IEF 22028
2 mei 2024
Uitspraak

Vertrouwensbeginsel bij beroepstermijnen UPC

 
IEF 22025
2 mei 2024
Uitspraak

Vorderingen afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang

 
IEF 22027
2 mei 2024
Artikel

Porterfield opent haar deuren!

 
IEF 14905

Geen conservatoir beslag op EU-merken via Nederlandse rechter

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 januari 2015, IEF 14905; ECLI:NL:RBAMS:2015:2221 (Herman Jansen Beverages tegen Di Fiorito)
Procesrecht. Merkenrecht. Tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op de merkenrechten die staan ingeschreven in het merkenregister van het Office for Harmonization in the Internal Market, welke gevestigd is in Alicante, Spanje, is de Nederlandse voorzieningenrechter niet bevoegd. Verzoekster zal het beslag op de merkenrechten die staan ingeschreven in het merkenregister van het Office for Harmonization in the Internal Market te Alicante dan ook volgens de daarvoor in Spanje geldende regels moeten leggen. Verlof tot leggen van conservatoir beslag op bij het BBIE ingeschreven merken wordt wel verleend.

Beoordeling:

De competentieregeling van artikel 700 Rv schept de bevoegdheid om in Nederland conservatoir beslag te leggen. Een overeenkomstig dat artikel gegeven verlof tot beslaglegging kan naar zijn aard niet buiten Nederland ten uitvoer worden gelegd.

Beslissing:

Verleent verzoekster verlof om ten laste van gerekwestreerde conservatoir beslag te leggen op de in het verzoekschrift vermelde merkenrechten, welke zijn ingeschreven in het merkenregister van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE), onder vaststelling van het bedrag waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van rente en kosten waarin gerekwestreerde zal kunnen worden veroordeeld [...].
IEF 14904

Prejudiciële vragen over thuiskopieheffing voor niet-privé gebruik

HvJ EU 2 maart 2015, IEF 14904; C-110/15 (Nokia Italia en SIAE)
Prejudiciële vragen gesteld door Consiglio di Stato, Italië. Over het betalen van een thuiskopieheffing voor media en apparaten die niet voor thuiskopie bestemd zijn (bijvoorbeeld professioneel gebruik).

1) „Staat het gemeenschapsrecht, meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG, in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van de Legge sul diritto d’autore juncto artikel 4 van [de Technische bijlage bij het decreet van] 30 december 2009), volgens welke de vaststelling van de criteria voor de vrijstelling vooraf van de heffing in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik – namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik – wordt overgelaten aan particuliere overeenkomsten of ‚vrije onderhandelingen’ (met name wat de in artikel 4 bedoelde ‚toepassingsprotocollen’ betreft) tussen de SIAE en de tot betaling van de compensatie verplichte rechtssubjecten of hun brancheorganisaties, zonder algemene bepalingen en enige garantie van gelijke behandeling?

2) Staat het gemeenschapsrecht, meer bepaald overweging 31 en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG, in de weg aan een nationale regeling (inzonderheid artikel 71 sexies van de Legge sul diritto d'autore juncto [het decreet van] 30 december 2009 en de voorschriften van de SIAE inzake terugbetaling) volgens welke in geval van dragers en inrichtingen die zijn aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik – namelijk uitsluitend voor beroepsmatig gebruik – uitsluitend om terugbetaling kan worden verzocht door de eindgebruiker en niet door de producent van deze dragers en inrichtingen?

2.    Does Community law, and in particular recital 31 in the preamble to, and Article 5(2)(b) of, Directive 2001/29/EC, preclude national rules (in particular Article 71 sexies of the Italian Law on copyright, in conjunction with the [Decree of] 30 December 2009, and the instructions on reimbursement given by the SIAE, that provide that, in the case of media and devices acquired for purposes clearly unrelated to private copying (that is to say, for professional use only), reimbursement may be requested only by the final user rather than the producer of the media and devices?

