Domeinnaamuitspraak
Een nogal rammelende procedure en vonnis uit Arnhem (LJN AT4847, Voorzieningenrechter Rb. Arnhem, 31 maart 2005). De Luxemburgse vennootschap UMTT S.A. vordert van VDB Staal en haar eigenaar de domeinnaam UMTT.com. Opvallend is dat UMTT dit voor de tweede maal in rechte doet.
De eerste keer legde UMTT de Agreement for Transfer (van de domeinnaam) aan haar vordering ten grondslag, zonder zich te beroepen op haar merk- en handelsnaamrechten (??). Deze vordering wordt afgewezen.
Enige maanden later stapt UMTT opnieuw naar de rechter en (wellicht een andere advocaat) werpt nu wel het merken- en handelsnaamrecht in de strijd.
VDB protesteert en voert aan dat er al eerder over het gevorderde is geprocedeerd. De Voorzieningenrechter oordeelt echter dat, nu er andere grondslagen aan de vordering ten grondslag liggen, de vordering in behandeling kan worden genomen.
De rechter komt tot het oordeel dat VDB en haar eigenaar inbreuk maken op het merk- en handelsnaamrecht van UMTT en beveelt hen de domeinnaam aan UMTT over te dragen.
Bijzonder in deze uitspraak is dat de Voorzieningenrechter voor wat betreft de motivering van merkenrechtelijke gedeelte van de beoordeling wel erg kort door de bocht gaat.
Zo meent de Voorzieningenrechter dat "het gebruik van een domeinnaam op Internet valt onder de merkenrechtelijke bescherming van de Benelux Merkenwet (het gebruik is aan te merken als het gebruik van een teken voor een dienst als bedoeld in de zin van artikel 13A, lid 1 sub a BMW)." In casu beriep UMTT namelijk op haar beeldmerk; dat er aldus gebruik wordt gemaakt van een identiek teken als domeinnaam door VDB Staal is, zo lijkt ons, niet correct. Op sub b of d van art. 13A lid 1 werd door UMTT geen beroep gedaan. Ook blijkt niet of VDB Staal het merk gebruikte voor dezelfde waren en diensten.
Lees hier het vonnis.
Nog even een korte bespreking van het arrest van GvEA in de zaken C-207/03 en C-252/03, 21 april 2005, Novartis tegen UK Comptroller- General of Patents, Designs and Trademark / Min. EZ Frankrijk tegen Millenium Pharmaceuticals. Betreft prejudiciële vragen over de berekening van de duur van een aanvullend beschermingscertificaat. Moet de datum van afgifte van een marktvergunning in Zwitserland, die automatisch in Liechtenstein (EER) wordt erkend, worden beschouwd als die van de eerste vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel in de EER? Ja, dat moet.