Onterecht om beschoten journalist toegang tot Passageproces te ontzeggen
Vzr. Rechtbank Den Haag 15 december 2015, IEF 15547; ECLI:NL:RBDHA:2015:14518 (Vrijepers.org tegen Staat)
Mediarecht. Persvrijheid. Rechtspraak.nl: Aan eiser is door het Hof Amsterdam toestemming verleent om in de perskamer met gebruikmaking van de persfaciliteiten het "Passageproces" te volgen. Medio november 2015 heeft het gerechtsbestuur van het gerechtshof Amsterdam deze toestemming ingetrokken vanwege veiligheidsredenen omdat eiser op grove wijze is bedreigd door beschietingen op zijn auto en woning. Het recht op vrije nieuwsgaring (10 lid 1 EVRM) kan enkel worden beperkt wanneer de wet in deze beperking voorziet en de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving (art. 10 lid 2 EVRM). Het gerechtsbestuur is in beginsel gerechtigd om op basis van het Protocol Toegangsverlening Gerechtshof Amsterdam het recht op vrije nieuwsgaring te beperken. Of deze beperking noodzakelijk is, dient de voorzieningenrechter in dit geval terughoudend te toetsen, nu een overheidsorgaan een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt. In het onderhavige geval kon het gerechtsbestuur echter in redelijkheid niet tot zijn beslissing komen de toestemming in te trekken.
4.5. De voorzieningenrechter is - met [eiser] - van oordeel dat het gerechtsbestuur de ordemaatregel, gebaseerd op voornoemde redenen, in redelijkheid niet kon nemen. Veronderstellenderwijs aannemende dat [eiser] door zijn publicaties op zijn website in combinatie met de grove bedreiging daadwerkelijk een veiligheidsrisico loopt, dan is door de Staat niet onderbouwd - en door [eiser] gemotiveerd betwist - dat dit veiligheidsrisico zich tijdens de zittingen van het Passageproces zou kunnen voordoen. Partijen zijn het erover eens dat het JCS het best beveiligde gerechtsgebouw van Nederland is. De Staat heeft voorbeelden gegeven van de strenge veiligheidsmaatregelen die worden getroffen, zoals dat de bezoekers van het Passageproces al hun bezittingen moeten inleveren voordat zij op de tribune mogen plaatsnemen. Alleen journalisten mogen hun laptop en telefoon mee naar binnen nemen. Dat in dit streng beveiligde complex de veiligheid van bezoekers, procesdeelnemers of medewerkers door de aanwezigheid van [eiser] in het geding zou zijn, valt niet te verwachten. Integendeel, aannemelijk is dat alle betrokkenen en belangstellenden in het JCS veiliger zullen zijn dan daarbuiten. Daarnaast heeft de Staat zelf al aangegeven dat het risico op aanslagen op verdachten (en mogelijk andere bezoekers) van het Passageproces reeds levensgroot aanwezig is. Dat is immers een reden om de zittingen in het JCS te houden. Niet aannemelijk is daarom dat de enkele aanwezigheid van [eiser] de reeds bestaande risico’s vergroot, althans de Staat heeft dit niet nader onderbouwd. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter in zijn overweging dat het recht op vrije nieuwsgaring een belangrijk democratisch goed is en naar de jurisprudentie van het EHRM niet te snel mag worden ingeperkt. In een democratische rechtsstaat zou het een ongewenst signaal opleveren wanneer bedreiging van (misdaad)journalisten tot gevolg zou hebben dat deze journalisten door de overheid uit een rechtszaal zouden worden geweerd.
Dat de ordemaatregel tevens genomen is om het risico te verkleinen dat [eiser] rondom het gerechtsgebouw slachtoffer wordt van een aanslag (en eventuele omstanders met hem), zoals de Staat betoogt, kan de voorzieningenrechter niet volgen. [eiser] is immers enkel de toegang tot het gerechtsgebouw zelf ontzegd. Het staat hem vrij zich rondom het gerechtsgebouw op te houden, zodat de ordemaatregel dit risico geenszins verkleind.
