Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
20.081 artikelen gevonden
IEF 7606

2x Eetcafé Zutphen

Rechtbank Zutphen, beschikking van de kantonrechter van 9 oktober 2008, LJN: BH1595 (08-8) & LJN: BH1593 (08-4) , Verzoeker tegen Speelautomaten [naam] & vice versa.
 
Handelsnaamrecht. Twee zaken tussen dezelfde partijen over dezelfde handelsnaam. Naamswijzigingverzoek ex artikel 6 Hnw. Eetcaféhouder in Zutphen verzoekt de kantonrechter om verweerders, zijn voormalige huurders en nu eigenaren van een ander eetcafé in Zutphen te verbieden dezelfde naam voor dat eetcafé te gebruiken. Verweerders stellen dat zij de naam mee mochten nemen bij beëindiging van de huurovereenkomst van het café van eiser.

De kantonrechter acht het in zaak (08-8) niet aannemelijk dat verweerder, los van de (onder)huurovereenkomst, de handelsnaam naam van verzoeker overgedragen heeft gekregen. De enkele vermelding van verweerders in het Handelsregister onvoldoende is om de naamsoverdracht te bewijzen, zeker niet nu verweerder zelf ter zitting heeft verklaard dat er verder geen overeenkomst op schrift is gesteld en dat zij geen koopsom heeft hoeven betalen met betrekking tot de gestelde naamsoverdracht. Nu de handelsnaam [naam] niet door [verzoeker] op verweerders is overgedragen en naamsverwarring te duchten is beveelt de kantonrechter verweerders om de handelsnaam zodanig te wijzigen, dat daarin niet voorkomt het woord [naam].

In de ‘spiegelzaak’ (08-8) wijst de kantonrechter  het verzoek vanzelfsprekend af: “De kantonrechter is ambtshalve bekend dat in de zaak met nummer 43758 AZ 08-8, waarvan tevens op 9 oktober 2008 een beschikking is gegeven, is geoordeeld dat (verweerder) gerechtigd is de [handelsnaam] te voeren. Gezien deze beslissing is de kantonrechter in de onderhavige zaak dan ook van oordeel dat verzoeker onvoldoende belang heeft bij het verzoek. In AZ 08-8.”

Lees de beschikkingen hier, LJN: BH1595 (08-8)en hier, LJN: BH1593 (08-4).

IEF 7612

Informatiearchitectuur

Rechtbank Rotterdam, 24 december 2008, LJN: BH3372, eiser tegen Architectuur, Informatie & Management (A.I.M.).

Auteursrecht. Euroforum-cursus stemt in te veel essentiële en karakteristieke aspecten overeen met de cursus van AIM Opleidingen om van een nieuw oorspronkelijk werk te kunnen spreken. Inbreuk op het aan AIM Opleidingen toekomend auteursrecht. Geen afschuiving van verantwoordelijkheid: Gedaagde heeft immers zelf de cursus zonder toestemming van eiseres sub 1 [ met wie hij  ‘een affectieve relatie gehad’ en heeft samengewerkt]  verveelvoudigd ten behoeve van de verdere verveelvoudiging en openbaarmaking door Euroforum en daartoe ook de auteursrechten ter zake overgedragen aan Euroforum. Daarmee heeft gedaagde inbreuk gemaakt op het aan eiseres sub 1  toekomend auteursrecht, welke inbreuk hem ook is toe te rekenen, zodat hij in beginsel gehouden is tot vergoeding van de dientengevolge door eiseressen geleden schade.”

Inbreuk: 5.4. Een vergelijking tussen beide in het geding gebrachte cursussen levert het navolgende beeld op. De Euroforum cursus vertoont eenzelfde opbouw, systematiek en indeling als de cursus van [eiseres sub 1]. (…) Op tal van plaatsen volgt de Euroforum cursus - zij het niet letterlijk - de bewoordingen als gehanteerd in de cursus van [eiseres sub 1], met gebruikmaking van veelal dezelfde schema’s of voorbeelden ter illustratie. Hierdoor vertoont het geheel een zeer grote mate van gelijkenis. De aanwezige verschillen in tekst en/of bepaalde volgorde van behandeling alsmede de nieuw toegevoegde teksten binnen de deelonderwerpen kan aan deze totaalindruk niet afdoen. Deze verschillen lijken vooral te zijn ingegeven ter nadere aanvulling of ter vervolmaking van de cursus.

