Uitspraak ingezonden door Paul Trapman, Ploum.
Nomadik maakt inbreuk op Nomad Company

Rb. Den Haag 3 september 2025, IEF 22899; C/09/629949 / HA ZA 22-452; ECLI:NL:RBDHA:2025:16442 (Nomad Company tegen Nomadik). Nomad Company is een Nederlandse onderneming die reis- en campingproducten produceert, opgericht in 1978. Hun producten worden wereldwijd verkocht. Nomadik is een Nederlandse dochtervennootschap van Nomadik Strech Tents CC, een wereldwijd erkende fabriek en leverancier van een stretchtent, opgericht in 2017. Nomad Company vordert een verklaring voor recht dat Nomadik inbreuk heeft gemaakt op de IE-rechten van Nomad Company, waardoor Nomadik schadeplichtig is. Daarnaast vordert ze een bevel om iedere inbreuk te staken en gestaakt te houden. Ook vordert Nomad Company een recall van alle producten van Nomadik binnen de gehele Europese Unie. Tenslotte vordert Nomad Company overdracht van domeinnamen. Aan de vorderingen legt Nomad Company ten grondslag dat Nomadik met het gebruik van het teken inbreuk maakt op de NOMAD-Merken als bedoeld in art. 2.20 lid 2 sub b en c BVIE en art. 9 lid 2 sub b en c UMVo (de sub b-inbreuk). Het gebruik van domeinnamen door Nomadik is eveneens merkinbreuk, althans is het ander gebruik in de zin van art. 2.20 lid 2 sub d BVIE.
Opname generiek in G-Standaard vóór einde ABC is inbreuk

Rb. Den Haag 27 augustus 2025, IEF 22896; LS&R 2312; ECLI:NL:RBDHA:2025:16044 (Novartis tegen Glenmark). De voorzieningenrechter Den Haag heeft geoordeeld dat Glenmark inbreuk maakte op het aanvullend beschermingscertificaat (ABC) van Novartis voor het geneesmiddel eltrombopag (Revolade®) door haar generieke variant vanaf 1 september 2025 in de G-Standaard te laten opnemen, terwijl het ABC nog tot en met 14 september 2025 liep. Volgens vaste rechtspraak geldt opname in de G-Standaard als een “aanbieden” in de zin van art. 53 ROW, en dus als een inbreukhandeling. Het verweer dat het slechts om de laatste twee weken van de beschermingsperiode ging en dat Europese ontwikkelingen zoals de stockpiling waiver en een voorgenomen uitbreiding van de Bolar-exceptie ruimte laten voor voorbereidingshandelingen, werd verworpen: opname in de G-Standaard valt niet onder deze uitzonderingen en Novartis heeft recht op volledige exclusiviteit zolang het ABC geldt.
POP MART krijgt gedeeltelijk ex parte bevel tegen AH-franchisenemers wegens namaak Labubu’s
Rb. Den Haag, 25 juli 2025, IEF 22898; C/09/689039 (POP MART tegen gerekwestreerden). POP MART verzoekt in een ex parte procedure een verbod tegen meerdere franchisenemers van Albert Heijn. Eerder is een ex parte bevel verleend tegen andere supermarkten [Zie IEF 22858]. Volgens verzoekster maken de supermarkten inbreuk op hun merken door het aanbieden van namaak Labubu’s. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd en stelt vast dat, voorshands oordelend, geen reden bestaat aan de geldigheid van de ingeroepen rechten te twijfelen en dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat gerekwestreerden inbreuk op die rechten maken, althans dat de voor artikel 194 lid 1 Rv vereiste rechtsbetrekking aanwezig is. Dit voorlopige oordeel komt tot stand na summier onderzoek waarbij alleen verzoekster is gehoord. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd ten aanzien van het spoedeisend belang van verzoekster en gelet op de mate van aannemelijkheid van de inbreuk, bestaat voldoende grond voor toewijzing van het gevraagde bevel tot staking van de inbreuk zonder gerekwestreerden voorafgaand te horen.
Simmons & Simmons zoekt: Advocaat-medewerker Octrooirecht

Vacature: Advocaat Octrooirecht (3-6 jaar ervaring)
Locatie: Amsterdam
Wij zoeken een advocaat-medewerker octrooirecht met 3-6 jaar ervaring. Ons team is jong, ambitieus en klaar om weer te groeien. Met een uitstekende reputatie, een internationaal netwerk en uitdagend werk voor toonaangevende cliënten, bieden wij jou de kans om je carrière naar een hoger niveau te tillen.
Overgebleven voorraad na eindigen sublicentie