IEF 14903

Geen verbod om foto's te maken van de verhuurder

Hof 's-Hertogenbosch Bosch 14 april 2015, IEF 14903; ECLI:NL:GHSHE:2015:1357 (X tegen Y en Z)
Talk to the hand.Als randvermelding. Portretrecht. X is eigenaar van een perceel grond met opstallen. Y huurt op grond van daartoe aangegane huurovereenkomsten meerdere ruimtes in verschillende schuren/loodsen op het perceel. De persoonlijke verhoudingen tussen X en Y zijn verstoord geraakt. X heeft Y en Z gedagvaard in kort geding en vorderde de ontruiming van het perceel en de opstallen, en een verbod om hem, X, te fotograferen. Het verbod om foto’s van X te maken wordt door het hof afgewezen. In dit geding is afdoende gebleken dat partijen over en weer herhaaldelijk bezig zijn geweest om ter onderbouwing van hun standpunten foto’s te maken.

Hof:

3.11.4. Het verlangde verbod om foto’s van [appellant] te maken zal het hof afwijzen. In dit geding is afdoende gebleken dat partijen over en weer herhaaldelijk bezig zijn geweest om ter onderbouwing van hun standpunten foto’s te maken. Niet gebleken is dat [geïntimeerden] daarbij ooit gebruik hebben gemaakt van foto’s waar [appellant] op was afgebeeld, noch is anderszins gebleken dat zij ooit foto’s met de afbeelding van [appellant] openbaar hebben gemaakt. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat zij voornemens zijn om dat te doen. Het hof acht daarom thans geen gronden aanwezig om bij wijze van voorlopige voorziening de verlangde maatregel op te leggen, waarbij zij opgemerkt dat in de afwijzing van dit onderdeel van de vorderingen voor [geïntimeerden] geen vrijbrief is gelegen om nu het portretrecht van [appellant] (alsnog) te gaan schenden.

IEF 14902

Vormgevingskeuzes niet primair door technische overweging ingegeven

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 april 2015, IEF 14902 (De Fontijn tegen Eazy Event)
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx. Auteursrecht. Handelsnaamrecht. De Fontijn is maker van de 'fontijnbar' een tent met een fontein op het dak. Eazy Event organiseert onder meer dance evenementen, en verhuurt een vergelijkbare fonteinbar. Eazy Event heeft na dagvaarding het ontwerp van zijn fonteinbar aangepast en een zelf opgestelde onthoudingsverklaring getekend. De Fontijn vordert staking van de inbreuk op zijn fontijnbar, en het hanteren van domeinnaam www.fonteinbar-huren.nl. Het auteursrechtinbreukverbod wordt toegewezen (ook ten aanzien van de aangepaste fonteinbar), en het verbod op gebruik van de handelsnaam wordt afgewezen.

Spoedeisend belang

4.1. Het spoedeisend belang van De Fontijn bij haar vorderingen vloeit voort uit het voortdurende karakter van de gestelde inbreuken en het gestelde slaafse nabootsen. Dat Eazy Event een onthoudingsverklaring met boetebeding heeft ondertekend, doet daar in dit geval niet aan af. [...]

Auteursrecht

4.2. [...] De tent geeft voldoende blijk van creatieve keuze door de maker. Dat geldt in het bijzonder voor het kenmerk dat fonteinen zijn aangebracht op het dak van de tent. Eazy Event heeft ook erkend dat de fontijnbar in dat opzicht een unieke tent is. [...] Het verweer van Eazy Event dat deze elementen te zeer technisch bepaald zijn om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen gaat niet op. Voorshands is voldoende aannemelijk dat deze vormgevingskeuzes, die bepalend zijn voor de totaalindruk niet primair door technische overwegingen zijn ingegeven. 

4.3. Aangenomen moet worden dat De Fontijn de rechthebbende is op het werk. [...]

4.4. Eazy Event  heeft erkend dat zijn in rechtsoverweging 2.3 weergegeven fonteinbar was geïnspireerd op en sterk overeenstemde met de fontijnbar van De Fontijn. Naar voorlopig oordeel neemt Eazy Event ook met zijn nieuwe ontwerp,  de Barcelona Bar, te weinig afstand van de fontijnbar. De vormgeving van de tent stemt  nog altijd in grote lijnen overeen met de fontijnbar door het gebruik van onder meer de combinatie van een centrale fontein met zestien fonteinen aan de rand van het dak, de zestienhoekige vorm, vrijwel identieke afmetingen, een centraal geplaatste doorzichtige kolom voor het afvoeren van water en de ronde bar in het midden van de tent. 

