Naburige rechten  

IEF 2792

Geen volwaardige artiest

Bjorn Schipper (Van der Steenhoven Advocaten): DJ debat, leuker kunnen ze niet draaien. SP en D66 eisen artiestenstatus voor DJ’s.

Een bijzonder fiscaal getint onderwerp, maar er zijn raakvlakken met IE. Zo ligt de oorsprong van het standpunt over de artiestenstatus voor DJ's in het auteursrecht en het naburige recht.

 “Het DJ Debat kende dit jaar een fiscaal-juridische insteek en draaide om de centrale vraag of de huidige regelgeving voor DJ’s op het gebied van de loon- en omzetbelasting nog wel van deze tijd is. Binnen de belastingwetgeving blijken DJ’s niet of nauwelijks gedefinieerd te zijn. De fiscus merkt DJ’s vaak nog steeds niet als “volwaardige” artiesten aan."

DJ debat: Leuker kunnen ze niet draaien! SP en D66 eisen artiestenstatus voor DJ’s.

Op zaterdag 21 oktober jl. vond wederom het DJ Debat plaats tijdens het DJ en producer seminar (D3) in het kader van het Amsterdam Dance Event (ADE). Het ADE is de grootste en belangrijkste elektronische (dance)muziekconferentie van Europa en vond van donderdag 19 tot en met zaterdag 21 oktober jl. plaats in Felix Meritis in Amsterdam. De organisatie van het ADE is in handen van Buma Cultuur. Naast een dagconferentie is het ADE óók een nachtfestival waarbij meer dan 300 nationale en internationale DJ’s/dance artiesten hebben opgetreden in een keur van clubs en DJ-café’s in Amsterdam.

Het DJ Debat kende dit jaar een fiscaal-juridische insteek en draaide om de centrale vraag of de huidige regelgeving voor DJ’s op het gebied van de loon- en omzetbelasting nog wel van deze tijd is. Binnen de belastingwetgeving blijken DJ’s niet of nauwelijks gedefinieerd te zijn. De fiscus merkt DJ’s vaak nog steeds niet als “volwaardige” artiesten aan. In het kader van de loonbelasting betekent dit dat DJ’s lang niet altijd onder de speciale artiestenregeling vallen. Het is dus twijfelachtig of over gages van DJ’s loonbelasting geheven moet worden en of DJ’s onder de sociale verzekeringen vallen. Voor wat betreft de omzetbelasting geldt dat voor DJ’s ten opzichte van andere artiesten verzwaarde fiscale eisen gelden om onder de regeling van het verlaagde BTW-tarief (6%) te kunnen vallen. Alleen ingeval een DJ in een professionele studio zélf muziekwerken produceert én over hem of haar door collega’s in vakliteratuur artikelen of recensies worden geschreven, kan een DJ onder het lage BTW tarief vallen. Gevolgen van het huidige arbitraire fiscale beleid: verstoring van de concurrentieverhoudingen en rechtsonzekerheid voor zowel DJ’s als organisatoren van feesten en festivals. Met in het achterhoofd de mogelijkheden die het recht van de intellectuele eigendom ons biedt om de draaiprestaties van DJ’s (artiesten?!) te beschermen, dient de vraag zich aan of we vandaag de dag niet toe zijn aan een fiscale herdefiniëring van DJ’s, en wat dit allemaal met zich mee kan brengen voor de dance sector?

Aan de hand van dit onderwerp en de stelling “De huidige belastingregels voor DJ’s zijn niet (meer) van deze tijd” zijn belastingadviseur Dick Molenaar (All Arts Tax Advisers) en de kamerleden Arda Gerkens (SP) en Boris van der Ham (D66) onder leiding van advocaat Bjorn Schipper (Van der Steenhoven Advocaten) afgelopen zaterdag in Felix Meritis met elkaar de discussie aangegaan.

Arda Gerkens, onder andere auteur van de initiatiefnota “Oorstrelend en hartveroverend” ter verbetering van de positie van de Nederlandse artiest, sloot zich aan bij de kritiek van Dick Molenaar op de huidige fiscale regels voor DJ’s. Het is niet aan de belastinginspecteur om uit te maken of de ene DJ wel en de andere DJ niet als artiest gezien kan worden.

Ook Boris van der Ham, onder andere auteur van het “D66 Dance Manifest” en pleitbezorger van minder betutteling van de dance sector en méér investeringen in dance, liet zich niet onbetuigd en viel het huidige arbitraire beleid van de fiscus ten aanzien van dance en DJ’s inhoudelijk aan. De artiestenstatus voor DJ ’s moet er komen, zelfs al zou dat met een “schot hagel” bereikt moeten worden. 