Rb. Amsterdam 14 augustus 2025, IEF 22890; ECLI:NL:RBAMS:2025:5897 (CC tegen A&P). Concept Connection (hierna: CC) is een groothandel op het gebied van consumentenartikelen en souvenirs, bijvoorbeeld met de merknaam 'I Amsterdam'. Dit gebeurt in opdracht van Stichting Amsterdam & Partners (hierna: A&P) maar ook op eigen initiatief. Maar altijd na goedkeuring van licentiegever A&P. Dat is een publiek-private stichting die van de gemeente Amsterdam het exclusieve recht verworven om het woord- en beeldmerk 'I Amsterdam' te gebruiken en aan derden sublicentie te geven. Partijen hebben een overeenkomst tot verlening van sublicentie merkenrechten en distributie. Zij zijn deze aangegaan voor vijf jaar in 2020. In de overeenkomst is bepaald dat A&P eventueel overgebleven voorraad overneemt van CC na het aflopen van de overeenkomst. CC vordert een bevel om A&P te verbieden uitvoering te geven aan buitengerechtelijke partiële ontbinding van de overeenkomst en betaling van de verkoopprijs van de aanwezige voorraad, volgens CC een bedrag van € 1.569.492,00.
Lasterlijke review over factuur

Hof Amsterdam 26 augustus 2025, IEF 22889; ECLI:NL:GHAMS:2025:2274 (Appellant tegen geïntimeerde). Geïntimeerde heeft appellant als advocaat bijgestaan bij het instellen van twee hoger beroepsprocedures. Nadat onenigheid is ontstaan over de betaling van facturen, heeft appellant een negatieve beoordeling over geïntimeerde online geplaatst. Na de dagvaarding in kort geding heeft hij deze review aangepast. Hij is daarnaast diverse (tucht)procedures begonnen niet alleen tegen de advocaten die hem hebben bijgestaan maar ook tegen andere bij geïntimeerde betrokken personen. De voorzieningenrechter heeft geïntimeerde grotendeels in het gelijk gesteld. Appellant is het hier niet mee eens en gaat daarom in hoger beroep. Het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod is, anders dan appellant lijkt stelt, niet zo ruim dat elke negatieve of kritische uitlating van appellant tegenover derden over geïntimeerde daaronder valt. Dat volgt al uit het feit dat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de aangepaste online recensie (die ook negatief is) niet onrechtmatig is.
Conclusie A-G Puma/Monshoe: formstrip te weinig gelijkend, geen inbreuk

Parket bij de Hoge Raad 29 augustus 2025, IEF 22895; ECLI:NL:PHR:2025:870 (Puma tegen Monshoe). In dit geding staat de vraag centraal of Monshoe met haar schoenontwerpen inbreuk maakt op Puma’s bekende formstrip-beeldmerken en of die merken nog wel normaal worden gebruikt. Puma baseert haar vorderingen op art. 9 lid 2 sub b en c UMVo en art. 2.20 lid 2 sub b en c BVIE. De b-grond ziet op verwarringsgevaar, de c-grond op bescherming van bekende merken tegen ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk aan reputatie of onderscheidend vermogen. Monshoe vordert in reconventie vervallenverklaring wegens non-usus. De rechtbank wijst de vorderingen van Puma grotendeels toe en verwerpt de reconventie. Het hof komt tot een ander oordeel: Puma toont met facturen, promotiemateriaal en jaarverslagen voldoende normaal gebruik aan, ook in varianten die het onderscheidend vermogen niet wijzigen, zodat de vervallenverklaring faalt. De inbreukvorderingen stranden echter omdat de visuele overeenstemming tussen de formstrip en Monshoes teken zeer gering is en het publiek geen verband legt; marktonderzoeken in Nederland, België en Duitsland bevestigen dit.
Geen mededeling aan het publiek voor bewoners bejaardentehuis

HvJEU 4 september 2025, IEF 22894; ECLI:EU:C:2025:654 (GEMA tegen Seniorenresidenz). Volgens vaste rechtspraak verricht een gebruiker een mededeling aan het publiek in de zin van het auteursrecht, als hij weloverwogen toegang verleent tot beschermde werken die het voorwerp van radio- of televisie-uitzendingen zijn geweest aan leden van het publiek die zonder de tussenkomst van deze gebruiker geen toegang tot die uitzendingen hadden kunnen hebben. Het gaat dan met name om exploitanten van bijvoorbeeld hotels, cafés, revalidatiecentra en appartementen voor kortstondige verhuur. Deze plekken hebben gemeen dat het gaat om verblijf van een korte periode. In deze zaak wordt het Hof verzocht of deze redenering ook geldt voor een inrichting waar de betrokken ontvangers permanent wonen. Er wordt een drietal vragen gesteld in r.o. 11. Met de eerste vraag wil de verwijzende rechter weten of de bewoners van een commercieel geëxploiteerd bejaardentehuis die beschikken over een radio- en televisieaansluiting een 'onbepaald aantal potentiële ontvangers' zijn in de zin van de een mededeling aan het publiek als bedoeld in art. 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29. Verder is tot nu toe voor de kwalificatie als mededeling aan het publiek vereist dat de mededeling plaatsvindt volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze die tot nu toe werd gebruikt of bij gebreke daarvan gericht is tot een nieuw publiek. Met de tweede vraag wil de verwijzende rechter weten of dit nog steeds algemeen geldig is, of is de gebruikte technische werkwijze alleen nog van belang bij doorgifte op het open internet van inhoud die voorheen via de ether, satelliet of kabel is ontvangen? Als laatste wil de verwijzende rechter weten of het feit dat een exploitant van een bejaardenhuis met een kabelsysteem die via zijn satelliet antenne ontvangen uitzendingen doorgeeft aan de kamers van dat tehuis, een mededeling aan het publiek vormt waarvoor krachtens deze bepaling toestemming is vereist van de auteursrechthebbenden, omdat deze doorgifte bestemd is voor een „nieuw publiek”, dat wil zeggen een publiek dat de auteursrechthebbenden niet op het oog hadden toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke uitzending.
Prejuidiciële vragen over model binnen modulair systeem

