DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 6425

Ondertussen in Tonga

tonga-it.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 8 juli 2008, KG ZA 08-261, Stichting BREIN tegen Euroaccess Enterprises Ltd. (met dank aan Rob Zimmermann, Höcker).

Auteursrecht. BREIN-zaak. Gerichtheid van buitenlandse website. Aansprakelijkheid provider voor doorgeven website. Verplichting om NAW-gegevens aan eiser door te geven (Lycos/Pessers). Werkelijke-proceskostenveroordeling van provider.

“4.3. Vervolgens rijst de vraag welk recht op onderhavige kwestie van toepassing is. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad. Immers, de inbreuk op een auteurs- of naburig recht is een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6: 162 BW. In het eerste lid van artikel 3 van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad is bepaald dat verbintenissen uit onrechtmatige daad worden beheerst door het recht van de Staat op welks grondgebied de daad plaatsvindt. Nu doet zich in het onderhavige geval de situatie voor dat de website www.torrent.to wereldwijd kan worden geraadpleegd, dat onduidelijk is in welk land de aanbieder van die website is gevestigd en dat de site kennelijk via verschillende servers in diverse landen, waaronder Nederland, wordt gehost. Uit de door Stichting BREIN overgelegde uitdraaien van de website www.torrent.to blijkt dat de site voornamelijk In de Duitse taal is opgesteld, maar zich ook specifiek richt op Nederlandse bezoekers, gelet op de aangeboden (Nederlandstalige) werken van Nederlandse artiesten en de reclameboodschappen in de Nederlandse taal. Ter zitting is voorts komen vast .te staan dat de servers van waaruit de hostuig plaatsvindt, in Amsterdam staan. Onder die omstandigheden kan het Nederlandse recht worden toegepast. 

4.4. (…) Dat op www.torrent.to bestanden worden aangeboden die als Auteursrechtelijke en/of nabuurrechtelijk beschermde werken in de zin van het BC, de UAC en het TRIPS-Verdrag moeten worden aangemerkt en dat Stichting BREIN bevoegd is namens die rechthebbenden (de makers) in rechte op te treden tegen inbreuken daarop, is voldoende aannemelijk. In dat kader wijst de rechter erop dat bij de Berner Conventie thans bijvoorbeeld maar liefst 184 landen zijn aangesloten (…) ook zelfs Tonga, het eiland in de Stille Oceaan waarnaar de afkorting "-to" in het internetadres van de www.torrent.to verwijst. Dat torrent.to ook door het aanbieden van ter downloading van die "buiten1andse"bestanden jegens Stichting BREIN onrechtmatig handelt, is daarmee voldoende aannemelijk. 

(…) 4.5. Euroaccess biedt door haar rol als webhost de gelegenheid tot het verrichten van onrechtmatige activiteiten in de vorm van structurele inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten van anderen via het internet. Daarmee handelt ook Euroaccess onrechtmatig tegen de auteurs- en nabuurrechthebbenden en dus jegens Stichting BREIN. Daartoe overweegt de rechter dat het onrechtmatige karakter van de activiteiten op www.torrent.to evident is en ook voor Euroaccess volstrekt duidelijk moet zijn. Immers, iedereen weet dat het aanbieden van muziek- film- en softwarebestanden zonder toestemming van de rechthebbenden illegaal is. Dit geldt nog sterker voor een professionele partij die zich toelegt op het hosten van websites die bovendien door Stichting BREIN ook nog eens is gewezen op het onrechtmatige karakter van de activiteiten op www.torrent.to.(…)

4.6. Gelet op het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat Euroaccess onrechtmatig handelt jegens Stichting BREIN door de website www.torrent.to toegang te verschaffen tot het internet. De onder 1. gevorderde afsluiting zal derhalve worden toegewezen. 

4.10. Gelet op het grootschalige karakter van de op www.torrent.to gepleegde inbreuken m de evidente onrechtmatigheid daarvan, alsmede het feit dat Euroaccess na verzoeken van Stichting BREIN daartoe niet is overgegaan tot afsluiting van de website en door Euroaccess geen verweer is gevoerd tegen de door Stichting BREIN als (vervangende) productie 20 overgelegde opgave van de gemaakte advocaatkosten, zal de rechter Euroaccess ais de in het ongelijk gestelde partij onder toepassing van artikel 1019h Rv veroordelen in de werkelijke proceskosten, waarvan een bedrag van EUR 1 6.490,55 aan advocaatkosten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6223

Kaal of kammen

Vzr. Gerechtshof ’s-Gravenhage, 3 april 2008, LJN: BD3250, Appellant h.o.d.n. Binder Videotheek c.s.  tegen Dharma Productions Private Ltd.

Het hof  vernietigt het vonnis waarvan beroep. 45d AW, producentenauteursrecht op Bollywoodfilm niet aangenomen in geschil tegen videotheek. Verklaringen van klanten over ondertiteling.Geïntimeerden Dharma c.s. stellen dat Dharma als producent het auteursrecht heeft op de Bollywood-film “Kaal”. Dharma c.s. stellen dat appellanten inbreuk maken op hun auteursrecht, respectievelijk licentie, door in de door hen geëxploiteerde videotheek kopieën van de film “Kaal” te verkopen, dan wel te verhuren, welke niet afkomstig zijn van Etnolife.

