DOSSIERS
Alle dossiers

Onrechtmatige publicaties  

IEF 1654

Een geur van kwakzalverij

Rechtbank Almelo,  8 februari 2006, LJN: AV1674. Eiser tegen Dagblad Tubantia. Rechtmatige publicatie over en geen portrechtrecht voor publiciteitzoekende wonderdokter. Hoog 'Radar' en 'Kassa' gehalte.

Eiser verwijt Tubantia en dat twee gepubliceerde artikelen met foto onnodig tendentieus en negatief zijn en feitelijk onjuist. Door beide partijen wordt gewezen op verschillende publicaties van en over Eiser waarin met veel nadruk door Eiser en zijn volgelingen wordt gesteld dat hij een wetenschappelijke doorbraak tot stand heeft gebracht, te weten de ontdekking dat het mogelijk is kanker met behulp van natuurgeneeswijzen die geen bijwerkingen hebben onder controle te krijgen.

Volgens de rechtbank schuwt Eiser grote woorden niet en roept verder het beeld op van een mondiale samenzwering van het farmaceutisch kartel en de medische wereld tegen de baanbrekende ontdekker van een therapie die de mensheid verlost van kwaadaardige ziekten. Eiser is kennelijk een gedreven man die zich door zijn nogal schelle publiciteit en de reacties daarop tot een publieke figuur heeft gemaakt. Zijn cellulaire geneeskunde plus de door hem beweerde wetenschappelijke doorbraak zijn echter sterk omstreden geven een geur van kwakzalverij af. Zijn stellingen zijn zo boud en worden met zoveel aplomb, zelfs agressiviteit, gebracht dat dat alleen al een kritische en relativerende benadering rechtvaardigt.

De rechtbank acht de verwijten van Eiser dan ook ongegrond. "De artikelen bevatten geen onvertogen woord en zijn ook niet feitelijk onjuist. De toonzetting is ingehouden kritisch, maar dat mag gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over Eiser en zijn omstreden pretenties heeft vastgesteld. (...) Het is legitiem, immers in het algemeen belang, om zich kritisch over kwakzalverij uit te laten."

Portretrecht verweer faalt eveneens. "Eiser maakt ten onrechte bezwaar tegen het opnemen van zijn portret bij het artikel op de binnenpagina. De foto is een geposeerd portret en een vroegere opname, kennelijk met zijn toestemming door of voor Tubantia gemaakt. De rechtbank acht Eiser een publieke figuur. De plaatsing van een portret van een publieke figuur bij een artikel dat weliswaar kritisch is, maar niet in strijd met de normen die in het maatschappelijk verkeer gelden, acht de rechtbank niet onrechtmatig." Lees het vonnis hier. Lees 'Rath verliest rechtszaak tegen TC Tubantia' hier.

IEF 1569

Caravanmovers

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 20 december 2005, LJN:AV0700. Powrwheel tegen Buro 'C + B' Onrechtmatige publicatie over bepaald type caravanmover.

Powrwheel is fabrikant en leverancier van de zogeheten PowrMover, een elektrisch motor en aandrukrol waarmee met een afstandsbediening en zonder lichamelijke kracht caravans kunnen worden verplaatst. C + B is een advies- en realisatiebureau en houdt zich bezig met elektronische en werktuigbouwkundige systemen.

C + B stuurt aan Powrwheel een conceptrapport met de uitkomsten van een vergelijkend onderzoek van vier caravanmovers dat naar 'alle belanghebbenden zou worden verzonden. In dit rapport concludeert C + B onder meer dat de PowrMover 'brandgevaarlijk' is en tevens dat het product uit de handel dient te worden genomen en raadt huidige gebruikers aan de Mover slechts gedurende korte tijd te gebruiken. Powrwheel vordert C + B te verbieden de test en de resultaten te publiceren, op grond van de onrechtmatigheid van de publicatie. C + B acht de test niet onrechtmatig, nu deze op zorgvuldige wijze is uitgevoerd.

