaks moet binnen twee maanden zijn betaald en de gronden van het beroep moeten binnen vier maanden na de bestreden beslissing zijn ingediend.
Ten overvloede overweegt het Gerecht nog: "En wat het herstel in de vorige toestand betreft, de bewoordingen van artikel 78 van verordening nr. 40/94 sluiten de toepassing van dit beginsel niet uit in geval van een fout van een gemachtigde. Dit laat onverlet dat moet worden voldaan aan de voorwaarden hiervoor, met name dat alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid is betracht." Lees arrest