In eertse instantie heeft de voorzieningenrechter heeft de vorderingen, gebaseerd op de gestelde inbreuk op het auteursrecht, grotendeels toegewezen. De op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen heeft de voorzieningenrechter afgewezen. Alleen appellanten zijn in hoger beroep gekomen en de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen zijn derhalve niet meer aan de orde.

“6. Volgens artikel 45d van de Auteurswet 1912 worden, tenzij de makers en de producent schriftelijk anders zijn overeengekomen, de makers van een filmwerk geacht het recht op onder meer openbaarmaking en verveelvoudiging van dat werk aan de producent te hebben overgedragen. Het auteursrecht op een film komt derhalve in beginsel toe aan de producent van die film. Dharma c.s. stellen dat Dharma als zodanig moet worden aangemerkt. Ter onderbouwing van die stelling hebben zij een kopie van een overeenkomst overgelegd, waarbij Dharma aan Sewnarain een licentie verschaft voor het grondgebied Nederland, als nader in die overeenkomst omschreven. Ander bewijsmateriaal hebben zij niet overgelegd. In het bijzonder is bij het hof geen videoband of DVD gedeponeerd, waaruit het gepretendeerde recht zou kunnen blijken. Daar tegenover hebben appellanten stukken overgelegd waaruit valt af te leiden dat twee personen, genaamd[betrokkene 1 en betrokkene 2 , de film hebben geproduceerd. Mitsdien kan, te meer nu ook in de bodemzaak het gestelde auteursrecht onderwerp is van bewijslevering zijdens Dharma c.s., in dit kort geding niet – ook niet voorlopig - worden aangenomen dat Dharma het auteursrecht op de film heeft.

7. Ten overvloede overweegt het hof, naar aanleiding van grief III, dat Dharma c.s. vooralsnog evenmin voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat appellanten, zoals door Dharma c.s. aan hun vorderingen ten grondslag wordt gelegd, DVD’s van de film “Kaal” met Franse ondertiteling hebben verkocht of verhuurd. In dit verband hecht het hof betekenis aan de door appellanten bij hun memorie van grieven overgelegde verklaringen, waarin door klanten van de door appellanten gedreven videotheek wordt aangegeven dat de door hen bij die videotheek gehuurde DVD’s van de film “Kaal” van een Engelse ondertiteling waren voorzien, alsmede aan de omstandigheid dat de rechtbank ook ten aanzien van de hier bedoelde stelling bewijslevering aan Dharma c.s. hebben opgedragen.”

Lees het arrest hier. Eerder vonnis Rb. Den Haag hier.

IEF 6203

Eerst even voor jezelf lezen

1- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 mei 2008, LJN: BD2718, Acousticon B.V. tegen de Benelux-organisatie voor de intellectuele eigendom en haar orgaan het Benelux-bureau voor de intellectuele eigendom

Weigering woordmerk. Geen onderscheidend vermogen of inburgering. “15. Uit deze producties blijkt dat het teken BETER HOREN door de jaren heen is gebruikt als handelsnaam ter aanduiding van ondernemingen die zich bezig houden met audiologische dienstverlening. Bedoelde stukken geven geen steun aan de stelling van Acousticon dat het teken tevens als woordmerk, ter onderscheiding van waren en diensten, is ingeburgerd. Dat een enkele keer wordt gesproken over “Beter Horen Hoortoestellen” (productie 7 bij het verzoekschrift) doet daaraan niet af, te meer niet nu de advocaat van Acousticon ter zitting van het hof desgevraagd heeft aangegeven dat de hoortoestellen van allerlei verschillende merken zijn en niet het teken BETER HOREN dragen. Ook de als productie 1 bij de brief van 4 april 2008 overgelegde verklaring van de Gezamenlijke Audiologische Industrieën Nederland (GAIN), inhoudend dat Beter Horen op 1 januari 1998 alom bekend was als merk in Nederland, is daartoe onvoldoende, evenals het feit dat het teken BETER HOREN als beeldmerk is gedeponeerd.”

Lees het arrest hier

2- Rechtbank Zwolle, 2 juni 2008, LJN: BD2938, CNV Dienstenbond tegen Aldi Ommen B.V. & Aldi Groenlo B.V.

Nakoming overeenkomst. Onrechtmatige uitlatingen. Merkenrecht. “6.4.7.  Overigens merkt de voorzieningenrechter nog op dat het onder 2. gevorderde strekt tot het geven van een algemeen verbod voor de toekomst tot het plegen van merkinbreuk door het staken en gestaakt houden van het gebruik van het merk “ALDI” en het merk “HET ALDI-PRINCIPE HOGE KWALITEIT LAGE PRIJS”. Een vordering van een dergelijk vergaande en algemene strekking komt in beginsel niet voor toewijzing in aanmerking. Daarvoor kan slechts in uitzonderingsgevallen plaats zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van het herhaaldelijk maken van inbreuk. Dat CNV zich eerder jegens Aldi c.s. aan merkinbreuk schuldig heeft gemaakt is gesteld noch gebleken. Niet op voorhand kunnen immers met voldoende mate van zekerheid de grenzen van (on)toelaatbare merkvermelding worden getrokken. Een bij wijze van voorlopige voorziening te geven gebod voor de toekomst met een dergelijk ruime strekking onder verbeurte van een dwangsom kan tot onaanvaardbare executiegeschillen aanleiding geven en is in beginsel reeds op die grond niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier

3- Hoge Raad, 30 mei 2008, LJN: BD2820, Eisers tegen TMF Financial Services B.V.

