Handelsnaamrecht  

IEF 4493

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank Rotterdam, Sector kanton locatie Rotterdam, 1 augustus 2007, VERZ 04-3665. Duozorg Verpleegkundige maatschap tegen DuoZorg Uitzendbureau B.V.

Afwijzing verzoek tot wijzigen handelsnaam. De beschikking van de kantonrechter heeft wegens “mislegging van het dossier” drie jaar op zich laten wachten.

Lees de beschikking hier.

2- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 6 augustus 2007, LJN:BB1252. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Total Backup B.V. c.s.

Inhoudsindicatie op rechtspraak.nl: “Artikel 1019h Rv. Merkinbreuk. Volledige proceskostenveroordeling. Vaststelling in kort geding bij wege van voorschot. Wenselijkheid deskundige beoordeling, bijvoorbeeld Raden van Toezicht.”

Lees het vonnis hier.

3- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, C0401187/RO. Euro-Tyre B.V. tegen Eurotyre S.A. c.s. (Met dank aan Michiel Odink, Allen & Overy)

Arrest over het onderscheidend vermogen van het merk EUROTYRES en de vraag of Eurotyre S.A. haar merk EUROTYRES te kwader trouw heeft gedeponeerd.

Lees het arrest hier. Lees het tussenarrest van 21 maart 2006 hier.

4- Rechtbank Utrecht, 8 augustus 2007, HA ZA 06-2471. Caramba Vastgoed V.O.F. tegen Vastgoed Direct.nl B.V. (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten)

Inbreuk op auteursrechtelijk beschermde software. Lees het vonnis hier.


 

IEF 4492

Ex parte bevel uit Den Bosch

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 6 augustus 2007, BP RK 07-1224. Ons Stekje B.V. tegen gerekestreerde. (Met dank aan Peter Hendriks, Merkenbureau Hendriks & Co)

Beschikking op een verzoekschrift ex art. 1019e Rv dat strekt tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op IE-rechten te voorkomen.

Interessant verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Bosch. De rechter gunt gerekestreerde een termijn van 10 dagen om het gebruik van de handelsnaam- en merkrechten van verzoekster te beëindigen en matigt de dwangsom, omdat er geen indicatie bestaat omtrent de omvang en het commerciële belang van de inbreuk.

Lees de beschikking hier. Lees een eerder op IEForum verschenen artikel van Rutger van Rompaey over dwangsommen en ex parte verbod hier.

IEF 4396

Eerst even voor jezelf lezen

eevjzl.JPG1- Sector kanton Rechtbank Haarlem, 4 juli 2007, LJN: BA9697. Kees en Kim Horeca Exploitatie B.V. h.o.d.n. Bistro Tante Pietje tegen de vennootschap onder firma V.O.F. Tante Pietje.

“Handelsnaamwet. Verzoekster is gebruikster van de Handelsnaam "Bistro Tante Pietje". Van latere datum is de handelsnaam "V.o.f. Tante Pietje" die verweerster voert. Beide partijen drijven een horeca-onderneming, met name een restaurant, verzoekster in 's-Hertogenbosch en verweerster in Beverwijk. Beide partijen streven naar landelijke bekendheid. Verweerster was op de hoogte van de handelsnaam van verzoekster en was door de Kamer van Koophandel gewaarschuwd voor verwarring. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een slechts geringe afwijking, zodat verwarring te duchten valt ondanks de geografische afstand tussen de beide ondernemingen en beveelt verweerster haar naam te wijzigen.“

Lees het vonnis hier.

 2- Rechtbank Zwolle, 31 januari 2007, LJN: BA9760. TTW-Witlof B.V. c.s. tegen  Gedaagde.

“4.2  (…) Het recht tot gebruik van het TTW-Systeem, waarvan voorshands aannemelijk is dat daarop geheel of gedeeltelijk auteursrechten rusten, is voorbehouden aan TTW en aan haar klanten met wie zij een licentieovereenkomst heeft afgesloten. Het staat gedaagde vanzelfsprekend dan ook niet vrij om zonder toestemming van TTW het TTW-Systeem te gebruiken, of om dat systeem of delen daarvan (voor zover die delen niet voor iedereen gratis via het publieke domein zoals internet toegankelijk zijn) aan derden ter beschikking te stellen. Dat zou in de gegeven omstandigheden onrechtmatige concurrentie opleveren jegens TTW.”

Lees het vonnis hier

3- Sector kanton Rechtbank Haarlem, 4 juli 2007, LJN: BA9686. Wika Trade International B.V. tegen Gedaagde.

“Wat daar verder ook van zij, in ieder kan de aan de vordering van Wika ten grondslag gelegde schending van de geheimhoudingsplicht niet tot toewijzing van de vordering leiden. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] informatie die hij aldus naar zijn privé emailadres heeft gestuurd aan derden heeft doorgegeven en/of geopenbaard. Wika erkent dit overigens zelf ook, nu zij heeft gesteld dat [gedaagde] tot dusver nog geen voor Wika waarneembaar gebruik heeft gemaakt/laten maken van de vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Wika. Zolang dat niet is gebeurd kan naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake zijn van schending van de geheimhoudingsplicht.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4346

Geknipt, maar niet helemaal geschoren

wxx.JPGRechtbank Zutphen, 10 juli 2007, KG ZA 07-140. Waxx Kappers tegen Maxx Kappers (met dank aan Alma Theunissen, JPR Advocaten).

Apeldoornse merk- en handelsnaamzaak met Zutphense variant op de proceskostenveroordeling.

Eiser exploiteert sinds 1992 een kapsalon onder de handelsnamen Waxx en Waxx Kappers en heeft in 1999 het Benelux woordmerk Waxx  geregistreerd. Gedaagde exploiteert sinds begin 2006 een kapsalon met de naam Maxx Kappers.

De voorzieningenrechter oordeelt, met betrekking tot de merkenrechtelijke vordering,  dat de aanduidingen visueel en auditief overeenstemmen, dat de grote bekendheid bij het publiek van het merk Waxx niet is betwist, dat partijen binnen een straal van 1,5 kilometer dezelfde diensten aanbieden en dat bovendien “het merk Waxx  opvallend is en niet veel voorkomt, zodat deze een groot onderscheidend vermogen heeft.” Dat gedaagde het merk Waxx niet zou kennen is niet relevant.

Met betrekking tot de handelsnamen oordeelt de rechter dat ook hier “bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.”

De vorderingen worden toegewezen, hoewel de gedaagde niet veroordeeld wordt tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat gedaagde te kwader trouw handelde en bovendien een kleine onderneming is, worden de werkelijke proceskosten op grond van de billijkheid gematigd tot  “de proceskosten zoals in handelszaken gebruikelijk”, dat wil zeggen de forfaitaire proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4334

Pasfotopoint tegen Pasfotoshop

Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, 4 juli 2007. Pasfotopoint the Store tegen Pasfotoshop (met dank aan P. Koerts, Trip).

Gemeld, maar nog niet besproken. Handelsnaamgeschil. Het vorderen van een verbod op het voeren van een handelsnaam is niet mogelijk in een verzoekschriftprocedure ex artikel 6 lid 1 Hnw.

Art. 6 lid 1 Hnw bepaalt dat iedere belanghebbende zich bij verzoekschrift tot de kantonechter kan wenden met het verzoek, degene die de verboden handelsnaam voert, te veroordelen daarin zodanige door de rechter te bepalen wijziging aan te brengen, dat de gestelde onrechtmatigheid wordt opgeheven.

Verzoekster Pasfotopoint heeft nagelaten de kantonrechter te vragen een rechterlijk bevel tot ‘zodanige wijziging’ van de handelsnaam Pasfotoshop, ‘dat de gestelde onrechtmatigheid wordt opgeheven’. In plaats daarvan verzoekt Pasfotopoint de kantonrechter om Pasfotoshop een verbod op te leggen op het voeren van de handelsnaam Pasfotoshop.

