DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige publicaties  

IEF 15690

Onrechtmatige uitlatingen in Binnenlands Bestuur

Hof 's-Hertogenbosch 9 februari 2016, IEF  15690; ECLI:NL:GHSHE:2016:392 (Over Bing in Binnenlands Bestuur)
Zie eerder ECLI:NL:RBOBR:2013:4938; vgl. IEF 15510; IEF 14234. Onrechtmatige publicaties op website Binnenlands Bestuur. Op de website van het tijdschrift Binnenlands Bestuur heeft appellant 1 namens groep zich meermalen uitgelaten over Bing, in reactie op aldaar verschenen artikelen over een door de burgemeester van Schiedam opgesteld tegenrapport tegen een door Bing over het functioneren van de burgemeester uitgebracht rapport en over de oratie van geïntimeerde. De belangenafweging tussen artikelen 8 en 10 EVRM valt in het nadeel van groep uit; de uitlatingen van groep appellanten zijn onrechtmatig jegens Bing c.s.. De beschuldigingen van strafbare feiten vinden onvoldoende steun in de feiten.

 

3.6.5.5.    Dat de kritiek die groep [appellant 2] heeft op het rapport van Bing c.s. (zie mvg 35; het ontbreken van een toetsingskader, het feit dat het oordeel van Bing c.s. over het handelen van de gemeente uitsluitend steunt op verklaringen van bestuurders, het feit dat [professor] tot een ander oordeel komt, het feit dat Bing c.s. buiten de opdracht van OZOB is getreden en handelde in strijd met haar eigen doelomschrijving en richtlijnen) deels gegrond is en dat Bing c.s. niet tot rectificatie van het rapport bereid waren, noopt evenmin tot de conclusie dat Bing c.s. strafbare feiten pleegde c.q. niet-integer handelde.

3.6.5.2.    Het hof constateert dat groep [appellant 2] met een deel van de onder 3.1.l. weergegeven uitlatingen op de website van het tijdschrift Binnenlands Bestuur Bing c.s. beschuldigt van strafbare feiten. Het gaat dan om de uitlatingen valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht, hierna: WvSr), smaad(schrift) (artikel 261 WvSr) en laster (artikel 262 WvSr). Voorts beschuldigt groep [appellant 2] Bing c.s. van niet-integer gedrag. Daarbij gaat het om de beschuldigingen van belangenverstrengeling, adviesfraude, moedwillige opzet vanuit cliëntelisme, kwaadaardige manipulatie van de waarheid, lakeienadvisering, corruptie en witteboordencriminaliteit.
De hiervoor genoemde beschuldigingen tasten naar het oordeel van het hof de eer en goede naam van Bing c.s. aan en wegen zwaar voor een rechtspersoon die werkzaam is op het gebied van advisering over integriteit van overheidsorganen. Daarmee komt aan het antwoord op de vraag of die beschuldigingen steun in de feiten vinden groot gewicht toe.

3.6.5.8.    Aan groep [appellant 2] kan worden toegegeven dat de discussie over een onderwerp als integriteit van het openbaar bestuur op felle toon gevoerd mag worden. Tevens hebben de uitlatingen van groep [appellant 2] plaats gevonden op een voor die discussie geschikt forum, te weten de website van Binnenlands Bestuur. Groep [appellant 2] heeft, anderzijds, Bing c.s. beschuldigd van strafbare feiten en niet-integer gedrag, terwijl die beschuldigingen geen, althans onvoldoende, steun in de feiten vinden. Dit alles leidt het hof tot de conclusie dat de belangenafweging (zie ro. 3.6.5.1.) in het nadeel van groep [appellant 2] uitvalt en dat de hiervoor genoemde uitlatingen van groep [appellant 2] onrechtmatig jegens Bing c.s. zijn.

1. binnen veertien dagen na betekening van het vonnis waarvan beroep een rectificatie te (doen) plaatsen op de website van Binnenlands Bestuur, met een afmeting van 10 cm breed en 5 cm hoog, met de tekst:
“Overeenkomstig een veroordeling daartoe door de rechter van de Rechtbank Oost-Brabant verklaart de heer [appellant 1] namens de Groep [appellant 2] [woonplaats 1] over het in 2009/2010 door BING uitgevoerd extern onderzoek over de gang van zaken bij een ontwerpwedstrijd in de Gemeente [woonplaats 1] , dat de beschuldigingen ter zake belangenverstrengeling, valsheid in geschrifte, cliëntelisme, manipulatie van de waarheid en beschuldigingen van gelijke strekking ongefundeerd zijn. De rechter heeft tevens bepaald dat door het gebruik van deze kwalificaties ten onrechte ook de namen van de onderzoekers de heren [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] van BING zijn bezoedeld. De heren [appellant 1] [appellant 2] en [appellant 3] zijn hoofdelijk veroordeeld tot het plaatsen van deze rectificatie.”,
een en ander op straffe van verbeurte van een (éénmalige) dwangsom van € 10.000,-- bij niet-naleving van deze veroordeling;
IEF 15655