De door C+B in het conceptrapport gebezigde termen 'brandgevaarlijk' en 'uit de handel nemen' zijn vergaand negatieve kwalificaties voor een product, voor het gebruik waarvan derhalve voldoende gronden aanwezig dienen te zijn. Deze gronden mogen niet lichtvaardig worden aangenomen, vanwege de grote schade die zij naar verwachting voor Powrwheel zullen teweegbrengen. Hierbij weegt ook mee dat C+B de uitstraling heeft van een deskundige en onafhankelijke organisatie, zodat publicatie van die kwalificaties bij velen geloofwaardig zullen overkomen. Dat geldt zeker voor het grote publiek, dat als consument zelf beslist of men tot aankoop van de PowrMover zal overgaan of niet.

De rechtbank: "4.5. De hierboven bedoelde gronden volgen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende uit het conceptrapport. Het is weliswaar opvallend dat in de tabel op pagina 26 van het conceptrapport in het antwoord op vraag 4.6.1.3. bij regelunit van de caravanmover van Powrwheel een temperatuur wordt geconstateerd van 192 graden Celsius, welke duidelijk afsteekt tegen de aangetroffen temperatuurwaarden van de andere onderzochte caravanmovers.
Anderzijds is dat echter enkel het geval bij een relatief langdurig gebruik van de regelunit waarbij deze in korte tijd 250 keer achter elkaar wordt ingeschakeld/uitgeschakeld en weer ingeschakeld.

4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dergelijk relatief intensief gebruik in de praktijk niet voorkomt. Het advies aan gebruikers om de PowrMover slechts korte tijd te gebruiken en geen duurbelasting uit te voeren, komt overbodig en daarmee onnodig dramatisch voor.

4.7. Het advies om de PowrMover uit de handel te nemen veronderstelt dat de PowrMover gevaarlijk is bij normaal gebruik. Die conclusie lijkt niet gerechtvaardigd, gelet op het feit dat de test niet onder normale gebruiksomstandigheden is uitgevoerd en op dit punt daarom geen gegevens bekend zijn.

4.8. Nu de conclusies die in het conceptrapport aan de test worden verbonden op de hierboven genoemde punten onjuist worden geacht, is publicatie van het rapport onrechtmatig jegens Powrwheel. Deze onrechtmatigheid wordt niet weggenomen door de aanhechting van het commentaar van Powrwheel. Daarvoor zijn de kwalificaties te alarmerend. Bovendien kunnen deze kwalificaties gemakkelijk los van het rapport een eigen leven gaan leiden in de media."
Lees hier het vonnis.

IEF 1513

Pittoresk (4)

Een tweede reactie op de zaak van de Pittoreske Buitenplaats en de noot van prof. mr D. J.G. Visser (Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V.). Onderstaande overwegingen zijn afkomstig van Vivien Rörsch, advocate bij De Brauw Blackstone Westboek, Den Haag.

Is het gebruik van een afbeelding van een huis zonder toestemming van de gerechtigden in een brochure over hypotheken onrechtmatig? Onder omstandigheden kan dat het geval zijn, aldus de rechter van de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, in het vonnis van 3 januari 2006. Hierop volgde kritiek van prof. Mr D.J.G. Visser. Hij zou het vreemd vinden als een eigenaar van een bouwwerk zich wel zou kunnen verzetten tegen dit soort gebruik, terwijl een architect dat nu niet (meer) kan.

Visser gaat er ten onrechte van uit dat een architect zich - sinds de recente wijziging van artikel 18 Aw - niet meer tegen dit soort gebruik zou kunnen verzetten. De beperking in artikel 18 Aw is door het wegvallen van de voorwaarde dat het bouwwerk niet de hoofdvoorstelling van de afbeelding mag vormen, niet ineens veel ruimer geworden.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de nieuwe bepaling niet meebrengt dat de afbeelding van het architectonische werk onafhankelijk van het straats- of stadsbeeld mag worden geëxploiteerd zonder toestemming van de maker. Dit impliceert overigens niet dat de beperking wel van toepassing is zodra er enkele omgevingsfactoren (beetje water, riet, bomen en lucht) op de afbeelding zichtbaar zijn. Je kunt je dus afvragen of de Rechtbank te Leeuwarden in de zaak met betrekking tot de Leguaan-woningen niet aan het doel van de beperking voorbij is gegaan. Het is immers goed verdedigbaar dat gebruik van een afbeelding van een architectonisch werk waarbij de omgeving van ondergeschikte betekenis is, onder omstandigheden afbreuk kan doen aan de normale exploitatie van een werk, waarbij de belangen van de rechthebbende onredelijk worden geschaad. Kortom: een architect zou zich mogelijk kunnen verzetten door een beroep te doen op de drie-stappen-toets.