De kantonrechter verklaart Pasfotopoint niet ontvankelijk in haar verzoek: “12. Pasfotopoint heeft geen vordering [art. 6 lid1 Hnw –  IEF] zoals hiervoor omschreven ingesteld. De verbodsvordering zoals ingediend kan niet worden gegrond op de Handelsnaamwet en Pasfotopoint heeft niet gesteld op grond waarvan zij meent die verbodsvordering wel in te kunnen stellen door het indienen van een verzoekschrift aan de rechter.”

Lees het vonnis hier

IEF 4328

De speciale aard van dit bewijsbeslag

Beschikking Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 30 mei 2007, LJN: BA9007. EBM Security B.V. tegen Esq Group V.O.F.,

IE-procesrecht. Hof vernietigt beschikking van voorzieningen rechter en verleent voor bewijsbeslag op grond van art. 1019b Rv in verband met gestelde schending van de handelsnaam. Dat sprake is van een vergaande inbreuk en dat geïntimeerden ‘onthand’ kunnen worden, is een gevolg van de speciale aard van dit bewijsbeslag. Een samenvatting in citaten:

3.2.2. Voor zover de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de nieuwe wettelijke regeling geen toepassing kan vinden in zaken betreffende de Handelsnaamwet, deelt het hof die opvatting niet. Ook op zaken betreffende de Handelsnaamwet kan artikel 1019b Rv toepassing vinden zoals reeds aanstonds blijkt uit artikel 1019 Rv: ‘Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge (…) op procedures krachtens de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet (…)’, terwijl de wet twee nieuwe bepalingen invoert in de Handelsnaamwet, de artikelen 6b en 6c

Geen verhaal of afgifte

3.3.2. Voor zover verlof wordt verzocht op grond van artikel 700 e.v. Rv dient het te worden afgewezen, nu het verzochte verlof noch strekt tot verhaal noch tot afgifte, althans geen afgifte als bedoeld in de artikelen 730 e.v. Rv. In die bepalingen heeft afgifte de betekenis van overdracht in haar goederenrechtelijke betekenis. Deze is hier niet aan de orde (maar zou in geval van merkinbreuk mogelijk wel aan de orde kunnen komen, namelijk afgifte tot vernietiging). De afgifte van bewijsmiddelen in de artikelen 843a en 162 Rv hebben een eigen, procesrechtelijke betekenis, in het bijzonder een inzagerecht en om gebruik te kunnen maken van de vergaarde gegevens in een procedure (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/589, subonderdeel 1.3: het inzagerecht leidt niet tot een afgifteplicht). Bovendien verlangt EBM hier expliciet geen afgifte (in de betekenis van goederenrechtelijke overdracht), maar veiligstelling gevolgd door inzage (rechercheren is het woord dat EBM gebruikt).

Horen wederpartij

3.4.2. Verwezen wordt naar artikel 7 van de Richtlijn 204/48/EG en de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, 30 392, onder artikel 1019b, waar wordt opgemerkt:
Ingevolge artikel 1019b, derde lid, kunnen de voorlopige maatregelen tot bescherming van bewijs zo nodig worden getroffen zonder dat de wederpartij wordt gehoord. Dit zal met name gebeuren indien uitstel (…) er een aantoonbaar gevaar voor vernietiging van bewijs bestaat.

3.4.3. Naar het oordeel van het hof heeft EBM toereikende feiten en omstandigheden gesteld die bedoelde vrees, althans het aantoonbare gevaar voor vernietiging aannemelijk maken.

Vertrouwelijke gegevens

3.5.1. Grief 3 keert zich tegen de volgende overweging: Verzoekster vraagt immers beslaglegging op en bewaarneming van alle computerbestanden, correspondentie en agenda’s over de jaren 2004 en 2005. Dit is een zeer vergaande inbreuk op het eigendomsrecht van gerekwestreerden, die immers niet alleen volstrekt onthand raken van hetgeen zij krachtens boek 2 BW en o.a. fiscale wetgeving gedurende een aantal jaren onder zich moeten houden, het is ook voor verzoekster een uitgelezen kans om kennis te nemen van vertrouwelijke gegevens en informatie te vergaren die zij op reguliere wijze kennelijk niet vergaren kan. Dit is de eerste reden waarom het verzoek zal worden afgewezen.