HvJEU 4 september 2025, IEF 22892, zaak C-211/24 ECLI:EU:C:2025:648 (Lego tegen Pozitív Energieforrás). Prejudiciele vragen over de uitlegging van art. 8 lid 3, 10 en 89 lid 1 van de verordening 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen. Lego meent dat Pozitív Energieforrás inbreuk maakt op twee van haar modellen. Een model heeft betrekking op een verbindingsonderdeel voor een bouwspel. De ander betreft een modulair onderdeel van een bouwspel. Pozitív Energieforrás was voornemens om bouwspeelgoed in te voeren. Lego heeft de inbeslagname verzocht en is een procedure gestart wegens verdenking van inbreuk. Uiteindelijk komt de zaak bij de hoogste rechter in Hongarije, deze schorst de zaak en stelt vragen aan het Hof (r.o. 31). Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen van of artikel 10 van verordening nr. 6/2002 aldus moet worden uitgelegd dat de draagwijdte van de door een gemeenschapsmodel krachtens artikel 8, lid 3, van deze verordening verleende bescherming moet worden beoordeeld op basis van de perceptie van een geïnformeerde gebruiker die, aangezien hij over technische kennis beschikt die vergelijkbaar is met die welke van een vakman kan worden verwacht, het betrokken model tot in de kleinste details onderzoekt en wiens algemene indruk hoofdzakelijk op overwegingen van technische aard berust (r.o. 38-58). Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 89, lid 1, van verordening nr. 6/2002 aldus moet worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een inbreuk betrekking heeft op slechts enkele elementen van een modulair systeem die kwantitatief weinig talrijk zijn in verhouding tot het totale aantal onderdelen in dit systeem, valt onder het begrip „bijzondere redenen” in de zin van deze bepaling op grond waarvan een rechtbank voor het gemeenschapsmodel ervan kan afzien om een of meer van de in die bepaling bedoelde maatregelen te gelasten (r.o. 59-67).
Vervolg Sena tegen VCR

Rb. Den Haag 3 september 2025, IEF 22886, Zaaknummer: C/09/533 129 / HA ZA 17-567 (Sena tegen VCR). De vraag die in het geding centraal staat is: welke billijke vergoeding bij NVCR aangesloten landelijke commerciële radiostations (NVCR c.s., Classic FM vof en Classic FM BV), op grond van artikel 7 Wnr, voor het openbaar maken van een voor commerciële doeleinden uitgebracht fonograrn of reproductie daarvan zonder toestemming van de producent en de uitvoerend kunstenaar of hun rechtverkrijgenden, moeten betalen aan Sena, een collectieve beheersorganisatie, die is belast met de inning en verdeling van die vergoeding. In het tussenvonnis van 20 oktokber 2021 heeft de rechtbank de geschillencommissie om advies gevraagd [IEF 20311]. De Geschillencommissie Auteursrecht wordt gevraagd een onderzoek in te stellen en antwoord te geven op bepaalde vragen [IEF 20555]. In het deskundigenbericht van 8 juni 2023 heeft de Geschillencommissie hier antwoord op gegeven. Sena kon zich vinden in deze antwoorden. Echter, NVCR was het hier niet mee eens. NVCR betoogt dat dit deskundigenbericht terzijde moet worden gelegd nu de leden en niet financieel en economisch deskundig zijn en niet onpartijdig en onafhankelijk. Volgens de rechtbank had NVCR deze bezwaren veel eerder aan de orde kunnen stellen en gaat aan deze bezwaren voorbij. NVCR betoogt daarna dat de Geschillencommissie niet (volledig) gevolg heeft gegeven aan de door de rechtbank verstrekte opdracht (r.o. 2.16). De rechtbank benadrukt dat een deskundige wordt ingeschakeld wegens de deskundigheid en daardoor ook enige mate van vrijheid geniet bij het uitvoeren van de opdracht (r.o. 2.17.2). De rechtbank komt tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat de Geschillencommissie de opdracht van de rechtbank niet dan wel onvoldoende heeft gerespecteerd (r.o. 2.17.7).