IEF 22752
16 juni 2025
Artikel

deLex zoekt Juridisch eindredacteur (32 uur)

 
IEF 22761
23 juni 2025
Uitspraak

Conclusie van A-G in Pelham II: afbakening van het begrip ‘pastiche’ onder de InfoSoc-richtlijn

 
IEF 22762
23 juni 2025
Uitspraak

Enzalutamide: rechtbank bevestigt geldigheid van Europees octrooi en ABC met betrekking tot enzalutamide

 
IEF 7595

Globalisering (GvEA)

GvEA, 12 november 2008,  T-7/04, Shaker di L. Laudato & C. Sas tegen OHIM / Limiñana y Botella, SL, gevestigd te Monforte del Cid

Merkenrecht. Oppositieprocedure. Limoncello/chelo. Zaak is via het HvJ (C-334/05 P) weer terug bij het GvEA, dat constateert dat vooral de woordelementen gevaar voor verwarring kunnen opleveren.

“58 Uit het voorgaande volgt dat er in casu verwarringsgevaar bestaat, inzonderheid doordat het relevante publiek slechts een onvolmaakt beeld van de betrokken merken bijblijft, zodat het gemeenschappelijke element ervan, het woord „limoncello” of „limonchelo”, zorgt voor een zekere overeenstemming tussen deze merken, en door de onderlinge samenhang tussen de verschillende in aanmerking te nemen factoren, aangezien de betrokken waren dezelfde zijn.”

Lees het arrest hier.

IEF 7276

Omzeilen

ANP NovumRechtbank Amsterdam, 12 november 2008, HA ZA 04-3620, B.V. Algemeen Nederlands Persbureau ANP tegen Novum Nederlands Nieuws B.V. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Vonnis  in de langlopende zaak tussen ANP en Novum (zie IEF 698). De vorderingen worden toegewezen op basis van ongeoorloofde mededinging.

“4.15. Novum B.V. heeft een deel van haar nieuwsgaring en nieuwsvoorziening gebaseerd op werk dat door inspanningen van het ANP, haar directe concurrent, tot stand was gekomen en (nog) niet publiekelijk toegankelijk was. Dit terwijl Novum B.V. wist dat ANP haar geen toegang tot die gegevens had gegeven. Novum B.V. heeft met gebruikmaking van niet aan haar toegekende inloggegevens technische beschermingsmaatregelen omzeild en is zodoende opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in de ARTOS-Nieuwsserver. Het op deze wijze profiteren van de inspanningen van een ander bedijf is een vorm van ongeoorloofde mededinging en onrechtmatig wegens handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7275

IE Gevelstenen

Tekst van Paul Valéry op het Palais de Chaillot in Parijs

Een gevelsteen is het eigenlijk niet, maar in deze verwarrende Endstra-tijden de moeite waard om te vermelden en te citeren. Tekst van Paul Valéry op het Palais de Chaillot in Parijs (met dank aan Sven Klos):

Tout homme crée sans le savoir
Comme il respire
Mais l'artiste se sent créer
Son acte engage tout son etre
Sa peine bien-aimée le fortifie

Ieder mens schept zonder het te weten
Zoals hij ademt
Maar de kunstenaar voelt zich scheppen
Het beweegt zijn hele wezen
Zijn dierbaar zwoegen maakt hem sterker

IEF 7273

De doorontwikkelde pootmachine

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 oktober 2008, HA RK 08-631, ISA Groep Machinebouw B.V. & Hecam Engineering B.V. c.s. tegen Roboplug B.V. c.s.

Octrooirecht. Beschikking aangaande verzoek voorlopig deskundigenonderzoek. EP eiser m.b.t. een 'inrichting voor het plaatsen van plantenmateriaal op of in een bed'. Gestelde inbreuk door eiser middels de ROBOplug pootmachine. Verzoek wordt toegewezen (geen discretionaire bevoegdheid rechter), met andere eisen aangaande de vertrouwelijkheid van het deskundigenrapport.