3.5.2. De grief is gegrond. De omstandigheid dat sprake is van een vergaande inbreuk en dat geïntimeerden ‘onthand’ kunnen worden, is een gevolg van de speciale aard van dit bewijsbeslag. Van bijzondere omstandigheden die in het onderhavige geval aan beslaglegging in de weg zouden kunnen staan, is niet gebleken, terwijl op korte termijn in kort geding aan die bezwaren tegemoet valt te komen.

3.5.3. De voorzieningenrechter heeft zijn oordeel mede gegrond op de overweging dat schending van de handelsnaam niet kan worden geput uit interne administratieve bewijsstukken. Hoezeer juist, daarmee wordt tekort gedaan aan het doel van het onderhavige beslag, namelijk om gegevens te vergaren omtrent de omvang van de inbreuk en van de schade die EBM heeft geleden als gevolg van een mogelijke handelsnaaminbreuk.

Bescherming gewaarborgd

3.5.6. Het verzochte verlof, voor zover gegrond op artikel 1019b Rv, is mitsdien toewijsbaar. De in artikel 1019b lid 4 Rv geboden bescherming is, naar het oordeel van het hof, voldoende gewaarborgd door de bewaargeving van de in beslag te nemen gegevens als verzocht, gevolgd door een kort geding waarin, na eventueel gevoerd verweer, met deze bescherming rekening kan worden gehouden.

Het Hof bepaalt dat de gerechtelijk bewaarder daarvan geen inzage geeft of anderszins informatie omtrent de inhoud ter kennis brengt van EBM of derden, totdat door de voorzieningenrechter in kort geding, of door de bodemrechter, anders is bepaald; bepaalt dat door de gerechtelijke bewaarder, al dan niet in samenwerking met een ter zake onafhankelijk deskundige, op verzoek van geïntimeerden (digitale) kopieën zullen worden gemaakt en dat de originele stukken daarna zo spoedig mogelijk aan geïntimeerden worden teruggegeven onder bewaring van de kopieën; (…) bepaalt dat de eis in hoofdzaak moet worden ingesteld binnen 14 dagen ná het (eerstgelegde) beslag; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

Lees de beschikking hier.

IEF 4304

Sint / Pasfotopoint / Glaxo / Astropower

1- Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 5 juli 2007, LJN: BA8844. Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland tegen Gedaagde.

“Eén van de twistpunten tussen partijen is het mede organiseren van de landelijke Sinterklaasintocht, die door de NPS op televisie wordt uitgezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen recht op het houden van die intocht. Enig patent hierop kan niet worden aangevraagd, want het Sinterklaasfeest is van ons allemaal.
Reeds hierop strandt de door SNC gevorderde mededeling van Gedaagde aan de NPS dat zij zich voor al hetgeen dat betrekking heeft op de intocht van Sinterklaas tot SNC dient te wenden. Bovendien staat het de NPS geheel vrij wie zij wenst te benaderen voor het verzorgen van de ondersteuning bij de landelijke intocht. Evenmin als aan Gedaagde, komt aan SNC enig recht toe, op basis waarvan het verstrekken van deze opdracht bij de NPS kan worden geclaimd. Van enige overeenkomst daartoe is namelijk niet gebleken.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank Amsterdam, 5 juli 2007, LJN: BA8856. Eiser (E. de R. v. Z.) tegen gedaagde.

Eiser is doende een boek te schrijven over de Koninklijke Familie. (…) De bescherming van dat belang wordt vooralsnog voldoende gediend met het opleggen van een ordemaatregel, inhoudende dat Gedaagde op straffe van verbeurte van een dwangsom gehouden is ieder geschrift dat hij over eiser en met hem verband houdende kwesties in de openbaarheid wil brengen of wil doen brengen tenminste drie weken voorafgaand aan de voorgenomen dag van publicatie ter kennisneming aan Eiser ter beschikking te stellen, opdat deze tijdig kan nagaan of daarin informatie is verwerkt die afkomstig is uit het door Eiser bij Gedaagde opgeslagen archief en nog niet behoort tot het publieke domein, zodat Eiser in dat geval in staat is desgewenst passende maatregelen te treffen.”

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, 4 juli 2007. Pasfotopoint the Store tegen Pasfotoshop (met dank aan P. Koerts, Trip).

“Pasfotopoint heeft geen vordering zoals hiervoor omschreven ingesteld [art 6 lid 1 Hnw – IEF]. De verbodsvordering zoals ingediend kan niet worden gegrond op de Handelsnaamwet en Pasfotopoint heeft niet gesteld op grond waarvan zij meent die verbodsvordering wel in te kunnen stellen door het indienen van een verzoekschrift aan de rechter.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 juli 2007, HA ZA 06-2677. Glaxo Group Limited Tegen
Pharmachemie B.V.

“Dat het enkele gegeven dat de informatie uit de G-standaard van juni 2006 enige weken voorafgaand aan de expiratiedatum van EP 266 beschikbaar was niet moet worden aangemerkt als het aanbieden van generiek Ondansetron in de zin van artikel 53 lid 1 ROW 1995, althans niet als het voor een of ander aanbieden in de zin van dat artikel. De rechtbank zal de vorderingen van Glaxo derhalve afwijzen.

Lees het vonnis hier.

5- EPO, EBoA, 28 juni 2007, G 0001/05, Astropower Inc.(met dank aan Geert Theuws, Howrey)

Uitspraak betreft een aantal openstaande en zeer interessante punten t.a.v. divisionals.
"So far as Article 76(1) EPC is concerned, a divisional application which at its actual date of filing contains subject-matter extending beyond the content of the earlier application as filed can be amended later in order that its subject-matter no longer so extends, even at a time when the earlier application is no longer pending. Furthermore, the same limitations apply to these amendments as to amendments to any other (non-divisional) applications."

Lees de uitspraak hier.

IEF 4150

Vanwege de interdepartementale overlegstructuur

ehb.gifKamerstukken. Niet-dossierstuk just070356, 2e Kamer. Handhaving. Brief van de minister van Justitie over uitstelbericht Kabinetsstandpunt richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten

“Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2007

Onder verwijzing naar uw brief van 25 mei 2007, met kenmerk 07-Just-B-033, met het verzoek om uiterlijk dinsdag 5 juni a.s. het kabinetsstandpunt over de richtlijn betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen aan de Kamer te doen toekomen, deel ik u mee dat de genoemde datum -vanwege de interdepartementale overlegstructuur- helaas niet kan worden gehaald.

Naar verwachting zal het kabinetsstandpunt, dat neergelegd wordt in een BNC-fiche, u in week 25 toekomen. 

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin

IEF 4139

Hebbedingen

wanna.gifRechtbank Utrecht, 8 juni 2007, KG ZA 07-387. Wannahaves B.V. tegen Wannahaves Support Breukelen B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Merken- en handelsnaamrecht. Wannahaves Support maakt inbreuk op merk- en handelsnaamrechten van Wannahaves. Verwarring door verband met bekend merk: inbreuk sub b. Matiging proceskosten.

In het vonnis wordt niet aangegeven waarvoor de merken van eiseres en gedaagde zijn ingeschreven, de voorzieningenrechter geeft alleen aan waar de merken voor worden gebruikt. Wannahaves is houdster van het Benelux woordmerk WANNAHAVES. Zij gebruikt het merk ter ontwikkeling van een multimedia lifestyle concept voor mannen tussen de 18 en 34 jaar, en onder meer kort gezegd voor het aanprijzen van gadgets en maakt daartoe onder meer gebruik van het televisieprogramma met de naam “Wannahaves”, een tijdschrift, internet en mobiele diensten. Gedaagde heeft een woord- en een beeldmerk (zie onderste afbeelding) en gebruikt de merken WANNAHAVES SUPPORT en DE WANNAHEBBIES voor het verkopen van op CD’s ingesproken kinderverhalen, met bijbehorende kartonnen kaarten.

De rechter leidt daar uit af dat zowel de aard als de bestemming van de producten nogal van elkaar afwijken. Maar omdat het merk WANNAHAVES een bekend merk is, nu dit niet door gedaagde betwist is, overweegt de rechter: “In het licht hiervan en van het feit dat eiseres haar merk gebruikt voor zeer uiteenlopende zaken (van gadgets tot reizen) en het merk begripsmatig gezien geen beperking kent ten aanzien van hetgeen daaronder kan worden aangeboden (Het betekent letterlijk: hebbeding), staan deze afwijkingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg aan het aannemen van een zekere, weliswaar geringe, mate van soortgelijkheid.”(4.6)

Het verweer dat Wannahaves als gewoon zelfstandig naamwoord moet worden beschouwd gaat volgens de voorzieningenrechter niet op gelet op de inburgering van het merk. Ook is niet gesteld of gebleken dat Wannahaves ten tijde van het deponeren van het merk door Wannahaves reeds een bestaand (Engelstalig) zelfstandig naamwoord was.

De gelijkenissen in de auditieve, visuele en begripsmatige zin tussen de merken van partijen (ook tussen WANNAHAVES en WANNAHEBBIES) acht de voorzieningenrechter groot.

“De conclusie van het voorafgaande is dat door het gebruik van de merken van gedaagde bij het publiek verwarring kan ontstaan in die zin dat het publiek een verband kan veronderstellen tussen de merken van partijen. Dit betekent dat de vordering van eiseres voor zover deze strekt tot het verbieden van het gebruik van deze merken en andere met het merk van eiseres overeenstemmende tekens, op grond van een bepaalde in artikel 2.20 lid 1 sub b voor toewijzing in aanmerking komt.”(4.14)

De handelsnaam Wannahaves komt voor bescherming van de Handelsnaamwet in aanmerking, nu het woord niet louter beschrijvend van aard is en de bescherming van de handelsnaam niet leidt tot monopolisering van de taal. Het dominerende bestanddeel van de handelsnamen van gedaagde is Wannahaves. Er is volgens de voorzieningenrechter sprake van gevaar voor verwarring. De voorzieningenrechter acht het billijk om de werkelijke proceskosten met éénderde deel te verminderen omdat het gebruik van het merk door gedaagde beperkt is gebleven en zij direct na de sommatiebrief het gebruik van de domeinnaam heeft gestaakt en gestaakt heeft gehouden.

Lees het vonnis hier.

IEF 4135

Coöperatieve inbreuk

sbr.gifRechtbank Amsterdam 23 mei 2007, LJN: BA6820: Subaru c.s. tegen Coöperatie Cosis.

Uitleg van tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Gebruik handelsnaam, beeld- en woordmerken in strijd met overeenkomst. Auteursrechtinbreuk door plaatsen van foto’s van Subaru’s personenauto’s op website.

Cosis, een coöperatie die wordt gevormd door diverse leden, waaronder ex-dealers van Subaru, presenteert zich als zijnde gespecialiseerd in Subaru. Op 4 juli 2003 is er een vaststellingovereenkomst tussen partijen gesloten. Subaru vordert onder meer een verklaring voor recht dat Cosis door gebruik van de naam ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ en de Subaru-merken de vaststellingovereenkomst overtreedt en maakt aanspraak op contractuele boetes.

Het hanteren van de aanduiding ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ wordt aangemerkt als handelsnaamgebruik: ‘Op het moment dat de aanduiding “Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru” zowel in het briefhoofd staat vermeld, direct gevolgd door adres en internetgegevens, als onderaan de prijslijst, eveneens direct gevolgd door adresgegevens, zal de gemiddelde geadresseerde dit als handelsnaamgebruik opvatten en niet slechts als beschrijving van de (handels)activiteiten/werkelijke hoedanigheid van de leden van Cosis. Dat de brief is ondertekend met Coöperatie Cosis zonder toevoeging “Specialisten in Subaru” doet hieraan geen afbreuk. Evenmin als de verdere inhoud van de brief en/of het persbericht.’ (r.o. 4.8). Cosis is jegens Subaru tekortgeschoten in de nakoming van artikel 1 van de vaststellingovereenkomst.

Voor wat betreft de daardoor verschuldigde boete oordeelt de Rechtbank dat het aantal overtredingen niet afhankelijk is van het aantal verzonden brieven waaruit een mailing bestaat (50 verzonden brieven). In dit geval is volgens de Rechtbank sprake van twee overtredingen omdat de naam Cooperatie Cosis Specialisten in Subaru twee keer in de mailing voorkomt (r.o. 4.10).

Met betrekking tot een onder Subaru-rijders door Cosis verspreide brochure waarin beeld- en woordmerken van Subaru worden gebruikt, oordeelt de Rechtbank (verwijzend naar BMW/Deenik) dat het de vraag is of de brochure de ongeoorloofde indruk heeft gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cosis en Subaru. Daarvoor acht de Rechtbank de volgende omstandigheden van belang:

‘a. Cosis maakt in de brochure zowel gebruik van het beeldmerk van Subaru c.s. (ovaal met zes sterren) als van het woordmerk SUBARU. In het algemeen zal beeldmerkgebruik naast woordmerkgebruik tot het oordeel leiden dat de indruk wordt gewekt van het bestaan van een commerciële band.

b. Cosis maakt in de brochure reclame voor nieuw op de markt gebrachte auto's en spreekt over een introductieshow. In zijn algemeenheid worden nieuw geïntroduceerde automodellen van een bepaald merk veeleer bij officiële dealers aangeboden. Dit brengt mee dat bij potentiële klanten sneller de indruk wordt gewekt dat de brochure afkomstig is van Subaru c.s. of van aan haar gelieerde ondernemingen.

c. In de brochure is een lijst met namen, adresgegevens en telefoonnummers van Cosis-leden opgenomen. Mede nu het als onvoldoende betwist ervoor moet worden gehouden dat een groot aantal van de in deze lijst vermelde leden vroeger wel officiële Subaru-dealers zijn geweest en sommige leden ook officiële dealers zijn van andere merkauto's, kan deze lijst een indruk wekken van een landelijk dealernetwerk, en kunnen potentiële klanten eerder in de veronderstelling komen te verkeren dat de brochure afkomstig is van een aan Subaru c.s. gelieerd aantal dealers.

d. In de brochure is gebruik gemaakt van de kleurencombinatie blauw/geel. Door Cosis is niet betwist dat deze kleuren tot medio 2003 kenmerkend zijn geweest voor de Subaru-dealerorganisatie. Dat dit mogelijk niet van begin af aan het geval is geweest, doet hieraan niet af Dat de kleurencombinatie blauw/geel verder niet als merk is gedeponeerd doet niet eraan af dat het gebruik maken van deze kleurencombinantie één van de elementen kan zijn die meebrengen dat bij het publiek de indruk kan ontstaan dat zij van doen heeft met een aan Subaru c.s. gelieerde onderneming.’

De Rechtbank komt tot het oordeel dat Cosis met de brochure de indruk kan wekken dat er een commerciële band bestaat. Aldus handelt Cosis in strijd met artikel 4 van de vaststellingovereenkomst (r.o. 4.17).

Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk oordeelt de Rechtbank dat de foto’s, waarop diverse Subaru personenauto’s al rijdend en in een landschappelijke omgeving zijn te zien, auteursrechtelijk beschermd zijn. ‘De auto’s zijn niet op een gebruikelijke wijze maar op een originele manier vanuit een specifiek gekozen perspectief gefotografeerd waarbij door de maker van de foto’s keuzes zijn gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de setting waarin de foto’s zijn geplaatst en de belichting.’ Nu als onbetwist vaststaat dat Cosis deze foto’s zonder toestemming van Subaru op haar website heeft geplaatst en openbaar gemaakt, maakt Cosis inbreuk op de auteursrechten van Subaru (4.25).

Volgt forfaitaire kostenveroordeling (de zaak is aangebracht vóór de handhavingsrichtlijn).

Lees het vonnis hier