4.5. De onder 3.7 opgenomen afbeeldingen van andere tenten, die door Eazy Event in het geding zijn gebracht, bevestigen naar voorlopig oordeel dat Eazy Event ook met de Barcelona Bar inbreuk maakt op de fontijnbar. Die andere tenten hebben namelijk niet alleen geen fonteinen op het dak,  maar wijken ook overigens meer af van de fontijnbar, dan de Barcelona Bar van de fontijnbar.

Handelsnaamrecht

4.6. [...] Naar voorlopig oordeel zal dit gebruik door het publiek worden opgevat als aanduiding van de door Eazy Event aangeboden diensten, te weten het verhuren van een fonteinbar, en niet als aanduiding van de onderneming, mede geelt op het feit dat voor die onderneming ook verder consequent de naam Eazy Event wordt gebruikt. Voorshands oordelend is dan ook geen sprake van inbreuk op een handelsnaamrecht van De Fontijn.
IEF 14901

Geen cassatie voor dwangsommen na herleefde artikelen door technische fout

HR 1 mei 2015, IEF 14901; ECLI:NL:HR:2015:1197 (eisers tegen Hearst Magazines)
Procesrecht. Executiegeschil. Onrechtmatig verklaarde publicatie [IEF 12102] verscheen door technische fout bij installatie van nieuwe websitesoftware weer tijdelijk op het internet. Het hof [IEF 13766] oordeelde dat een technische fout tot de conclusie leidt dat geen sprake is van enig bewust of actief handelen. Dwangsommen zijn niet verbeurd. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden, ex art. 81 RO behoeft dit geen nadere motivering. Art. 611d lid 1 Rv.

Uit de conclusie:
Op grond van art. 611d lid 1 Rv kan alleen de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen of verminderen, in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke, onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen; de executierechter heeft deze bevoegdheden niet. De klacht mist evenwel feitelijke grondslag. In rov. 3.9 heeft het hof uitgemaakt dat het op 5 november 2009 gegeven bevel niet een situatie omvat als die, welke zich in concreto heeft voorgedaan na de migratie van de website-software van Quote. In de redenering van het hof is het bevel niet overtreden. De slotsom is dat onderdeel 1 niet tot cassatie leidt.

2.11.
Onderdeel 2 is gericht tegen rov. 3.10. In deze overweging heeft het hof, uitdrukkelijk ten overvloede, de vraag besproken of Quote met succes een beroep zou hebben kunnen doen op art. 611d lid 1 Rv. Het hof tekende hierbij aan dat de rechter die de dwangsom heeft opgelegd (te weten de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam) dezelfde is als de rechter die in eerste aanleg over het executiegeschil oordeelde. Indien onderdeel 1 faalt, mist [eiser 1] belang bij een behandeling van klachten over een overweging die de beslissing niet draagt.

2.12.
Voor het geval dat de Hoge Raad aan onderdeel 2 zou toekomen, beperk ik mij tot enkele korte opmerkingen. Art. 611d lid 1 Rv berust op de Benelux-Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom (Trb. 1994/6) en is gelijkluidend aan art. 4 lid 1 EW. Van onmogelijkheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen, als bedoeld in art. 4 lid 1 EW, is sprake indien zich een situatie voordoet waarin de dwangsom als dwangmiddel – dat wil zeggen: als geldelijke prikkel om nakoming van de veroordeling zoveel mogelijk te verzekeren – zijn zin verliest. Dit laatste moet worden aangenomen in een geval waarin niet tijdig aan de hoofdveroordeling is voldaan, indien het onredelijk zou zijn om meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft betracht6.

2.15.
De rechtsklacht berust op een onjuiste interpretatie van de bestreden overweging. Het hof heeft niet geoordeeld dat het op 5 november 2009 gegeven bevel niet meer dan een inspanningsverplichting voor Quote behelsde. Het hof heeft in rov. 3.10 aangehaakt bij het bepaalde in art. 611d lid 1 Rv en mitsdien bij de in alinea 2.12 omschreven maatstaf.
IEF 14900

Internetconsultatie Europees octrooipakket

Internetconsultatie 1-25 mei 2015
Op vrijdag 1 mei 2015 is de internetconsultatie gestart voor het conceptwetsvoorstel voor de wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een Eengemaakt octrooigerecht (Rechtspraakverdrag) en de komst van het Europees octrooi met eenheidswerking. De voorgestelde wetswijziging brengt de Rijksoctrooiwet 1995 in lijn met de materieelrechtelijke bepalingen uit het Rechtspraakverdrag, en bevat enige andere aanpassingen om een goede werking van het Europees octrooi met eenheidswerking en het Rechtspraakverdrag te verzekeren. Het Ministerie van EZ hecht grote waarde aan de betrokkenheid van belanghebbenden bij deze ontwikkelingen. We nodigen u uit om online te reageren op de voorgenomen wijzigingen.

