IEF 22012
26 april 2024
Uitspraak

Schending geheimhoudingsovereenkomst leidt ongeldige octrooirechten

 
IEF 22013
26 april 2024
Uitspraak

Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit

 
IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 14038

AUTEURSRECHTDEBAT: Auteursrecht is noodzakelijke voorwaarde voor innovatie

Door Pim van Klink, Federatie Auteursrechtbelangen. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Onlangs heb ik een bezoek gebracht aan Cuba. Toen ik nog jong en onbezonnen was, bezat dit eiland een mythische aantrekkingskracht op de artistieke elite. Kunstenaars als Harry Mulisch lieten zich graag uitnodigen om met eigen ogen te aanschouwen welke zegeningen de Castro-revolutie bracht voor de arme bevolking. Hun getuigenissen hebben ook op mij een magische uitwerking gehad. Het was dus toch mogelijk: economische onrechtvaardigheid uitbannen door privébezit op te heffen. Inmiddels 55 jaar na de revolutie heb ik met eigen ogen het tegendeel moeten vaststellen. Als alles van iedereen is, voelt niemand zich ergens verantwoordelijk voor en dat is te merken.

De prachtige stad Havana doet op sommige plaatsen denken aan oorlogsgebied. En nog erger is de weerlegging van de socialistische premisse dat ieder naar vermogen bijdraagt aan de collectieve welvaart. Ik hoorde van een Cubaanse arts dat de jeugd massaal kiest voor banen in de toeristenindustrie in plaats van academische studies te volgen, omdat je als ober vele malen meer verdient door fooien in buitenlandse valuta. Het definitieve bewijs dat ook in een communistische heilstaat marktprincipes het gedrag bepalen en het laatste bezit, de eigen arbeidskracht, aangewend wordt om het eigen belang te dienen. Wie denkt dat hiermee de laatste communistische sympathisanten zich gewonnen geven, komt bedrogen uit. In ons land manifesteert zich een stroming die ik gemakshalve aanduid met de term ‘artistiek communisme’. Het socialistisch adagium ‘bijdragen naar vermogen en consumeren naar behoefte’ impliceert in dit kader dat in de digitale omgeving kunstenaars geacht worden hun creaties om niet beschikbaar te stellen teneinde de consument in staat te stellen hier vrijelijk gebruik van te maken. Deze consumentvriendelijke maar kunstenaarsvijandige opvatting wordt merkwaardig genoeg het meest gehoord bij politieke partijen die zeggen het beste met de vaderlandse cultuur voor te hebben.

Zelfs na de uitspraak van het Europese Hof over thuiskopiëren vanaf een illegale bron benadrukken zij dat de consument geen strobreed in de weg gelegd mag worden, daarmee volkomen voorbijgaand aan de belangen van de makers. Al dan niet in samenhang daarmee bepleiten D66 en PvdA wel dat er niet verder bezuinigd mag worden op cultuursubsidies en de nieuwe colleges in de grote steden voegen de daad op dat punt bij het woord.

Hoe sympathiek dat ook is, het versterkt de disbalans in cultuurfinanciering in ons land. Cultuur financieren via algemene middelen is noodzakelijk, maar makers in staat stellen de exploitatie zelf tot een succes te maken even zo goed. Al in de 19e eeuw , toen Marx en Engels hun Communistisch Manifest hadden gepubliceerd, beweerde Alfred Marshall het tegendeel. Ondernemerschap gestoeld op privébezit en open concurrentie, is de motor achter innovatie en economische vooruitgang. De geschiedenis heeft Marshall gelijk gegeven. Deze misschien wel belangrijkste les van de economische wetenschap geldt in versterkte mate voor de wereld van kunst en cultuur vanwege de specifieke marktomstandigheden. De gedrevenheid van kunstenaars veroorzaakt een permanent overaanbod terwijl consumenten onzeker zijn hoe de juiste keuzes te maken. In een dergelijke zeer competitieve markt is ondernemerschap noodzakelijk om over een langere periode succesvol te kunnen creëren. Ik ben ervan overtuigd dat in de meeste gevallen van geslaagd kunstenaarschap, ondernemerschap en goed management de kurk vormen waar het succes op drijft. Dat impliceert dat kunstenaars in ieder geval in staat moeten worden gesteld om de exploitatie van hun eigen creaties zelf ter hand te nemen, ook en met name in de digitale omgeving. Vernieuwing van het auteursrecht zou dan ook wat mij betreft moeten inhouden dat creatieven meer middelen aangereikt krijgen om de digitale exploitatie van hun producten te beschermen.

