IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 14185

Gerecht EU week 37

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A. Beroep na weigering inschrijving gemeenschapsbeeldmerk met STAR afgewezen.
B. Beroep na weigering inschrijving DELTA afgewezen.
C. Beroep na gedeeltelijke weigering inschrijving PRO OUTDOOR afgewezen.
D. Beroep na gedeeltelijke weigering inschrijving beeldmerk met CONTINENTAL WIND PARTNERS afgewezen.
E. Beroep na afwijzing oppositie inschrijving beeldmerk GALILEO afgewezen.
F. Beroep tegen gedeeltelijke verwerping weigering inschrijving beeldmerk met AROA afgewezen.

Gerecht EU 10 september 2014, zaak T-199/13 (STAR)dossier
A. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement "STAR" voor waren van de klassen 7, 9 en 12, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het gemeenschapsbeeldmerk met het woordelement "STAR" voor waren van klasse 39 en van het nationale en internationale beeldmerk met de woordelementen "STAR LODI" voor waren en diensten van de klassen 12, 38, 39 en 42. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 10 september 2014, zaak T-218/12 (DELTA)dossier
B. Gemeenschapsmerk. Beroep door de aanvrager van het woordmerk „DELTA” voor waren van klasse 10 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het internationale en nationale beeldmerk en de internationale en nationale handelsnaam met de woordelementen „DELTA Portugal” en „LABORATORIOS DELTA” voor waren van klasse 5. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-127/13 (PRO OUTDOOR)dossier
C. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „PRO OUTDOOR” voor waren en diensten van de klassen 9, 12, 14, 18, 22, 24, 25, 28 en 35, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk gedeeltelijk is geweigerd in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het beeldmerk met de woordelementen „OUTDOOR GARDEN BARBECUE CAMPING” voor waren en diensten van de klassen 12, 18, 22, 24, 25 en 28. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-185/13 (CONTINENTAL WIND PARTNERS)dossier
D. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met de woordelementen „CONTINENTAL WIND PARTNERS” voor waren en diensten van de klassen 7, 9, 11, 35 tot en met 37, 39 en 40, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk gedeeltelijk is geweigerd in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van de internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie van het beeldmerk met het woordelement „Continental”. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-450/11 (GALILEO)dossier
E. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van de gemeenschapswoord- en beeldmerken met het woordelement „GALILEO” voor waren en diensten van de klassen 9, 16, 35, 38, 39, 41 en 42, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de door verzoekster ingestelde oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk „GALILEO” voor diensten van klasse 42. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 11 september 2014, zaak T-536/12 (aroa)
dossier
F. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met het woordelement „aroa” voor waren van de klassen 29, 32 en 33, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM houdende gedeeltelijke verwerping van verzoeksters beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van dit merk is geweigerd in het kader van de oppositie die is ingesteld door de houder van het nationale beeldmerk met het woordelement „aro” voor waren van klasse 33. Het beroep is afgewezen.

IEF 14193

Bescherming intellectueel eigendom China nu te zwak om ondernemingen te beschermen

Promotie Mw. mr. W. Liu, Promotieonderzoek bescherming Intellectuele Eigendomsrechten in China
Getipt door Tobias Cohen Jehoram
, Erasmus Universiteit Rotterdam. Donderdag 11 september 2014 verdedigde Wenqi Liu haar proefschrift "Evolution of Intellectual Property Protection in Post-Mao China: Law and Enforcement" aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.In haar onderzoek bespreekt zij de juridische en praktische ontwikkelingen in China, waarbij niet geschroomd wordt de serieuze problemen die daar bestaan te benoemen.  De bescherming van intellectuele eigendom in China is te zwak en gemankeerd om bedrijven effectief te beschermen. Niet alleen buitenlandse bedrijven, maar ook Chinese, concludeert de promovenda. Zo wordt schade gedaan aan de economie, zowel nationaal als internationaal.