De panelleden pleitten met betrekking tot de loonbelasting voor het recht op keuzevrijheid: artiestenregeling of “zelfstandigheid”. DJ’s (maar ook bijvoorbeeld VJ’s) dienen hiervoor door de fiscus per definitie als artiesten aangemerkt te worden om als zodanig onder de speciale artiestenregeling te kunnen vallen. Indien DJ’s niet onder deze artiestenregeling willen vallen en dus “zelfstandig” wensen te zijn, kan een zogeheten verklaring arbeidsrelatie met winst uit onderneming (VAR-WUO) uitkomst bieden. Het is dus aan de DJ/artiest om hierin een keuze te maken. Dit schept voor de organisatoren meteen duidelijkheid. Wél dient ter voorkoming van gigantische naheffingen door de fiscus een soort “generaal pardon” gegeven te worden voor het verleden.

Als het aan de panelleden ligt, worden de verzwaarde fiscale eisen die aan DJ’s gesteld worden in het kader van de heffing van omzetbelasting, meteen afgeschaft. Optredens van DJ’s dienen volgens het panel per definitie onder het lage BTW tarief te vallen. Dit zal onze (muziek) cultuur in het algemeen ten goede kunnen komen. Als we daarbij bedenken dat voor overige artiesten géén verzwaarde materiële eisen gelden, zorgt het bestaan van deze “DJ-voorwaarden” op zichzelf al voor rechtsongelijkheid. Inhoudelijk valt op de voorwaarden eveneens het nodige af te dingen. Zo zijn de “DJ-voorwaarden” geschreven voor producers van muziekwerken (niet zijnde DJ’s) en schepen ze de dance sector met een onnodig zware administratieve last die betrekking heeft op het verzamelen van publicaties over artiesten. Afschaffen dus! 

Arda Gerkens en Boris van der Ham hebben aan het einde van het debat bevestigd dat nog deze week bij de behandeling van het belastingplan in de Kamer in de vorm van een motie een aanzet gegeven zal worden voor erkenning van de artiestenstatus voor DJ’s en het schrappen van de huidige voor DJ’s en de dance industrie geldende maar achterhaalde fiscale regels. Het verbaast niet dat de publieksstemming aan het einde van het debat haast unaniem was: de huidige belastingregels voor DJ’s zijn niet meer van deze tijd!

BS

Lees hier een bericht op 3voor12.nl over het debat.

 

IEF 2789

Wetgeving

- Wijziging Goedkeuringswet inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (30.633)  

Dit wetsvoorstel strekt tot nakoming van de toezegging aan de Eerste Kamer te bevorderen dat in de Goedkeuringswet bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (30.403) een parlementair instemmingsrecht bij besluiten van het Comité van Ministers wordt opgenomen.

Het voorstel is op 5 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken heeft op 17 oktober 2006 het blanco eindverslag uitgebracht. Het voorstel wordt op 31 oktober 2006 als hamerstuk afgedaan.

Lees hier meer.

- Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195)

Het voorstel is op 19 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. Het voorstel is in behandeling bij de Eerste Kamercommissie voor Justitie.

Lees hier meer.

IEF 2516

Acteursrecht

Persbericht St. Norma: “Naburige Rechtenorganisatie NORMA heeft namens musici en acteurs in binnen- en buitenland de Nederlandse kabelmaatschappijen UPC, Essent Kabelcom, Casema, Multikabel en DELTA Kabelcomfort gedagvaard.

 

(…) De kabelmaatschappijen maken volgens NORMA al jaren inbreuk op de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars door zonder toestemming radio- en  televisieprogramma’s en films door te geven via de kabel. Onderhandelingen tussen NORMA en de kabelaars over een vergoeding voor dit gebruik zijn op niets uitgelopen. Ook gesprekken met branchevereniging Vecai hebben niet geleid tot een overeenkomst over de vergoeding waar acteurs en musici wettelijk recht op hebben.”

 

Lees het volledige persbericht hier.

IEF 2336

Gelden opslokken

Jaarverslag 2005, College van Toezicht Collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten.

De ervaring heeft geleerd dat zonder een deugdelijke en gelegitimeerde beheersorganisatie de praktische effectuering van vergoedingsrechten niet goed te realiseren is. Toezicht op collectieve beheersorganisaties is om een aantal redenen wenselijk.