Voorlopig deskundigenbericht: 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de rechter ter zake van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het verzoek moeten worden toegewezen. Dit is alleen anders indien zich feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.

4.2. Voor zover B c.s. heeft willen betogen dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht niet ter zake dienend is, omdat de ROBOplug pootmachine niet onder de beschermingsomvang van de onder rechtsoverweging 2.1. en 2.2. genoemde octrooien valt, oordeelt de rechtbank dat een voorlopig deskundigenbericht mede er toe strekt om zekerheid te verkrijgen omtrent de voor het geschil tussen partijen relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te entameren. ISO Groep c.s. heeft ter zitting aangegeven dat zij het voorlopige deskundigenbericht wenst om haar proceskansen in een inbreukprocedure en/of een procedure wegens wanprestatie jegens B nader tegen het licht te kunnen houden. Daar komt nog bij dat de rechtbank niet zonder deskundige voorlichting zal kunnen beoordelen of sprake is van inbreuk en/of wanprestatie. Het thans verzochte voorlopige deskundigenbericht kan daaraan een bijdrage leveren. Het verzoek moet derhalve als ter zake dienend worden beschouwd.

4.3. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in strijd is met de goede procesorde, dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid dan wel dat er sprake is van zwaarwichtige redenen, zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Voor zover B zou bedoelen dat een zwaarwegende reden zou zijn gelegen in zijn wens de verdere technische ontwikkeling van de ROBOplug pootmachine vertrouwelijk te houden, zal de rechtbank daaraan tegemoet komen door de hierna onder het kopje ‘Vertrouwelijkheid’ te treffen regeling.

Vertrouwelijkheid: 4.6. De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat de ROBOplug pootmachine een doorontwikkelde pootmachine met vertrouwelijke kenmerken is en ziet bijgevolg voldoende aanleiding te bepalen dat het deskundigenonderzoek door de deskundige zelfstandig zal worden verricht, dat verzoeksters, noch vertegenwoordigers van verzoeksters bij het deskundigenonderzoek tegenwoordig mogen zijn en dat de deskundige zijn voorlopig rapport uiterlijk vrijdag 19 december 2008 in handen van uitsluitend B zal stellen.

4.7. De rechtbank zal B in de gelegenheid stellen om, met tussenkomst van een advocaat, de rechtbank te verzoeken het rapport of delen daarvan, uitsluitend op de gemotiveerde grond dat door publicatie zonder meer onnodig vertrouwelijke gegevens worden geopenbaard, aan verzoeksters te onthouden. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7272

Tegen de Staat der Nederlanden (HB)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 11 november 2008, zaaknr. 299597, Stichting NORMA, Pieter Blok, Carel Kraayenhof, Ricky Koole, Caroline de Bruijn, NTB & FNV tegen Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding, De Staat der Nederlanden,  STOBI & FAIR (met dank aan Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap)

Geen heffing op MP3-spelers. De AMvB waarbij de Thuiskopie-tarieven voor 2008 werden bevroren en niet uitgebreid naar hardware (harddisk-recorders en mp3-spelers) was een rechtmatig besluit. Er is geen sprake van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Geen disproportionele beperking. Er blijft voldoende billijke compensatie over.

Ook is er geen sprake van strijd met de Auteurswet. Als partijen er in de SONT niet uitkomen, en daar blijkt sprake van, mag de Minister ingrijpen met een AMvB. De Minister heeft in redelijk tot dit besluit kunnen komen en er is sprake van een redelijke afweging van belangen. Ten overvloede merkt het hof op dat dit in de toekomst anders zijn kan. Anders dan d erechtbank oordeelt het hof dat het hier geen IE-geschil betreft, de kostenveroordeling geschiedt dus volgens het liquidatietarief.

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag hier.

