Tuchtmaatregel vanwege onheuse toonzetting over wrakingsrechters is geen beperking uitingsvrijheid
Hof Den Haag 12 april 2016, IEF 16020; ECLI:NL:GHDHA:2016:857 (advocaat tegen Orde van Advocaten arr. Den Haag)
Uitingsvrijheid. Tuchtrecht. Advocaat heeft zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over leden van de wrakingskamer. De president van de Rechtbank heeft de Deken een kopie toegezonden, omdat hij van mening was dat de onheuse toonzetting onvoldoende blijk geeft van respect. Advocaat wil geen gesprek aangaan en is via Raad van Discipline schorsing voor vier weken opgelegd. Er volgt een vordering tot stilleggen tuchtrechtelijk optreden. Er is geen aantasting huisrecht, omdat er geen uitvoering aan aangekondigd kantoorbezoek is gegeven. De beperking van de uitingsvrijheid: De betamelijkheidsnorm van artikelen 10a en 46 Advocatenwet zijn voldoende basis voor tuchtmaatregelen in verband met de uitlatingen van de advocaat. Dat de Deken een reeds gedane uiting ter toetsing aan de (tucht)rechter voorlegt, is niet een beperking van de vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.