Toch verwarringsgevaar tussen beeldmerk 'Crax' en 'Krax'

Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22918; IEFbe 3973; ECLI:EU:T:2025:815 (Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ tegen EUIPO). Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ heeft op 13 juli 2007 een aanvraag tot inschrijving van een gemeenschapsmodel gedaan, zie ook ECLI:EU:T:2025:813 en ECLI:EU:T:2025:814. Star Foods E.M. SRL diende een vordering tot nietigverklaring in wegens strijd met oudere rechten. Deze oudere rechten, waaronder het beeldmerk "KRAX". Eti Gıda Sanayi ve Ticaret AŞ voert drie middelen aan, het eerste is ontleend aan schending van artikel 25, lid 1, onder e), van verordening nr. 6/2002 in de eerdere versie ervan, het tweede aan schending van de artikelen 94 en 95 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1) en artikel 40, lid 1, van de Roemeense merkenwet zoals gewijzigd (Monitorul Oficial al României, nr. 856 van 18 september 2020; hierna: „nieuwe Roemeense merkenwet”), en het derde aan schending van haar rechten van verdediging.
EU-gerecht wijst beroep op merk TUNA af

Gerecht EU 3 september 2025, IEF 22921; IEFbe 3974; ECLI:EU:T:2025:825 (VIKZ tegen EUIPO). Het Gerecht beoordeelt het beroep van Verband der Islamischen Kulturzentren eV (VIKZ) tegen de beslissing van de Vijfde Kamer van Beroep van het EUIPO van 24 mei 2024, die het woordmerk TUNA ongeldig verklaart wegens misleiding (art. 52(1)(a) jo. 7(1)(g) Verordening 207/2009). Het merk wordt in 2013 aangevraagd, in 2016 geregistreerd en in 2022 bestreden door Inaba Shokuhin. In de waren- en dienstomschrijvingen (klassen 29–31, 35) staat telkens de beperking “all the aforesaid goods … other than in connection with tuna fish”. VIKZ voert twee middelen aan: (i) de registratie is niet misleidend en het Bureau past verkeerde maatstaven toe, en (ii) eerdere beoordelingen door EUIPO hebben gezag van gewijsde (art. 63(3) Verordening 2017/1001). Een verzoek van VIKZ om de lijst later (2024) te beperken tot “Halal-producten” wordt niet meegenomen, omdat dat de feitelijke context van de eerdere beslissing zou veranderen.
VU leergang Intellectueel eigendomsrecht

VU leergang Intellectueel eigendomsrecht
Op welke manieren worden intellectuele eigendomsrechten eigenlijk verkregen? Hoe worden deze rechten geëxploiteerd en gehandhaafd? Hoe verstrekt de bescherming en handhaving van intellectueel eigendom zich uit in de analoge en de digitale wereld?
De leergang Intellectueel eigendomsrecht behandelt deze vragen door in te gaan op het auteurs-, databanken- en portretrecht, het merken-, modellen- en handelsnaamrecht, het octrooirecht, de bescherming van de bedrijfsgeheimen en de voor deze rechten ter beschikking staande handhavingsinstrumenten.
Deze opleiding biedt u niet alleen de mogelijkheid om overzicht te krijgen over de verschillende intellectuele eigendomsrechten, maar ook inzicht in het strategische gebruik en het efficiënte beheer van deze rechten.
Start op 3 november o.l.v. prof. mr. Stef van Gompel en andere docenten uit de wetenschap en praktijk.
Uitspraak ingezonden door Femmetje de Wind, ABC Legal.
Social media post hoeft niet verwijderd te worden: [gedaagde] handelt niet onrechtmatig jegens [eiseres]

Rb. Amsterdam 10 september 2025, IEF 22916; ECLI:NL:RBAMS:2025:6735 ([eiseres] tegen [gedaagde]). [eiseres] en [gedaagde] zijn beiden model, actrice en onderneemster. [gedaagde] heeft meegedaan aan het programma The Real Housewives of Amsterdam. Op 16 juni 2025 plaatst Juicechannel (een kanaal voor het verspreiden van roddels en geruchten) een bericht waarin de suggestie wordt gewekt dat [eiser] een prostituee was. Op 15 augustus 2025 heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen onder meer [eiseres] en [gedaagde] op het terras van een restaurant in Amsterdam. Op 16 augustus 2025 verschijnt er ’s avonds een bericht op Juicechannel over deze woordenwisseling. Op 16 augustus 2025 heeft [gedaagde] het volgende bericht op Instagram en Facebook geplaatst: “(…) het bericht op Juice Channel klopt. De aanvaring op een Amsterdams terras heeft inderdaad plaatsgevonden. (…) Voor de duidelijkheid: ik vind het helemaal niet erg als mensen prostitué zijn of zijn geweest. Dat moet iedereen helemaal voor zichzelf weten. (…)” [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot het verwijderen en verwijderd houden van berichten op social media op straffe van dwangsom. Ook vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie en het betalen van een schadevergoeding.
Schending persoonlijkheidsrecht bij overname voorwoord cursusmateriaal