Pim van Klink

[pdf-versie]

IEF 14037

Enige aanwijzing van 100 inbreukmakende broeken is voorraadvermelding

Rechtbank Den Haag 25 juni 2014, IEF 14037 (Guru Denim tegen Kaandiscounter)
Counterfeit. Fashion. Guru Denim is een mode-concern en is houder van Gemeenschapsmerken TRUE RELIGION (BRAND JEANS). Via de webwinkel kaandiscounter.nl worden broeken aangeboden met eisers merk erop. Blijkens de deurwaarder is het adres van gedaagde in het GBA een geheim adres en heeft deurwaarder verklaard dat de dagvaarding aan dat geheime adres is betekend door achterlating in een gesloten envelop. De voorraadvermelding op de website vormt de enige aanwijzing dat een voorraad van 100 inbreukmakende broeken bestond. De gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat is toewijsbaar, evenals diverse nevenvorderingen.

4.6. De voorraadvermelding op de website vormt de enige aanwijzing dat [X] een voorraad heeft gehad van 100 inbreukmakende broeken. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [X], heeft Guru Denim daarmee niet voldoende onderbouwd dat de voorraad van [X] daadwerkelijk uit 100 inbreukmakende broeken heeft bestaan. Anderzijds acht de rechtbank het verweer van [X] dat het maar om twee inbreukmakende broeken zou gaan evenmin voldoende onderbouwd. [X] heeft slechts een handgeschreven verklaring van de heer [Z] in het geding gebracht, die dat bevestigt. Een factuur of andere administratieve bescheiden zijn niet overgelegd.

4.7. De slotsom van het voorgaande is dat de rechtbank thans niet kan vaststellen wat de omvang is geweest van de inbreukmakende handelingen van [X]. De door Guru Denim gevorderde gefixeerde schadevergoeding op basis van een voorraad van 100 inbreukmakende broeken is reeds daarom niet toewijsbaar. De door Guru Denim gevorderde opgave van ingekochte en verkochte aantallen inbreukmakende broeken zal nader uitsluitsel moeten bieden.
4.10. Gelet op de vastgestelde inbreuk en de toewijsbaarheid van de vordering tot schadevergoeding of winstafdracht is de door Guru Denim gevorderde opgave van het aantal ingekochte, verkochte en voorradige inbreukmakende broeken en de in- en verkoopprijzen eveneens toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. De vordering tot opgave van afnemers zal worden beperkt tot afnemers die geen consument zijn, omdat de consumptieve aankoop van een inbreukmakende broek geen merkinbreuk door die consument vormt, zodat Guru Denim daarbij geen belang heeft. De opgave dient te worden voorzien van een door [X] te bekostigen verklaring van een accountant (RA of AA) waaruit blijkt dat hij de opgave heeft geverifieerd aan de hand van de administratie van [X] en dat, voorzover verifieerbaar, de opgave strookt met de gegevens uit die administratie en dat, voorzover verificatie niet volledig mogelijk is, hij geen aanwijzingen heeft dat de opgave geen getrouwe weergave van de werkelijkheid omtrent de te verstrekken gegevens zou inhouden. De termijn voor de opgave zal worden bepaald op zes weken, omdat de gevorderde termijn van tien werkdagen gelet op de verificatie door een accountant te kort wordt geacht voor een juiste uitvoering.

Lees uitpsraak hier:
IEF 14037 (pdf/link)

Andere blogs:
SOLV

IEF 14036

Conservatoir bewijsbeslag beschreven types distributieputten

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 juni 2014, IEF 14036 (Cavotec tegen Wauben Aviation)
Verzoek conservatoir bewijsbeslag, afgifte ter gerechtelijke bewaring en tot gedetailleerde beschrijving. Verlof voor het leggen van conversatoir bewijsbeslag is beperkt tot afschriften en digitale kopieën van documenten en bescheiden die ontleend (kunnen) zijn aan documenten en bescheiden die op de DVD zijn opgeslagen die als bijlage 8 is overlegd en betrekking hebben op de beschreven types distributieputten.

2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat er inbreuk op haar rechten is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. In het verzoekschrift zijn de in beslag te nemen zaken en documenten voldoende nauwkeurig omschreven voor zover het de in bijlage 8 opgeslagen documenten en de in bijlage 13 besproken types distributieputten betreft. Verzoekster heeft haar belang bij de beslaglegging en bewaring voldoende aannemelijk gemaakt. (...)

2.4. De voorzieningenrechter ziet, gegeven de onderbouwing van het verzoek, grond om het beslag te beperken tot documenten en bescheiden die (a) ontleend (kunnen) zijn aan documenten en bescheiden die op de DVD zijn opgeslagen die als bijlage 8 bij het verzoekschrift is overgelegd en (b) documenten en bescheiden die betrekking hebben op de in bijlage 13, appendix 1, 2 en 3 beschreven types putten.

3.1. verleent verlof voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder gerekwestreerden op de twee in het verzoekschrift vermelde adressen onder de volgende voorwaarden:
3.1.1. het verlof is beperkt tot afschriften en digitale kopieën van documenten en bescheiden, waaronder ook elektronische documenten en data, die (a) ontleend (kunnen) zijn aan documenten en bescheiden die op de DVD zijn opgeslagen die als bijlage 8 bij het verzoekschrift is overgelegd en (b) documenten en bescheiden die betrekking hebben op de in bijlage 13, appendix 1, 2 en 3 beschreven types putten;
3.1.2. het beslag kan worden gelegd op werkdagen van 8.00 tot 17.00. Een éénmaal aangevangen beslag kan buiten die tijden worden voortgezet;

IEF 14035

Eiser is geen merkhouder van Cannalyse

Rechtbank Midden-Nederland 11 december 2013, IEF 14035 (Canna tegen gedaagden c.s.)
Merkenrecht. Akte van overdracht. Canna heeft (derde) B een onthoudingsverklaring laten tekenen en voor het gebruik van de doorgehaalde merkinschrijving CANNALYSE. Het is bij akte overgedragen (Zie eerder IEF 5238). Nu wordt staking van Cannalyse door gedaagden gevorderd. Uit het Merkenregister blijkt dat Jemie B.V. houder is van het woordmerk Cannalyse. Het merkdepot en -inschrijving is een vereiste om rechten als merkhouder te kunnen uitoefenen, en nu Canna geen merkhouder is, worden de vorderingen afgewezen.

4.13. De rechtbank overweegt dat een uitsluitend recht op een merk wordt verkregen indien het desbetreffende merk wordt ingeschreven en het depot is verricht binnen het Benelux-gebied of voortvloeit uit een inschrijving bij het Internationaal Bureau. De depotdatum is de datum die beslissend is voor de vaststelling van de rangorde. Uit het uittreksel van het Benelux Merkenregister, overgelegd door [gedaagden] c.s., blijkt dat het woordmerk Cannalyse waarop Canna zich in dit geding beroept inschrijfnummer 0778865 heeft, geregistreerd is op naam van Jemie B.V. en op 19 april 2005 is gedeponeerd voor de klassen: 1, 9, 42, 44. Canna heeft erkend dat dit juist is (en naar de rechtbank verstaat, ook op of kort voor 17 februari 2009 juist was), maar zij stelt dat een akte van overdracht is opgemaakt gedateerd op 17 februari 2009 waarbij het merk Cannalyse weer wordt overgedragen aan Canna. Canna is vervolgens uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om voornoemde akte van overdracht van 17 februari 2009 in het geding te brengen, zoals verwoord in het proces-verbaal van de comparitie. Canna heeft dit echter nagelaten. Zij heeft daarentegen de akte van overdracht van 29 november 2005 in het geding gebracht. Dat is echter niet van belang, omdat uit de voormelde erkenning door Canna volgt dat op of kort voor 17 februari 2009 de situatie die in de akte van 29 november 2005 wordt beschreven, achterhaald was. Nu uit het Benelux Merkenregister blijkt dat het woordmerk Cannalyse op of kort voor 17 februari 2009 was geregistreerd op naam van Jemie B.V., zulks is erkend door Canna en niet is komen vast te staan dat het merk nadien rechtsgeldig is overgedragen aan Canna, dient het ervoor te worden gehouden dat thans Jemie B.V. merkhouder is van het woordmerk Cannalyse. Nu het depot en de inschrijving van een merk een vereiste is om rechten als merkhouder te kunnen uitoefenen, en nu Canna geen merkhouder is, volgt daaruit reeds dat vordering I onder a voor zover deze ziet op een inbreuk op het woordmerk Cannalyse van Canna niet kan worden toegewezen en afwijzing van dat deel van de vordering zal volgen.
IEF 14034

AUTEURSRECHTDEBAT: Is auteursrecht een voorwaarde voor innovatie?

Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam / hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief.
Wat denkt u?
Stelling 1: Auteursrecht is geen blokkade, maar een voorwaarde en stimulans voor innovatie.
Stelling 2: Het auteursrecht moet drastisch worden hervormd.
Stelling 3: Het auteursrecht zorgt voor vrije meningsuiting, omdat makers hun eigen geld verdienen en zo niet afhankelijk zijn van sponsors.
Stelling 4: Het auteursrecht hoeft niet eens gerechtvaardigd te worden door ‘incentives’ voor makers en de industrie. Het is gewoon juist en billijk om het creatieve werk van makers te belonen en daarmee basta.

Het is nog maar iets meer dan een week geleden dat eurocommissaris Neelie Kroes een vlammend betoog hield voor liberalisering en flexibilisering van het Europees auteursrecht. Het Europees auteursrecht in huidige vorm zou niet de groei en bloei van de Europese economie en samenleving bevorderen, maar juist belemmeren. Het Europees auteursrecht zou moeten zorgen voor creativiteit en innovatie, het zou makers moeten belonen, één digitale Europese markt mogelijk moeten maken en vooral gehoor moeten geven aan de behoeften uit de maatschappij. Dit is echter geenszins het geval:

Today, the EU copyright framework is fragmented, inflexible, and often irrelevant. It should be a stimulant to openness, innovation and creativity, not a tool for of obstruction, limitation and control.

Wat de hervorming in zou moeten houden?
It means more possibilities to access content online cross-border. It means more harmonized exceptions: benefiting researchers, teachers, cultural heritage, and user-producers. It means flexibility, so we don’t have to have the same discussion every 5 years.

Ook Fred Teeven, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vindt het belangrijk dat het auteursrecht bruikbaar blijft in onze digitale samenleving en dat het auteursrecht creatieve prestaties en innovaties bevordert. Het Europees auteursrechtelijk kader moet om aan deze doelstellingen te kunnen blijven voldoen, daarom worden aangepast. Zeven aandachtspunten worden in zijn brief d.d. 26 maart 2014 inzake de EU-herziening van het auteursrechtelijk kader aan de Tweede Kamer genoemd. Een reactie van de Tweede Kamer op deze brief van Teeven laat echter nog even op zich wachten: op 24 september 2014 komt de Tweede Kamer bijeen.

Maar ondertussen rijst de vraag: hoe belangrijk is ons auteursrecht eigenlijk? En hoe moet de juiste balans tussen rechthebbenden en gebruikers van auteursrechtelijk beschermde prestaties worden gevonden? Moet het auteursrecht flexibeler worden, zoals Neelie Kroes aankaart, en hoe dan? En is het auteursrecht echt noodzakelijk voor een innovatieve markt? Verschillende rechtvaardigingen voor het auteursrecht kunnen worden gegeven. Allereerst kan het auteursrecht een prikkel bieden voor meer creaties en een betere disseminatie (utilitaire benadering). Een ander veel gehoord argument is: de auteur heeft de moeite genomen om een beschermd werk te creëren. Dan is het juist en billijk om dat creatieve werk ook te belonen (natuurrechttheorie). Ten slotte genereert het auteursrecht een bron van inkomsten die onafhankelijk is van sponsors en patronage. Op die manier ontstaan werken die niet beïnvloed zijn door de opvattingen en verwachtingen van dergelijke sponsors (bevordering van vrijheid van meningsuiting). [Zie bijvoorbeeld: J.H. Spoor, D.W.F. Verkade, D.J.G. Visser, Auteursrecht, naburige rechten en databankenrecht, Deventer: Kluwer 2005, §1.6 en §1.9; N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, Groningen: Noordhoff Uitgevers, §1.1]

Wat denkt u?
Stelling 1: Auteursrecht is geen blokkade, maar een voorwaarde en stimulans voor innovatie.
Stelling 2: Het auteursrecht moet drastisch worden hervormd.

Stelling 3: Het auteursrecht zorgt voor vrije meningsuiting, omdat makers hun eigen geld verdienen en zo niet afhankelijk zijn van sponsors.
Stelling 4: Het auteursrecht hoeft niet eens gerechtvaardigd te worden door ‘incentives’ voor makers en de industrie. Het is gewoon juist en billijk om het creatieve werk van makers te belonen en daarmee basta.


Lotte Anemaet

pdf-versie met voetnoten

IEF 14033

Lindsay Lohan klaagt producent Grand Theft Auto V aan

Bas Kist, 'Lindsay Lohan klaagt producent GTA V aan', NRC 10 juli 2014.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. De Amerikaanse actrice Lindsay Lohan is een juridische procedure begonnen tegen het bedrijf Rockstar Games, de producent van de populaire videogame Grand Theft Auto V (GTAV). Volgens Lohan is één van de personages in het spel, Lacey Jonas, een overduidelijke kopie van haar [red. klik afbeelding]. De dame in kwestieis een jonge blonde vrouw in een kledingstijl die we ook van Lohan kennen. Het hoedje, een kort spijkerbroekje, de zonnebril, alles doet aan Lohan denken. Daarnaast vertoont Lacey Jonas, ook op de cover van het spel te zien,andere overeenkomsten met Lohan. Zij is een actrice die voortdurend op de vlucht is voor paparazzi en veelvuldig het woord ‘fuck’ gebruikt, iets Lindsay Lohan klaagt producent Grand Theft Auto V aan wat Lohan ook vaak schijnt te doen.

Verder lijdt Jonas aan anorexia en vraagt tijdens het spel aan mannen in snelle auto’s of zij haar te dik vinden Het feit dat in het spel ook het Chateau Mormont Hotel in Hollywood voorkomt, een hotel waar Lohan zelf een tijdje heeft gewoond, is volgens de actrice het onomstotelijke bewijs dat Lacey Jonas op haar is gebaseerd. Uit de aanklacht die Lohan op 1 juli indiende bij de Supreme Court in New York blijkt dat de actrice meent dat Rockstar Games niet alleen in breuk op haar privacy maakt en haar al kwetsbare imago beschadigt, maar ook over haar rug probeert geld te verdienen. Veel geld, want GTAV, dat sinds september 2013 op de markt is, is een absolute kaskraker.

 

De rechter zal in de eerste plaats moeten bepalen of Lacey Jonas inderdaad een lookalike is van Lohan. Als dit het geval is, zal beoordeeld moeten worden of dit in strijd is met de Amerikaanse privacywet, of dat het misschien toch een geoorloofde parodie is. De makers van GTAV hullen zich vooralsnog in stilzwijgen.

IEF 14032

Know how was eerder opgedaan bij eerdere trekhakenproducent

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 juli 2014, IEF 14032 (ACS Systems tegen Terwa)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers, Bingh advocaten. Zie eerder IEF 12009, IEF 10957, IEF 5062. Slaafse nabootsing. Auteursrecht afneembare trekhaaksystemen. Know how. Rechtbank heeft in de bodemprocedure ACS' vorderingen grotendeels afgewezen. Verwarringsgevaar onder het relevante publiek staat niet vast. Voor auteursrechtelijke bescherming is vereist dat het (beweerde) werk oorspronkelijk is en niet ontleend aan een ander werk. Vaststaat dat de er eerdere trekhaken van Bosal bestonden op het moment waarop door ACS trekhaken werden ontworpen; bij vergelijking van de trekhaken levert een onvoldoende blijk van oorspronkelijkheid op ten opzichte van bestaande systemen. Van onrechtmatig handelen door gebruik te maken van know how is geen sprake, omdat medewerker reeds eerder bij Bosal know how hadden opgedaan. Behoudens een incidentele grief inzake kostenveroordeling, falen de overige grieven.

Leestips: 4.9, 4.10, 4.15, 4.16, 4.20

IEF 14029

Gerecht EU week 28

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A. Beroep na oppositie GLAMOUR afgewezen.
B. Beroep tegen verwerping oppositie CPI COPISA INDUSTRIAL afgewezen
C. Beroep na oppositie HEATSTRIP afgewezen.
D. Beroep na gedeeltelijke weigering inschrijving GIFFLAR afgewezen.
E. & F Hogere voorziening Peek & Cloppenburg over een teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis
G. Hogere voorziening na weigering inschrijving ECODOOR afgewezen
H. Beroep tegen (gedeeltelijke) verwerping oppositie beeldmerken "E" afgewezen
Gerecht EU 4 juli 2014, zaak T- 1/13 (Glamour) - dossier
A. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „GLAMOUR” voor waren van de klassen 12, 14, en 18, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende verwerping van verzoeksters beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dat merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het international woordmerk „TUDOR GLAMOUR” voor waren van klasse 14. Het beroep wordt afgewezen.

 

Gerecht EU 4 juli 2014, zaak T-345/13 (CPI COPISA INDUSTRIAL) - dossier
B. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van het nationale beeldmerk met de woordelementen „Cpi construcción promociones e instalaciones, s.a.” en van de nationale inschrijving van de handelsnaam „Construcción, Promociones e Instalaciones, S.A. – C.P.I.” voor diensten van klasse 37, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk met de woordelementen „CPI COPISA INDUSTRIAL” voor diensten van klasse 37. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 9 juli 2014, zaak T-184/12 (HEATSTRIP
) - dossier
C. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk "HEATSTRIP" voor waren van de klassen 9, 11 en 35, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie ingesteld door de houder van het niet-ingeschreven woordmerk "HEATSTRIP", dat in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika en het Verenigd Koninkrijk wordt beschermd voor onder meer verwarmingstoestellen. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 9 juli 2014, zaak T-5201/12 (gifflar) - dossier
D. Gemeenschapsmerk. Vernietiging van beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende verwerping van het beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de onderzoeker om het beeldmerk met het woordelement gifflar in te schrijven voor waren van de klassen 29, 30 en 31. Het beroep is afgwezen.

HvJ EU 10 juli 2014, zaak C-325/13P / C-326/13P (Peek & Cloppenburg / OHMI - Peek & Cloppenburg) - dossier - dossier
E. Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) Peek & Cloppenburg / BHIM – Peek & Cloppenburg (T506/11) waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep van verzoekster tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM inzake een oppositieprocedure tussen Peek & Cloppenburg en Peek & Cloppenburg KG.  Aanvraag voor inschrijving van woordteken „Peek & Cloppenburg” als gemeenschapsmerk voor waren van klasse 25 (Kledingstukken, schoeisel, hoofddeksels) van de Overeenkomst van Nice. Schending van artikel 8, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk. Recht van de houder van een teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis om het gebruik van een later merk te verbieden. Het HvJ EU wijst de hogere voorziening af.

HvJ EU 10 juli 2014, zaak T-126/13 (BSH/BHIM) - dossier
G. Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) BSH / BHIM (T625/11), waarbij het Gerecht het beroep heeft verworpen tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken ecoDoor als gemeenschapsmerk. Schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk. Het HvJ EU wijst de hogere voorziening af.

Gerecht EU 11 juli 2014, zaak T-425/12 (e) - dossier
H. Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk met de letter „e” voor waren en diensten van de klassen 9, 12, 18, 22, 25, 28 en 42, en strekkende tot vernietiging van beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) houdende gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de oppositie die is ingesteld door de houder van de nationale, internationale en communautaire beeldmerken met de letter „e” voor waren en diensten van de klassen 3, 5, 8 tot en met 12, 14, 16, 18, 20, 21, 24 tot en met 26, 28, 32, 35, 38, 41, 43 en 44 is afgewezen. Beroep is afgewezen.