Allereerst omdat de collectieve beheersorganisaties beschikken over een wettelijk monopolie. Voorts omdat bij eigen-recht-organisaties (de collectieve beheersorganisaties, uitgezonderd Buma) aan rechthebbenden bij wet de mogelijkheid is ontnomen om hun rechten zelfstandig uit te oefenen. Ten slotte is van belang dat collectieve beheersorganisaties belangrijke maatschappelijke en economische taken vervullen, waarmee tevens grote financiële belangen gemoeid zijn.

Sinds het College met zijn werkzaamheden van start is gegaan, worden steeds vaker klachten voorgelegd over collectieve beheersorganisaties. Deze klachten worden met name door individuele betalingsplichtigen onder de aandacht van het College gebracht, en hebben regelmatig een zeer casuïstisch karakter

Het College is belast met het toezicht op de inning en de verdeling van vergoedingen door collectieve beheersorganisaties: de Buma, de Stichting Reprorecht, Stichting De Thuiskopie, de Stichting ter exploitatie van naburige rechten (Sena) en de Stichting Leenrecht

In 2005 was het College als volgt samengesteld: H.F. Dijkstal (voorzitter), mr. Th.R. Bremer (lid) en C.J. Regoort RA (lid).

.Lees het jaarverslag hier.

IEF 2286

Lex Loci

Kamerstukken  23490, nr. 421  2e Kamer. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II") (bijlage bij 23490, nr. 421)

Opgenomen in de kamerstukken.: “Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II")”

“Ten aanzien van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dient het algemeen erkende beginsel lex loci protectionis te worden gehandhaafd. Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder intellectuele-eigendomsrechten bijvoorbeeld verstaan, het auteursrecht, de naburige rechten, het recht sui generis inzake de bescherming van gegevensbestanden, en de industriële-eigendomsrechten.”

IEF 2188

Heet

Kamerstuk  24503, nr. 33, 2e Kamer. Spelen met doorwerking; over de doorwerking van de adviezen van adviescolleges in het Nederlandse openbaar bestuur.

Staat weinig relevants in, maar wel: “Onderwerpen die bij het veld in de belangstelling staan hebben een grotere kans op doorwerking. Het ‘Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij’ van de Tijdelijke Commissie Auteursrecht was "hot" in het veld, omdat er veel geld mee was gemoeid. Er werd dan ook veel bij het ministerie gelobbyd in die tijd.”

IEF 2172

Op haar beurt nieuwsgierig

Persbericht: Businessclub WTC Almere, bijeenkomst op 29 juni, onder de titel 'Meer omzet met muziek, of niet?

Gastspreker is Berdien Stenberg. 'mede-oprichter van VIE, de Vereniging Intellectueel Eigendom Uitvoerende Kunstenaars en directeur van IRDA, een rechten verdeelorganisatie voor musici en acteurs.'

Het bedrijfsleven wordt steeds opnieuw geconfronteerd met allerlei heffingen die voortvloeien uit het Auteursrecht. Het gaat jaarlijks om honderden miljoenen, die door het bedrijfsleven worden opgehoest. Terecht of onterecht? Wie profiteert van al deze miljoenen? En hoe wordt de hoogte van al die heffingen eigenlijk vastgesteld; en betaalt het bedrijfsleven niet veel te veel aan dit soort heffingen?

Berdien Stenberg, zal al deze vragen in haar verhaal aan de orde stellen en is op haar beurt nieuwsgierig naar de ervaringen die de aanwezige ondernemers zelf hebben op dit gebied."  

Lees hier meer.

IEF 2142

Belast met het beheer

Hof van Justitie EG, 1 juni 2006, zaak C-169/05. Uradex CVBA tegen RTD en BRUTELE.  

Uradex is een vennootschap voor collectief beheer van de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars. Uradex heeft een vordering ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg in Brussel tot vaststelling dat de kabelmaatschappijen die lid zijn van de Beroepsvereniging van de radio- en teledistributie (RTD), en in het bijzonder  de Intercommunale maatschappij voor teledistributie (BRUTELE), door zonder haar toestemming en dus in strijd met de artikelen 51 en 53 van de wet de tot haar repertoire behorende prestaties van uitvoerende kunstenaars via de kabel door te geven, de naburige rechten schenden die Uradex beheert. Zij heeft eveneens gevorderd dat elk van de betrokken maatschappijen wordt gelast, de doorgifte via de kabel van die prestaties te staken.