Daarbij verzoeken we u indien mogelijk:
- concrete (tekst)suggesties te doen; en
- zo vroeg mogelijk in de looptijd van de consultatie te reageren.

Zodoende kan de impact van de internetconsultatie worden vergroot zonder dat dat tot vertraging in het wetgevingsproces hoeft te leiden. De sluitingsdatum van de consultatie is 25 mei 2015.

Concept regeling - Overeenkomst betreffende eengemaakt octrooigerecht - Te implementeren regeling - Memorie van toelichting (ontwerp)

IEF 14899

Lancering nieuwe .AMSTERDAM extensie

Bijdrage ingezonden door Theo-Willem van Leeuwen, Abcor merkenbureau. Een goede domeinnaam (een adres op het internet) is voor het bedrijfsleven super belangrijk. Ieder jaar neemt het belang van “online” communicatie toe. Echter dit heeft ook een keerzijde want een domeinnaam kan maar een keer worden uitgegeven. In Nederland zijn er momenteel meer dan 5,5 miljoen domeinnamen geregistreerd. Hierdoor is het internet eigenlijk een beetje dicht geslipt. Om die reden konden bedrijven en instanties een verzoek indienen om een nieuwe domeinnaamextensie te lanceren en de Gemeente Amsterdam heeft hier aan meegedaan. Wereldwijd hebben meer steden hiervan gebruik gemaakt, in Nederland alleen AMSTERDAM. Zo is er ook een .London en .Berlin. Met de nieuwe extensie proberen de steden zich wereldwijd op de kaart te zetten. Deze maand is de .AMSTERDAM extensie gelanceerd. De vraag is nu: Wie gaat/zal de nieuwe extensie gaan gebruiken? (Dit artikel is tevens verschenen in de weekendbijlage van de HDC kranten)

De nieuwe extensie is in eerste instantie van belang voor bedrijven en personen gevestigd in (en rond) Amsterdam. Vooral voor nieuwe bedrijven is dit ideaal omdat de .nl domeinnaam al vaak vergeven is. Uit pure wanhoop, moet er dan genoegen genomen worden met een alternatieve (niet optimale) domeinnaam. Zo gebruikt het vernieuwde NEMO museum aan het IJ nu de domeinnaam e-nemo.nl omdat nemo.nl al is geregistreerd door de Nederlandse Mortel industrie.

Maar de .AMSTERDAM extensie is daarnaast ook van belang voor bedrijven buiten Amsterdam. Voor veel buitenlanders staat de naam AMSTERDAM symbool voor Nederland of Nederlandse producten. Denk hierbij aan bedrijven actief op het gebied van toerisme of aan echte Nederlandse producten zoals kaas en bloembollen.

De introductie van de AMSTERDAM extensie gaat stapsgewijs. Op 28 maart is de pioniersfase van gestart om ruchtbaarheid te geven aan de lancering. Zo is er inmiddels al een dance.amsterdam (van ID&T) , pride.amsterdam (van Gaypride) en de website cheesemarket.amsterdam (van de Gemeente Alkmaar).

Vanaf 28 april gaat het circus echt van start met de Sunrise procedure, een speciale procedure voor merkhouders om met voorrang een naam te claimen. Deze periode loopt tot slechts een maand (tot 28 mei). Eis is dat hebt bedrijf een merk heeft en dat dit nog even gevalideerd is (opgenomen is in de Trademark Clearinghouse). Als een bedrijf “vergeten” is zijn naam als merk vast te leggen dan is dat nog geen probleem. In de Benelux kan dit met spoed worden gedaan en de validatie erna kost ook niet te veel tijd. Echter haast is geboden want in de Sunrise gaan de domeinnamen wel weg volgens het principe, wie het eerst komt het eerst maalt. Daarna krijgen publieke (gemeentelijke) instanties een paar dagen de tijd om domeinnamen te registreren.

De grote (goedkope) voorinschrijving start op 1 juni en loopt tot 14 augustus. Iedereen die geïnteresseerd is in een .AMSTERDAM domeinnaam kan zich hiervoor aanmelden. Om deze inschrijving zo eerlijk mogelijk te laten verlopen is er een prioriteitenlijst opgesteld. Als meerdere bedrijven dezelfde domeinnaam aanvragen, wordt er gekeken wie het hoogst op de prioriteitenlijst staat. De vuistregel hierbij is simpel. Overheden gaan vóór bedrijven (met een merk/ handelsnaam), bedrijven gaan vóór verenigingen (zoals een winkeliersvereniging), verenigingen gaan vóór personen (met deze naam) en personen met deze naam gaan vóór derden. Hierbij geldt steeds als hoofdregel; bedrijven en personen gevestigd in Amsterdam gaan voor bedrijven en personen buiten Amsterdam. Mochten de aanvragers in dezelfde categorie vallen van de prioriteitenlijst, dan volgt er een veiling en krijgt diegene met de grootste zak geld alsnog de domeinnaam.
Vanaf 15 augustus gelden er geen regels meer en zijn domeinnamen goedkoop te registreren volgens het principe, wie het eerst komt, wie het eerst maalt.

Kan nu iedere domeinnaam zomaar worden geregistreerd, bijvoorbeeld HOTEL.AMSTERDAM? Nee, de verwachting is, dat bepaalde domeinnamen (premiums) zo gewild zijn, dat hiervoor een veel hogere prijs wordt gevraagd. Mochten er meerdere gegadigden de domeinnaam willen hebben, dan volgt er een veiling.

Wat nu te doen? Mocht een bepaalde AMSTERDAM extensie belangrijk zijn voor het bedrijf, check dan of voor die naam een merk is geregistreerd. Zo niet, doe dit dan meteen. Mocht er gevaar bestaan dat meerdere partijen geïnteresseerd zijn in deze domeinnaam, zorg dan dat de naam geclaimd wordt tijdens de nu nog lopende Sunrise (gestart afgelopen week).

Mocht de domeinnaam wel interessant zijn, maar niet cruciaal, vraagt dan deze domeinnaam aan in de grote voor inschrijffase (van 1 juni tot 14 augustus). Om daar een betere positie te hebben, is het wederom handig een merkregistratie te hebben. Begroot van te voren wel wat de maximale kosten zijn die er uitgegeven mogen worden. Mochten er meerdere gegadigden zijn, dan volgt er een veiling en krijgt diegene met de grootste zak geld alsnog de domeinnaam. Laat je wat dat betreft niet gek maken door de waan van de dag en bepaal vooraf tot waar je wilt gaan om de domeinnaam nu te bemachtigen. Vanaf 15 augustus start de gewone inschrijving en gelden er geen regels meer. Domeinnamen zijn dan goedkoop te registreren volgens het principe, wie het eerst komt, het eerst maalt.

Theo-Willem van Leeuwen

IEF 14898

Vakman zal ook zoeken naar een oplossing in naburige vakgebieden

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 april 2015, IEF 14898; ECLI:NL:RBDHA:2015:8869 (Matador tegen Bick en LJ)
Uitspraak ingezonden door Paul Mazel, Trip. Octrooirecht. Matador, houder van octrooi NL2004134, meent dat Bick c.s. inbreuk maakt op zijn exclusief recht. Bick betwist de geldigheid van het octrooi, wegens gebrek aan inventiviteit. Daarnaast betwist Bick dat de verhandelde producten inbreuk maken op het octrooi. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Matador af. Er is een gerede kans dat het octrooi een bodemprocedure niet zal overleven wegens gebrek aan inventiviteit. Daarnaast is er geen sprake van letterlijke inbreuk, ook niet in equivalente zin.