Bovendien is het niet juist om een koppeling te maken tussen het recht van de architect en het recht van eisers. Al zou de architect zich in dit geval niet op grond van de Auteurswet kunnen verzetten tegen het gebruik van de afbeelding, dan gaat daar nog geen negatieve reflexwerking van uit. Het geschil heeft geen betrekking op een specifieke situatie die de wetgever bewust buiten de omschrijving van de Auteurswet heeft laten vallen. Het gaat hier om het recht van de eigenaar waarop de Auteurswet helemaal geen betrekking heeft. Het onrechtmatige daadsrecht en het Auteursrecht bieden verschillende beschermingsregimes, die naast elkaar bestaan, en elkaar over en weer aanvullen.

Ook Mr. Bruinhof schreef een reactie op het Rotterdamse vonnis. Hij begroet dat met instemming omdat redenen van "eigendom" en "privacy" kunnen meebrengen dat toestemming gevraagd moet worden. Ook die visie deel ik niet. De overweging van de rechter dat eisers veel tijd en moeite aan de woning hebben besteed zonder dat daar noemswaardige verdiensten tegenover hebben gestaan, is weinig relevant. De bestede tijd en moeite komen immers ten goede aan het woongenot van eisers. Bovendien wordt niet duidelijk in hoeverre de exploitatiebelangen van eisers onevenredig zijn aangetast door publicatie van de foto. Nu het huis niet naar eisers te traceren is, zie ik daarnaast niet in waarom een afbeelding van het huis een inbreuk op de persoonlijke levensfeer zou vormen. Dit zou anders zijn als de kwestie betrekking zou hebben op ontoegankelijke plaatsen zoals het interieur van het huis of de vijver in de achtertuin. Nu gaat het echter om het aangezicht van het huis dat vanaf de openbare weg gewoon met het blote oog zichtbaar is.

In beginsel ben ik het dus eens met Visser dat het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank tot een onjuist resultaat leidt. Toch kan ik me voorstellen dat omstandigheden die wel betrekking hebben op de commerciële exploitatie of persoonlijke levensfeer, in een ander geval onrechtmatigheid kunnen meebrengen. Daar doet het wel of niet ontbreken van het recht van de architect dus niet aan af. VR

Eerdere berichten (Visser en Bruinhof) hier. Lees het vonnis hier).

IEF 1506

De suggestie gewekt (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht over de rectificatieverplichting van GroenLinks meldt persbureau Novum: "De redactie van Nova weigert de uitspraken van partijvoorzitter van GroenLinks Herman Meijer over het geroyeerde Eerste-Kamerlid Sam Pormes te rectificeren. Volgens eindredacteur Piet van Asseldonk is het actualiteitenprogramma niet verantwoordelijk voor uitspraken van gasten. "Het is een vreemde beslissing van de rechter. Kranten rectificeren, wij niet." Lees het gehele bericht o.a. hier.

IEF 1502

De suggestie gewekt

Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht,  17-01-2006,  LJN: AU9707. Eiser tegen Groen Links. Tijdens de uitzending van het televisieprogramma Nova op 28 november 2005 heeft de voorzitter van GroenLinks de suggestie gewekt dat de GroenLinks senator P. in de nacht van 11 juni 1982 betrokken was bij een schietincident in Assen. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht heeft de rectificatie bevolen van die uitlating, omdat deze geen steun vindt in beschikbaar feitenmateriaal. 

En voor wie bezig is met het Handboek Rectificatie, voor het hoofdstuk medewerking media (zie b.v. ook hier): De rechtbank “veroordeelt GroenLinks c.s. - voor het geval Nova niet bereid zou zijn voornoemde rectificatie onverkort in haar (eerstvolgende) uitzending te presenteren - om voornoemde rectificatie direct na weigering door Nova, en in ieder geval binnen één week na de dag waarop dit vonnis is gewezen, op kosten van GroenLinks onverkort en zonder enig toegevoegd commentaar te (doen) plaatsen in de Volkskrant, het NRC Handelsblad en HP/De Tijd, waarbij (i) de kop vetgedrukt dient te zijn, (ii) het lettertype dient aan te sluiten bij het door het betreffende medium gebruikte lettertype en (iii) de rectificatie dient te worden geplaatst in een kader dat nauw aansluit bij het tekstgedeelte.” Lees het vonnis hier.

IEF 1492

grote terughoudendheid

Rechtbank Amsterdam 26 oktober 2005, LJN: AU9723, Babybike - Stichting Consument en Veiligheid (vandaag op rechtspraak.nl).

Babybike produceert en verkoopt sinds 1993 fietsstoelen om peuters en baby's vanaf 6 weken op de fiets te vervoeren. Stichting Consument en Veiligheid ("SCV") heeft de afgelopen jaren via diverse media aandacht besteed aan het vervoer van baby's per fiets en heeft, aldus Babybike, het vervoer van baby's per fiets in daartoe bestemde zitjes ontmoedigd.

Babybike legt aan haar eis ter rectificatie ten grondslag dat SCV ten opzichte van Babybike onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld door, zonder te beschikken over wetenschappelijk onderzoek, in diverse publicaties te adviseren om baby’s die nog niet zelfstandig rechtop kunnen zitten (tot negen maanden), niet op de fiets te vervoeren. SCV maakt bij haar advisering ten onrechte geen onderscheid tussen zit- en ligstoeltjes. Dit terwijl Babybike nu juist een fietsstoel heeft ontwikkeld die (mede) is ontwikkeld voor zeer jonge baby’s die in de Babybike fietsstoel kunnen liggen. Onderzoeken die zich in positieve zin uitspreken over de Babybike fietsstoel zijn door SCV ten onrechte genegeerd. Bovendien heeft SCV zelf geen onderzoek gedaan naar de Babybike fietsstoel. Een en ander klemt te meer nu de adviezen van SCV door de media en de consument zeer serieus worden genomen.

De rechtbank verwerpt allereerst de stelling van Babybike dat SCV zich ten onrechte voordoet als onpartijdige instantie. Onvoldoende is gebleken dat SCV door de samenwerking met het bedrijfsleven haar onpartijdigheid zou hebben verloren.

Ten aanzien van de onrechtmatigheid van de publicatie oordeelt de rechtbank als volgt: "Voorop staat dat SCV tot doel heeft consumenten in algemene zin voor te lichten over de preventie van ongevallen in de privé sfeer. Een dergelijke organisatie is in beginsel vrij om zelf uit te maken op welke grondslagen zij die voorlichting baseert. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om een product als het onderhavige, waarvoor de normering destijds nog in ontwikkeling was. Er zijn immers geen algemeen erkende beoordelings-criteria voor fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden. Daar staat tegenover dat de keuze om voorlichting op bepaalde grondslagen te baseren binnen de grenzen van het redelijke moet vallen en niet onzorgvuldig mag zijn. De gekozen grondslagen moeten bovendien juist worden toegepast. Een en ander geldt te meer indien de voorlichting en adviezen afkomstig zijn van een organisatie als SCV waarvan, gezien de navolging van haar adviezen in de landelijke media, mag worden aangenomen dat deze adviezen een ruime mate van gezag hebben.

Babybike verwijt SCV allereerst dat zij aan haar voorlichting geen eigen onderzoek ten grondslag legt. Dit verwijt is ongegrond nu SCV zelf geen onderzoeksinstituut is. Babybike verwijt SCV voorts dat zij bij de voorlichting over fietsstoeltjes voor baby’s ten onrechte geen acht heeft geslagen op het afstudeerproject van een student bewegingstechnologie en de hiervoor onder 1e. en 1f. genoemde conclusies van de Fietsersbond en de ANWB. Het naast zich neerleggen van voornoemde (niet wetenschappelijke) stukken acht de rechtbank evenwel niet onzorgvuldig en passen binnen de hiervoor on-der 4.4 omschreven keuzevrijheid.