Onrechtmatige daad. Misleidende mededelingen bij het aanbieden van effecten in brochure; (art. 6:194 BW); maatstaf; vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de brochure zich richt of die zij bereikt; optreden als effectenbemiddelaar zonder de vergunning als bedoeld in art. 7 Wte 95; eigen schuld (art. 6:101 BW).

Lees het arrest hier

4- Rechtbank Alkmaar, 21 mei 2008, LJN: BD2570, Stichting Baas In Eigen Huis tegen Plazacasa B.V.

Bijzondere exhibitieplicht ex art. 843a Rv; vordering afgewezen. “In de onderhavige zaak maakt de Stichting melding van de door de Stichting aan de makelaars verstuurde brieven van 9 juli en 14 december 2007. Voor deze brieven geldt naar het oordeel van de rechtbank mutatis mutandis voorshands hetzelfde als hetgeen door de voorzieningenrechter is overwogen ten aanzien van de brieven van Funda. De makelaars worden met deze brieven geïnformeerd over de activiteiten van de Stichting en over de vermeende inbreuk op hun auteursrechten, maar aan hen wordt vervolgens de vrije keuze gelaten om daar, al dan niet in het verband van de Stichting, tegen op te treden, dan wel er mee in te stemmen. De rechtbank kan hierin geen oproep tot een boycot van Plazacasa zien, noch een in het licht van het mededingingsrecht onrechtmatige aanmoediging van NVM-leden om de dienstverlening van Plazacasa te verhinderen of te bemoeilijken.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank Arnhem, 21 mei 2008, LJN: BD2531, Oasis Telecom Holding B.V. c.s. tegen Sinfox B.V. c.s

“De slotsom is dat Sinfox c.s. ten aanzien van het gebruik van de Quant.lib niet is tekort geschoten in de nakoming van de overnameovereenkomst maar uitsluitend onrechtmatig heeft gehandeld, althans het auteursrecht van Rozis op de Quant.lib heeft geschonden door deze te gebruiken zonder recht of titel.”

Lees het vonnis hier.  

6- HvJ EG,  22 mei 2008, Conclusie A-G D. Ruiz-Jarabo Colomer in zaak C-240/07, Sony Music Entertainment (Germany) GmbH tegen Falcon Neue Medien Vertrieb GmbH

Auteursrecht en naburige rechten, rechten van rechthebbenden uit landen buiten de Gemeenschap, bepalingen van TRIPs-Overeenkomst.

“73. Op grond van het voorgaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Bundesgerichtshof als volgt te beantwoorden:

1) De beschermingstermijn van richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, is onder de voorwaarden van artikel 10, lid 2, ervan ook van toepassing wanneer het betrokken voorwerp nooit eerder was beschermd in de lidstaat waarin bescherming wordt gezocht, onverminderd het bepaalde in artikel 10, lid 3.

2) Onder het begrip nationale wetgeving in de zin van artikel 10, lid 2, van richtlijn 2006/116/EG valt niet de wetgeving van de lidstaten betreffende de bescherming van rechthebbenden die geen onderdaan van een lidstaat van de Gemeenschap zijn.

3) Het staat aan de nationale rechter om overeenkomstig artikel 7, lid 2, van richtlijn 2006/116/EG en de internationale verdragen die bindend zijn voor zijn rechtsorde, na te gaan of de termijn van artikel 10, lid 2, van deze richtlijn voor voorwerpen die op 1 juli 1995 voldeden aan de beschermingscriteria van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, geldt voor rechthebbenden die geen onderdaan van een lidstaat van de Gemeenschap zijn.”

Lees het arrest hier.

7- GvEA, 22 mei 2008, T-205/06, NewSoft Technology Corp tegen OHIM / Soft SA(nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Nietigheidsactie tegen CTM Presto! BizCard Reader o.g..v oudere nationale beeldmerken Presto.

 “Die maßgeblichen Verkehrskreise werden nämlich den prägenden Bestandteil der älteren Marken in Erinnerung behalten und werden, wenn sie durch die Gemeinschaftsmarke gekennzeichnete identische oder ähnliche Waren und Dienstleistungen sehen oder wenn auf diese mündlich durch die Gemeinschaftsmarke Bezug genommen wird, ungeachtet dessen, dass sie beim Erwerb bestimmter dieser Waren und Dienstleistungen manchmal aufmerksamer und sachkundiger sein mögen, die fraglichen Waren möglicherweise derselben betrieblichen Herkunft zuordnen. Selbst wenn die maßgeblichen Verkehrskreise also in der Lage sind, bestimmte Unterschiede zwischen den einander gegenüberstehenden Zeichen zu erkennen, ist die Gefahr, dass eine Verbindung zwischen den Marken hergestellt wird, sehr real (vgl. in diesem Sinne Urteil Fifties, Randnr. 48).”

Lees het vonnis hier

8- GvEA, 22 mei 2008, T-254/06, Radio Regenbogen Hörfunk tegen OHIM(nog geen Nederlandse versie beschikbaar).

Weigering inschrijving als Gemeenschapsmerk van het woordteken RadioCom. 