Ten slotte gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de stelling van de Staat dat de ordemaatregel noodzakelijk is vanwege een mogelijke procesverstoring. De Staat heeft niets gesteld waaruit kan volgen dat de aanwezigheid van [eiser] (in het JCS en buiten de zittingzaal) op enigerlei wijze procesverstorend zou werken of heeft gewerkt.
4.6. Het voorgaande betekent dat het gerechtsbestuur in redelijkheid niet tot zijn beslissing kon komen om de aan [eiser] verleende toestemming om als journalist toegelaten te worden tot de perskamer in het JCS en om te mogen twitteren tijdens de zittingen van het Passageproces, in te trekken, zodat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op artikel 10 EVRM.
Uitspraak ingezonden door Joran Spauwen en Jens van den Brink,
Mediarecht. Strafrecht. Artikel 131 en 132 Sr. In deze zaak staan negen personen terecht die verdacht worden van o.a. retweets met een jihadistisch en opruiend karakter. De rechtbank onderschrijft dat op Twitter het uitgangspunt geldt: retweet is not endorsement. Dat brengt mee dat het retweeten van een bericht dat op zich als opruiend wordt beoordeeld in beginsel niet strafbaar is ingevolge artikel 131 Sr. Wel valt deze gedraging onder de reikwijdte van artikel 132 Sr. Dat is anders indien uit het commentaar van verdachte bij de retweet blijkt dat hij de inhoud onderschrijft, of wanneer het geretweete bericht past binnen een reeks van berichten van verdachte van dezelfde aard en/of strekking, binnen een bepaalde periode. Hetzelfde geldt ook voor het delen van een hyperlink.
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Gedaagde is projectleider 'rechterlijke dwaling' aan UMaastricht en heeft samen met vier studenten een boek geschreven met titel "De Arnhemse Villamoord - Valse Bekentenissen" [vgl.
Mediarecht. Medio juli 2013 zijn de verhoudingen tussen partijen verslechterd, eiser heeft laten weten dat bij hem het syndroom van Asperger is vastgesteld. Gedaagde heeft eiser de toegang tot het door hun geëxploiteerde café ontzegd, omdat zij het gedrag onbehoorlijk vinden. Ook heeft gedaagde berichten geplaatst over eiser. Dat eiser gedaagde stalkt en onwaarheden over hem verkondigt, is nog geen reden om eiser voor sukkel en loser uit te maken en de spot te drijven met zijn psychische problemen (e.g. komkommer-syndroom). Gedaagde heeft met zijn uitlatingen op Facebook de grenzen van de betamelijkheid overschreden.
Mediarecht. In De Volkskrant van 19 december 2014 is een artikel verschenen naar aanleiding van een
Persbericht
Mediarecht. Defamation. Just satisfaction. Niskasaari is een journalist die werkt voor een groot weekblad dat door Otavamedia wordt uitgegeven. Niskasaari heeft zich over twee tv-documentaires kritisch uitgelaten, over gebruikte feiten en een onderzoekersverklaring waarvan de verslaggever wist dat die onjuist was. De journalist wordt in beroep veroordeeld voor laster en moet €240 betalen, daarbovenop nog eens € 2000 voor schade en Otavamedia € 4000 voor de schade en kosten. Vanwege een schikking wordt deze zaak geschrapt.
Mediarecht. Just satisfaction. Koprivica was voormalig hoofdredacteur van weekmagazine Liberal. De zaak gaat over lasterprocedures die tegen hem worden opgevoerd vanwege het schrijven over een rechtszaak tegen 16 journalisten die voor het Joegoslavië-tribunaal worden geleid. Koprivica moet € 5.000 betalen aan schadevergoeding. Een schadevergoeding van 25x zijn pensioen is excessief en levert schending van artikel 10 EVRM op. Op basis van artikel 41 (just satisfaction) wordt dat verlaagd tot € 1.133,31.