Inventiviteit
4.5. Bick c.s, wijst er vervolgens terecht op dat de oplossing van het octrooi zonder inventieve denkarbeid valt terug te vinden in E3,welk document niet door het OCNL is beoordeeld. De volgende figuren van E3 zijn daarbij illustratief en door Bick c.s, van inkleuring voorzien;

4.7. Matador heeft hiertegen ingebracht dat de gemiddelde vakman E3 niet zou raadplegen omdat dit op een ander vakgebied ligt fietsendragers en niet trekhaaksloten). Dit verweer wordt voorshands verworpen om redenen zoals door het OCNL in zijn advies neergelegd: --
De vakman zal om het probleem op te lossen, behalve op het eigen vakgebied. ook op zoek gaan naar een oplossing in naburige vakgebieden.
het oordeel van Octrooicentrum Nederland een' naburig vakgebied, omdat het zo nauw gerelateerd is met het vakgebied van blokkeerinrichtingen dat de vakman rekening zal houden met ~ontwikkelingen in dat vakgebied. Veel fietsendragers zijn immers, net als blokkeerinrichtingen, accessoires die aan de achterzijde van een auto worden gemonteerd. De voorzieningenrechter voegt daar nog aan toe dat ook van fietsendragers bekend was dat deze op een Europese trekhaak konden worden gemonteerd. De omstandigheid dat het bij een fietsendrager juist ongewenst zou zijn dat deze de achterdeur blokkeert, maakt dit niet anders. Het bevestigingssysteem op de trekhaak dient immers voor zowel rekhaaksloten als fietsendragers zeer stevig en rigide te zijn.
Inbreuk
4.11 . Het debat over het beroep dat Matador eerst bij pleidooi heeft gedaan op equivalentie is vooralsnog onvoldoende uit de verf gekomen. In eerste termijn was dit in het geheel niet door Matador toegelicht, in repliek slechts zeer summier door (bloot) te stellen
dat het oog in de Doublelock dezelfde functie heeft, op in wezen dezelfde wijze werkt en ID wezen betzelfde resultaat oplevert .v an de zijde van Bick c.s, is dit een en ander betwist en gesteld dat in ieder geval de wijze een wezenlijk andere is. Gelet hierop kan voorshands niet de conclusie worden getrokken dat Matador op dit punt aan haar (gemotiveerde) stelplicht heeft voldaan. waarbij bovendien aan Bick c.s, kan worden toegegeven dat via de tangwerking en het aan de bovenkant verzegelen van het sjot ontegenzeggelijk een andere (minder rechtstreekse) wijze van verzekering wordt gegeven dan dit (rechtstreeks) op het onderste deel (de "behuizing") te doen waarin de trekhaakkogel wordt opgenomen.

4.12. Er is zodoende een gerede kans dat in een bodemprocedure geen inbreuk, Ook niet in equivalente zin, zal worden aangenomen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14897

Oppositie tegen SAVOY CLUB alsnog afgewezen wegens non-usus SAVOY

Hof Den Haag 28 april 2015, IEF 14897 (Vaise tegen Jansen)
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Reeskamp. Merkenrecht. Vaise heeft een internationale registratie aangevraagd voor het woordmerk SAVOY CLUB, Jansen heeft met beroep op zijn woordmerk SAVOY oppositie ingesteld, het BBIE heeft de oppositie afgesloten en de inschrijving - wegens afstand op recht op depot - geweigerd in januari 2014. Vaise heeft Jansens (andere, gelijkende) SAVOY-merken vervallen laten verklaren wegens non-usus [IEF 14154]. In zijn reactie weerspreekt Jansen niet de duidelijke stelling dat het merk geen basis kon vormen voor de oppositie. Het Hof gaat er vanuit dat er geen normaal gebruik is gemaakt van het merk in de relevante periode. De oppositie wordt afgewezen en het merk wordt alsnog ingeschreven.

Kosten van de oppositie (die zou zijn afgesloten als Vaise in die fase vervallenverklaring van het juiste merk zou hebben gevorderd of om gebruiksbewijzen zou hebben verzocht) en van het beroep worden gecompenseerd.