“49. Was die Dienstleistungen der Klasse 38 angeht, insbesondere die Dienstleistungen „Ausstrahlung von Rundfunkprogrammen; Internet-Dienste“, hat die Beschwerdekammer in Randnr. 20 der angefochtenen Entscheidung zu Recht ausgeführt, dass der Ausdruck „Radiocom“ es den maßgeblichen Verkehrskreisen erlaube, sofort und ohne weiteres Nachdenken einen unmittelbaren Zusammenhang zwischen der Anmeldemarke und den genannten Dienstleistungen, nicht nur in Bezug auf die Ausstrahlung von Rundfunkprogrammen, sondern auch in Bezug auf die anderen beanspruchten Internet-Dienste in derselben Klasse herzustellen. Die Beschwerdekammer hat somit zu Recht angenommen, dass die maßgeblichen Verkehrskreise das in Rede stehende Zeichen als Hinweis auf eine über das Internet übertragende Radiostation auffassen würde.”

Lees het arrest hier.

9- GvEA, 21 mei 2008, zaak T-329/06, Enercon GmbH tegen OHIM(nog geen Nederlandse versie beschikbaar)

Weigering inschrijving als Gemeenschapsmerk van de letter E.

“29. Aus diesen Randnummern der angefochtenen Entscheidung geht hervor, dass die Beschwerdekammer den Zusammenhang zwischen der Wortmarke E und den Waren, für die die Anmeldung zurückgewiesen wurde, konkret geprüft hat. Mit ihren Hinweisen auf u. a. eine Internetseite, der zufolge der Buchstabe „E“ die gängigste Abkürzung für den Begriff „Energie“ sei, sowie auf verschiedene wissenschaftliche physikalische Formeln, in denen die Abkürzung „E“ für Energie stehe, hat die Beschwerdekammer überdies genügende Nachweise dafür angeführt, dass zwischen der Wortmarke E und den in Frage stehenden Waren ein hinreichend direkter und konkreter Zusammenhang besteht.

30      Damit ist festzustellen, dass die Wortmarke E zumindest in einer ihrer Bedeutungen ein Merkmal der fraglichen Waren bezeichnet. Die Beschwerdekammer hat die Wortmarke daher zu Recht als beschreibend beurteilt.

Lees het arrest hier.

10- HvJ EG, 15 mei 2008, C-341/07, Commissie EU tegen het Koninkrijk Zweden.

Implementatie handhavingsrichtlijn

“1) En n’ayant pas adopté, dans le délai prescrit, toutes les dispositions législatives, réglementaires et administratives nécessaires pour se conformer à la directive 2004/48/CE du Parlement européen et du Conseil, du 29 avril 2004, relative au respect des droits de propriété intellectuelle, le Royaume de Suède a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu de cette directive.

2) Le Royaume de Suède est condamné aux dépens.

Lees het arrest hier.

11- Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 juni 2008, KG ZA 08-508, Vletter & Den Haan Beheer B.V. c.s. tegen Koninklijke Van ZantenB.V. c.s.

Kwekersrecht. “De voorzieningenrechter: veroordeelt gedaagde sub 1 om binnen één maand na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden het bedrijfsmatig en voor handelsdoeleinden voortbrengen, verder vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering behandelen, te koop aanbieden, in het verkeer brengen, verder verhandelen, uit- of invoeren, en voor een van deze handelsdoeleinden in voorraad hebben van materiaal van het ras Sorbonne, volledige planten, plantedelen alsmede geoogst materiaal daaronder begrepen, dan wel die handelingen door derden te doen verrichten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6137

Handhaving in Zweden

HvJ EG, 15 mei 2008, zaak C-341/07, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk Zweden (Nederlandse versie niet beschikbaar).

Het Koninkrijk Zweden is , door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.  De termijn voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht is op 28 april 2006 verstreken.

Lees het arrest hier.

IEF 5945

Er zijn op dit moment (HB)

Gerechtshof Amsterdam, 3 april 2008, LJN: BC8835, Appellant tegen Q-Music Nederland B.V

Voorlezen van verkeersinformatie leidt ook in hoger beroep niet tot uitvoerend kunstenaarschap in de zin van de Wet Naburige Rechten. Geen werk en geen geschrift: “ Er is geen aanleiding deze uitbreiding van bescherming buiten het werkbegrip van de Auteurswet ook toe te passen op de – op basis van dat werkbegrip gedefinieerde - bescherming krachtens de WNR.” Geen sprake van voortgezet gebruik dat strijdig is met radio-gewoonterecht.

Eiser A was vanaf 1 maart 2001 als diskjockey / presentator van radioprogramma's  in dienst van Q-Music. Daarnaast heeft hij ten behoeve  van een telefonische wegeninformatieservice standaardteksten ingesproken. Deze teksten besaan uit circa 3750 locaties, 300 gebeurtenissen en 110 getallen (zoals  "er zijn op dit moment", "5", "kilometer", "A", "2", "langzaamrijdend verkeer"). De daadwerkelijke verkeerinformatie kan dan later worden samengesteld uit deze ingesproken bestanddelen.