Resteert de vraag op welke grondslagen SCV dan wel haar voorlichting over het gebruik van fietsstoeltjes voor baby’s jonger dan negen maanden heeft gebaseerd en of zij in redelijkheid haar voorlichting daarop heeft kunnen baseren.

SCV baseert zich bij haar advisering over het vervoer van baby’s jonger dan negen maanden, zo begrijpt de rechtbank, op enerzijds algemene ervaringsregels en anderzijds een aantal buitenlandse onderzoeken.

"Aldus is de rechtbank van oordeel dat op basis van bovengenoemde algemene ervaringsregels er voldoende aanleiding is om grote terughoudendheid te adviseren bij het vervoeren van baby’s jonger dan negen maanden op de fiets. Te meer nu concrete normering op dit vlak ontbreekt. Er is evenwel geen deugdelijk onderzoek beschikbaar op grond waarvan het alternatief voor de fietsstoel - waarbij de baby liggend wordt vervoerd - zoals aangeboden door Babybike, specifiek moet worden ontraden."

Echter uit het gestelde blijkt dat door SCV voldoende aannemelijk is gemaakt dat de door Babybike gestelde schade niet in een zodanig verband met voornoemde uitlating staat dat de gestelde schade SCV kan worden toegerekend. Ook de gevorderde rectificatie wordt afgewezen wegens onvoldoende belang. Lees hier het vonnis.

IEF 1488

Te lang laten huilen

Rechtbank Amsterdam, 4 januari 2006,  LJN: AU9567, Prinses Maxima tegen de De Telegraaf Tijdschriften Groep (Privé). Informatierecht: nog even het vonnis in de zaak van het getikte kindermeisje.

In de editie van het weekblad Privé van 8 juni 2005 staat een bericht met de strekking dat drie kindermeisjes voor prinses Amalia zorgen, dat één van hen Prinses Amalia te lang heeft laten huilen, dat Prinses Máxima het verantwoordelijke kindermeisje een tik zou hebben gegeven en, tenslotte, dat dit kindermeisje zou zijn ontslagen.

“Tussen partijen is niet in geschil dat door de publicatie de eer en goede naam van eiseres is aangetast en dat de inhoud van het artikel een ernstige inbreuk vormt op haar privé-leven. Gedaagden betogen ten onrechte dat deze inbreuk in dit geval, gelet op de positie van eiseres gerechtvaardigd is. Zij voeren wel terecht aan dat eiseres een publiek figuur is als echtgenote en moeder van de beoogde troonopvolgers in Nederland. Een dergelijk publiek figuur zal enige tolerantie hebben te betrachten naarmate privé-aangelegenheden het karakter van de huiselijke kring overstijgen, hetgeen in ieder geval aan de orde kan zijn indien eiseres zich anders gedraagt dan naar algemene maatschappelijke normen passend is voor iemand in haar positie. Dat gaat echter niet zover dat eiseres zich de onderhavige, ernstige beschuldiging, waarvan bij voorbaat vaststond dat de juistheid niet kan worden aangetoond wegens het beroep van gedaagden op toegezegde anonimiteit van de bron, moet laten welgevallen.”

De rechtbank beveelt gedaagden o.a. op de rechter bovenzijde van bladzijde 3 van voornoemde editie van Privé in zwarte letters op een witte ondergrond in een kader ter grootte van een kwart van de gehele pagina op duidelijk leesbare wijze en in zodanig formaat dat voornoemd vlak volledig is gevuld de volgende tekst te plaatsen:

“In Privé van 8 juni 2005 stond dat HKH Máxima, Prinses der Nederlanden, drie kindermeisjes in dienst zou hebben, één ervan een tik zou hebben gegeven en haar vervolgens zou hebben ontslagen. 

In werkelijkheid heeft Prinses Máxima één kindermeisje in dienst vanaf het najaar van 2004, dat niet is ontslagen en geen tik heeft gehad.

De Rechtbank te Amsterdam heeft bij vonnis d.d. 4 januari 2006 vastgesteld dat de aantijging in Privé onrechtmatig is jegens Prinses Máxima.” Lees het vonnis hier.