IEF 7270

Thans bij het GEA

Atlas AirRechtbank ’s-Gravenhage,  29 oktober 2008, HA ZA 08-893, Atlas Transport GmbH tegen Atlas Air Inc.

Merkenrecht. Eiser Atlas Transport stelt dat gedaagde Atlas Air inbreuk maakt op haar Gemeenschapswoordmerk ATLAS en haar handelsnaam ATLAS en vordert o.a. nietigverklaring van het Beneluxbeeldmerk Atlas Air.

Vonnis betreft vooral de (aanhangige) nietigheidsprocedure tegen het gemeenschapsmerk ATLAS van eiser. De beslissing met betrekking tot de schorsing van de procedure wordt aangehouden. Omdat de nietigheidsprocedure tegen het gemeenschapsmerk van eiser  inmiddels  bij het GEA aanhangig is, is er geen aanleiding meer om op grond van artikel 100 GMVo deze procedure ambtshalve te schorsen. Bevel tot comparitie tevens pleidooi, waarbij de rechtbank “in het bijzonder wenst te worden geïnformeerd omtrent de precieze stand van nietigheidsprocedure bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en thans bij het GEA.”.

De incidentele  vordering tot zekerheidsstelling wordt afgewezen: Krachtens artikel 224 Rv kan niet de eiser doch slechts de gedaagde zekerheid verlangen van de in het buitenland gevestigde of woonachtige eiser.

“4.1. De rolrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten de ambtshalve schorsing van de zaak uit hoofde van het bepaalde in artikel 100 van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk (hierna: GMVo), zulks in verband met een door Atlas Air bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) aanhangig gemaakte nietigheidsprocedure ten aanzien van het Gemeenschapsmerk ATLAS van Atlas Transport, welk merk op 5 januari 2006 is ingeschreven onder nummer 002970788, onder meer voor waren en diensten in de klassen 9, 36 en 39.

4.2. Atlas Transport stelt dat de hiervoor bedoelde nietigheidsprocedure thans aanhangig is bij het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen (hierna: GEA) en dat zij recht en belang heeft bij voortzetting van de onderhavige procedure, omdat die, bij toewijzing van de vordering, haar een effectief verweer geeft in de procedure die bij het GEA aanhangig is.

4.3. Atlas Air betwist dat Atlas Transport aan de onderhavige procedure een effectief verweer zou kunnen ontlenen voor de bij het GEA aanhangige procedure ter zake van het Gemeenschapsmerk ATLAS. Atlas Air stelt dat indien het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), het GEA of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zou bevestigen dat Atlas Air oudere rechten van plaatselijke betekenis heeft, Atlas Transport haar belang bij haar vorderingen in de onderhavige procedure zou verliezen. Atlas Air verzoekt derhalve deze procedure aan te houden in afwachting van de procedure terzake van het Gemeenschapsmerk ATLAS.

4.4. Aangezien de nietigheidsprocedure thans bij het GEA aanhangig is, is er geen aanleiding meer om op grond van artikel 100 GMVo deze procedure ambtshalve te schorsen. De rechtbank zal de beslissing op dit punt aanhouden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7269

Feitelijk belang

Howards HomeRechtbank ’s-Gravenhage,  5 november 2008, HA ZA 08-2892, AD Nieuwsmedia B.V. tegen Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. c.s en tegen Knowledge Exchange B.V. .

Vonnis in voegingsincident. Knipseldienst HowardsHome heeft feitelijk belang bij voeging in geschil over gebruik nieuwsberichten. Bevel tot pleidooi tevens comparitie van partijen.

Het AD vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, een verklaring voor recht dat De Telegraaf inbreuk maakt op haar auteurs- en databankrechten door het weergeven op haar website regioselect.nl en in haar elektronische nieuwsbrief van (een gedeelte van) regionale en lokale nieuwsberichten in de vorm van (rechtstreekse) deeplinks naar het betreffende nieuwsberichten op de website met domeinnaam ad.nl.

In dit incident vordert knipseldient HowardsHome voeging aan de zijde van de Telegraaf. Zij stelt belang te hebben bij afwijzing van de vorderingen van AD, omdat zij een bedrijf is dat in opdracht van derden, waaronder De Telegraaf, relevante nieuwsberichten die in online media zijn verschenen met een geavanceerde zoekmachine zoekt en opdrachtgevers verwijzingen naar deze berichten aanbiedt en omdat (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen grote consequenties kan hebben voor haar aansprakelijkheid en bedrijfsvoering. De vordering wordt toegewezen.

“4.1. Een derde kan voeging in de zin van artikel 217 Rv vorderen, indien hij feitelijk belang heeft bij de voeging in verband met de juridische of feitelijke gevolgen die hij mogelijk van het vonnis in de procedure tussen partijen zal ondervinden. Gelet op haar werkzaamheden heeft HowardsHome belang om zich te voegen aan de zijde van De Telegraaf. De rechtbank merkt op dat wet geen aanknopingspunten biedt om aan de toewijzing van de vordering tot voeging nadere voorwaarden te verbinden, zoals een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten die samenhangen met de voeging van HowardsHome. Evenzo biedt de wet geen aanknopingspunten voor een gedeeltelijke voeging des dat deze wordt toegestaan wat betreft de hoofdzaak en wordt geweigerd wat betreft de tevens gevorderde voorlopige voorziening. De incidentele vordering tot voeging zal onverkort en zonder nadere voorwaarden worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7268

Onvoldoende inzichtelijk gemaakt

Rechtbank 's-Gravenhage, 29 oktober 2008, HA ZA 08-1437, Container Centralen A.m.b.A c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V.

Vonnis in incident tot oproeping in vrijwaring. Vordering wordt afgewezen omdat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt waarom derde de nadelige gevolgen dient te dragen.

Container Centralen vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat Schalkoort door het gebruik van het teken “CC” op de klemmen en de hangsloten, inbreuk maakt op de Beneluxwoord-/beeldmerken, op het Beneluxmodel en het octrooirecht van Container Centralen. 

In dit incident wil Schalkoort SNB-REACT, de voormalige Stichting Namaakbestrijding in vrijwaring oproepen, omdat SNB-REACT de gestelde inbreuk zou hebben uitgelokt. De rechtbank wijst de incidentele vordering af:

“4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak voldoende gemotiveerd en concreet stelt op grond van zijn rechtsverhouding tot deze derde voldoende recht en belang te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen.

4.2. Schalkoort heeft weliswaar aangevoerd dat SNB-REACT door het doen van de proefbestelling onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, zij heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom dat zou meebrengen dat SNB-REACT de nadelige gevolgen dient te dragen van eventuele inbreuken door Schalkoort op rechten van Container Centralen. De incidentele vordering strekkende tot vrijwaring zal derhalve worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7266

Wenn das Zeichen mit dem Erscheinungsbild der Ware verschmilzt

KleurmerkGvEA, 12 november  2008, T-400/07, GretagMacbeth LLC tegen OHIM (nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken  Aanvraag (samengesteld) kleurmerk ‘kleuren in vierkantjes’ ( klassen 9, 16, 42, gebruikt voor de ColorChecker)) Weigering op absolute gronden. In casu gaat het uitdrukkelijk om een kleurmerk, niet om een beeldmerk (anders zou het Fortis-logo denkelijk ook in de problemen komen). Het (samengestelde) kleurmerk is niet onderscheidend en niet in staat de herkomst van de waren aan te duiden.

“41. Was die Bestandteile des angemeldeten Zeichen angeht, ist festzustellen, dass die in der angemeldeten Farbkombination enthaltenen 24 Farben keine für das betroffene Publikum wahrnehmbare Abweichung von den Farben aufweisen, die üblicherweise für die beanspruchten Waren und Dienstleistungen verwendet werden oder dafür in Betracht kommen, zumal der Durchschnittsverbraucher ein unvollkommenes Bild von ihnen im Gedächtnis behält (vgl. in diesem Sinne Urteil Kombination von Orange und Grau, Randnr. 33). Folglich besteht das angemeldete Zeichen aus einer Anordnung von 24 Farben, die für sich genommen keine Unterscheidungskraft haben.

(…) 44. Hierzu ist darauf hinzuweisen, dass Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 nicht zwischen verschiedenartigen Zeichen unterscheidet. (…) Auch wenn nämlich das Publikum gewohnt ist, Wort- oder Bildmarken unmittelbar als Zeichen aufzufassen, die auf eine bestimmte betriebliche Herkunft der Ware hinweisen, gilt doch nicht notwendig das Gleiche, wenn das Zeichen mit dem Erscheinungsbild der Ware verschmilzt.

45. Außerdem muss eine Farbkombination wie die in Rede stehende, um als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Waren fungieren zu können, Elemente enthalten, die geeignet sind, sie gegenüber anderen Farbkombinationen zu individualisieren und die Aufmerksamkeit des Verbrauchers auf sich zu ziehen.

46. Das angemeldete Zeichen enthält solche Elemente jedoch nicht. Es besteht nämlich allein aus der Kombination von 24 Farben, die ohne eine bestimmte Systematik in sechs Spalten und vier Reihen angeordnet sind, so dass das Zeichen wie ein farbiges Gitter aussieht. Es unterscheidet sich somit nicht von anderen ähnlichen Farbkombinationen, die ihrer Art nach den gleichen Gesamteindruck vermitteln werden wie das angemeldete Zeichen. Zur angeblichen klaren grafischen Struktur des angemeldeten Zeichens ist festzustellen, dass sie nur das einfache Ergebnis der Zusammenfügung der das Zeichen bildenden Elemente ist und durch jede ähnliche Kombination hergestellt werden könnte, so dass sie kein unterscheidungskräftiges Element darstellt.

(…) 49. Das Argument, das angemeldete Zeichen sei für die fraglichen Waren insbesondere wegen seiner besonderen Buntheit ungewöhnlich, vermag an dieser Beurteilung nichts zu ändern. Das Fehlen der Unterscheidungskraft des Zeichens ergibt sich nämlich aus seiner Beschaffenheit selbst und nicht aus der Existenz ähnlicher Zeichen auf dem Markt, die gewöhnlich in Verbindung mit den in Rede stehenden Waren und Dienstleistungen benutzt würden. Jedenfalls kann dieser Umstand dem angemeldeten Zeichen keine Unterscheidungskraft verleihen, wenn es eine solche nicht durch Benutzung im Sinne von Art. 7 Abs. 3 der Verordnung Nr. 40/94 erlangt hat, was die Klägerin nicht geltend gemacht hat.

(…) 53. Im vorliegenden Fall berechtigt kein Gesichtspunkt zu der Annahme, dass die maßgeblichen Verkehrskreise dem angemeldeten Zeichen im Zusammenhang mit den beanspruchten Dienstleistungen eine andere Funktion beimessen werden als die der Dekoration oder der Farbgebung oder dass es geeignet wäre, eindeutige Informationen insbesondere in Bezug auf die Herkunft dieser Dienstleistungen zu übermitteln. Das Argument, das Zeichen sei für die beanspruchten Dienstleistungen ungewöhnlich, ist aus denselben Gründen zurückzuweisen wie das Vorbringen, dass es für die beanspruchten Waren ungewöhnlich sei (vgl. oben, Randnr. 48). Hieraus folgt, dass das angemeldete Zeichen, da nicht dargetan wurde, dass es Unterscheidungskraft durch Benutzung erlangt habe, von den angesprochenen Verkehrskreisen nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Dienstleistungen verstanden werden wird.“

Lees het arrest hier