We gaan naar Duitsland toe
Wereld voetbalbond FIFA meldt op haar website dat ze een ‘landmark victory’ heeft geboekt inzake een merkenconflict met het Duitse bedrijf Ferrero. FIFA heeft een aantal CTM-aanvragen gedaan voor namen als: World Cup 2006, WM 2006, World Cup Germany en Germany 2006. Ferrero is van mening dat de merken onderscheidend vermogen missen en stelde een nietigheidsactie in bij OHIM. Het OHIM heeft echter, volgens het persbericht, de registraties van de FIFA bevestigd voor alle waren en diensten waarvoor het was aangevraagd.
FIFA is natuurlijk blij met deze overwinning: “FIFA welcomes this very important decision by OHIM and the positive decisions in Germany. The safeguarding of the commercial rights is essential for the future of a privately financed FIFA World Cup, for the organisers of other major sports events, and for the game of football as a whole. The revenue that the FIFA World Cup generates from marketing serves as the basis for FIFA’s extensive range of grassroots development activities.”, aldus FIFA General Secretary Urs Linsi. De uitspraak van OHIM is op dit moment nog niet beschikbaar (wie het heeft mag het natuurlijk mailen).
Merken – Richtlijn 89/104/EEG – Artikel 5, lid 1, sub b – Verwarringsgevaar – Gebruik van merk door derde – Samengesteld teken dat bestaat uit benaming van derde gevolgd door merk [afbeelding is niet het betreffende merk]
Eiser voert al vanaf 1997 een optisch bedrijf te Amsterdam onder de naam OOG IN OOG. Verder is hij houder van het Benelux woordmerk OOG IN OOG. Gedaagde voert sinds 2001 een optisch bedrijf onder de naam OOG VOOR OOG te Moordrecht.
Rechtbank Den Haag, 26 oktober 2005, zaaknr. 182466. Polo/Ralph Lauren & Timberland tegen Trio Bakker Sport c.s. Drie gedaagden die allen in (een bepaalde) relatie tot elkaar staan wordt inbreuk ter kwade trouw op de merkrechten van eisers verweten.
Vers op rechtspraak.nl: Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 27 oktober 2005, KG ZA 05-512. De Woonoutlet Alkmaar tegen M. Zanders Beheer.
Enige aanvulling c.q. verduidelijking van bovengenoemd bericht van gisteren. Ten eerste dateert het arrest waarnaar in het persbericht wordt verwezen niet van gisteren, maar (al) van 7 juli jl. Waarom nu pas met een persbericht wordt gekomen, is niet duidelijk. Daarnaast blijkt dat het Hof in zijn beslissing het BMW/Deenik-criterium niet 'uitvoegt', maar nader, en op zijn zachtst gezegd bijzonder, interpreteert. De belangrijkste rechtsoverweging: