Modellenrecht  

IEF 2331

BVIE niet in gevaar

Een geruststellende mededeling voor wie zich ook zorgen maakte of de BVIE door wijzigingswet en kamerreces nog wel per 1 september in werking kon treden: Het komt allemaal goed. Heus.

De goedkeuringswet van 10 mei maakt dat Nederland het BVIE heeft goed gekeurd en zijn instrument van bekrachtiging neer kan leggen. Dat is op 29 juni gedaan.

Er komt echter wel een wijziging van de goedkeuringswet. Dit om tegemoet te komen aan de bezwaren van de eerste kamer. Dit maakt echter niet dat de Eerste Kamer daarmee de eerste goedkeuringswet heeft weggestemd. De Eerste Kamer heeft deze, weliswaar met tegenzin, aanvaard.

De EK heeft dit gedaan onder een voorwaarde. Namelijk dat een eventuele wijziging van het BVIE die voor zal worden gesteld voordat de tweede (wijzigende) goedkeuringwet erdoor is zal worden behandeld door de regering alsof die tweede goedkeuringswet wel al in werking is getreden. Hoewel daartoe niet verplicht, die verplichting bestaat pas nadat de tweede goedkeuringswet aanvaard is, zal de regering wijzigingen die 1.7 lid 1 BVIE volgen dus ook voorhangen. Indien instemming met wijzigingen niet wordt gegeven, zal de Nederlandse vertegenwoordiger in het Comité van Ministers tegen een besluit tot aanpassing of wijziging stemmen.

De EK heeft deze methode aanvaard omdat de Richtlijn Handhaving al geïmplementeerd had moeten zijn. Deze methode maakt dat het BVIE sneller in werking treedt dan wanneer er een novelle zou zijn geschreven. In dat geval was de goedkeuring wel opgehouden tot na aanvaarding van de gewijzigde goedkeuringswet.

IEF 2308

BVIE: toezegging aan de Eerste Kamer

Kamerstuk 30633, nrs. 1 t/m 3,  2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) Koninklijke boodschap,  Voorstel van wet en Memorie van Toelichting.

Gaat het nog lukken voor 1 september?

De Eerste Kamer heeft bezwaar tegen het vervallen van het goedkeuringsrecht terzake. Om daaraan tegemoet te komen wordt voorgesteld om in de goedkeuringswet een parlementair instemmingsrecht op te nemen.

Dit wetsvoorstel strekt tot nakoming van de toezegging aan de Eerste Kamer te bevorderen dat in de goedkeuringswet bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom een parlementair instemmingsrecht bij besluiten van het Comité van Ministers wordt opgenomen.

Artikel 1.7, eerste lid, van dat verdrag geeft het Comité van Ministers de bevoegdheid om bij besluit de wijzigingen in het verdrag aan te brengen die noodzakelijk zijn om de conformiteit met een verdrag of met EG-regelgeving te verzekeren. Bij toepassing van deze procedure voor versnelde omzetting van anderszins voor Nederland reeds bindende bepalingen is geen wetsvoorstel tot goedkeuring van de verdragswijziging meer noodzakelijk. De procedure beoogt te voorkomen dat de tijd die gemoeid is met goedkeuring van noodzakelijke verdragswijzigingen in de drie Benelux-staten leidt tot implementatieachterstanden.

Een dergelijk instemmingsrecht met besluiten van volkenrechtelijke organisaties – zoals in dit geval besluiten van het Comité van Ministers van de Benelux – is niet ongebruikelijk. Zo is een dergelijke bepaling opgenomen in de goedkeuringswet bij het Schengen verdrag en in de goedkeuringswet bij het Verdrag van Amsterdam.

Er is in dit wetsvoorstel dan ook nadrukkelijk aansluiting gezocht bij deze twee wetten. Volgens het wetsvoorstel wordt ieder ontwerp van een besluit van het Comité van Ministers op grond van artikel 1.7, eerste lid, van het verdrag, terstond nadat het tot stand is gekomen aan beide Kamers der Staten- Generaal ter instemming voorgelegd. Deze instemming is vereist voordat een lid van de regering zijn medewerking kan verlenen aan de totstandkoming van een besluit van het Comité van Ministers.

Het Comité besluit met algemene stemmen, waarbij stemonthouding van een van de leden niet verhindert dat een besluit wordt genomen. Indien één van de partijen tegenstemt zal het besluit niet tot stand kunnen komen. Dat betekent dat op het moment dat één der Kamers niet instemt met een voorgenomen besluit de Nederlandse vertegenwoordiger in het Comité van Ministers tegen moet stemmen. Onthouding zou immers impliceren dat hij alsnog zijn medewerking aan de totstandkoming van het besluit zou verlenen.