Geen naw-gegevens van Ziggo-klant vanwege gestelde online laster campagne

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 27 januari 2016, IEF 15655 (bouwbedrijf tegen Ziggo)
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Negatieve reviews werden op verzoek van bouwbedrijf verwijderd en e-mail- en IP-gegevens werden verstrekt. Bouwbedrijf vordert zonder succes de naw-gegevens van de Ziggo-klant behorend bij IP-adres en mailadres, zodat zij reviewer(s) aan kunnen spreken op onrechtmatige berichtgeving. De voorzieningenrechter laat in het midden of het toetsingskader Lycos/Pessers van toepassing is op access provider. Het is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gestelde onrechtmatige uitlatingen op internet door een Ziggo-klant zijn gedaan. De inhoud van de review is niet overlegd en kan X ook niet reproduceren, omdat de review is verwijderd zonder een kopie te behouden; zodat de voorzieningenrechter niet kan vaststellen of het een onrechtmatige uitlating was. Het vermoeden dat het IP-adres hoort bij genoemd e-mailadres is niet gesteld. Gedaagde is gesteld slachtoffer van een stelselmatige online lastercampagne. Er is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat opnieuw soortgelijke reviews op internet zullen worden geplaatst. De vorderingen worden afgewezen.

Leestips: 4.2 - 4.5.

IEF 15653

Weergave interview in LINDA als 'persoonlijk beleefde waarheid' niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 27 januari 2016, IEF 15653; ECLI:NL:RBMNE:2016:438 (Eisers tegen Mood For Magazines)
Mediarecht. Geen onrechtmatige publicatie. Eiser is gehuwd geweest met gedaagde, die een interview heeft afgegeven voor de rubriek ‘Verlaten vrouw’ in het magazine Linda. Het verweer van uitgever van het magazine dat het herkennen in een kleine kring juridisch niet relevant is, omdat het moet gaan om herkenning naar aanleiding van de publicatie door mensen die de betrokken persoon nog niet kennen, niet gevolgd (r.o. 4.12). Er wordt weliswaar geen ernstige misstand aan de kaak gesteld, maar dit betekent niet dat het (plaatsen van het) interview onrechtmatig is. De in kort geding gevorderde maatregelen (onder meer een verder publicatieverbod en rectificatie) zijn niet toewijsbaar.

4.5. De voorzieningenrechter is met partijen van oordeel dat in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ het persoonlijke verhaal van [gedaagde sub 3] is gepubliceerd over haar scheiding met [eiser sub 1] (door [eisers] aangeduid als een ‘persoonlijk beleefde waarheid’). De rubriek ‘Verlaten Vrouw’ geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat het om waargebeurde verhalen gaat. De vaste tekst boven elk artikel in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ geeft duidelijk aan dat het gaat om een maandelijks interview met een lezeres van het blad die in de steek is gelaten door haar man (zie 2.3). De publicatie zelf geeft ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het om een feitelijk waargebeurd verhaal gaat. De omstandigheid dat bij de presentatie van de eerder uitgezonden gelijknamige televisieserie en het boek wel is/wordt gemeld dat het bij de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ gaat om waargebeurde verhalen, is onvoldoende om tot een ander oordeel over de publicatie in de Linda te komen. [eisers] worden dan ook niet gevolgd in hun standpunt dat het interview met [gedaagde sub 3] is gepubliceerd in, zoals in de pleitnotitie is omschreven: ‘een rubriek van ‘waargebeurde verhalen’’.

4.8. Over de vermeende buitenechtelijke relatie van [eiser sub 1] met [eiseres sub 2] kan nog het volgende worden opgemerkt. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben betwist dat zij een relatie met elkaar hadden toen [eiser sub 1] nog getrouwd was met [gedaagde sub 3] , maar de juistheid van de inhoud van de onder 2.9 onder e) vermelde e‑mail hebben [eisers] niet betwist. Ook niet toen MFM c.s. ter zitting expliciet een beroep op deze e-mail hebben gedaan ter onderbouwing van de juistheid van het standpunt van [gedaagde sub 3] dat [eisers] wel een relatie hadden tijdens haar huwelijk met [eiser sub 1] . [eisers] hebben volstaan met de mededeling dat zij graag uit de ‘welles-nietes-sfeer’ blijven en daarom rectificatie willen.

4.9. Weliswaar wordt er met de publicatie - bezien vanuit het algemeen belang - geen (ernstige) misstand aan de kaak gesteld, maar dit betekent niet automatisch dat MFM c.s. door het geven van het bewuste interview en het plaatsen daarvan onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld.