Appellant  vordert schadevergoeding voor het gebruik van zijn stem door Q-Music gedurende zeven weken na beëindiging van zijn dienstverband. Het hof wijst de klacht van eiser af en  bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

“4.3. Voor bescherming als uitvoerend kunstenaar in de zin van de WNR is ingevolge de in art. 1 sub a van die wet gegeven definitie, voor zover hier van belang, vereist dat sprake is van het uitvoeren van een werk van letterkunde of kunst. Deze bewoordingen zijn ontleend aan de Conventie van Rome (1961), die op zijn beurt aansluit bij de terminologie van de Berner Conventie. Nu de WNR zelf geen definitie geeft van het begrip ‘werk’ moet, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen en door appellant ook wordt aanvaard, worden aangenomen dat hier met een werk bedoeld wordt een werk in de zin van de Auteurswet (Aw). Om aan die kwalificatie te voldoen is volgens vaste jurisprudentie vereist dat het betrokken voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

4.4. De door appellant voorgelezen teksten voldoen niet aan dit criterium. Zij bestaan immers uit tekstblokken met louter feitelijke gegevens die, na door de computer te zijn samengevoegd, een tekst opleveren die bijvoorbeeld luidt: “er zijn op dit moment / 5 / files met een totale lengte van / 23 / kilometer / Hier volgt een overzicht van / 14 / uur”, alsmede plaatsaanduidingen en verdere verkeersomstandigheden zoals “langzaamrijdend verkeer” en “door een ongeval met een vrachtauto”. Appellant voert nog wel aan (pleitnota hoger beroep blz. 4) dat het op schrift stellen van alle mogelijke files, met alle mogelijke oorzaken en lengten “waarschijnlijk wel” een eigen en oorspronkelijk karakter heeft, maar voert geen feiten of omstandigheden aan die een dergelijke gevolgtrekking rechtvaardigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de onderhavige verzameling van feitelijke gegevens het resultaat is van een selectie die de persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. Of het uitvoeren door appellant, dat wil zeggen het inspreken van alle tekstblokken, zoals hij stelt, getuigt van enige persoonlijke inbreng is hier verder niet van belang. Immers, bescherming krachtens de WNR komt appellant slechts toe als het om een werk gaat dat, zoals overwogen, zelf een eigen en oorspronkelijk karakter dient te hebben.

4.5. Appellant heeft betoogd dat de door hem voorgelezen teksten wel degelijk werken zijn als bedoeld in de WNR respectievelijk de Auteurswet nu zij vallen onder de rubriek “alle andere geschriften” in art. 10 lid 1 aanhef en onder 1o Aw. Dit betoog houdt geen stand. Van een werk in de zin van de Auteurswet is, gelijk werd overwogen, hier geen sprake nu de voorgelezen teksten geen eigen, oorspronkelijk karakter hebben en derhalve niet voldaan is aan het auteursrechtelijke werkcriterium. Met betrekking tot zulke niet-oorspronkelijke geschriften is in de jurisprudentie het regime van de zogenoemde (auteursrechtelijk in omvang beperkte) geschriftenbescherming ontwikkeld. Er is geen aanleiding deze uitbreiding van bescherming buiten het werkbegrip van de Auteurswet ook toe te passen op de – op basis van dat werkbegrip gedefinieerde - bescherming krachtens de WNR.

4.6. Dit brengt mee dat appellant geen aanspraak kan maken op bescherming krachtens de WNR. Grief I treft daarom geen doel.

(…) 4.8. Appellant acht het handelen van Q-Music in strijd met de in de radiowereld bestaande gewoonte dat de stem van een diskjockey op geen enkele wijze is “te horen of te gebruiken” bij een concurrerend radiostation in alle uitingen van dat station na vertrek bij dat station en indiensttreding bij een ander station. Volgens appellant had Q-Music het gebruik van zijn stem overeenkomstig die gewoonte na zijn vertrek bij het radiostation Noordzee FM van Q-Music en zijn indiensttreding bij Veronica zo snel mogelijk, althans binnen enkele dagen, moeten staken en niet pas zeven weken na het beëindigen van het dienstverband.

4.9. In een situatie als de onderhavige dient, ook indien wordt uitgegaan van de genoemde gewoonte, aan de werkgever een redelijke termijn te worden gegund om de stem van haar telefonische wegeninformatieservice te vervangen. Ook in de eigen stellingen van appellant wordt daarvoor wel ruimte aanwezig geacht. Hoewel wel vaststaat – het is door Q-Music niet weersproken - dat appellant zelf het inspreken in drie dagen had gedaan, acht het hof de bedoelde redelijke termijn hier niettemin niet overschreden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het niet alleen gaat om de voor het inspreken benodigde tijd, maar ook om het vinden van een geschikte inspreker en de verdere voorbereiding. Voorts speelt bij dit oordeel een belangrijke rol dat het hier gaat om stemgebruik voor een nevenactiviteit van Q-Music, waarvoor appellant afzonderlijk was betaald, en niet om een stemgebruik waarmee zij zich als radiostation in die hoedanigheid profileert zoals dat het geval kan zijn bij stemgebruik voor uitgezonden commercials en jingles. Dat de stem op de telefonische informatielijn mogelijk door het publiek herkend wordt als de stem van appellant doet hier niet aan af. Bovendien is gesteld noch gebleken dat appellant daadwerkelijk problemen heeft ondervonden bij zijn nieuwe werkgever of (anderszins) schade heeft geleden door het nog enige tijd voortdurende gebruik van zijn stem voor de verkeersinformatielijn van een ander radiostation.”

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Amsterdam hier. Noot bij dat vonnis van Dirk Visser hier (AMI).

IEF 5865

Misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen

Gerechtshof Arnhem, 19 maart 2008, LJN: BC7231, Strafzaak.

Het samen met anderen op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van muziekcd’s, zonder toestemming van de auteursrechthebbende(n): 15 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 20.000,-. 

“Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met anderen, op professionele wijze, heeft schuldig gemaakt aan het op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van cd’s. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen. Dit vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. “

“Reeds de omvang van de handel duidt op grootschalig financieel gewin als drijfveer, met totale veronachtzaming van de maatschappelijke gevolgen. Aan de rechthebbenden van de auteursrechten is gedurende een lange periode grote financiële schade toegebracht. Voorts heeft de handelwijze van verdachte geleid tot concurrentievervalsing.

Het hof heeft tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte twee maal eerder wegens feiten als de onderhavige door de rechter tot gevangenisstraf is veroordeeld. Hij heeft zich kennelijk aan die eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen niets gelegen laten liggen. Integendeel, verdachte is reeds zeer kort na zijn laatste detentie weer begonnen met de verveelvoudiging van en handel in illegale cd’s.

Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig en voor de direct betrokkenen zo nadelig zijn, dat verdachte dient te worden gestraft met een zwaardere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd."

Lees het arrest hier.

IEF 5589

In strijd met de zorgvuldigheid

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

Auteursrecht. Website faciliteert systematisch en structureel het downloaden van bestanden die slechts door inbreuken op rechten van anderen beschikbaar gesteld zijn. Strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Geen volledige proceskostenveroordeling: geen IE, maar OD.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Brein bestrijdt Intellectuele eigendomsfraude namens de bij haar aangesloten recht- en belanghebbende, zoals BUMA, STEMRA, IFPI, MPA, NVPI en NVF. M. is houder en beheerder van de website www.shareconnector.com. Deze website fungeert als een portaal om bestanden te downloaden. 95% van deze bestanden worden zonder toestemming van de rechthebbende gedownload. Brein vraagt een verbod op grond van auteursrecht, naburige rechten en/of onrechtmatige daad.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat ShareConnector zelf niet beschikt over bestanden en dat zij deze dus ook niet kan aanbieden. M, al dan niet met anderen, selecteert en indexeert de via het eDonkey-netwerk beschikbare bestanden en maakt deze geselecteerde bestanden toegankelijk via het eDonkey peer-to-peer netwerk. Hieruit volgt volgens de voorzieningenrechter dat M niet zelf die bestanden openbaar maakt. Het feit dat hij die openbaarmaking door anderen via ShareConnector faciliteert, maakt dit niet anders. Er is derhalve geen sprake van inbreuk op de Auteurswet en/of de Wet op de Naburige rechten.

De vraag resteert of de handelswijze van M onrechtmatig is jegens de rechthebbende. In beginsel staat het M immers vrij om op internet beschikbare bestanden te selecteren en te indexeren en vervolgens die bestanden voor anderen toegankelijk te maken. Echter, onder omstandigheden kan deze handelswijze toch onrechtmatig zijn. Zo ook in dit geval. Het is bekend dat 95% van de door M samen met anderen geselecteerde bestanden openbaar zijn gemaakt zonder toestemming van de rechthebbenden. Zijn website faciliteert dus systematisch en structureel het downloaden van bestanden die slechts door inbreuken op rechten van anderen beschikbaar gesteld zijn. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat deze handelswijze in strijd is met de zorgvuldigheid die M in het maatschappelijk verkeer betaamt en dus onrechtmatig is jegens de belangen wier belangen door Brein worden vertegenwoordigd. Het feit dat M met zijn hobby geen inkomsten genereert doet niets af aan het onrechtmatige karakter. 

De vorderingen van Brein worden aldus grotendeels toegewezen. Echter, de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten van Brein wordt afgewezen nu de vorderingen tegen M niet op een IE-recht, maar op onechtmatige daad worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5430

Safety 1st / Bauhaus / Specialsauce / SENA / Plazacasa / BREIN / Aventis / Chick on a mission / Alfa Romeo

1- GvEA, 24 January 2008, zaak T-88/06, Dorel Juvenile Group, Inc tegen OHIM.

Weigering woordmerk SAFETY 1st. “It follows, as the Board of Appeal correctly found, that the relevant English-speaking public’s overall perception of the mark applied for will not be as an indication of the commercial origin of the goods which that mark covers; therefore, for the public in question, that mark is devoid of any distinctive character in respect of those goods. The plea in law alleging infringement of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 must therefore be rejected.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

2- GvEA, 23 januari 2008, zaak T-106/06, Demp BV tegen OHIM / BAU HOW GmbH.

Oppositie BAUHAUS tegem BAU HOW. “In Anbetracht der erheblichen Unterschiede zwischen den Zeichen in visueller Hinsicht, des geringeren Gewichts ihrer klanglichen Ähnlichkeit und der Tatsache, dass die Zeichen entweder für einen begrifflichen Vergleich ungeeignet sind oder einige wahrnehmbare begriffliche Unterschiede aufweisen, ist im Ergebnis festzustellen, dass die Beschwerdekammer fehlerfrei entschieden hat, dass eine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94, auch wenn die von den Zeichen erfassten Waren identisch oder ähnlich sind, ausscheidet.“

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

3- Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2008, LJN: BC2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Inbreuk auteursrecht voor het gebruik van een foto, auteursrechtelijk beschermd werk De rechtbank komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het gebruik van de diensten van de fotograaf voor een reclamecampagne, nu partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de rechten op foto’s en dit als wezenlijk onderdeel van de overeenkomst kan worden beschouwd. Ook is geen sprake van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Wel wordt aansprakelijkheid aangenomen voor inbreuk op het auteursrecht voor gebruik van een foto in een reclamecampagne die op wezenlijke onderdelen overeenstemt met de foto gemaakt door de fotograaf in het kader van een proefserie. De wezenlijke kenmerken stemmen overeen. Het verweer dat geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk omdat het een productfoto betrof en deze iedere originaliteit ontbeert, wordt verworpen.”