IEF 1458

Badinerende compilatie

SBS 6 heeft de site Volkomenkut (vkmag.nl) opgedragen de twee badinerende compilatiefilmpjes over de belspelletjes van het web af te halen. De juridische afdeling van SBS laat weten dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van deze programma’s en van het SBS 6-logo. Op de website rokerskerk.nl zijn de filmpjes niettemin nog gewoon te zien. (Bron: Broadcast Magazine)

Webwereld bericht: "Vkmag heeft aan het verzoek gehoor gegeven. "Helaas hebben wij de twee filmpjes van de belspelsletjes op last van SBS6 moeten verwijderen, maar er zijn op het internet nog wel plekken waar je de filmpjes kunt bekijken. Wij wensen SBS6 dan ook veel succes!", aldus Vkmag"

IEF 1401

Misleidende telemarketing

Rechtbank Rotterdam 30 november 2005, LJN: AU8551, Refill - European Office Systems
Kunnen uitspraken, gedaan via telemarketing, misleidend zijn?

Partijen concurreren op de markt voor “office supplies” in Nederland. Zij verkopen beide - onder meer - remanufactured toner cartridges: originele lege toner cartridges, waarvan alle aan slijtage onderhevige onderdelen zijn vervangen en waaraan vervolgens nieuw tonerpoeder is toegevoegd. EOS benadert haar klanten onder meer telefonisch met het volgende verkoop verhaal:
“ (…) onze nieuwe Super Long Life toner patronen, die u direct kunt gebruiken. Deze patronen bevatten een veel fijner poeder, dat u een veel betere resolutie en printkwaliteit bieden bij al uw grafische kopieën. Bovendien werden deze patronen ontworpen om geld te besparen, omdat ze bestaan uit een nieuw soort lang houdbare drum met een lange levensduur, die tot drie keer langer mee kan gaan als uw standaardpatronen die u nu gebruikt. Ik ben ervan overtuigd, dat wij het met elkaar eens zijn, dat het tegenwoordig zeer belangrijk is, geld te besparen, of niet soms? (mijnheer/mevrouw) (…)
Wij leveren de Super Long Life drums in een verpakking met twee patronen tegen een introductieprijs van … per patroon. Met deze drums kunt u dus tot drie keer langer doen dan met uw huidige standaard tonerpatronen, die tussen 100 en 200 € kosten. U ziet dus dat er grote mogelijkheden zijn om geld te besparen, of niet soms?
(Indien de klant zegt, dat hij minder betaalt dan 70 euro vertelt u hem, dat het recyclebare patronen moeten zijn en niet opnieuw geprepareerde tonerpatronen - de kwaliteit wordt vele malen slechter.) (…)”.

Refill vordert op grond van art. 6:194 jo. 6:162 BW EOS te verbieden om omtrent de eigenschappen van de producten van EOS onjuiste en/of misleidende mededelingen openbaar te (laten) maken dan wel bedrijven in persoonsgerichte benaderingen voor te houden. Tevens vordert Refill tijdens pleidooi vergoeding van haar schade. Nu deze wijziging van eis, inhoudende een vermeerdering, niet schriftelijk heeft plaatsgevonden, wordt deze niet toegestaan.

Heeft EOS nu daadwerkelijk aan potentiële klanten meedgedeeld dat haar toners langer mee gaan, goedkoop zijn en origineel zijn?
Getuige [C.] zegt hierover: “Tijdens de telefoongesprekken moest ik aangeven dat de cartridges van EOS drie tot vier keer zolang meegaan als gewone cartridges. … Ik vertelde de klanten dat de toners van EOS niet gerecycled waren. Ik weet niet wat het verschil is tussen gerecycled en geremanufactured. Als klanten mij vroegen of wij originele cartridges verkochten, beantwoordde ik deze vraag positief. Dat was mij zo verteld door de managers tijdens onze bijeenkomsten. … Desgevraagd vertelde ik klanten dat zij met onze toner tussen de 15.000 en 20.000 afdrukken konden maken. De genoemde aantallen mochten wij zelf bepalen.”
De rechtbank concludeert als volgt: "Op grond van de pitch, de hiervoor aangehaalde verklaringen van getuigen en bedrijven moet worden aangenomen dat de verkoopmedewerkers van EOS daadwerkelijk voormelde mededelingen hebben gedaan."

Vervolgens moet worden nagegaan of deze verkoopmededelingen “openbaar zijn gemaakt” in de zin van artikel 6:194 BW. EOS stelt zich op het standpunt - met een beroep op de parlementaire geschiedenis - dat telefonische mededelingen uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de werkingssfeer van artikel 6:194 BW. De rechtbank: "Het EG Hof van Justitie heeft in het arrest Toshiba-Katun van 25 oktober 2001 (zaak C 112/99, rov 28) overwogen dat reclame gelet op deze bijzonder ruime definitie zeer verschillende vormen kan aannemen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voormelde verkoopmededelingen van EOS moeten worden beschouwd als reclame in de zin van artikel 2 lid 1 van de gewijzigde richtlijn 84/450. Deze mededelingen zijn op te vatten als productaanprijzingen in de uitoefening door EOS van haar commerciële activiteiten, gericht op vergroting van haar afzet. Dat hierbij telefonie is gekozen als verspreidingsvorm is irrelevant. Vast staat dat de namens EOS optredende telemarketeers per dag tientallen en per jaar enige honderdduizenden bedrijven telefonisch benaderen en dat zij daarbij gebruik maken van een pitch, waarin standaardvragen en antwoorden zijn vastgelegd. Indien op deze wijze potentiële klanten worden benaderd, kan niet meer gesproken worden van een louter persoongerichte benadering, waarbij de klant individueel wordt benaderd en een op die klant toegesneden aanbieding wordt gedaan. EOS gebruikt telemarketing als één van de vele ontwikkelde vormen om reclamemededelingen op een gestandaardiseerde wijze bij het (voor EOS relevante) publiek kenbaar te maken. Telemarketing in deze vorm dient dan ook te worden beschouwd als het openbaar maken van mededelingen waarop artikel 6:194 BW ziet."

Is er sprake van misleiding? "Nu de Super Long Life toner remanufactured is, is het reservoir van de toner gelijk aan die van de originele toner. De vergelijking “tot drie keer meer” vindt dan ook geen enkele grond in de door Tinto, remanufacturer van de Super Long Life toner, aangegeven pagina aantallen [...]. Deze aantallen komen overeen met die van de toners van de gangbare merken [...]. Mededeling (b) dat de Super Long Life toner naar verhouding goedkoper is dan de toners van gangbare merken is gebaseerd op het tot drie maal meer afdrukken van pagina’s dan deze, zodat ook die mededeling onjuist en misleidend is."
De gevorderde schade vergoeding wordt als ongegegrond afgewezen.

Lees hier het vonnis.

IEF 1360

De maat genomen

Rechtbank Amsterdam, 7 december 2005, KG 05-2638 SR, Tiscali tegen KPN. Hoeveel procesminuten gaan er eigenlijk in een rechtbankabonnement of kun je ook prepaid procederen?

In het vonnis van 17 november 2005 (eerder bericht hier) is Tiscali veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op haar website in het lettertype en in grootte identiek aan de op de website gedane mededeling. Tiscali plaatste een rectificatie met de grootte van een zesde deel van de zichtbare homepage. KPN vordert dat de rectificatie zal worden vergroot tot een zesde van de gehele homepage. Onder protest vergroot Tiscali de rectificate. Tiscali vordert in dit geding KPN te verbieden de dwangsommen zoals opgelegd in het vonnis van 17 november te executeren, mits en zolang Tiscali haar als eerste geplaatste rectificatietekst op haar homepage heeft staan. Onder "zichtbare homepage" wordt verstaan dat deel van de homepage dat iedere bezoeker als eerste op zien scherm te zien krijgt zonder naar beneden te scrollen. De homepage van Tiscali is bijna twee keer zo groot als de zichtbare homepage.

Hoewel de rectificatie door Tiscali boven aan de webpage was geplaatst en aldus direct zichtbaar was, oordeelt de rechter dat Tiscali's uitleg een beperking van het begrip homepage inhoudt en de gevraagde voorziening wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier (metdank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide)