Kan het monster van de volledige proceskostenveroordeling in IE-zaken worden getemd? In deze bijdrage wordt gesteld dat rechters massaal ambtshalve moeten gaan beslissen dat een proceskostenveroordeling volgens het indicatietarief (2) redelijk en evenredig is op grond van ‘macro-overwegingen’ van redelijkheid en evenredigheid, rechtszekerheid en toegang tot de rechter.
United Video Properties
Het HvJ EU heeft gesproken: een systeem van forfaitaire tarieven voor proceskostenveroordelingen in IE-zaken is toegestaan. Voorwaarde is wel dat de rechter de mogelijkheid heeft om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de zaak én dat de tarieven waarborgen dat “een significant en passend deel van de redelijke kosten van de in het gelijk gestelde partij door de verliezende partij wordt gedragen” (HvJ EU 28 juli 2016, United Video Properties / Telenet (ECLI:EU:C:2016:611)). Helaas heeft het Hof daarmee (te) veel opengelaten. De Advocaat-Generaal had op 5 april 2016 een veel duidelijker standpunt dat helaas niet is gevolgd (ECLI:EU:C:2016:201).
Het systeem van indicatietarieven dat de laatste jaren in Nederland voorzichtig meer en meer wordt gehanteerd lijkt daarmee toelaatbaar. Maar het systeem van zeer onvoorspelbare volledige proceskostenveroordelingen dat in Nederland nog altijd de norm is, lijkt hiermee op het eerste gezicht ook niet van tafel.