Consultatie auteurscontractenrecht gestart
In het voorontwerp worden wijzigingen voorgesteld in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten met als doel de positie van de natuurlijke maker ten opzichte van de exploitant van zijn werken te versterken. Het consultatiedocument dient ter toelichting op het voorontwerp.
Het voorontwerp heeft gevolgen voor de wijze waarop over de exploitatie van auteursrechtelijk beschermd werk kan worden gecontracteerd en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten.
Met de consultatie worden belangstellenden uitgenodigd een reactie te geven. Belangstellenden kunnen het gehele voorontwerp en consultatiedocument in hun reactie betrekken. Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.
Lees hier meer (inclusief voorontwerp).
De litigieuze mop
Vzr. Rechtbank Amsterdam (in de persoon van mr. Chr. Hensen), ex parte beschikking van 27 april 2010, KG RK 10-1785, Vermop Salmon GmbH tegen Newell Rubermaid Luxembourg SARL.
Octrooirecht. Ex parte. Inbreuk op octrooi m.b.t. mophouder op beurs in de RAI. Repeterend beslag.
2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stelling van Vermop dat Rubbermaid inbreuk op haar octrooi maakt of dreigt te maken voorshands voldoende gesubstantieerd voor toewijzing van maatregelen tot conservatoir beslag tot afgifte en afgifte tot bewaarneming op de wijze als hierna verwoord. Tevens heeft Vermop voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het nodig is de maatregelen te nemen zonder de wederpartij te horen. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is ten slotte voldoende aannemelijk dat uitstel ten gevolge van de behandeling van de zaak op tegenspraak onherstelbare schade voor Vermop zal veroorzaken. Beslag en bewaarneming
2.3. Het in het verzoekschrift onder A. opgenomen verzoek repeterend beslag te mogen leggen op de in het verzoekschrift onder 7 omschreven producten zal worden toegestaan tot en met 29 april 2010, nu immers niet kan worden uitgesloten dat verdere inbreukmakende producten zullen worden aangeboden. Voorts zal bepaald worden dat de beslagen zaken in bewaring worden afgegeven aan het te Amersfoort gevestigde bedrijf Nimax B.V. en dat de zaken slechts met toestemming van gerekwestreerde of nadat de rechter daartoe heeft beslist ter beschikking mogen worden gesteld aan verzoekster.
Lees de beschikking hier.
Zeer herkenbaar
Vzr Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-455, Stichting Landelijke Gedetineerdencommissie tegen Stichting Gedeco Nederland
Onrechtmatige daad. Handelsnaam. Domeinnaam. Eiser, die ook naar buiten treedt onder de afkorting Gedeco maakt bezwaar tegen de domeinnaam gedeconederland.nl van gedaagde. De vordering, die alleen is gegrond op de gestelde onrechtrechtmatige daad van gedaagde, wordt toegewezen. “Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd.” Geen 1019h proceskosten.
4.4. Naar voorlopig oordeel slaagt de vordering op grondslag van onrechtmatige daad. Eisers heeft aannemelijk gemaakt dat gedaagde de domeinnaam gedeconederland.nl gebruikt voor het trekken van bezoekers naar haar eigen, met die van eiseres, concurrerende website. Eiseres voerde haar domeinnaam gedeco.nl aanzienlijk eerder dan gedaagde. Daarnaast wijken de domeinnamen onderling slechts weinig van elkaar af. Beide domeinnamen worden gedomineerd door het woord(deel) gedeco. Dit woord staat voor “gedetineerdencommissie”. Aan het in de artikelen 74 en 75 van de Penitentiaire beginselenwet bedoelde overleg wordt in de praktijk vormgegeven door een overlegorgaan dat in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen wordt aangeduid als de ‘gedeco’. Voor (ex)gedetineerden is het woord gedeco dan ook zeer herkenbaar. Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd. Dat deze keuze bewust is gedaan is door gedaagde niet weersproken.
4.5. Een gevaar voor verwarring is hiermee gegeven. Dit wordt onderschreven door de door eiseres overgelegde e-mails en correspondentie. Gedaagde trekt hierdoor een ongerechtvaardigd voordeel.
Lees het vonnis hier.
De exclusieve positie van de octrooihouder
Vzr Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 6 mei 2010, KG RK 10-1214, Novartis A.G tegen. Drogisterij.net B.V.
Octrooirecht. Ex parte na enkele eerdere uitspraken m.b.t. dezelfde contactlenzen (zie IEF 7964). Inbreuk door online verkoop.
2.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is gemaakt dat Drogisterij.net ACUVUE OASYS contactlenzen in Nederland aanbiedt, waarmee inbreuk wordt gemaakt op (geldige) conclusie 1 van het aan Novartis toebehorende Europese octrooi EP 0 819 258. Immers, bij vonnis van deze rechtbank van 11 februari 2009 is in een bodemzaak geoordeeld dat dezelfde contactlenzen als de lenzen die door Drogisterij.net worden aangeboden, onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van het octrooi vallen en dat het octrooi geldig is. Dat oordeel is bij vonnis van 10 juni 2009 na een kort geding op tegenspraak bevestigd, met verwerping van twee inbreukverweren die niet aan de orde waren geweest in de bodemprocedure. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift onder 18 [aantasting van de exclusieve positie van de octrooihouder – IEF] is aangevoerd is tevens voldoende aannemelijk dat uitstel ten gevolge van behandeling van de zaak op tegenspraak onherstelbare schade voor Novartis zal veroorzaken. (…)
Lees de beschikking hier.
Dat acht de voorzieningenrechter niet zonder meer aannemelijk
Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-562, Progeria Thuiszorg B.V. tegen Cheval Homme VOF (met dank aan Rik Geurts, QuestIE).
Handelsnaamrecht. Kraamzorg. Handelsnaam BABYCARE is enigszins beschrijvend, maar heeft ook enig onderscheidend vermogen. Handelsnaam Private Baby Care van gedaagde maakt inbreuk op handelsnaam Babycare van eiser.
4.7. Het betoog van Cheval Home c.s. dat de handelsnaam BABYCARE beschrijvend zou zijn en daarom onderscheidingskracht zou missen, kan niet leiden tot een ander oordeel. Cheval Homme c.s. heeft in dit verband aangevoerd dat het woord "babycare" in de Nederlandse taal een "niet ongebruikelijke aanduiding" zou zijn om aan te geven dat een bedrijf zich met kraamzorgdiensten bezig houdt. Dat acht de voorzieningenrechter niet zonder meer aannemelijk en wordt door Progeria ook uitdrukkelijk weersproken. Daarbij heeft Progeria erop gewezen dat zij juist de enige onderneming in Nederland is, afgezien van Cheval Homme c.s., die een kraamzorgbureau exploiteert met gebruikmaking van de tem "babycare" in haar handelsnaam. Gelet daarop moet worden aangenomen dat de handelsnaam BABYCARE in ieder geval enig onderscheidend vermogen heeft, wat nog zal zijn versterkt door het jarenlange gebruik ervan door Progeria. In het licht van een en ander weegt het enigszins beschrijvende karakter van de naam niet op tegen de hiervoor genoemde factoren die wel duiden op verwarringsgevaar.
Lees het vonnis hier.
De partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst.
Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-531, Tele2 Nederland & Online Breedband B.V. tegen UPC Nederland B.V. & Ziggo B.V. (met dank aan Paul Kreijger, Freshfields)
Auteursrecht. Mededinging. Telecommunicatie. Kabelnetwerken en (feitelijke) openbaarmaking. ‘Wederverkoopverplichting’ voor analoge televisie. In het kort: OPTA heeft aan kabelnetwerkexploitanten UPC en Ziggo de verplichting opgelegd om hun eigen analoge standaardpakket rtv-programma’s door te verkopen aan de alternatieve dienstenaanbieders. Alternatieve aanbieders die niet over een eigen kabelnetwerk beschikken zouden zo kunnen concurreren met het kabelbedrijf door het analoge standaardpakket en de aansluiting in eigen naam aan hun klant te verkopen.
Het is de netwerkexploitanten daarbij toegestaan hun rtv-pakket uitsluitend als geheel te leveren aan de alternatieve aanbieders. De exploitanten stellen echter dat nu alternatieve aanbieders het pakket in eigen naam leveren, het ook deze aanbieders zijn die (mede) openbaar maken en dus zelf afspraken met de omroepen in het analoge pakket moeten maken. Eisers Tele2 en Online stellen dat de auteursrechtelijke licentie-onderhandelingen met de rechthebbenden bij een geheel pakket echter te ingewikkeld zouden zijn en willen dat gedaagden verplicht mee werken aan zogenaamde ‘third party billing’, waarbij klanten voor de aansluiting en de analoge rtv-signalen weliswaar klant zijn bij Tele2/Online, maar waarbij UPC en Ziggo de zenders uit het analoge standaardpakket leveren aan die consumenten, waardoor de openbaarmaking uitsluitend door UPC en Ziggo zou geschieden. Deze kwestie is eerder door OPTA beoordeeld in een geschilbesluit, waarbij gedaagden inderdaad verplicht werden tot aanbieden volgens deze constructie, maar, en daar gaat het i.c. om, alleen als de civiele rechter van oordeel zou zijn dat er op deze manier sprake is van een openbaarmaking door uitsluitend UPC en Ziggo.
De civiele rechter oordeelt echter anders en de vorderingen worden afgewezen. Ook bij Third Party Billing wordt de openbaarmaking feitelijk beheerst door de alternatieve aanbieders Tele2 en Online en zijn zij bij uitstek de partij die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor openbaarmaking.
4.5. Gelet op het voorgaande kan het betoog van Tele2 en Online dat zij niet openbaar maken omdat zij niet feitelijk betrokken zijn bij de levering van de omroepinhoud, niet slagen. Zij hebben feitelijk immers juist een bepalende rol bij de levering. Voor zover Tele2 en Online hebben bedoeld te betogen dat een partij die de openbaarmaking feitelijk beheerst, maar de technische uitvoering van de openbaarmaking overlaat aan een derde, niet openbaar maakt, treft het evenmin doel. Die opvatting vindt naar voorlopig oordeel geen steun in het recht. Voorshands moet worden aangenomen dat de partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst, bij uitstek de partij is die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de openbaarmaking.