(…) Deze overeenkomsten en de daardoor ontstane sterke gelijkenis zijn door [gedaagden] als zodanig niet betwist. Wel heeft hij daar tegenover gesteld dat een en ander voortvloeit uit het feit dat beide cursussen zijn gebaseerd op theorieën die eerder door [gedaagde sub 1] zijn ontwikkeld en op eerdere publicaties van zijn hand in de periode voor oprichting van [eiseres sub 1]. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze omstandigheid bij de beoordeling echter geen rol spelen, nu tussen partijen niet in geschil is dat het auteursrecht van de cursus van [eiseres sub 1], welke cursus kennelijk mede is gebaseerd op eerdere publicaties van [gedaagde sub 1], geheel bij [eiseres sub 1] berust, zodat uitsluitend beslissend kan zijn de mate waarin de Euroforum cursus met deze cursus overeenstemt.

De conclusie moet zijn dat de Euroforum cursus in te veel essentiële en karakteristieke aspecten overeenstemt met de cursus van [eiseres sub 1] om van een nieuw oorspronkelijk werk te kunnen spreken, zodat met deze cursus inbreuk wordt gemaakt op het aan [eiseres sub 1] toekomend auteursrecht.

Toerekening inbreuk: 5.5 [gedaagden] heeft ten verwere nog aangevoerd dat Euroforum de cursus openbaar heeft gemaakt, zodat [gedaagden] niet degene is die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt. Dit verweer faalt. [gedaagden] heeft immers zelf de cursus zonder toestemming van [eiseres sub 1] verveelvoudigd ten behoeve van de verdere verveelvoudiging en openbaarmaking door Euroforum en daartoe ook de auteursrechten ter zake overgedragen aan Euroforum. Daarmee heeft [gedaagden] inbreuk gemaakt op het aan [eiseres sub 1] toekomend auteursrecht, welke inbreuk hem ook is toe te rekenen, zodat hij in beginsel gehouden is tot vergoeding van de dientengevolge door [eiseressen] geleden schade.

Proceskosten: 5.17 De rechtbank overweegt reeds thans dat voor een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in dit geding geen plaats is, nu de datum van dagvaarding zijnde 4 augustus 2005 is gelegen ruimschoots vóór de datum waarop de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG) in de nationale wetgeving diende te zijn geïmplementeerd, te weten 29 april 2006 en bijzondere omstandigheden die een integrale proceskostenveroordeling om andere redenen zou kunnen rechtvaardigen, gesteld noch gebleken zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 7609

Het zogenaamde customizen

Vzr. Rechtbank Zwolle, 8 oktober 2008, LJN: BH2354, Gevoegde zaken Eclectic Industries Inc. tegen Instore Kids Corners B.V. en Play Invest B.V. tegen Eclectic Industries Inc.,gevestigd te Calgary,

Nakoming distributie-overeenkomst Keebee-speeltoestellen. Auteursrecht. Merkenrecht. Opheffing beslag. Fabrikant Eclectic stelt de overeenkomt rechtsgeldig te hebben opgezegd omdat inbreuk op haar auteursrechten zou zijn gemaakt. De distributeur zou (onderdelen van) producten van Eclectic (soms in licht gewijzigde vorm) hebben laten namaken en de imitaties op de Nederlandse markt hebben gebracht en verkocht. De voorzieningenrechter acht de stelling echter onvoldoende onderbouwd en wijst de vordering tot nakoming van de overeenkomst toe. Een conservatoir derdenbeslag ten laste van Eclectic onder een ‘nieuwe’ distributeur wordt opgeheven, omdat de beslagleggende partij geen rechten kon ontlenen aan de overeenkomst en van vereenzelviging i.c. geen sprake kan zijn.