Rb. Rotterdam 10 september 2025, IEF 22915; ECLI:NL:RBROT:2025:10807 ([eiser] tegen [gedaagde]). De Rechtbank Rotterdam oordeelt op 10 september 2025 in een auteursrecht geschil tussen twee loodsen. Eiser verzorgt in 2022 in opdracht van IMCO in Oman een verplichte pilotcursus en stelt daarvoor een Engelstalig boekwerk samen (“Manoeuvring ships on paper”), inclusief een persoonlijk voorwoord. Gedaagde, destijds zijn leidinggevende, geeft in 2023 dezelfde cursus en gebruikt daarbij hetzelfde boekwerk. Hij laat de inhoud ongewijzigd maar past het voorwoord licht aan en zet zijn eigen naam eronder, terwijl het grotendeels door eiser is geschreven. Eiser vordert onder meer een verklaring voor recht, een verbod op verdere inbreuk, rectificaties, schadevergoeding en proceskosten. Hij stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten en exploitatierechten worden geschonden. De rechtbank stelt vast dat het voorwoord een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat het handelen van gedaagde in strijd is met het persoonlijkheidsrecht van eiser (art. 25 Aw en art. 5 Omaans auteursrecht). Het later tegenover de cursisten erkennen dat eiser de maker is, neemt de oorspronkelijke schending niet weg. De rechtbank verklaart daarom voor recht dat gedaagde onrechtmatig handelt door de naam van eiser te verwijderen en zijn eigen naam onder het voorwoord te plaatsen.
Beeldteken 'Iceland' beschrijvend voor klasse 29, 30 en 35

HvJ EU 16 juli 2025, IEF 22914; IEFbe 3972; ECLI:EU:T:2025:730 (Iceland Food Ltd & INTA tegen EUIPO & Icelandic Trademark Holding ehf). Icelandic Trademark Holding ehf heeft op 23 januari 2018 bij het EUIPO een vordering ingesteld tot nietigverklaring van het Uniemerk dat was ingeschreven naar aanleiding van een beeldteken, dit werd gehonoreerd. Op het beeldteken staat het woord 'Iceland'. Op 24 juli heeft verzoekster (Iceland Food Ltd ondersteund door INTA) beroep ingesteld bij het EUIPO tegen de nietigheidsbeslissing. De grote kamer van beroep heeft geoordeeld dat het litigieuze merk door het relevante publiek (het Engelstalige publiek) werd opgevat als aanwijzing dat de waren en diensten met die merk afkomstig waren uit IJsland. Beeldelementen veranderen dit niet omdat deze decoratief zijn. Verzoekster verzoekt het Gerecht deze beslissing te vernietigen. Zij voert hiertoe twee middelen aan: schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 en schending van artikel 7, lid 1, onder b), van die verordening.
Korte jingle kan klankmerk zijn: Gerecht vernietigt EUIPO-beslissing

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22913; IEFbe 3970; ECLI:EU:T:2025:847 (BVG tegen EUIPO). Het Gerecht vernietigt de beslissing van EUIPO’s Kamer van Beroep die de inschrijving weigerde van BVG’s klankmerk voor vervoersdiensten (klasse 39) wegens ontbreken van onderscheidend vermogen (art. 7(1)(b) UMVo). De Kamer had geoordeeld dat de twee seconden durende melodie, vier opeenvolgende hoorbare tonen, “te kort en banaal” was en louter een functionele aankondiging vóór omroepberichten. Het Gerecht benadrukt dat dezelfde toets geldt voor alle merktypen: een minimaal onderscheidend vermogen volstaat en bij klankmerken is vereist dat de klank voldoende pregnantie heeft zodat het relevante publiek (het grote publiek in de EU) die als herkomstaanduiding kan herkennen.
Volgens Hof toch overeenstemming tussen 'HOMM the Sound of Nature' en 'Home of Nature'