4.6. Het verslag van het verhaal van [gedaagde sub 3] is niet in negatieve bewoordingen opgesteld en is ook vrij van bijvoorbeeld stemmingmakerij of krachttermen. Het verhaal beschrijft de beleving van [gedaagde sub 3] over een bepaalde periode in haar relatie met [eiser sub 1] . Daarnaast zijn door [gedaagde sub 2] belangrijke wijzigingen in het verhaal aangebracht teneinde herleiding tot bestaande personen tegen te gaan (alle namen en data zijn veranderd).

4.12. MFM c.s. worden niet gevolgd in hun stelling dat het herkennen in een kleine kring juridisch niet relevant is omdat het moet gaan om herkenning naar aanleiding van de publicatie door mensen die de betrokken persoon nog niet kennen. Van de vier door MFM c.s. in de pleitnotitie genoemde uitspraken lijkt alleen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2012 dit standpunt te onderschrijven, maar dan nog alleen in het kader van de vraag of er uit hoofde van een eerdere veroordeling dwangsommen zijn verbeurd (ECLI:NL:RBAMS:2012:BW8616). In bijvoorbeeld de door MFM c.s. genoemde uitspraak in kort geding van deze rechtbank van 5 augustus 2013 wordt in rechtsoverweging 4.15 over de herkenning in een kleine kring slechts aangegeven dat dit niet tot toewijzing van het gevorderd verbod tot uitzending van een programma leidt, omdat ‘die beperkte kring door de voorgenomen wijze waarop zij in beeld worden gebracht niet wordt beïnvloed’. (ECLI:NL:RBMNE:2013:3179). Dit laatste betekent niet dat herkenning in een kleine kring per definitie juridisch niet relevant is.

Op andere blogs:
VWS advocaten

IEF 15641

Bloggende curator handelt onrechtmatig door kritische uitingen lopende zaak

Raad van Discipline 18 januari 2016, IEF 15641; ECLI:NL:TADRARL:2016:2 (Bloggende curator)
Verweerder trad op als curator van een BV. Nog voor faillissement was uitgesproken is de DGA van deze BV overleden. Er wordt een dividend uitkering gedaan, welke door verweerder wordt teruggedraaid. Hierna betrekt verweerder de executeur van de nalatenschap in rechte. Klager heeft zowel de erfgenamen van de DGA als erfgenamen van de executeur in rechte bijgestaan. Rechtbank heeft de executeur veroordeeld tot betaling van het gehele boedeldeficit. Verweerder plaatst hierna een blog op zijn website waar hij zich kritisch uitlaat over de zaak. Volgens klager heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door deze blog te plaatsen. De uitingen zouden onnodig kwetsend en beledigend zijn, zowel ten aanzien van klager als ten aanzien van de beroepsgroep. De raad oordeelt dat verweerder klager met haar blog in diskrediet heeft gebracht. De klachten worden gegrond verklaard. De raad acht het opleggen van een enkele waarschuwing passend en geboden.

5.11 Naar het oordeel van de raad bracht verweerder klager met deze onder 5.9 en andere (hiervoor onder 2.7 weergegeven) passages in diskrediet. Verweerder had zich moeten realiseren dat hij met dergelijke uitlatingen, waarvan in elk geval deels niet vaststond dat deze juist waren, een wig zou kunnen drijven tussen klager en zijn cliënten. Daarbij neemt de raad in ogenschouw dat gezien de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan deze kennelijk geen ander doel hebben gediend dan zich onnodig kwetsend uitlaten over de beroepsgroep in het algemeen en klager in het bijzonder. Verweerder koppelde zijn uitlatingen immers aan een lopende zaak, waarin klager als advocaat optrad.

5.12 De klachten zijn dan ook gegrond. Het past een advocaat niet om dergelijke uitlatingen te doen. Daarbij is niet van belang of hij zijn uitlatingen heeft gedaan in zijn hoedanigheid als advocaat of als curator. Een grotere terughoudendheid is zeker gepast nu in het blog gesproken wordt over een geschil waarin nog geen onherroepelijke uitspraak was gedaan. Dat terughoudendheid in die situatie was geïndiceerd wordt geïllustreerd door de omstandigheid dat het gerechtshof later het impliciet aangehaalde vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van de curator alsnog heeft afgewezen, waarmee tevens de (stellig geformuleerde) bezwaren van de curator tegen de handelwijze van de advocaat van de executeur in een ander licht zijn komen te staan. Dat verweerder op zijn blog schrijft over ervaringen die hij heeft opgedaan als curator, maakt het voorgaande niet anders. Integendeel, juist als curator had verweerder zorgvuldig moeten handelen. Niet gezegd kan immers worden dat verweerder hiermee enig cliëntenbelang diende, terwijl ook niet valt in te zien dat de afwikkeling van de boedel bij dit handelen was gebaat.

Op andere blogs:
Advocatie

IEF 15632

Kritische uitingen op website over Kanjertraining niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 7 januari 2016, IEF 15632; ECLI:NL:RBMNE:2016:351 (Stichting Kanjertraining tegen [gedaagde])
Eer en goede naam. Vrijheid van meningsuiting. Stichting Kanjertraining houdt zich bezig met de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen en tracht daarmee bij te dragen aan goed onderwijs. [gedaagde] heeft zich kritisch uitgelaten over de Stichting, onder meer in zijn boek en op zijn eigen website. De Stichting vordert [gedaagde] om deze uitingen van de website te halen. Volgens eiser tasten deze zijn eer en goede naam aan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af omdat er geen sprake, of verwachting, is van onrechtmatig handelen van de gedaagde.

4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Stichting Kanjertraining niet kan worden toegewezen, nu Stichting Kanjertraining niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat sprake is van (dreigende) uitlatingen door [gedaagde] , die onrechtmatig zijn jegens Stichting Kanjertraining.

4.6. Stichting Kanjertraining heeft onder meer verwezen naar een artikel van [X] , die tot vlak voor de mondelinge behandeling van deze zaak op de website van [gedaagde] zou hebben gestaan. Volgens [gedaagde] had hij het artikel van [X] echter reeds in 2014 van zijn website verwijderd, nadat hij daartoe het verzoek van [X] had ontvangen. Een screenprint waaruit de juistheid van de stelling van Stichting Kanjertraining blijkt, is niet door haar overgelegd. Zij heeft slechts de link vermeld, waarmee het betreffende artikel volgens haar was te bereiken. Dat is echter niet voldoende, aangezien daaruit (nog) niet kan worden opgemaakt dat het betreffende artikel pas na sommatie is verwijderd van de website. Het is in het kader van deze procedure niet komen vast te staan dat het artikel na 2014 nog op de website van [gedaagde] heeft gestaan. Dit vormt derhalve geen signaal van een te verwachten onrechtmatig handelen van [gedaagde] .

4.7. Ten aanzien van het artikel dat [gedaagde] zelf over de Kanjertraining heeft geschreven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] zich niet op onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over Stichting Kanjertraining. Zoals hiervoor reeds overwogen staat het [gedaagde] vrij om misstanden aan de kaak te stellen die de samenleving raken. In de door Stichting Kanjertraining als onrechtmatig bestempelde passages (zie r.o. 2.4) geeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter op genuanceerde wijze zijn mening weer, waarbij hij verwijst naar (de artikelen van) [X] . Het vermeende plagiaat door Stichting Kanjertraining wordt door hem ook niet als feit gepresenteerd, maar als zijn bevinding op grond van zijn onderzoek. Dat is op zichzelf beschouwd niet onrechtmatig te achten. Eventuele bijkomende omstandigheden, die voornoemde uitingen alsnog onrechtmatig zouden kunnen maken, zijn niet gesteld noch gebleken.

IEF 15617

CtBG moet full label SmPC en bijsluiters vervangen door carve out-versie

Vrz. Rechtbank Den Haag 15 januari 2016, IEF 15617; ECLI:NL:RBDHA:2016:334 (Warner-Lambert tegen CtBG)
Octrooi. Geen (directe) inbreuk. Onrechtmatig handelen. Niet noodzakelijk. Carve out. WLC is houdster van het Europees octrooi EP 0 934 061 B3 dat betrekking heeft op ‘Isobutylgaba and its derivatives for the treatment of pain’. Tot medio 2009 hanteerde het CBG met betrekking tot geoctrooieerde indicaties een beleid op grond waarvan hij de door de aanvrager van de handelsvergunning ingediende SmPC en bijsluiter, met carve out, op zijn website publiceerde. Daarna is het beleid de full label versie te publiceren. WLC vordert met succes dat CtBG full label SmPC en bijsluiter van generieke pregabalineproducten te vervangen door een carved out-versie ter voorkoming van dat producten worden voorgeschreven of verstrekt voor geoctrooieerde indicaties. Tevens dient gedurende vier weken op de website in een pop-upscherm op de hoofdpagina een vermelding van onrechtmatig handelen door full label SmPC en bijsluiters te plaatsen.

2.13. Bij brief van 20 maart 2015 heeft Pfizer aan het CBG geschreven dat hij door publicatie van de full label SmPC van het pregabaline product van Krka onrechtmatig handelt, aangezien hij daarmee inbreuken op EP 061 aanmoedigt, dan wel faciliteert. In deze brief heeft Pfizer het CBG verzocht zijn beleid terzake te wijzigen. In antwoord hierop heeft het CBG aan Pfizer meegedeeld dat de werkwijze in overleg met de branche tot stand gekomen is en dat hij uit die kring ook geen opmerkingen over de werkwijze ontvangen heeft. In deze brief schrijft het CBG voorts dat het verwijderen van de volledige informatie over alle indicaties waarvoor de vergunning is verleend, onder verantwoordelijkheid van de houder van de handelsvergunning voor het generieke geneesmiddel valt.

3.2. Aan haar vordering legt WLC het volgende ten grondslag. Het CBG maakt direct inbreuk op EP 061 doordat hij pregabaline te koop aanbiedt, in het verkeer brengt of anderszins verhandelt voor een geoctrooieerde indicatie. Daarnaast maakt het CBG indirect inbreuk op het octrooi aangezien hij een wezenlijk bestanddeel van het octrooi (de kennis dat pregabaline gebruikt kan worden voor de pijnindicatie) beschikbaar stelt aan derden. Ten slotte handelt het CBG onrechtmatig, aangezien hij een sleutelrol speelt bij het aanzetten tot en faciliteren en uitlokken van octrooi-inbreuk door groothandelaars, artsen en apothekers door een full label versie van de SmPC en bijsluiter op zijn website te publiceren en door de verplichte verwijzing daarnaar in de (gedrukte) bijsluiter waarin een carve out is opgenomen. Dit beleid doet pogingen van generieke fabrikanten om door middel van een carve out octrooi-inbreuk te voorkomen teniet. Het beschermen van de belangen van derden (patiënten) behoort niet te geschieden door middel van octrooi-inbreuk. Hierbij geldt dat het CBG gevoerde beleid uniek is in Europa. Andere Europese toezichthouders noch het Europees Geneesmiddelenbureau EMA (European Medicines Agency) plaatsen full label bijsluiters en SmPC’s op hun websites ingeval de generieke producent het product op de markt wenst te brengen met een label waarin een carve out is opgenomen.

3.3. De Staat voert gemotiveerd verweer. (...) Het CBG is geen partij bij (mogelijke) octrooi-inbreuk, aangezien hij geen pregabaline producten produceert of verhandelt en de kennis dat pregabaline werkt tegen neuropathische pijn niet beschermd is.(...) Het CBG heeft bij octrooi-inbreuk door derden ook geen belang en van onrechtmatig handelen van het CBG is dan ook geen sprake.



4.12. De voorzieningenrechter acht het argument dat met het beleid verwarring wordt weggenomen allerminst een overtuigende onderbouwing voor dat beleid. Hiervoor gelden de volgende redenen. De patiënt die een generiek pregabaline product ontvangt voor de niet-geoctrooieerde indicaties epilepsie en GAS vindt deze indicaties en bijbehorende doseringsvormen beschreven in de carved out bijsluiter. Ook patiënten die Lyrica® voorgeschreven krijgen voor de geoctrooieerde indicatie neuropathische pijn vinden die indicatie (en de doseringsvormen) beschreven in hun full label bijsluiter. In de vanuit het oogpunt van de bescherming van het octrooirecht van WLC ongewenste situatie dat een patiënt een generiek pregabaline product krijgt voorgeschreven voor de geoctrooieerde indicatie, is de opname van de in 2.8. bedoelde standaardpassage een afdoende maatregel om eventuele verwarring bij de patiënt te remediëren.

4.13. Zonder nadere toelichting – die het CBG niet heeft gegeven – valt niet in te zien waarom ook een verwijzing naar de (full label SmPC en bijsluiter op de) website van het CBG noodzakelijk is. De informatie op de website van het CBG is voor de patiënt wellicht makkelijker toegankelijk dan de arts of apotheker, maar daar staat tegenover dat de verwarring bij de patiënt juist kan toenemen omdat er thans verschillende versies van de bijsluiter (of SmPC) van de generieke fabrikant voor hetzelfde geneesmiddel voor hem toegankelijk zijn. Ook het betoog dat afwijkende doseringsvormen voor de verschillende indicaties een gevaar voor de patiëntveiligheid opleveren overtuigt niet. Ter zitting heeft WLC in dit verband onweersproken gesteld dat de startdosering van pregabaline voor alle therapeutische indicaties gelijk is en dat voor de indicatie neuropathische pijn alleen een van de andere indicaties afwijkende overgangsdosering bestaat. Informatie over deze overgangsdosering vormt geen deel van de SmPC en bijsluiter, aldus WLC.

4.16. Gelet op het beperkte kader van deze procedure zal de op te leggen voorziening worden beperkt tot de SmPC’s en bijsluiters van generieke pregabaline producten ten aanzien waarvan de aanvrager van de betreffende handelsvergunning om een carve out heeft verzocht. Niet valt in te zien waarom toepassing van het beleid ten aanzien van SmPC’s en bijsluiters van andere geneesmiddelen dan die met de werkzame stof pregabaline jegens WLC onrechtmatig is zodat de vorderingen van WLC in zoverre afstuiten op gebrek aan belang.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15561

Geen beroep op verschoningsrecht anonieme bronnen

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 december 2015, IEF 15561; ECLI:NL:RBZWB:2015:8085 ( Dahabshiil tegen Somalische journalist)
Mediarecht. Onrechtmatige publicaties. Dahabshiil vordert verwijdering van door Somalische journalist geplaatste publicaties op internet wegens laster [vgl. IEF 12109]. Gedaagde heeft een waakhondfunctie heeft en stelt dat het gebruik van anonieme bronnen begrijpelijk is gelet op de aard van de verwijten die worden gemaakt. Het beroep op zijn verschoningsrecht kan hem niet baten. Er worden meerdere rectificaties toegewezen, waaronder op twitter, het staken van een petitie op change.org met als titel 'Dahabshiil Money Transfer Dahabshiil: They are funding the Somali terror' en publicaties op YouTube-kanalen.

