Gepubliceerd op dinsdag 22 april 2014
IEF 13774
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Algemeen overleg over de thuiskopieheffing en een Europees octrooigerecht

Verslag van een algemeen overleg, Kamerstukken II 2013-2014, 22 112, nr. 1821.
Nieuwe voorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU. Civielrecht. Brussel I. UPC-overeenkomst. Europese ontwikkelingen op het terrein van het civiele recht (Kamerstuk 22 112, nr. 1708) Staatssecretaris Teeven: De advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie heeft over de thuiskopie een conclusie genomen. Dit is de leden ongetwijfeld opgevallen. Het Europese Hof van Justitie heeft nog geen oordeel geveld. Dit wordt aan het eind van komend voorjaar, begin zomer 2014 verwacht. Ik zag wel dat de Partij van de Arbeid al gereageerd heeft op de conclusie van de advocaat-generaal in die zin dat de thuiskopie heilig is en dat het downloadverbod een onbegaanbare weg is.

Ik zag het commentaar van mevrouw Van Oosenbrug in de pers. Ik zal daarover nu niets zeggen, want de zaak is onder de rechter. Mocht het Europese Hof van Justitie de conclusie van de advocaat-generaal met betrekking tot de thuiskopie echter volgen, dan zal ik de Kamer zo snel mogelijk informeren. Dat zou namelijk betekenen dat de wettelijke uitzondering die wij kennen met betrekking tot het gebruik van illegale kopieën en de thuiskopievergoeding niet meer toelaatbaar zal zijn. Dan kan er ook geen sprake meer zijn van de heffing zoals we die op dit moment kennen in het thuiskopiestelsel. De rechterlijke uitspraak zou mij dus kunnen dwingen om op zoek te gaan naar een andere manier om het auteursrecht te beveiligen. Dan komt het downloadverbod te elfder ure toch om de hoek kijken als mogelijke regeling om die bescherming aan auteursgerechtigden wèl te bieden. Laten we niet vooruitlopen op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Ik heb wel de Stichting Onderhandelingen Nationale Thuiskopievergoeding (SONT) gevraagd om daarop een beetje te anticiperen en na te denken over andere wegen om auteursgerechtigden te beschermen. Dat zou immers als gevolg van die uitspraak nodig kunnen zijn.
[..]
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb in de eerste plaats nog een opmerking over het auteursrecht. Ik ben blij om te horen dat de Staatssecretaris zegt dat, mocht de thuiskopieheffing vervallen, er meerdere oplossingen zijn dan slechts een downloadverbod. Wij denken graag constructief mee, laat collega Oosenbrug per sms weten.

Staatssecretaris Teeven:
In de brief van mei zal ik een aantal van de door u genoemde zaken combineren. Die komen dus in die ene brief te staan. Wat het auteursrecht betreft heb ik eigenlijk geen toezegging gedaan. Ik heb geconstateerd dat er problemen op ons afkomen en dat ik geïnteresseerd ben in de standpunten van de fracties. Dat was niet zozeer een toezegging aan de Kamer, maar het is meer een melding van ellende en de vraag is hoe we daar met zijn allen mee omgaan.

Wijziging Verordening rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging beslissingen in burgerlijke en handelszaken(Brussel I) (Kamerstuk 22 112, nr.1706)

De heer Van Oosten (VVD): Een ander onderwerp is fiche 2, waarmee wijziging van de Brussel I-verordening wordt beoogd. Daarin is meerdere malen benadrukt dat Nederland positief staat tegenover de voorgestelde wijziging betreffende de snelle inwerkingtreding van de zogeheten UPC-overeenkomst. Dit betreft een overeenkomst over een gemeenschappelijk octrooigerecht. Ik vraag mij af of dit de enige reden was voor het maken van haast met dit voorstel en of er wel kritisch is gekeken naar andere effecten en nadelige effecten die kunnen ontstaan als gevolg van de voorgestelde wijzigingen. Is het snel in werking laten treden van deze overeenkomst wel zo'n nobel doel? Hoe kijkt de Minister aan tegen de kritiek op deze overeenkomst, dat het veel duurder zal zijn om voor een Europees patenthof te procederen dan voor een nationaal gerechtelijke instelling?
[..]
Mijn tweede vraag heeft betrekking op een Europees octrooigerecht of een patenthof. Ik ga bestuderen wat daarover is gezegd. Dat spreekt voor zich. Mijn voornaamste zorg is dat het duurder kan worden om te procederen voor een Europees patenthof of een Europees octrooigerecht dan voor nationale gerechtelijke instanties. Dit heb ik namelijk begrepen. Ik verzoek de Minister om dit specifieke aspect mee te nemen in de vervolgstappen die worden gezet.

Minister Opstelten: Die UPC-overeenkomst leidt tot een gemeenschappelijk octrooirecht. Daardoor hoeft een bedrijf niet meer per land te procederen over een octrooi. Als dit niet meer nodig is, is dat per saldo minder duur. De griffierechttarieven zullen nog worden vastgesteld. Ik neem het signaal om hierop attent te zijn absoluut mee, want dit is een van de zeven punten waarop we voortdurend letten.
[..]
De heer Van Oosten vroeg naar de ontwikkelingen ten aanzien van de Brussel I-verordening. Gevraagd is of een snelle inwerkingtreding van de UPC-overeenkomst de enige reden is om haast te maken en of er wel kritisch is gekeken naar nadelige effecten. Het gaat niet alleen om de UPC-overeenkomst. Voor Nederland speelt ook de aanstaande wijziging van de het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof een rol. Het Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof is al in behandeling bij de Kamer. Nederland heeft dus zeker belang bij snelle aanpassing van de Brussel I-verordening. Dit neemt niet weg dat we kritisch naar het voorstel hebben gekeken, met name op het punt van het regelen van de bevoegdheid ten aanzien van verweerders uit derde landen. Dit heeft geleid tot aanpassing van het voorstel van de Commissie. Het in de Raad overeengekomen standpunt is aan de Kamer voorgelegd, voorafgaand aan de JBZ-Raad in december. Toen is dit besproken.