Lees het vonnis hier.
Meer verslagen Downloaddebat
Writing Without Additives (Valeer Damen): “Strange to say, my trust in ‘old politics’ was rejuvenated by this debate. All reasonable arguments pointed away from the black-and-white accusations made by some of the more aggressive speakers. Niels Aalberts launched a vehement attack on the ‘old industry’, but along the way had to admit that he himself had made use of the old industry, and had been pleased with the results.
The much maligned Tim Kuik appeared to me very reasonable in explaining that unauthorised downloading should be made illegal, not to punish the end-user, but to be able to stem the sources providing the unauthorised copies. Thus you would have little invasion of privacy, because you’re not following users, you’re looking at sources/facilitators. Unfortunately, no-one seemed to understand his point.
Bernt Hugenholtz had given us a very informative, very clear ‘reality check’ about the place of our copyright law in international treaties; Erwin Angad Gaur and Tim Kuik had given us constructive, nuanced talks about the position of the creator. But Fred Teeven and Arda Gerkens to me were the most constructive participants. Together with Tim Kuik, they seemed the only people who understand that legislation is not the same as enforcement.”
Lees hier meer.
Telegraaf (Gabi Ouwerkerk): Het harder aanpakken van internetters die auteursrechtelijk beschermd werk downloaden is ongewenst zolang de entertainmentindustrie zelf niet voldoende legale alternatieven biedt. Politici en vertegenwoordigers van consumenten en artiesten waren hier eensgezind over tijdens het Grote Downloaddebat dat gisteren gehouden werd in De Balie in Amsterdam.
(…) De industrie moet eerst met goede legale initiatieven komen en daarmee draagvlak creëren bij de consument”, aldus Fred Teeven van de VVD die er van overtuigd is dat het merendeel van de internetters zal overstappen naar die legale alternatieven. Ook Ada Gerkens (SP) die samen met Teeven deel uitmaakte van een parlementaire werkgroep die onderzoek deed naar de toekomst van auteursrechten, noemt het downloaden uit illegale bron in eerste instantie een probleem van de industrie dat de politiek niet met een downloadverbod kan oplossen. (…) PvdA-Kamerlid Martijn van Dam is het er niet mee eens dat er gekozen moet worden voor een heffing of downloadverbod. Zelfs Tim Kuik van Brein zei open te staan voor deze mogelijkheid die eerder al geopperd werd door auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra en vakbond FNV. Wel vindt hij dan dat het toestemmingsrecht terug moet naar de makers.
Hoewel de politieke partijen, belangenbehartigers en industrie het over veel zaken niet eens werden tijdens het debat, is er wellicht toch een mogelijkheid om te stoppen met het criminaliseren van downloaders en auteurs een vergoeding te geven voor hun werk.
Lees hier meer.
Geen bevoegdheidsscheppende bepaling
Vzr. Rechtbank Breda, 27 mei 2010, LJN: BM6004, Bijoux Concept Sarl hodn Albanu tegen Pomerol Living c.s.
Gemeenschapsmerk. Domeinnaam. Stukgelopen samenwerking. Bevoegdheid. Gestelde inbreuk op beeldmerk Albanu door gebruik handelsnaam en domeinnaam albanu.nl.
De Rechtbank Breda is niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen op grond van het Gemeenschapsmerk. Art. 3 Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk is niet onverbindend wegens strijd met art. 103 van de Verordening. Vorderingen o.g.v. handelsnaamrecht eveneens afgewezen: geen gegronde vrees na onthoudingsverklaring.
Bevoegdheid: 3.5 (…) Op geen enkele wijze blijkt van een bedoeling van de Raad dat dit artikel [Art. 103 GMVo – IEF] afbreuk beoogt te doen aan de vooropgestelde wens dat een zo gering mogelijk aantal gerechten vorderingen op basis van het Gemeenschapsmerk beoordeelt. Wanneer het artikel zou worden uitgelegd als een bevoegdheidsscheppende bepaling voor alle gerechten in een lidstaat om voorlopige maatregelen te treffen, zou aan die doelstelling in hoge mate afbreuk worden gedaan. In Nederland worden deze vorderingen immers vooral beoordeeld in kort geding. In overeenstemming met de doelstelling van de Verordening is daarom dat art. 3 van de Uitvoeringswet niet onverbindend is wegens strijd met art. 103 van de Verordening.
Handelsnaamrecht: 3.6. Voor zover Bijoux Concept haar vorderingen heeft gebaseerd op het handelsnaamrecht, zullen deze worden afgewezen. De onthoudingsverklaring, in zoverre Bijoux Concept zich daarop heeft beroepen, biedt een grondslag voor een rechterlijk bevel mits er gegronde vrees bestaat dat in de toekomst Albanu opnieuw door [gedaagde 1] en/of Halsteren gebruikt gaat worden als handelsnaam. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze gegronde vrees niet aanwezig.
Lees het vonnis hier.