IEF 14028

Merkinbreuk Wittmann Patch en ongeldig CE-Certificaat kunstmatige kleefhuid

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 juli 2014, IEF 14028 (Starsurgical tegen Wittmann c.s.)
Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert en Maarten Haak, Hoogenraad & Haak advocaten. Merkenrecht. Misleiding. Rectificatie. Starsurgical verkoopt kunstmatige kleefhuid, een medisch hulpmiddel om een buikwand na incisie meerdere malen te sluiten en openen. Deze techniek is ontwikkelt door het Medical College Wisconsin waar Wittmann werkzaam was. Starsurgical heeft het exclusieve productie/distributierecht gekregen en verkoopt dit onder de merknaam Wittman Patch. Onder vermelding van "Wittmann Patch" en CE-certificaten bieden Wittmann c.s. via hidih.com/.de kunstmatige kleefhuid aan. Ook staan Sigma medical en Intraven als distributeur vermeld voor Nederland respectievelijk Spanje. Merkinbreuk is niet bestreden en wordt verboden in de EU. Er dient twee maanden te worden gerectificeerd op de openingspagina's in het Duits, Engels en Spaans. Gebruik van ongeldig CE-Certificaat en -goedkeuring dient te worden gestaakt.

5.4. beveelt Wittmann om binnen één maand na betekening van dit vonnis en gedurende twee maanden een rectificatie te plaatsen op de openingspagina van www.hidih.com, www.hidih.de en www.novomedicus [5.5: www.sigma-medical.nl, 5.6: www.intraven.es] in de vorm van een deugdelijke vertaling in de Duitse en Engelse [5.6: Spaanse] taal van de volgende tekst, in zwarte letters tegen een witte achtergrond zonder verdere mededeling;
"Bij deze informeren wij onze relaties dat Starsurgical, Inc. houder is van het merk "Wittmann Patch" voor de Europese Gemeenschap en de exclusief gerechtigde distributeur van "Wittmann Patch" kunstmatige Kleefhuid in de Europese Gemeenschap. (...) is niet gerechtigd om kunstmatige kleefhuid onder de naam "Wittmann Patch" op de markt te brengen, te distribueren of te verkopen en is niet gelieerd aan en heeft niet gehandeld namens Starsurgucal danwel met Starsurgical's toestemming. (...) Het CE Certificaat en de goedkeuring waaronder voorheen de inbreukmakende "Wittmann Patch" is aangeboden, zijn niet langer geldig en mogelijk niet van toepassing op de geleverde producten.
IEF 14031

HvJ EU: Winkelinrichting Apple flagship store is een merk

HvJ EU 10 juli 2014, IEF 14030, zaak C-421/13 (Apple winkelinrichting) - dossier  - persbericht
Uitlegging van de artikelen 2 en 3, lid 1 merkenrichtlijn. Toepassingsgebied – Verpakking van een dienst – Driedimensionele voorstelling van de inrichting van een winkel 'steel gray and light brown' – Vereiste van grafische voorstelling van het merk – Noodzaak de grafische voorstelling met een beschrijvende tekst aan te vullen – Omvang van de bescherming van het merk voor detailhandelsdienst – Door handelaar zelf vervaardigde waren. De voorstelling van de inrichting van een verkoopruimte als „Apple” flagship store kan onder bepaalde voorwaarden worden ingeschreven als merk. Een voorstelling moet geschikt zijn om de waren en diensten van een onderneming te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Het Hof verklaart voor recht:

De artikelen 2 en 3 van [de merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de voorstelling van de inrichting van een verkoopruimte voor waren door een gewone tekening zonder opgave van maten of verhoudingen kan worden ingeschreven als merk voor diensten die bestaan in verrichtingen betreffende deze waren maar niet integrerend deel uitmaken van de verkoop van deze waren, mits zij geschikt is om de diensten van de merkaanvrager te onderscheiden van die van andere ondernemingen en mits geen van de in deze richtlijn genoemde weigeringsgronden zich daartegen verzet.

Gestelde vragen:

1. Moet artikel 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat met de mogelijkheid van bescherming van „verpakking” van waren ook de presentatie wordt bedoeld die een dienst belichaamt?
2. Moeten artikel 2 en artikel 3, lid 1, van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat een teken dat de presentatie weergeeft die een dienst belichaamt, als merk kan worden ingeschreven?
3. Moet artikel 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat aan het vereiste van grafische voorstelling is voldaan door een uitgetekende voorstelling alleen of met aanvullingen zoals een beschrijving van de presentatie of absolute groottes in meter of relatieve groottes met schaalaanwijzing?
4. Moet artikel 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat de draagwijdte van de bescherming van het dienstmerk voor de detailhandel zich ook uitstrekt tot de door detailhandelaren zelf geproduceerde waren?

Andere blogs:
BirdBuzz
IPKat
SOLV