De rechtbank wijst de vordering af. Het Hof van Beroep wijst de vordering gedeeltelijk toe en oordeelt dat BRUTELE de doorgifte van niet audiovisuele prestaties dient te staken wegens schending van de naburige rechten van de uitvoerende kunstenaars die het beheer ervan aan Uradex hebben opgedragen. Uradex  stelt cassatie in en het Hof van Cassatie stelt de volgende prejudiciële vraag:

„Moet artikel 9, lid 2, van [de] richtlijn [...] aldus worden uitgelegd dat wanneer een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging wordt geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van een auteursrechthebbende of houder van naburige rechten die het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, die maatschappij het recht van deze rechthebbende om een kabelmaatschappij de doorgifte via de kabel van een uitzending toe te staan of te verbieden, niet mag uitoefenen, daar zij alleen belast is met het beheer van de financiële aspecten van de rechten van deze rechthebbende?”

Het HvJ beantwoord de vraag in negatieve zin,  het beheer van de rechten van de rechthebbende door die maatschappij is niet beperkt tot de financiële aspecten van deze rechten.

Artikel 9 („Uitoefening van het recht op doorgifte via de kabel”) van richtlijn 93/83/EG luidt als volgt:

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat het recht van auteursrechthebbenden en houders van naburige rechten om aan kabelmaatschappijen doorgifte via de kabel van een omroepuitzending toe te staan of te verbieden, uitsluitend door maatschappijen voor collectieve belangenbehartiging kan worden uitgeoefend.

2. Indien een rechthebbende het beheer van zijn rechten niet aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging heeft opgedragen, wordt de maatschappij die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van zijn rechten te zijn belast. Indien de rechten van die categorie door meer dan één maatschappij voor collectieve belangenbehartiging worden beheerd, staat het de rechthebbende vrij te kiezen welke van die maatschappijen geacht wordt zijn rechten te beheren. Voor rechthebbenden waarnaar in dit lid wordt verwezen, gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de kabelmaatschappij en de maatschappij voor collectieve belangenbehartiging die geacht wordt met het beheer van hun rechten te zijn belast, als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten hebben opgedragen aan deze maatschappij voor collectieve belangenbehartiging.

Het Hof overweegt dat op grond van artikel 9 lid 1 richtlijn rechthebbenden het recht op doorgifte enkel kunnen uitoefenen via een maatschappij voor collectieve behartiging. Indien een rechthebbende zijn rechten niet heeft overgedragen aan een maatschappij voor collectieve belangenbehartiging, dan wordt deze maatschappij geacht te zijn belast met het beheer van de rechten van deze rechthebbende (artikel 9 lid 2 richtlijn). Volgens het Hof brengt deze bepaling geen beperking aan voor wat betreft de omvang van het beheer:

"Derhalve volgt uit de formulering ervan niet dat een dergelijk beheer enkel betrekking zou moeten hebben op de financiële aspecten van de betrokken rechten, met uitsluiting van het recht op doorgifte"
Dit laat onverlet de mogelijkheid dat van een rechthebbende het recht op doorgifte over te dragen. In dat geval wordt de rechtsverhouding tussen hem en de maatschappij voor collectieve behartiging verbroken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht hier.

IEF 2127

Diensten

De Raad voor Concurrentievermogen, de raad van Europese ministers van Economische Zaken, heeft ingestemd met een nieuw voorstel voor de Dienstenrichtlijn, de richtlijn moet het vrije verkeer van diensten en de vrije vestiging van dienstverleners binnen de Europese Unie bevorderen.

Belangrijkste wijziging is dat het oorspronkelijke idee om alleen de regels van het land van waaruit de dienstverlener opereerde te laten gelden uit de richtlijn is geschrapt. Voor ie-rechten verandert er zo op het eerste oog weinig. In het eerdere voorstel was immers al een uitzondering gemaakt op in het oude artikel 16 vervatte land-van-oorsprongsbeginsel)

Relevante bepalingen uit het nieuwe voorstel zijn:

“Artikel 3: In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(...) 7 bis. "dwingende redenen van algemeen belang": redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; hiertoe behoren de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;”

“Artikel 16 (Vrij verrichten van diensten. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn)  is niet van toepassing op:

(...)13. auteursrechten, naburige rechten, de rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG van de Raad[54] en Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad[55] en industriële-eigendomsrechten;”

Lees het voorstel van de Commissie hier. Eerdere berichten hier, hier, hier en hier.

IEF 2120

Voorbij de datum

Kamerstuk 30392, nrs 6 + 7, 24 mei 2006, 2e Kamer. Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet.

Ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195); Nota naar aanleiding van het verslag + Nota van wijziging.

"Een zevental wijzigingen beoogt op het gebied van het verstrekken van informatie over de inbreukketen een betere scheiding aan te brengen tussen het procesrecht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het materiële recht in de intellectuele-eigendomswetten."

Lees de verslagnota hier, de wijzigingen hier.