Lees het vonnis hier

4- Rechtbank Amsterdam , 31 oktober 2007, LJN: BC2662. Eisers tegen Stichting Ter Exploitatie Van Naburige Rechten.

Samenvatting rechtspraak.nl: Aanspraak op uitkering op grond van de Wet op de Naburige rechten? Zijn eisers aan te merken als fonogrammenproducent? Zijn eisers aan te merken als uitvoerend kunstenaars? Voornemen om vragen te stellen aan het HvJ EG Artikel 1 sub a en d WNR Aan de orde is onder meer de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 zijn aan te merken als producent van fonogrammen, welke vraag uiteindelijk in negatieve zin wordt beantwoord. Ook is aan de orde de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 kunnen worden aangemerkt als uitvoerend kunstenaars in de zin van artikel 1 sub a WNR.

De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de producer - anders dan de dirigent, orkestleider of regisseur – in wet noch verdrag, noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan als uitvoerend kunstenaar wordt genoemd, een aanwijzing dat de producer niet als zodanig gekwalificeerd behoort te worden. Alvorens de vorderingen af te wijzen, en nu de rechtbank van oordeel is dat het begrip uitvoerend kunstenaar een autonoom gemeenschapsrechtelijk begrip is dat binnen de Europese Gemeenschappen uniform moet worden uitgelegd en dit begrip in de Richtlijn niet nader wordt toegelicht en de betekenis ervan ook niet anderszins uit de Richtlijn blijkt, ziet de rechtbank aanleiding om het HvJ EG te vragen of een lidstaat in strijd handelt met het doel en de strekking van de Richtlijn, indien hij oordeelt dat de producer die betrokken is bij het maken van de arrangementen voor een op te nemen werk en voorts de instrumenten en sessiemuzikanten uitkiest, speelinstructies en zanginstructies geeft, het tempo, de dynamiek, de frasering, de timing en de klankkeuze van het op te nemen werk bepaalt en zijn invloed op de verschillende deelopnamen en de mixage daarvan uitoefent, niet onder het begrip uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 8 van de Richtlijn 2006/115/EG kan worden gebracht. Alvorens deze vraag aan het HvJ EG voor te leggen zullen genoemde eisers en SENA in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte over de geformuleerde vraag uit te laten. 

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Alkmaar, 24 januari 2008, LJN: BC2614, Stichting Baas In Eigen Huis tegen  Plazacasa B.V.

Jaap II. Collectieve actie. “4.10 Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichting niet voldaan heeft aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarden, nu zij nog altijd onvoldoende onderscheid maakt tussen voor- en tegenstanders van de handelwijze van Plazacasa. Dit brengt mee dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de stichting gelijksoortige belangen behartigt en dat zij dientengevolge niet in haar vordering kan worden ontvangen.”

Lees het vonnis hier.  

6- Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

“5.1. Beveelt M. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden ieder onrechtmatig handelen jegens de rechthebbenden wier belang Brein vertegenwoordigt, door te bevorderen dat auteurs- en nabuurrechtelijke inbreuken plaatshebben door het ter beschikking stellen  met behulp van de domeinnaam “Shareconnector.com” of anderszins van hashcodes of links, al dan niet via andere netwerken, naar auteursrechtelijk of nabuurrechtelijk beschermde werken, die zonder toestemming van de rechthebbenden zijn openbaar gemaakt, alsmede het doen of laten verrichten van zodanige handelingen en het daarbij direct of indirect betrokken zijn.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Maastricht, 23 janurai 2008, HA ZA 06-1003, Private Limited Company Ofpact Ltd. tegen Vandenhof c.s. (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tol het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maaroont zij er fragmenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is.”

Lees het vonnis hier

8- Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 januari 2008, HA ZA 03-39, Dr. O.K. Wack Chemie Gmbh tegen Brookside Imports Specialties inc.

“4.9. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat BIS het merk S100 te kwader trouw heeft gedeponeerd. Het betoog van BIS dat de toepassing van het begrip “te kwader trouw” in artikel 3 lid 2 sub d van de merkenrechtrichtlijn (…) beperkt is tot gevallen van misbruik door de deposant, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het deponeren van een merk wetende op grond van een rechtstreekse betrekking dat een ander het merk al jaren buiten de Benelux gebruikt, moet immers, behoudens bijzondere omstandigheden, worden gezien als misbruik. Juist daarom is die situatie in het BVIE opgenomen als voorbeeld van een depot te kwader trouw. (…)”

Lees het vonnis hier.

9- Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 januari 2008, KG ZA 07-1439, Aventis tegen Apothecon.

“3.1. Aventis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, een verbod op inbreuk in Nederland door Apothecon en Ratiopharm op EP 976, met name door verkoop of verhandeling van een geneesmiddel bevattende fexofenadine.

Lees het vonnis hier

10- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, KG C0601411, Chick on a Mission tegen Christine Le Duc (met dank aan Paul Steinhauser, Steinhauser Heezius Rijsdijk).