Het onderzoek plaatst de Chinese bescherming van intellectueel eigendom in een internationaal perspectief, en stelt stelt maatregelen voor ter verbetering. Promotor Prof Cohen Jehoram van de Erasmus School of Law: "Dit is een Nieuw tijdperk in China, waarin behoefte is aan een nieuwe benadering, in het bijzonder op het gebied van intellectueel eigendomsrecht. En dat is wat dit boek beoogt te bevorderen. (…) Het proefschrift ziet de realiteit van IE-bescherming in China onder ogen –en dat is vaak niet fraai- terwijl tegelijkertijd suggesties voor verbetering worden gedaan, zowel juridisch als praktisch. Het is een mooi onafhankelijk overzicht, wat in het bijzonder duidelijk wordt waar de handhaving van IE-rechten in de praktijk aan de orde komt, en de verhouding tussen het niveau van IE-bescherming in een maatschappij en de mate van democratie daarin. "

Deze publicatie zou gevoelig kunnen liggen in China. Cohen Jehoram: "Sommige mensen in China kunnen zich storen aan de bevindingen, maar ze zouden dit boek juist ter harte moeten nemen, teneinde het systeem te verbeteren. En ook om de Chinese economie klaar te maken voor de internationale markt waarin deze opereert, en voor de toekomst. Om deze reden geloof ik dat dit boek een waardevolle bijdrage kan zijn –en zou moeten zijn- aan het debat over IE-bescherming in China. "

IEF 14192

Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden

HvJ EU 11 september 2014, IEF 14192, Zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Bundesgerichtshof Duitsland [IEF 11773 en IEF 12654] . Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. Conclusie A-G [IEF 13911]. Een lidstaat mag toestaan dat bibliotheken zonder toestemming van de rechthebbenden bepaalde boeken van hun verzameling digitaliseren om deze op elektronische leesplaatsen aan te bieden. De lidstaten mogen binnen bepaalde grenzen en onder bgepaalde voorwaarden, waaronder de betaling van een billijke vergoeding aan de rechthebbenden, toestaan dat gebruikers de door een bibliotheek gedigitaliseerde boeken afdrukken op papier of opslaan op een USB-stick.

22      In those circumstances, the Bundesgerichtshof decided to stay the proceedings and refer the following questions to the Court for a preliminary ruling:

‘(1)      Is a work subject to purchase or licensing terms, within the meaning of Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, where the rightholder offers to conclude with the establishments referred to therein licensing agreements for the use of that work on appropriate terms?

(2)      Does Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 entitle the Member States to confer on those establishments the right to digitise the works contained in their collections, if that is necessary in order to make those works available on terminals?

(3)      May the rights which the Member States lay down pursuant to Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 go so far as to enable users of the terminals to print out on paper or store on a USB stick the works made available there?’

On those grounds, the Court (Fourth Chamber) hereby rules:

1.      The concept of ‘purchase or licensing terms’ provided for in Article 5(3)(n) of Directive 2001/29/EC of the European Parliament and of the Council of 22 May 2001 on the harmonisation of certain aspects of copyright and related rights in the information society must be understood as requiring that the rightholder and an establishment, such as a publicly accessible library, referred to in that provision must have concluded a licensing agreement in respect of the work in question that sets out the conditions in which that establishment may use that work.

2.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, read in conjunction with Article 5(2)(c) of that directive, must be interpreted to mean that it does not preclude Member States from granting to publicly accessible libraries covered by those provisions the right to digitise the works contained in their collections, if such act of reproduction is necessary for the purpose of making those works available to users, by means of dedicated terminals, within those establishments.

3.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 must be interpreted to mean that it does not extend to acts such as the printing out of works on paper or their storage on a USB stick, carried out by users from dedicated terminals installed in publicly accessible libraries covered by that provision. However, such acts may, if appropriate, be authorised under national legislation transposing the exceptions or limitations provided for in Article 5(2)(a) or (b) of that directive provided that, in each individual case, the conditions laid down by those provisions are met.

Zie ook:
Het Persbericht (Nederlands)
IPKat
The 1709blog

IEF 14191

Conclusie A-G: Pictoright kan haar distributierecht uitoefenen tegen Art & Allposters

Conclusie A-G Cruz Villalón 11 september 2014, IEF 14191, Zaak C-419/13, (Art & Allposters International BV tegen Pictoright)
Conclusie ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten, Thijs van Aerde, Houthoff Buruma, Peter Claassen, AKD, Robbert Sjoerdsma en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek. Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 12863]. Zie eerder op IE-Forum.nl Art & Allposters tegen Stichting Pictoright. Richtlijn 2001/29/EG. Distributierecht. Uitsluitend recht van auteurs elke vorm van distributie onder het publiek toe te staan of te verbieden. Uitputting. Reproductierecht. Nieuwe vorm. Kan de auteursrechthebbende van een schilderij die toestemming heeft verleend voor het in het verkeer brengen van de daarop weergegeven afbeelding in de vorm van een poster, zich verzetten tegen de verhandeling van die afbeelding wanneer deze is overgebracht op canvas?

III — Prejudiciële vragen
24. De prejudiciële vragen, die op 24 juli 2013 zijn voorgelegd, luiden als volgt:
,,1) Beheerst artikel 4 auteursrechtrichtlijn het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een uteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de EER is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht?

2) a) Indien het antwoord op vraag I bevestigend luidt, is dan de omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, auteursrechtrichtlijn wordt verhinderd of doorbroken?
b) Indien het antwoord op vraag 2(a) bevestigend luidt, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken die uitputting als bedoeld in art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn verhindert of doorbreekt?
c) Laten die maatstaven ruimte voor de in het nationale recht in Nederland ontwikkelde maatstaf, inhoudende dat van uitputting niet langer sprake is op de enkele grond dat de wederverkoper de reproducties een andere vorm heeft gegeven en ze in die vorm onder het publiek heeft verspreid (HR 19 januari 1979 [...], Poortvliet)?”

VI — Beoordeling
62. Of het bewerkingsrecht al dan niet is geharmoniseerd, en of artikel 12 van de Berner Conventie al dan niet van toepassing is, is dan ook niet relevant. Van belang is alleen dat het in casu gaat om het in artikel 4 van richtlijn 2001/29 bedoelde recht — namelijk het recht dat aan de rechthebbenden het uitsluitende recht toekent om elke vorm van distributie onder het publiek van het origineel of van kopieën van het beschermde werk toe te staan of te verbieden — en dat op basis van de rechtspraak en de doelstelling van de richtlijn zelf kan worden aangenomen dat dit artikel de uitputtingsregel van het distributierecht volledig heeft geharmoniseerd, ongeacht of richtlijn 2001/29 eveneens overeenkomstig de rechtspraak ,,in de regel in de gehele Gemeenschap autonoom en op eenvormige wijze dien[t] te worden uitgelegd”.’

63. Kortom. de eerste vraag moet bevestigend worden beantwoord, namelijk in die zin dat het in het hoofdgeding gaat om het ,.distributierecht” van de concrete exemplaren waarin het gereproduceerde kunstwerk is belichaamd, zodat artikel 4 van richtlijn 2001/29 van toepassing is.

77. In deze omstandigheden volstaat de conclusie dat de door Allposters gerealiseerde wijziging voldoende relevant is om aan te nemen dat sprake is van een zodanig ingrijpende wijziging van de tastbare zaak waarin het beschermde werk is belichaamd, dat uitputting van het distributierecht moet worden verworpen. Daarbuiten kan echter geen uitspraak in abstracto worden gedaan over de voorwaarden die in het algemeen moeten zijn vervuld om te kunnen vaststellen dat sprake is van een voldoende ingrijpende wijziging om uitputting van het
distributierecht uit te sluiten. De strekking van de betrokken wettelijke bepaling kan slechts van geval tot geval door de rechter worden ingevuld naarmate er procedures over concrete en specifieke geschillen worden aangespannen.

78. Kortom, in casu is het recht van Pictoright om zeggenschap over de distributie van de reproducties van de betrokken werken uit te oefenen volgens mij niet met de eerste verkoop van de poster uitgeput, daar hetgeen Allposters wil distribueren onmiskenbaar een ,,andere zaak” is, ongeacht of die ,,andere zaak” is verkregen via de manipulatie van die posters, wat een willekeurige en niet doorslaggevende omstandigheid vormt.

VII — Conclusie

,,1) Artikel 4 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, beheerst het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de Europese Economische Ruimte is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht.
2) a) De omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, is van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting in de zin van artikel 4, lid 2, van de auteursrechtrichtlijn wordt verhinderd of doorbroken.
b) In een geval als in het hoofdgeding aan de orde is, voorkomt de wijziging bestaande in het gebruik van een tastbare zaak die van dezelfde aard is als de zaak waarin het originele werk is belichaamd, uitputting van het distributierecht in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/29.
c) Het staat aan de nationale rechter te beoordelen of het voorgaande ruimte biedt voor de in de nationale Nederlandse rechtspraak ontwikkelde maatstaf.”

Lees de conclusie hier: pdf / link

Zie ook:
1709 blog

IEF 14190

Belang van rechtszekerheid weegt zwaarder dan financieel belang voor voorlopige voorziening

Raad van State 8 september 2014, IEF 14190 (Syngenta tegen Octrooicentrum Nederland)
Uitspraak ingezonden door Martijn de Lange, Octrooicentrum Nederland. ABC. Octrooi. Voorlopige voorziening. Het Octrooicentrum heeft het verzoek van Syngenta  om verlenging van de geldigheidsduur van het ABC voor het gewasbeschermingsmiddel thiamethoxam, afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard, evenals het daartegen ingestelde beroep bij de rechtbank Den Haag, zie IEF 14023. Het belang van rechtszekerheid weegt zwaarder dan het financiële belang van Syngenta. De voorlopige voorziening wordt afgewezen.

3. De vraag of het Octrooicentrum het verzoek van Syngenta om verlenging van de duur van het aanvullend beschermingscertificaat heeft mogen afwijzen, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure beantwoord moeten worden. De voorzitter zal daarom het verzoek beoordelen aan de hand van een afweging van de betrokken belangen.

3.1. Syngenta heeft gesteld dat zij sinds het verstrijken van de geldigheidsduur van het aanvullend beschermingscertificaat dagelijks aanzienlijke financiële schade lijdt. De omvang van deze schade heeft zij niet met nadere stukken gemotiveerd. Over de aard van de schade is ter zitting verklaard dat sinds het verstrijken van de geldigheidsduur ook andere producenten dan Syngenta het product thiamethoxam legaal op de markt kunnen brengen. Dit zou tot op heden nog niet zijn gebeurd, maar wel zou met regelmaat worden gepoogd namaakproducten op illegale wijze in Nederland op de markt te brengen, hetgeen Syngenta ook financiële schade kan berokkenen. Anders dan Syngenta stelt, brengt de omstandigheid dat de uit het aanvullend beschermingscertificaat voortvloeiende bescherming inmiddels is verstreken niet met zich dat de invoer en handel van deze namaakproducten helemaal niet meer kan worden tegengegaan. Er is regelgeving over de toelating en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op grond waarvan, met het oog op de bescherming van de belangen van volksgezondheid, natuur en milieu, handhavend tegen illegale namaakproducten kan worden opgetreden.

3.2. Tegenover het financiële belang van Syngenta staan de belangen van de rechtszekerheid en van eventuele derden, die zijn gediend bij een ongewijzigde registratie van het product thiamethoxam in het Octrooiregister. De voorzitter is gelet op het vooroverwogene van oordeel dat aan dit belang in dit geval een doorslaggevend gewicht moet worden toegekend.

4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
IEF 14113

Opleiding - IE-actualiteiten Eindhoven

Donderdag 18 september 2014, The Strip, Eindhoven, 15.00 - 18.15 uur
Dé jaarlijkse IE-bijeenkomst in het zuiden wordt afgesloten met een borrel. Willem Hoyng spreekt over de bescherming van vormgeving en techniek door het auteurs-, merken-, modellen- en octrooirecht, het IE-procesrecht inclusief proceskosten. Ernst-Jan Louwers spreekt over digitaal auteursrecht (inclusief software en online e-books, muziek, etc.), databankenrecht, domeinnaamrecht, internetgerelateerde zaken en het IE-contractenrecht. Deze cursus biedt verdieping voor de specialist met voorkennis (3 punten voor Nederlandse, Vlaamse én BMM-juristen).

Hier aanmelden

Programma
14.45 - 15.00 uur Ontvangst en intekenen
15.00 - 16.30 uur Bescherming van vormgeving en techniek; IE-procesrecht en proceskosten, Willem Hoyng , Hoyng Monegier LLP
16.45 - 18.15 uur Digitale rechten; internet; IE-contractenrecht, Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology advocaten
18.15 - 19.15 uur Netwerkborrel

3 Punten voor de Permanente Opleiding (Nederlandse Orde van Advocaten)
3 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement inzake Permanente Vorming)
3 Punten voor de BMM-opleidingspunten (pilot)

Locatie
High Tech Campus 1 (The Strip), 5656 AE Eindhoven
Er is parkeergelegenheid op het terrein, plattegrond / routebeschrijving.

Kosten deelname
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors IE-Forum
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van koffie, thee, documentatie en borrel.

Hier aanmelden

IEF 14189

Leiden Revisited

Ingezonden door Dirk Visser, Universiteit Leiden. Op dinsdag 9 september 2014 tijdens Leiden Revisited, de traditionele opening van het academisch IE-jaar in Leiden, werden de volgende voordrachten gehouden:
Willem Hoyng, advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Tilburg en Leids IE-alumnus, gaf een “update unified patent”; Tobias Cohen Jehoram advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Rotterdam en Leids IE-alumnus, verzorgde een “update EU merkenrecht”; Dirk Visser, advocaat in Amsterdam, hoogleraar IE in Leiden, en Leids IE-alumnus, sloot de rij met een “update EU auteursrecht”.

IEF 14188

Bijzonder en dwaas normaal taalgebruik voor advertenties

Rechtbank Noord-Holland 10 september 2014, IEF 14188 (Magazijn De Bijenkorf tegen Meyer & Meyer)
Uitspraak ingezonden door Eliette Vaal en Peter Claassen, AKD, als behandeld advocaten voor Meyer en Meyer. Merkenrecht. De Bijenkorf is houdster van o.a. het woordmerk en beeldmerk Drie Dwaze Dagen. Meyer & Meyer hebben voor hun verkoopactie "4 Fabulous Business Days", die plaatsvindt tijdens de 3 Dwaze Dagen van de Bijenkorf, een advertentie laten plaatsen waarin zij gebruik maakten van de woorden "de Bijenkorf en "3 Dwaze Dagen". Er wordt inbreuk gemaakt op de woordmerken "De Bijenkorf" en "Drie Dwaze Dagen". De uitingen "bijzondere(e)" en "dwaze" in reclame-uitingen wordt opgevat als normaal taalgebruik, waardoor van het gebruik van deze woorden geen sprake kan zijn van merkinbreuk. De kleurencombinatie geel/zwart is ook toegestaan.

2.3. Sinds 1983 organiseert de Bijenkorf jaarlijks gedurende drie dagen (donderdag, vrijdag, zaterdag) in oktober een speciale verkoopactie onder de namen "3 Dwaze Dagen" en "Drie Dwaze Dagen" (verder beide: "Drie Dwaze Dagen"). Gedurende deze dagen worden diverse producten, in het bijzonder kleding in het hogere segment van de markt, met korting verkocht. De actie wordt afgesloten met een restantenverkoop op zondag, welke dag door de Bijenkorf de "Alles-moet-weg-dag" wordt genoemd.

2.8. Sinds 1995 organiseert Meyer & Meyer jaarlijks in september/oktober een vierdaagse verkoopactie onder de naam "4 Fabulous Business Days", met prominent gebruik van de kleuren geel en zwart.

2.9. In 2011 heeft Meyer & Meyer gedurende de Drie Dwaze Dagen en daarop volgende zondag een verkoopactie gevoerd onder de naam "4 Fabulous Business Days". Meyer & Meyer heeft in dat kader een advertentie laten plaatsen in het landelijk dagblad 'Het Parool', waarin zij gebruik maakte van de woorden "de Bijenkorf" en "3 Dwaze Dagen" (verder: de Advertentie). Bedoelde advertentie had een gele achtergrondkleur met daarop zwarte belettering.

4.15. De rechtbank is met Meyer & Meyer van oordeel dat het zuivere gebruik (dat wil zeggen gebruik zonder accentuering van woorden of woordbestanddelen)  van de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in reclame-uitingen waarin wordt gerefereerd aan "bijzondere aanbiedingen", "bijzonder lage prijzen" en "dol dwaze prijzen", of soortgelijke kreten, geen gebruik van een teken ter onderscheiding van waren of diensten inhoudt, omdat het relevante publiek dit gebruik - naar de Bijenkorf ten aanzien van de woorden "bijzonder lage prijzen" erkent - zal opvatten als normaal taalgebruik om de bijzondere aard te beschrijven van de aanbieding (derhalve niet van de waren of diensten). Reeds daarom kan in geval van zuiver gebruik van deze woorden geen sprake zijn van merkinbreuk in de zin van artikel 2.2.0 lid 1 sub c BVIE, wat er ook zij van de vraag of het zuivere gebruik van deze woorden plaatsvindt in combinatie met een geel/zwarte achtergrondkleur of in het kader van een meerdaagse promotieactie in dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen.

4.17. Meyer & Meyer hebben met stukken onderbouwd aangetoond dat veel bedrijven in promotiemateriaal de kleurencombinatie geel/zwart voeren, en hebben onbetwist aangevoerd dat deze kleurencombinatie ook tijdens de Drie Dwaze Dagen door andere winkelketens wordt gebruikt. Daarmee heeft Meyer & Meyer, mede in aanmerking genomen dat de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" deel uitmaken van het normale taalgebruik en niet gelijk zijn aan de Merken, voldoende onderbouwd dat de enkele toevoeging van de kleurencombinatie geel/zwart bij de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in promotieacties, ook indien deze plaatsvinden in dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen, er niet toe leidt dat het publiek een verband legt met de Merken. Het had op de weg van de Bijenkorf gelegen hiertegenover te onderbouwen dat het in aanmerking komende publiek door het gebruik van de woorden "bijzonder(e)" en "dwaze" in promotieacties (al dan niet tijdens de Drie Dwaze Dagen) in combinatie met de kleurstelling geel/zwart een verband legt tussen deze tekens en de Merken. Dat heeft zij echter nagelaten. De rechtbank verwerpt dit standpunt dan ook als onvoldoende gemotiveerd, zonder dat plaats is voor bewijslevering. Dit leidt tot de conclusie dat het gebruik de woorden "bijzondere (aanbiedingen", bijzonder (lage prijzen)" en "(dol) dwaze (prijzen)" in combinatie met de kleurstelling geel/zwart voor promotieacties, al dan niet tijdens dezelfde periode als de Drie Dwaze Dagen, geen merkinbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE inhoudt.
IEF 14187

Conclusies vernietigd wegens geen inventiviteit

Rechtbank Den Haag 10 september 2014, IEF 14187 (Ajinomoto tegen Global)
Uitspraak ingezonden door Anne Marie Verschuur, NautaDutilh. Octrooirecht. Inventiviteit. Zie eerder op IE-Forum.nl Ajinomoto tegen Global. Ajinomoto heeft een proces ontwikkeld voor de productie van lysine op industriële schaal, waarbij gebruikt wordt gemaakt van een genetisch gemodificeerde bacterie. Zij is houdster van octrooi EP 318 en verwijt Global inbreuk te maken op het octrooi dan wel onrechtmatige betrokkenheid bij of profiteren van deze inbreuk. Conclusies 1, 2, 3, 5 tot en met 11, 15, 17 zijn niet inventief en worden vernietigd.

7.1. Als meest nabij stand van de techniek dient te worden aangemerkt het document dat het geschikste uitgangspunt vormt om tot de uitvinding te komen. Dat zal als regel het document zijn dat zich bezighoudt met hetzelfde probleem en de meeste met de uitvinding overeenstemmende kenmerken openbaart.

Oplossing van het technische probleem
7.5. De vakman die met dit probleem wordt geconfronteerd wordt door WO 597 de weg gewezen, met name door de hiervoor weergegeven passage op pagina 9 regel 24 — pagina 10 regel 14. De vakman wordt daarin, zoals Ajinomoto stelt, aangespoord transporteiwitten en de daarvoor coderende genen te identificeren aan de hand van sequentiehomologie, zoals is gedaan in voorbeeld d) van WO 597. De passage wijst er echter ook met nadruk op dat verrassenderwijze is vastgesteld dat de gevonden eiwitten behoren tot een nieuwe klasse van membraaneiwitten met zes transmembraanhelices (pagina 10, regels 6-10: “Es wïtrde nunmehr  überraschenderweise gejunden, daJ3 die Jür den Export von Aminosauren zustündigen bzw. geeigneten Membranproteine 6 transmembrane Helices auftveisen (...) Damit liegt hier eine bisher noch nicht beschriebene und somit neue Klasse von Membranproteinen vor”). De vakman zou daarom — mogelijk naast onderzoek naar
sequentiehomologie - zijn aandacht ook zeker richten op membraaneiwitten met zes transmembraanhelices.

Oplossing reeds verschaft door WO 597?

7.6. Het beschreven Ygga-gen in E. coli, waarvan in WO 597 volgens Ajinomoto zou zijn vastgesteld dat het het transport van alle aminozuren in E. coli in het algemeen reguleert, waarmee het probleem reeds zou zijn opgelost, zou de vakman niet van dit onderzoek wegleiden. Het betoog van Ajinomoto wordt feitelijk niet door WO 597 ondersteund. Uit het bij herhaling gebruikte woord ‘entsprechend’ in de passage op pagina 5 blijkt namelijk al dat volgens WO 597 één specifiek gen de export van één bepaald aminozuur reguleert, niet van alle aminozuren. Het Ygga-gen is bovendien gevonden in E. coli. Voor andere micro-organismen dan E. coli en C. glutamicum (waarin het lysE-gen werd gevonden) is geen gen coderend voor een aminozuur-transporteiwit in WO 597 beschreven. De vakman heeft dus op basis van WO 597 geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er geen alternatieven zijn voor het lysE-gen bij het bewerkstelligen van aminozuur-producerend vermogen van een micro-organisme (het objectieve technische probleem). De vakman zal gezien zijn kritische aard bovendien niet geneigd zijn te accepteren dat voor een gevonden oplossing geen alternatieven bestaan. Voor zover Ajinomoto met haar betoog heeft willen aanvoeren dat WO 597 in ieder geval een gen openbaart dat codeert voor een transporteiwit voor lysine, loopt dat argument al daarop stuk dat WO 597 over het Ygga-gen niet meer vermeldt dan dat het een gen is dat de export van aminozuren reguleert (“em Aminosüureexportgen”) maar niet specifiek de export van lysine.

Testen van geselecteerde genen; verwachting van succes
7.11. Uit de verklaringen van de deskundigen Krimer en Driessen is afte leiden dat een selectie op basis van 6 transmembraanhelices bij E. coli circa 30 genen zou opleveren, waaronder het ybjE-gen. Ajinomoto heeft betoogd dat de vakman een veiligheidsmarge zou aanhouden van 5 — 7 transmembraanhelices en dat een selectie gebaseerd op dat criterium meer dan 100 genen zou omvatten. De rechtbank acht echter aannemelijk dat, zoals de deskundige Driessen in zijn verklaring (productie 17 van Global) heeft aangegeven, de vakman zich in eerste instantie zou beperken tot 6 transmembraanhelices en een grotere marge pas zou overwegen indien succes zou uitblijven. Niet is in te zien immers waarom de vakman zijn onderzoek ruimer zou opzetten dan in eerste instantie nodig is.

7.12. Van de aldus in Swiss-Prot geselecteerde 30 genen dient vervolgens te worden onderzocht of zij betrokken zijn bij het transport van L-aminozuren. De stelling van Global dat dit voor de vakman routinewerk is, is door Ajinomoto niet — ook niet nadat hier ter zitting expliciet naar is gevraagd — voldoende gemotiveerd weersproken. De moeilijkheden en onzekerheden die in dit onderzoek zouden bestaan zijn door haar niet concreet toegelicht, anders dan door de (onjuiste) aanname dat meer dan 100 genen onderzocht zouden moeten worden en door de stelling dat het vaak niet lukt een gen tot overexpressie te brengen. Deze laatste stelling is in het licht van de betwisting door Global door Ajinomoto onvoldoende onderbouwd. Daarbij geldt dat zelfs als de vakman zou weten dat het tot overexpressie brengen van genen vaak niet lukt, deze wetenschap niet afdoet aan de redelijke verwachting van de vakman dat hij met het screeningproces een alternatief voor het lysE-gen in handen zal krijgen dat codeert voor een eiwit dat een micro-organisme een L-aminozuur producerend vermogen geeft. Door Ajinomoto is vervolgens niet gemotiveerd bestreden dat wanneer de vakman de selectie van 30 genen, waaronder zich ybjE bevindt, daadwerkelijk zou gaan testen op hun vermogen de productie van L-aminozuren (meer in bijzonder: L lysine) te vergroten in een micro-organisme (meer in het bijzonder: E. coÏi), hij het ybjE-gen zou identificeren en daarmee tot de uitvinding volgens conclusie 1 zou komen.

7.12. Het voorgaande leidt ertoe dat de materie van conclusie 1 niet inventief kan worden geacht en dat conclusie 1 derhalve moet worden vernietigd. Global heeft gemotiveerd gesteld dat de volgconclusies 2, 3, 5 tot en met ii, 15 en 17 eveneens niet inventief zijn. Dit is door Ajinomoto niet weersproken, zodat ook deze conclusies dienen te worden vernietigd.