4.9. [gedaagde] voert overigens als verweer dat hij net als andere journalisten een waakhondfunctie heeft en stelt dat het gebruik van anonieme bronnen begrijpelijk is gelet op de aard van de verwijten die worden gemaakt. De onderwerpen van zijn publicaties betreffen kwestie van openbaar belang: terrorismebestrijding, veiligheid, opheldering van belangen posities, beëindiging van geweld in Somalie. Willen personen in Mogadishu in vrijheid kunnen speken, althans anoniem, dan is de boodschappersfunctie van [gedaagde] kennelijk letterlijk van levensbelang, aldus [gedaagde] . Het omschrijven van zijn bronnen is onder die omstandigheden een doodvonnis. [gedaagde] verwijst in dit verband naar drie journalisten die als toehoorder zitting aanwezig zijn die verklaren dat zij in Somalië zijn gemarteld en dat daarbij de naam van Dahabshiil is genoemd. Volgens [gedaagde] moet aan deze verklaringen veel meer waarde worden gehecht.
IEF 15560

Term 'corrupt' heeft in Aruba een bijzonder zware lading

Gemeenschappelijk HvJ Aruba e.a. 16 juni 2015, IEF 15560; ECLI:NL:OGHACMB:2015:48 (Solo di Pueblo)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Minister van Toerisme heeft een Request for Proposal (aanbesteding) uitgevaardigd voor het Hard Rock Hotel & Casino. Geïntimeerde vraagt openbaarmaking van documenten rondom de gunning, in de rubriek 'Ons toerisme' in het Arubaanse dagblad Solo di Pueblo is een serie artikelen verschenen waarin de minister van fraude wordt geticht. Minister van Toerisme is politicus en heeft daarom spoedeisend belang bij een positieve opinie over hem bij het (vooral kiesgerechtigde) publiek. De term "corrupt" heeft in Aruba een bijzonder zware lading. De wekelijkse rubriek geeft voor de gemiddelde lezer niet de indruk een column te zijn die het karakter heeft van een kunstuiting. De rubriek komt niet over als satirisch, humoristisch, ludiek of karikaturaal bedoeld. Rectificatie wordt bevolen.

 2.3. (...) [appellant] is immers politicus in een democratie en heeft uit hoofde van die hoedanigheid in beginsel steeds spoedeisend belang bij een positieve opinie over hem bij het publiek en vooral bij het kiesgerechtigde publiek. Voldoende aannemelijk is dat zowel de hiervoor in rov. 2.1.5 bedoelde publicaties als een eventueel door de rechter bevolen rectificatie daarvan invloed (kunnen) hebben op die publieke opinie.

2.5.3. De publicatie bevat niet alleen de hiervoor in rov. 2.5.1 omschreven beschuldiging, maar verbindt daaraan ook de conclusie dat [appellant] corrupt is. Zo staat het in de titel. Een beschuldiging dat iemand een handeling heeft gepleegd die als corrupt kan worden aangemerkt, levert een ernstigere aantasting van de eer en goede naam op, indien daarbij de conclusie wordt getrokken dat die persoon de eigenschap heeft corrupt te zijn (analoog aan het - onjuiste - gezegde: eens een dief, altijd een dief). De term "corrupt" heeft in Aruba een bijzonder zware lading.

2.5.4. De wekelijkse rubriek met de titel 'Ons toerisme' maakt voor de gemiddelde lezer niet de indruk een column te zijn die het karakter heeft van een kunstuiting. De rubriek komt niet over als satirisch, humoristisch, ludiek of karikaturaal bedoeld. De gemiddelde lezer zal uit de publicaties afleiden dat [geïntimeerde] [appellant] daadwerkelijk ervan verdenkt dat deze gedaan heeft wat hiervoor in rov. 2.5.1 staat omschreven, sterker nog, dat [geïntimeerde] dat zeker weet en kan bewijzen.

Ten voordele van het standpunt van [geïntimeerde] c.s.:
2.5.5 [appellant] is minister en heeft een voor de Arubaanse samenleving en welvaart zeer belangrijke portefeuille waarin veel geld omgaat. Hij moet als politicus meer kritiek accepteren dan andere personen, omdat zijn activiteiten als minister het algemeen belang betreffen, dat iedereen aangaat, en omdat openbaarheid van bestuur inherent is aan een democratische rechtsstaat.

2.5.6. De publicaties hebben betrekking op (gestelde malversaties met) publieke gelden. Een juiste besteding van die gelden is een belangrijk politiek onderwerp dat iedereen aangaat. Het betreft dus geen gestelde malversaties in de privésfeer.

2.5.7 [appellant] kan zich tegen uitlatingen als de onderhavige verdedigen door in het openbaar (nog meer) uitleg en/of openheid van zaken te geven over de gang van zaken bij de gunning van het project aan Southwest.

2.6 Bij afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval wegen de omstandigheden die ten voordele van het standpunt van [appellant] strekken zwaarder dan de omstandigheden die ten voordele van het standpunt van [geïntimeerde] c.s. strekken. Daarom komt het Hof tot het voorshands oordeel dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door de publicaties.

IEF 15554

Duidelijk dat de review een persoonlijke mening over een negatieve ervaring deelt

Vzr. Rechtbank Rotterdam 17 december 2015, IEF 15554; ECLI:NL:RBROT:2015:9532 (Review op Google+)
Uitspraak ingezonden door Irene de Jonge en Lotte van Gorp, BRight Advocaten. Advocaat heeft een opdracht aanvaard en gefactureerd. Zijn cliënt is ontevreden over de afhandeling en uitblijven van deugdelijke verantwoording en plaatst een review via Google Plus en De Telefoongids. Bij een review, waarbij het voor de lezer voldoende duidelijk is dat de inhoud slechts een mening is, is het stevig aanzetten en het enigzins overdrijven, zij het niet ongelimiteerd, geoorloofd. Het beginsel van hoor en wederhoor is niet aan de orde. De uiting van frustratie is op zichzelf niet onrechtmatig. De laatste volzinnen van de maken dit niet anders, nu deze moeten worden gelezen in de context van het hele artikel. De vorderingen worden afgewezen; het staat met onvoldoende mate van zekerheid vast dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen.

Review: (...) "WEES GEWAARSCHUWD: Wij hebben in volle vertrouwen ons dossier uit handen gegeven aan x van x. Deze advocaat heeft 7 maanden lang een spelletje gespeeld met ons, de raad van rechtsbijstand en de belastingdienst (door beiden bevestigd). Hij heeft het nagelaten om bezwaren te onderbouwen nog actie te ondernemen in ons dossier. Dit vinden wij onacceptabel! natuurlijk bleef hij tussentijds gewoon factureren. Het toezenden van een urenverantwoord was hij meerdere malen 'even vergeten' en/of 'is er iets mis gegaan. Uiteindelijk na lang aandringen toch gekregen. Meerdere malen heeft hij zelf en/of zijn secretaresse gebeld om naar informatie te vragen waarvan de bewijsstukken allemaal in het overhandigde dossier zaten. Eindresultaat: De zaak hebben wij ingetrokken bij x en het overhandigd aan een accountantskantoor. Dit accountantskantoor heeft de zaak in 4uren kunnen oplossen. Een advocaat behoort je op een professionele manier te begeleiden, bij te staan en zijn werk zo goed mogelijk te doen. Het gaat in deze niet om het resultaat, maar om het proces en hoe er met ons omgegaan is. 7 maanden een dossier in bezit, maar nog geen zinnig letter op papier gezet naar wie dan ook, maar ondertussen wel factureren! Een schande! Wee gewaarschuwd als u in zee wilt gaan met deze man! ***"(...)
4.7. (...) Of x inderdaad te veel in rekening heeft gebracht kan in deze kort geding procedure, mede gelet op de onder 2.6 geciteerde mail, niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht Y daarom de vraag opwerpen wat x nu precies heeft gedaan voor de declaraties, een vraag waarop x tot op heden - in de visie van y - nog geen inzichtelijk antwoord heeft gegeven. dat y haar frustratie over het uitblijven van een deugdelijk antwoord heeft geuit in de vorm van een - op onderdelen enigzins suggestief te noemen - review is op zichzelf niet onrechtmatig.
Voorts is door y c.s. aangevoerd dat het voor x op voorhand al duidelijk had moeten zijn dat de heer z [red. vader van y] niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen, nu het hier een geschil betrof, waarvoor het inschakelen van een advocaat niet nodig was. Of x inderdaad van te voren had moeten inzien dat deze kwesties niet voor toevoeging in aanmerking kwamen, dan wel dat hij de door hem bij de Raad voor Rechtsbijstand gedane verzoeken beter had moeten motiveren, is in deze kort gedng procedure niet duidelijk geworden en dit staat daarmee thans niet vast. Dit maakt de review evenwel nog niet onrechtmatig jegens x.
De voorzieningenrechter weegt verder mee dat niet is gebleken dat de inhoud van de review - in zijn geheel bezien - feitelijk evident onjuist is. De bewoordingen zijn bovendien niet onnodig grievend. De eerste en laatste volzinnen van deze review maken dit niet anders, nu deze moeten worden gelezen in de context van het gehele artikel. Duidelijk is dat y een persoonlijke mening over een negatieve ervaring deelt.

Op andere blogs:
Bright advocaten
Advocatie

IEF 15553

Herstel: Vonnis verbiedt uitingen, dictum beveelt herhaling

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 7 december 2015, IEF 15553; ECLI:NL:RBMNE:2015:8979 (Herstel uiting in reisvakblad Travel Times) + herstelvonnis ECLI:NL:RBMNE:2015:9033
Onrechtmatige publicatie. Mediarecht. Eiseres en gefailleerden zijn beide uitgever van reisvakbladen en bedienen gezamenlijk de gehele Nederlandse markt. Zij zijn al jaren elkaars grootste concurrent. De berichten, die op de website van Travel Times (red: tijdschrift 1) en de Facebook- en LinkedIn-pagina van gedaagde sub 1. hebben gestaan, waarin staat vermeld dat Travel Times de voormalige harde kern van TravMagazine (red: tijdschrift 2) is, zijn onrechtmatig jegens eiseres. Dit wordt gerectificeerd. Uit het herstelvonnis: Tot slot is sprake van een kennelijke fout, die zich (ook) leent voor ambtshalve herstel. In het vonnis is verboden uitingen in genoemd tijdschrift, op Facebook of LinkedIn te herhalen voor de duur van een jaar. In het dictum zijn gedaagden per abuis veroordeeld om uitingen juist te herhalen. Voor partijen en derden is het direct duidelijk dat sprake is van een vergissing, het dictum wordt hersteld.

Uit het vonnis:

4.15. Het verbod om de uitingen zoals door [gedaagde sub 1] . gedaan op social media te herhalen of te laten herhalen, zal worden toegewezen eveneens voor de duur van een jaar.

4.16. De gevorderde rectificatie zal in andere, afgezwakte vorm, worden toegewezen. De uiting dat het ‘gewenst’ is dat aan een monopolie een einde wordt gemaakt, is niet onrechtmatig. Uit de stellingen van eisers volgt dat na de overname een monopolie, althans een overheersende marktpositie is ontstaan, terwijl de mededeling van een concurrent dat dit niet gewenst is, niet onrechtmatig is. De mededeling dat de harde kern van gefailleerden bij [tijdschrift 1] werkt is onrechtmatig, maar de rectificatie kan niet inhouden – zoals is geëist – dat deze mededeling onjuist is. Door eiser is immers onvoldoende weersproken dat de harde kern van weleer inderdaad wil gaan werken of werkt bij [tijdschrift 1] .
Door de afgezwakte vorm waarin de rectificatie wel wordt toewezen, is het de vraag of [eisers c.s.] aan het plaatsen van die rectificatie daadwerkelijk behoefte hebben, aangezien hierdoor nogmaals wordt ‘opgeschreven’ dat de harde kern zou zijn overgegaan naar [tijdschrift 1] . De voorzieningenrechter zal de vordering derhalve toewijzen, onder de voorwaarde dat [eisers c.s.] het plaatsen van de rectificatie schriftelijk hebben opgedragen aan [gedaagde sub 1] . en [tijdschrift 1] . Het op gewone wijze betekenen van dit vonnis is daarvoor niet voldoende. Het zonder schriftelijke opdracht plaatsen van de rectificatie zal – zo verwacht de voorzieningenrechter – in een mogelijke procedure daarover worden beschouwd als een overtreding van het verbod in 5.2. De dwangsom zal worden toegewezen als gevorderd, met maximering als in het dictum vermeld.

5.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] . en [tijdschrift 1] om de uitingen zoals hij/zij die heeft gedaan op social media, waaronder de website van [tijdschrift 1] en/of de Facebook- en/of de LinkedInpagina van [gedaagde sub 1] ., althans uitingen met dezelfde strekking, te herhalen of te laten herhalen

Uit het herstelvonnis:

2.2. In het lichaam van het vonnis is namelijk overwogen dat het gevorderde verbod om de uitingen zoals [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] die heeft gedaan op social media, waaronder de website van [tijdschrift] en/of de Facebook- en/of de LinkedInpagina van [gedaagde sub 1] , althans uitingen met dezelfde strekking, te herhalen of te laten herhalen voor de duur van een jaar wordt toegewezen. In het dictum zijn [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] evenwel per abuis veroordeeld om voormelde uitingen juist te herhalen. Het is, gelet op hetgeen in het lichaam van het vonnis is overwogen, voor partijen en derden direct duidelijk dat van een vergissing sprake is. Derhalve zal de fout worden hersteld.

3.1. bepaalt dat de beslissing onder 5.2 van de voorzieningenrechter in het op 4 december 2015 tussen [eiseres sub 1] c.s en [gedaagden c.s.] gewezen vonnis als volgt dient te worden gewijzigd:

“5.2.    verbiedt [gedaagde sub 1] en [tijdschrift] voor de duur van een jaar vanaf heden om de uitingen zoals hij/zij die heeft gedaan op social media, waaronder de website van [tijdschrift] en/of de Facebook- en/of de LinkedInpagina van [gedaagde sub 1] , althans uitingen met dezelfde strekking, te herhalen of te laten herhalen”