“4-18 Voorts speelt een rol de mate van aandacht en inzicht die in dit geval aan het relevante publiek kan worden toegeschreven. Beide partijen rekenen vrouwen tot hun doelgroep, zodat in zoverre een zekere overeenstemming bestaat. Echter, aan de doelgroep van CoaM zoals deze door CoaM wordt omschreven mag een kritische instelling, een meer dan gemiddeld inzicht in de ontwikkeling van de mode en wat daarmee samenhangt en enige kennis van het winkelaanbod worden toegeschreven. Deze doelgroep zal niet snel een verband zien tussen de gewenste exclusieve mode en de producten in de erotische/seksuele sfeer die ClD aanbiedt.”

Lees het arrest hier.

11- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 januari 2008, KG ZA 06/20, Alfa Romeo Nederland B.V. tegen Houthuijzen c.s. (met dank aan Simone Davina, Boekel De Neree).

“De verordening (Verordening (EG) Nr. 1400/2002 betreffende de toepassing van artikel 81 lid 3 EG op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector) bevat geen regels ten aanzien van het handelen van derden die geen partij zijn bij een distributieovereenkomst. Meer in het bijzonder staat de verordening er niet aan in de weg dat een marktdeelnemer, die noch een erkend wederverkoper is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon, zich bezig houdt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van het merk en deze vervolgens als onafhankelijk wederverkoper verkoopt."

Lees het arrest hier.

IEF 5208

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Arnhem, 22 november 2007, KG ZA 07-619, Coenraads tegen Stichting EDICT.

“Uit hetgeen in conventie is overwogen blijkt dat de auteurs- en naburige rechten en de daarmee samenhangende exploitatierechten op de Levende Boeken ‘ruim’ voorlopig geoordeeld bij Coenraads liggen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Utrecht, 3 december 2007, KG ZA 07-1106, Procter & Gamble Nederland B.V. tegen Philips Domestic Appliances and Personal Care B.V. c.s. (met dank aan Marjolein Driessen, Leijnse Artz). 

Reclamerecht. “gebied Philips (…) het openbaarmaken van reclameclaims (uitingen in woord en/of beeld) waarmee de Sonicare Flexcare als nieuwste evolutie in mondverzorging en/of nieuwe standaard voor effectieve verwijdering van plaque wordt gepresenteerd te staken of gestaakt te houden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5130

Eerst even voor jezelf lezen

1- GvEA, 21 november 2007, T-111/06, Wesergold Getränkeindustrie GmbH & Co. KG tegen OHIM Lidl Stiftung & Co. KG(nog niet beschikbaar in het Nederlands).

Oppositieprocedure. Ouder woordmerk VITAFIT tegen Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk VITAL FIT. “Nach alledem ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer zu Recht zu dem Ergebnis gelangt ist, dass für die maßgeblichen Verkehrskreise die Gefahr von Verwechslungen zwischen den einander gegenüberstehenden Marken besteht.”

Lees het arrest hier

2- GvEA, 20 november 2007, T-149/06, Castellani SpA tegen OHIM/ Markant Handels und Service GmbH.

Oppositieprocedure. Oudere nationale woordmerken CASTELLUM en CASTELLUCA tegen Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk CASTELLANI.

“Anders dan in de bestreden beslissing werd gesteld, volstaat dus bij globale beoordeling van de betrokken merken het visuele, fonetische en begripsmatige verschil tussen de conflicterende tekens om verwarringsgevaar bij de gemiddelde Duitse consument als gevolg van de gelijkenissen tussen de beide tekens te verhinderen, ook al zijn de erdoor aangeduide waren dezelfde.Uit het voorgaande volgt dat het enige middel van verzoekster moet worden aanvaard en dat de bestreden beslissing derhalve moet worden vernietigd.”

Lees het arrest hier.

3- Rechtbank Amsterdam, 31 oktober 2007, HA ZA 02-960, Diverse entertainers tegen Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (met dank aan SENA).

Prejudiciële vragen: “(…) ziet de rechtbank aanleiding om het HvJ EG te vragen of een lidstaat in strijd handelt met het doel en de strekking van de Richtlijn, indien hij oordeelt dat een de producer die betrokken is bij het maken van de arrangementen voor een op te nemen werk en voorts de instrumenten en sessiemuzikanten uitkiest, speelinstructies en zanginstructies geeft, het tempo, de dynamiek, de frasering, de timing en de klankkeuze van het op te nemen werk bepaalt en zijn invloed op de verschillende deelopnamen en de mixage daarvan uitoefent, niet onder het bergip uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 8 van de Richtlijn 2006/115/EG kan worden gebracht.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank Assen, 19 november 2007, KG ZA 07-197, Van Leent tegen Uitgeverij Akasha en SIfra V.O.F.(met dank aan Croon Davidovich).

Auteursrovereenkomst. “De voorzieningenrechter moet er derhalve voorshands van uitgaan dat het auteursrecht van Van leent op het werk "Achter de sluiers van ons bestaan“ niet is overgedragen aan Akasha, maar bij Van Leent berust.”

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Utrecht, 21 november 2007, LJN: BB8341, Wegener IICT Media B.V., tegen Innoweb B.V.

Gaspedaal.nl. “Het is onvoldoende aannemelijk dat Innoweb met haar zoekmachine Gaspedaal.nl onrechtmatig tegenover Wegener handelt. Niet gebleken is dat deze zoekmachine inbreuk maakt op het databankenrecht van Wegener met betrekking tot de autosite AutoTrack.nl. Er is geen sprake van inbreuk op de geschriftenbescherming en handelen in strijd met de gebruiksvoorwaarden van Wegener.”

Lees het vonnis hier.