7. (...)In artikel 2.16, lid 3, aanhef en sub d, BVIE is bepaald dat de oppositieprocedure wordt afgesloten wanneer dat (oudere) merk niet meer geldig is. De vraag rijst opo deze bepalingen overeenkomstig kunnen worden toegepast wanneer, zoals in casu, de dagvaarding tot vervallenverklaring pas tijdens de beroepsprocedure is ingesteld en of de oppositie al reeds op grond van de daarop volgende vervallenverklaring kan worden afgewezen. Enerzijds lijkt de opposant ook dan geen belang meer bij zijn vordering te hebben, maar anderzijds volgt uit 2.16 lid 3, sub a BVIE, juncto regel 1.29, sub 2, van het Uitvoeringsreglement van het BVIE dat de oppositie neit kan slagen indien de opposant niet voldoende bewijs heeft overlegd van normaal gebruik in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van het merk waartegen de oppositie zich richt. De datum van publicatie was 14 februari 2013, zodat relevant zou zijn of het merk in de periode 13 februari 2008 tot 14 februari 2013 (niet) normaal is gebruikt. In het kader van een procedure tot nietigverklaring wegens rangorde zou de daarvóór liggende depotdatum bepalend zijn. Bij voormelde brief van 3 april 2015 van mr. Van den Berg zijn aan het hof voormeld verstekvonnis en de daaraan ten grondslag liggende dagvaarding van 27 juni 2014, gezonden. Uit deze stukken kan (slechts) worden afgeleid dat het merk gedurende ten minste vijf jaar voor de datum van de inleidende dagvaarding, derhalve van 26 juni 2009 tot 27 juni 2014 niet normaal is gebruikt.

8. Het hof is van oordeel dat voormelde vraag geen beantwoording behoeft nu Vaise, die al in haar beroepschrift en tijdens de mondelingen behandeling het verweer heeft gevoerd dat de oppositie niet kan slagen omdat gedurende vijf jaar geen normaal gebruik is gemaakt van het merk, in de brief van 3 maart 2015 stelt dat duidelijk is dat het merk van Jansen geen basis kon vormen voor de ingestelde oppositie en verzoekt de oppositie alsnog ongegrond te verklaren en Jansen in zijn reactie op deze brief bij brief van 17 maart 2015 deze stelling en het daarop gebaseerde verzoek niet heeft weersproken.
Het hof gaat er dan ook vanuit dat geen normaal gebruik is gemaakt van het merk in de relevante periode van vijf jaar en zal de beslissing van het Bureau vernietiging en de oppositie alsnog afwijzen.

9.Gelet op de gang van zaken in de oppositiefase, waarbij de gemachtigde van Vaise zich heeft beroepen op een procedure tot vervallenverklaring van een merk dat niet aan de oppositie ten grondslag was gelegd en niet om gebruiksbewijzen heeft verzocht, waardoor deze beroepsprocedure noodzakelijk is geworden, zal het hof de kosten van de oppositie (die zou zijn afgesloten als Vaise in die fase vervallenverklaring van het juiste merk zou hebben gevorderd of om gebruiksbewijzen zou hebben verzocht) en van het beroep compenseren.
IEF 14896

Miskenning van grenzen van de cassatierechtspraak

HR 1 mei 2015, IEF 14896; ECLI:NL:HR:2015:1200 (Stokke tegen Hauck)
Uitspraak ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel en Sven Klos, Klos Morel Vos & Reeskamp. Na IEF 8732, IEF 9307 en IEF 13809. Auteursrecht. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van Stokke (en volgt de Conclusie AG IEF 14782). Hierdoor blijft het oordeel van het Hof Den Haag [IEF 13809] dat de New Alpha stoel van Hauck geen inbreuk maakt op de auteursrechten van Stokke op de Tripp Trapp in stand. Hauck maakt aanspraak op €28.889,30, maar heeft niet toegelicht waarom het gevorderde bedrag, dat het indicatietarief ex €13.000 ruim overtreft, redelijk en evenredig is. Het indicatietarief wordt toegepast.

3.1. De beoordeling van de auteursrechtelijke beschermingsomvang van een bepaald werk en van de vraag of daarop door een ander werk inbreuk wordt gemaakt, is in hoge mate feitelijk van aard en derhalve slechts in (zeer) beperkte mate vatbaar voor toetsing in cassatie. Klachten die in wezen een nieuwe feitelijke beoordeling in cassatie vragen, miskennen de grenzen van de cassatierechtspraak.
(...)
3.2. De door het middel aangevoerde klachten hebben alle betrekking op oordelen van feitelijke aard. Die oordelen zijn niet onbegrijpelijk, noch onvoldoende gemotiveerd. Voor het overige vragen de klachten in wezen een hernieuwde feitelijke beoordeling van de stellingen van Stokke c.s., welke beoordeling de taak van de cassatierechter dus te buiten gaat. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

Lees de uitspraak (pdf/html)