HvJ EU 23 juli 2025, IEF 22912; IEFbe 3971; ECLI:EU:T:2025:757 (Robertet, Inc. tegen EUIPO). RB Distribution Srl wilde het (beeld)merk "HOMM THE SOUND OF NATURE" laten registreren. Robertet, Inc. heeft hier oppositie tegen gevoerd wegens het bestaan van een ouder merk "HOME OF NATURE". EUIPO heeft deze oppositie afgewezen omdat de tekens niet overeen zouden stemmen. Robertet, Inc. vordert weigering van het aangevraagde merk op grond van art. 8 lid 1 sub b van Verordening 2017/1001, verwarring met een ouder merk. Er wordt gekeken naar het onderscheidend vermogen van bepaalde elementen uit het teken. Het ouder merk bestaat uit drie dominante elementen, namelijk de woorden: 'home', 'of' en 'nature'. Het aangevraagde merk is een beeld merk bestaande uit een hoofdletter 'H', gevolgd door een figuur in de vorm van een cirkel met een stip in het midden, boven twee hoofdletters 'MM'. Hieronder is de zin 'the sound of nature' te vinden. Om te kijken of er sprake is van verwarringsgevaar wordt er gekeken naar de visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming.
Conclusie A-G Szpunar: auteursrechtelijke bescherming toegepaste kunst

Conclusie AG HvJ EU 8 mei 2025, gevoegde zaken C-580/23 en C-795/23, IEF 22909; ECLI:EU:C:2025:330 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG). Zaken gaan over de auteursrechtelijke bescherming van toegepaste kunst, in deze gevallen ging het om meubels. In het auteursrecht van de Unie is voor werken van toegepaste kunst het beginsel van bescherming zonder bijzondere vereisten verankerd. In deze gevoegde zaken wordt het Hof verzocht zijn rechtspraak te verfijnen. Zaak C-580/23 ging over een tafel, zaak C-795/23 over een modulair meubelsysteem. De zaken zijn gevoegd en er zijn vier vragen aan het Hof gesteld. Deze vragen hebben betrekking op het begrip "werk" in de zin van het auteursrecht van de Unie. Szpunar behandeld verschillende aspecten in zijn conclusie. Als eerst behandelt hij de verhouding tussen auteursrechtelijke en modelrechtelijke bescherming (eerste vraag in zaak C-795/23). De verwijzende rechter in essentie te vernemen of er een regel-uitzondering-relatie bestaat tussen modelrechtelijke en auteursrechtelijke bescherming waardoor bij het onderzoek van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst hogere eisen moeten worden gehanteerd dan bij andere soorten werken (r.o. 25-38). Daarna bespreekt Szpunar de criteria voor de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk (eerste en tweede vraag in zaak C-580/23 en tweede en derde vraag in zaak C-795/23). Moet er bij beoordeling van de oorspronkelijkheid rekening worden gehouden met factoren die verband houden met het scheppingsproces en de bedoeling van de maker, dan wel alleen met elementen die zichtbaar zijn in het werk zelf? Ook vragen deze rechters zich af welke rol bij deze beoordeling is weggelegd voor bijkomende factoren zoals het gebruik van gangbare modellen bij het scheppen van het werk, het feit dat de maker zich heeft laten inspireren door bestaande voorwerpen, de mogelijkheid dat gelijkaardige voorwerpen onafhankelijk worden gecreëerd of de erkenning van het ontwerp in vakkringen (r.o. 39-62) Tenslotte de criteria voor de beoordeling van de inbreuk op beschermde auteursrechten (derde en vierde vraag in zaak C-580). Hoe moet een eventuele inbreuk op de uitsluitende auteursrechten van artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 worden beoordeeld? Moet het betrokken werk herkenbaar zijn of is eenzelfde algemene indruk voldoende? (r.o. 63-73).
EU-Gerecht bevestigt werkelijk gebruik Benelux-merk VINITES

Gerecht EU 10 september 2025; IEF 22911; IEFbe 3968; ECLI:EU:T:2025:852 (Vinatis SAS tegen EUIPO, Vinites BV). Het Gerecht bevestigt dat EUIPO’s Kamer van Beroep terecht heeft aangenomen dat het oudere Benelux-woordmerk VINITES daadwerkelijk is gebruikt voor (i) importdiensten in klasse 35 (“import van goederen, incl. die van klasse 33, ook in het kader van groothandel en detailhandel”) en (ii) diverse onderwijs- en evenementendiensten in klasse 41 (o.a. wijnproeverijen, cursussen over wijn/vinologie en culturele/educatieve events rond eten en drinken). Nieuwe bewijsstukken die Vinites pas bij het Gerecht indiende (bij de incidentele vordering over exportdiensten in klasse 35) zijn onontvankelijk; hetzelfde geldt voor aanvullend gebruiksbewijs in de hoofdzaak dat pas in beroep werd overgelegd. De grief van Vinatis dat de Kamer van Beroep haar motiveringsplicht (art. 94(1) UMVo) schond, faalt: de beslissing behandelt expliciet het “secundaire” karakter van de diensten in klasse 41 en past de relevante rechtspraak toe. Evenmin slaagt de klacht dat de Kamer het dienstenbegrip in klasse 35 te ruim uitlegde: “import” en “export” mogen, gelet op doel en gebruik, als afzonderlijke subcategorieën worden beoordeeld.