NMa heeft andere prioriteiten dan muziekauteurs
NMa besluit, 27 april 2012, nummer 7213/27 (Platform Makers vs NPO e.a)


Als randvermelding. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit naar aanleiding van een aanvraag tot beschikking als bedoeld in artikel 56, lid 1 van de Mededingingswet.
Stichting Platform Makers is van mening dat de NPO en de publieke omroepen misbruik maken van hun economische machtspositie en/of in strijd handelen met artikel 6 Mededingingswet, door muziekauteurs te verplichten hun werk onder te brengen bij muziekuitgeverij Crossmex B.V. onder onbillijke voorwaarden. Stichting Platform Makers heeft een besluitaanvraag ingediend ter handhaving van de Mededingingswet. De NMa wijst de besluitaanvraag af op basis van prioriteit.
Conclusie: In het licht van de hierboven genoemde belangenafweging bij de prioritering van onderzoeken geeft de NMa momenteel voorrang aan andere onderzoeken. De reden hiervan is dat de kans dat op basis van het te verrichten onderzoek, dat een aanzienlijke inzet van middelen vergt, een overtreding kan worden vastgesteld, gering moet worden geacht. De doeltreffendheid en doelmatigheid van NMa optreden tegen de gestelde overtreding is dan ook gering. Daarnaast is het aannemelijk dat eventuele inkoopvoordelen worden doorgegeven aan de consument waardoor het consumentenbelang hier niet in het geding is. Tot slot is de NMa van mening dat aan het individuele belang van klager bij onderzoek van de NMa onvoldoende gewicht toekomt om tot onderzoek over te gaan, gelet op de geringe kansrijkheid op het vaststellen van een overtreding van de Mededingingswet.
Toetsing van de klacht aan de overige prioriteringscriteria geeft de NMa, alles afwegende, geen of onvoldoende aanleiding om de klacht toch in behandeling te nemen.
Gezien het bovenstaande weegt het belang van onderzoek naar aanleiding van deze klacht minder zwaar dan het belang van onderzoek in andere zaken. De NMa zal dan ook geen
onderzoek doen naar aanleiding van deze klacht. Dit sluit overigens niet uit dat de afweging in de
toekomst anders zou kunnen uitvallen.
Beschikking ingezonden door Tjibbe Fokkens en Hemke de Weijs, 

The European Policy for Intellectual Property (EPIP) association will hold its 7th Annual Conference on September 27‐28, 2012 in Leuven (Belgium) (
Eerdere berichten over TAN:
Mede-eigendom van mallen. Exclusieve levering.
Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Een bijdrage van Laura Fresco,
Uitspraak mede ingezonden door Milo Kroone,
Fiscaal. Merkenrecht en licenties als aftrekpost. [A] B.V. heeft in 1998 de aandelen in [B] B.V. verworven. De enige activiteiten van [B] B.V. bestonden uit het ontwerpen en uitbrengen van damesmode onder de naam ‘[C]’. De rechten op deze merknaam waren in het bezit van [A] B.V. Op basis van een licentieovereenkomst was [B] B.V. gerechtigd deze merknaam te exploiteren. Begin 1998 is een voorovereenkomst gesloten tot een joint venture tussen [B] B.V. en een Duitse en Portugese onderneming. In februari/maart 1999 werd duidelijk dat voornoemde samenwerking niet tot stand zou komen. Naar het oordeel van de rechtbank moet vanaf dat moment duidelijk zijn geweest dat aan de merknaam ‘[C]’ geen waarde toegekend kon worden en de dat de inkomsten uit de exploitatie van die merknaam nihil zouden bedragen.