5.5. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Eclectic niet kan worden gevolgd in haar stelling dat de overeenkomst is geëindigd. Dat het Memorandum aldus moet worden uitgelegd dat bij ontbreken van commitment (in de visie van Eclectic) de in het Memorandum vastgelegde overeenkomst zonder meer eindigt, dus zonder ingebrekestelling of enig overleg, is door Eclectic tegenover de betwisting door Play Invest onvoldoende onderbouwd.(…)

5.6. Ook het verweer van Eclectic dat de overeenkomst is beëindigd door de opzeggingsbrief van 22 augustus 2008 wordt verworpen. Als reden voor opzegging heeft Eclectic genoemd: inbreuk op het auteursrecht van Eclectic. Hiervoor is in rechtsoverweging 4.13. en 4.14. reeds geoordeeld dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat Eclectic auteursrecht kan doen gelden op (onderdelen van) Keebee producten en dat er sprake is van inbreuk op een dergelijk recht door Play Invest c.s. Eclectic heeft voorts als reden voor onmiddellijke opzegging aangevoerd dat IKC-nieuw dan wel IKC-oud, door onderdelen van Keebee producten in China te laten namaken, rechtstreeks concurreert met Eclectic. Overwogen wordt nogmaals dat in dit kort geding onvoldoende feiten zijn komen vast te staan om voorshands te kunnen oordelen over de toelaatbaarheid van deze handelwijze van IKC-nieuw.

Gelet echter op de omstandigheid dat IKC-nieuw gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij met toestemming van Eclectic handelde en op de omstandigheid dat Eclectic (zoals [B] ter zitting desgevraagd heeft meegedeeld) al contact heeft gezocht met Keebee Europe en aan Keebee Europe heeft geleverd voordat de opzegging van de overeenkomst had plaatsgevonden, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om in dit kort geding, vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter, te oordelen dat de overeenkomst met Play Invest op goede gronden met onmiddellijke ingang op 22 augustus 2008 is opgezegd.

5.7.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst voor toewijzing in aanmerking komt. De stelling van Eclectic dat Play Invest de overeenkomst van haar kant niet zelf uitvoert, maar laat uitvoeren door IKC-nieuw doet aan de toewijsbaarheid van de vordering niet af. (…) Dat het Play Invest niet is toegestaan om de overeenkomst via IKC-nieuw te laten uitvoeren, is in dit kort geding gesteld noch gebleken.

Lees het vonnis hier.

IEF 7605

De Autoriteit Exploitatie Intellectueel Eigendom

Interview Fred Teeven (woordvoerder IE VVD)  in Sena Magazine, februari 2009. 'Sector heeft ingreep politiek aan zichzelf te danken'. Een paar aardige citaten:

“Cbo’s moeten niet vergeten dat auteursrecht en naburige rechten privaatrechtelijke wetgeving is. De consequentie daarvan is dat vergoedingen in onderhandelingen moeten worden vastgesteld en niet eenzijdig kunnen worden vastgesteld. (...)  Rechthebbenden die denken dat betalingsplichtigen alles betalen wat zij maar vragen, omdat de wet ze nu eenmaal recht op een vergoeding geeft, maken een fout.”

“Ik vind dat de kosten van het apparaat van een cbo ver onder de 10% moeten blijven. De ‘indicatieve norm’ van 12 tot 15%, zoals VOI©E die voorlopig hanteert, vind ik te hoog. Een cbo moet zich realiseren dat het geld niet van hen is, maar van hun auteurs of uitvoerende kunstenaars. Hoewel ik als liberaal geen voorstander ben van veel overheidsbemoeienis, zou ik het aanvaardbaar vinden wanneer de overheid de licentie voor het incasseren en reparteren van vergoedingen koppelt aan prestatienormen. “

“Je zou je kunnen voorstellen dat er uiteindelijk twee cbo’s zijn: één voor de afhandeling van alle vergoedingen voor auteurs en één voor naburige rechten.”

“Ik acht het goed denkbaar dat het toezicht op de cbo’s wordt gedaan door een nieuw in te stellen zbo, de Autoriteit Exploitatie Intellectueel Eigendom. Daarbij zou ik mij kunnen voorstellen dat er twee toezichtregimes gelden: een voor de organisaties waarvan het functioneren bij wet is geregeld (zoals Buma, SENA, Stichting Thuiskopie en Stichting Reprorecht) en een voor de zogenoemde volmachtorganisaties. Voor de laatste organisaties zou een strenger regime moeten gelden, omdat wettelijke waarborgen ontbreken.”

“Daarbij mogen we ons overigens wel eens afvragen wanneer het betalen van vergoedingen stopt. De verlenging van de beschermingsduur tot 95 jaar vind ik te veel. Vergelijk het maar met een oldtimer. Voor een auto die ouder is dan 25 jaar, betaal je ook minder motorrijtuigenbelasting. Je moet een keer kunnen zeggen ‘Het Is mooi geweest’.”

Lees het interview hier.

IEF 7604

Brandwerend doekmateriaal

Rechtbank Zwolle, 22 oktober 2008, LJN: BH2351,  Firefabric B.V. c.s. tegen Poly-Nederland, Firetexx B.V.

Misleidende mededelingen; artikel 6:194 BW. Stukgelopen samenwerking. Weinig boeiend geschil tussen producenten van autoblusdekens over vermeende uitlatingen over wie de “rechthebbende” op een bepaalde blusdeken is. Vorderingen afgewezen. 

4.4.3.  Dat Poly-Nederland dan wel Firetexx zich erop beroept “rechthebbende” te zijn op de autoblusdeken, althans dat de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument dat heeft begrepen naar aanleiding van door Poly-Nederland c.s. gedane mededelingen is evenmin aannemelijk geworden. In geen der door [eiser sub 1] c.s. in het geding gebrachte stukken stellen Poly-Nederland of Firetexx rechthebbende te zijn. Een feitelijke grondslag aan de stelling lijkt dan ook te ontbreken zodat ook op dit punt niet aannemelijk is geworden dat Poly-Nederland of Firetexx onrechtmatig hebben gehandeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 7603

De bewerkte broncode-bestanden

Vzr. Rechtbank Zutphen, 20 februari 2009, KG ZA 09-30, Dejoha B.V. tegen Digicontrol Benelux B.V. & GFR MbH. (met dank aan Martin Hemmer , AKD Prinsen Van Wijmen).

 Auteursrecht op bewerkte broncodebestanden. Software. Faillissement na eerdere samenwerking.

4.4. Op grond van het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat de curator de auteursrechten op de bewerkte broncode-bestanden rechtsgeldig heeft overgedragen aan Dejoha. Het verweer van Digicontrol dat Dejoha geen belangheeft bij deze procedure en misbruik van recht maakt aangezien Dejoha niets met de auteursrechten kan aanvangen op grond dat de door Wans Beheer tot stand gebrachte bestanden zonder de software van GFR van generlei waarde zijn slaagt niet, aangezien onweersproken is dat het belang van Dejoha erin gelegen is om de door Wans Beheer bewerkte broncodebestanden, waarin Costermregelstrategiën zijn opgenomen, te beschermen tegen onbevoegd gebruik door derden.

4.5. Digicontrol heeft erkend dat GFR al hetgeen zij onder zich had krachtens de samenwerking met Wans Beheer, aan Digicontrol ter beschikking heeft gesteld en dat zij dit op de Nederlandse markt beeft gebracht Onweersproken is dat Digicontrol de binnen Wans Beheer gewijzigde en tot stand gebrachte broncode-bestanden heeft gebruikt en dat de broncode-bestanden van het door Digicontrol gebruikte en geësxploitemde programma WebCad identiek zijn aan de broncode-bestanden van CAE2000. Dat Digiconbul inbreuk maakt op de auteursrechten van Dejohjaha, is hiermee voldoende aannemelijk geworden. Het door Dejoha onder 1. en 2. gevorderde is dan ook toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 7602

Geen stommiteiten

Rechtbank Amsterdam, 11 december 2008, LJN: BH3584, Projectfabriek.Com tegen De Projectenfabriek B.V.

Handelsnaamrecht. Eiseres Projectfabriek.com vordert staken van het voeren van de handelsnaam DeProjectfabriek van gedaagde en afgifte van geregistreerde domeinnamen.

Niet beschrijvend. Grote gelijkenis van de handelsnamen, voor twee ondernemingen die gericht zijn op (de communicatie over) vastgoed projecten, maakt voorshands aannemelijk dat bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen zal ontstaan. Het gebruik van een domeinnaam kan ook worden beschouwd als het “voeren van een handelsnaam” in de zin van artikel 5 van de Handelsnaamwet. “Aan de omstandigheid dat personen zich dan daadwerkelijk vergissen in de ondernemingen, kan niet worden voorbijgegaan door te stellen dat zij beter hadden moeten opletten.”

4.3.  De Projectenfabriek B.V. heeft verder aangevoerd dat de handelsnaam PROJECTFABRIEK.COM beschrijvend is zonder onderscheidend vermogen. De handelsnaam is dan ook niet beschermd, aldus De Projectenfabriek B.V. Deze stelling houdt geen stand. De samenstelling van de neutrale woorden ‘project’ en ‘fabriek’ maakt niet aanstonds duidelijk wat precies wordt bedoeld en welke bedrijfsactiviteiten daaronder vallen. Dit leidt voorshands tot de conclusie dat de handelsnaam voor de activiteiten van eiseres niet beschrijvend is. Mede gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen, komt eiseres dan ook een beroep op de wettelijke bescherming van haar handelsnaam toe.

4.4.2.  Verder is voorshands niet uit te sluiten dat beide ondernemingen zich, in ieder geval deels, op hetzelfde publiek richten. (…)

4.4.3.  Uit de onder 2.8 en 2.9 opgenomen voorbeelden blijkt dat eiseres is gecontacteerd door personen die dachten met De Projectenfabriek B.V. te maken te hebben of te zullen krijgen. Het verweer van De Projectenfabriek B.V. dat hier geen sprake is van verwarring, maar van “stommiteiten”, gaat niet op. Door een handelsnaam te voeren die grote gelijkenis vertoont met een al door een andere onderneming gebruikte handelsnaam vergroot De Projectenfabriek B.V. aanzienlijk de kans op verwarring bij het gemiddelde publiek. Aan de omstandigheid dat personen zich dan daadwerkelijk vergissen in de ondernemingen, kan niet worden voorbijgegaan door te stellen dat zij beter hadden moeten opletten.

4.6.  De slotsom is dan ook dat voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de zienswijze van eiseres dat De Projectenfabriek B.V. inbreuk maakt op de door eiseres gevoerde handelsnaam PROJECTFABRIEK.COM zal volgen zodat haar vorderingen tot het staken van het voeren van de handelsnaam DeProjectfabriek en het overdragen van de voor die handelsnaam bestemde domeinnamen in kort geding toewijsbaar zijn.

4.9.  De Projectenfabriek B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. eiseres heeft op grond van artikel 1019i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een volledige vergoeding van de advocaatkosten, zijnde een bedrag van € 6.824,30, gevorderd. Deze kosten komen gelet op de aard van dit kort geding redelijk voor en zijn bovendien niet betwist door.

Lees het vonnis hier.

IEF 7601

The BCIP (Engelse vertaling BVIE)

Reputation? repute? family name? patronymic name? Inexcusable ignorance? De vertalingen-databank van het WIPO loopt over het algemeen een jaar of twintig achter, maar de Engelse vertaling van de BVIE, de wijzigingsbeschikking en het uitvoeringsreglement blijken er onverwacht toch al in te staan. Dat scheelt weer een hoop declarabele minuten.

Let wel op: de vertaling van het BVIE betreft niet de geconsolideerde versie. De wijzigingen van 1 februari 2007 (o.a. implementatie handhavingsrichtlijn, Beschikking M (2006) 6) zijn er niet in verwerkt. De artikelen waar een rood kruis voor staat zijn gewijzigd (toevoeging IEF). De gewijzigde artikelen staan in de vertaling van de genoemde Beschikking M (2006) 6.

Benelux Convention concerning Intellectual Property (Trademarks and Designs) of February 25, 2005. Klik hier.

Decision M (2006) 6 of December 1, 2006, of the Committee of Ministers of the Economical Benelux Union, amending the Benelux Convention concerning Intellectual Property (Trademarks and Designs) of February 25, 2005. Klik hier.

Executive Rules under the Benelux Convention on Intellectual Property (Marks and Designs) of June 1, 2006. Klik hier.

De juistheid van de vertaling komt vanzelfsprekend voor rekening van het WIPO. De WIPO vertalers hebben niet de terminologie van de Engelse versie van de Merkenrichtlijn gehanteerd, maar een eigen vertaling gemaakt van (waarschijnlijk) de Franse versie van de officiële taaluitgave. Klik hier voor de WIPO Collection of Laws for Electronic Access (CLEA). (Met dank aan MT & CJ).

IEF 7599

Hoe zit het met de auteursrechten van architect Houben?

Kamervragen met antwoord,  nr. 080901559 2e Kamer. Aanhangsel van de Handelingen - Tweede-Kamerlid, Vroonhoven-Kok van N. (CDA) - minister van OCW - Het bericht dat het Nationaal Historisch Museum niet volgens het ontwerp van architect Houben gerealiseerd gaat worden - 2009-02-16; Aanhangsel van de Handelingen.

“4. Deelt u de mening dat, indien het ontwerp van Houben niet dient als uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling, eerdere besluitvorming mogelijk gewijzigd moet worden en ook de locatiekeuze discutabel wordt en mogelijk heroverwogen moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zit het met de auteursrechten van architect Houben van het ontwerp? 

(…) Wat betreft de auteursrechten wijs ik opnieuw op het feit dat het ontwerp van Houben door Arnhem is ingediend, ik treed niet in eventuele afspraken tussen de architect en de gemeente over het ontwerp.’

Lees de Kamervragen en antwoorden hier.

IEF 7598

Terecht als gezichtspunt in aanmerking genomen

Gerechtshof Amsterdam, 17 februari 2009, Zaaknr. 106.007.116/01, Merck Sharp & Dohme tegen Pharmachemie (met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird)

Conflict over het geneesmiddel alendroninezuur (botontkalking). Schermutselingen aan de grenzen van het IE-recht. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep: Rechtbank Haarlem, 28 maart 2007, IEF 3843. Het  beroep van MSD op de correctie Langemeijer wordt afgewezen.

3.6.7 De rechtbank heeft bij de verwerping van het beroep van MSD op de correctie Langemeijer terecht als gezichtspunt in aanmerking genomen de omstandigheid dat Pharmachemie geen inbreuk heeft gemaakt op de wettelijke regelingen die wél strekken ter bescherming van de concurrentiebelangen van MSD, in het bijzonder de Rijksoctrooiwet, de Verordening op de Aanvullende Beschermingscertificaten en de Regeling van de Dossiersbescherming van artikel 2 lid 8 BRG jo. artikel 10 lid la (iii) van richtlijn 2001/83/EG. De daartegen gerichte grief 6 faalt.

De bedoelde wettelijke regelingen berusten, voorzover hier van belang, op een afweging tussen enerzijds het belang van producenten van innovatieve geneesmiddelen bij de bescherming van uitvindingen en anderzijds de belangen die gediend worden bij vrije mededinging. Het ligt daarom niet voor de hand om, met toepassing van de correctie Langemeijer, de uitkomst van die afweging in het onderhavige geval bij te stellen ten behoeve van MSD op grond van haar stelling dat zij schade heeft geleden als gevolg van de marktintroductie van een generieke variant van haar innovatieve (maar niet meer door eerder genoemde rechten beschermde) geneesmiddel, welke introductie is vervroegd door schending van normen die zijn geschreven ter behartiging van andere belangen, te weten de volksgezondheid en het functioneren van de gemeenschappelijke markt.”

Lees het arrest hier.