De instemming van de Kamers kan uitdrukkelijk en stilzwijgend worden verleend. Van stilzwijgende instemming is sprake indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerpbesluit aan de Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp de uitdrukkelijke instemming behoeft. Deze termijn van vijftien dagen wordt ook gehanteerd in de twee genoemde goedkeuringswetten en blijkt een redelijke termijn om enerzijds de Kamers voldoende gelegenheid te geven kennis te nemen van het ontwerpbesluit en anderzijds niet te veel afbreuk te doen aan de beoogde tijdswinst van de vereenvoudigde omzettingsprocedure.

In lijn met artikel 5 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen en aanwijzing 43 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving volstaat een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van één der Kamers om het stilzwijgen te doorbreken en expliciete instemming noodzakelijk te maken.

Voorstel hier, boodschap koningin hier, MvT hier.

IEF 2225

In de Nederlandse en Franse taal

Mededeling voor aspirant-gemachtigden: De Beroepsopleiding 2006/2007 zal starten op 21 september a.s. en wordt aangeboden in de Nederlandse en in de Franse taal. De opleiding heeft tot doel de cursist voor te bereiden op een zelfstandige uitoefening van het beroep van Merken- en Modellengemachtigden.

Daartoe zullen vakkennis en vaardigheden worden aangeleerd op het gebied van merken, modellen en andere intellectuele eigendomsrechten door docenten uit de advocatuur, wetenschap, industrie en vrije gemachtigden beroep.

Voor meer informatie over de opleiding kunt u zich wenden tot https://www.bbmm.info of het secretariaat van het BBMM.

Secretariaat BBMM
Lodewijk de Vromestraat 25
NL-3962 VG  WIJK BIJ DUURSTEDE, Nederland
Telefoon +31 343 575 397; fax +31 343 594 566 (bgg 084 751 22 80)
E-mail Secretariaat@bbmm.info

IEF 2184

Recht door zee

Rechtbank 's-Gravenhage, 7 juni 2006, HA ZA 05-2086, Daka Design Ltd c.s. tegen Siebelink/Albers
 
Weinig opzienbarende model- en auteursrechtzaak. Daka ontwerpt en verkoopt 'seascooters', een soort onderwatervoertuigen voor duikers (zie vonnis voor afbeelding). Daka beschikt over een Gemeenschapsmodelinschrijving mbt tot haar SEA-DOO seascooter. Siebelink en Alcom verkopen zowel gezamenlijk als via hun eenmanszaken eveneens een seascooter, waarvan Daka meent dat deze een inbreuk vormt op de SEA-DOO. Ook gebruikt Siebelink op zijn website een gephotoshopte afbeelding van de website van Daka.
 
Het ontwerp van de seascooter van Siebelink en Albers is volkomen gelijk aan die van de SEA-DOO, zo oordeelt de Rechtbank, waardoor moet worden aangenomen dat de scooter van Siebelink en Albers is ontleend aan de SEA DOO.

Siebelink c.s. betoogde voorts nog dat het model van Daka niet nieuw is, omdat het voor het modeldepot op internet zou hebben gestaan, maar de rechtbank gaat hier niet in mee:

"De verhandeling van de SEA-DOO door Daka noch van de daarvan afgeleide seascooters door Mainbon (de producent van Siebelink c.s.) kan de geldigheid van het Model schaden ingevolge de terme de grâce als vastgelegd in artikel 7 lid 2 GmoV. De rechtbank laat dan nog daar dat enige verdere aanduiding of uitleg van de wijze waarop de seascooter van Mainbon zou zijn openbaar gemaakt (stond daarbij bijvoorbeeld ook een afbeelding) en via welk internet-adres dit zou zijn gebeurd ontbreekt. Dit klemt eens te meer omdat om die reden ook niet kon worden onderzocht of deze verhandeling redelijkerwijs wel ter kennis kon zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de Gemeenschap werkzaam zijn."
 
(overigens leidt deze overweging enigzins tot verwarring omdat het vonnis vermeldt dat de modelregistratie van 2005 dateert (en de nieuwheidsschadelijkheid argumenten van Siebelink c.s. wel hout snijden), terwijl het modeldepot van 2004 dateert)
 
De rechtbank wijst de vorderingen van Daka toe. Lees het vonnis hier.

IEF 2183

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Zutphen, 12 juni 2006, LJN: AX7789. Bavaria N.V. tegen Motor- en Autoclub Lichtenvoorde. Na de Leeuwenhose-zaak nog een tegenvallende reclamezaak voor BavariaTijdens de Zwarte Cross mag Grolsch geschonken worden op het crossterein van Motor- en autoclub Lichtenvoorde.

Lees het vonnis hier
 
- Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 juni 2006, HA ZA 05-2086. Daka Design Ltd c.s. tegen M. Siebelink & A. Albers. Gemeenschapsmodel voor bewegingsinrichtingen voor onderwatertoepassingen (voorzetmoter voor duikers). Inbreuk op model- en auteursrecht.

Lees het vonnis hier.

IEF 2149

BVIE

Twee berichten, met dank aan het BMB:

1- In de plenaire sessie van de eerste kamer op 9 mei 2006 is het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE) goedgekeurd. Helaas is de Nederlandse regering er niet in geslaagd om het instrument van bekrachtiging van het BVIE tijdig te deponeren. Dit betekent dat het BVIE pas per 1 september 2006 in werking kan treden.

2- Het uitvoeringsreglement van het BVIE is inmiddels vastgesteld. Vanaf vandaag staat het op de site van het toekomstige BBIE. Het reglement zal voor 1 september, de datum van inwerkingtreding van het BVIE, in de drie staatsbladen worden gepubliceerd. Het BMB komt binnenkort met een speciale editie van zijn nieuwsbrief (wie deze nog niet ontvangt kan zich hier aanmelden) waarin de praktische wijzigingen worden opgesomd. Verder zal er speciaal voor gemachtigden een brochure worden uitgegeven. Lees het  uitvoeringsreglement hier.

IEF 2109

Karakter niet van belang

Rechtbank Den Haag, 24 mei 2006, KA ZA 05-2090 Stenman Holland BV tegen Dulimex BV

Stenman, producent van raamuitzetters, beticht Dulimex van inbreuk op de aan haar toekomende model- en auteursrechten op de AXA raamuitzetter. Wel modelrecht, geen inbreuk.

Dulimex voert aan dat de betreffende modeldepots uit 1997 en 1993 nietig verklaard dienen te worden omdat ze niet voldoen aan de eisen van art 1 BTMW. Partijen leggen echter een verkeerde maatstaf aan door aan te sluiten bij de thans geldende tekst van de BTMW (nieuw en eigen karakter). Toepassing van Artikel II van het protocol van 20 juni 2002 tot wijziging van de BTMW leidt er toe dat op depots verricht voor de inwerkingtreding van het Protocol de oude BTMW tekst van toepassing is.

Het Gemeenschappelijk Commentaar bij het Protocol geeft aan dat " Deze modellen zouden dus ingevolge artikel 11, eerste lid, onder b, j° artikel 5 van de richtlijn en artikel 15, onder 1b, BTMW na inwerkingtreding van de gewijzigde BTMW nietig verklaard kunnen worden. Het zou in strijd zijn met de rechtszekerheid en rechtvaardigheid om bestaande rechten te ontnemen". De Modelrechten dienen aldus beoordeel te worden op nieuwheid, en niet op eigen karakter.

De rechter oordeelt dat de eerste door Dulimex aangevoerde productie niet de nieuwheid aan Stenman's model ontneemt: "Het kenmerkende aan de modellen van Stenman is immers gelegen in de driehoekige uitvoering van de steun waaraan de dunste buis van de raamuitzetter is bevestigd, en in de (afgeronde) uitvoering van de draaiknop. Juist die kenmerken vertoont de onder 5.7. weergegeven raamuitzetter niet" aan die aan het model haar nieuwheid zouden ontnemen.

Ook de tweede productie, die de betreffende kenmerken van de modellen vertoont, acht de rechter niet nieuwheidsschadelijk: "Nog daargelaten dat het hier gaat om een deurdranger en niet om een raamuitzetter is evenwel niet vast komen te staan dat deze tekening dan wel een daarop gebaseerde inrichting vóór de deponering van de modellen van Stenman in de Benelux voor het publiek beschikbaar was"

Met betrekking to de inbreuk vraag oordeelt de rechter dat bij dergelijke raamuitzetters het uiterlijk in hoge mate wordt bepaald door technische aspecten zoals twee voetstukken, twee in elkaar schuivende buizen en een draaiknop tussen die buizen. Daar het model van Dulimex afwijkt op de onderdelen waar zij af kan wijken, zoals de vormgeving van de voetstukken en de draaiknop, komt de rechter tot het oordeel dat geen sprake van inbreuk is. De betreffende verschillen hebben tot gevolg dat ook geen sprake kan zijn van inbreuk op eventuele auteursrechten van Stenman danwel van slaafse nabootsing.

Lees het vonnis hier.

IEF 2107

Niet per 1 augustus

Zoals inmiddels bekend zal als gevolg van het nieuwe BVIE het BMB en het BBTM opgaan in het nieuwe Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE). Echter in tegenstelling tot eerdere berichten (hier en hier) zal het nieuwe Benelux Verdrag en daarmee ook de nieuwe naam van het BMB niet per 1 augustus (zoals oorspronkelijk vastgesteld), maar per 1 september van kracht worden. Reden (serieus): Beatrix is met vakantie en kan haar handtekening niet zetten. (Met dank aan Annelies Hart, Intermark)

IEF 2101

Aan de orde

Nog even voor de volledigheid, nu gepubliceerd: Handelingen 2005-2006, nr. 27, Eerste Kamer, dinsdag 9 mei 2006.

“Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (30403). (Zie vergadering van 11 april 2006.)

De voorzitter: De beraadslaging over dit wetsvoorstel is op 11 april jongstleden geschorst in afwachting van een brief van de staatssecretaris van Economische Zaken. Die brief is op 20 april jongstleden ontvangen. Ik stel voor, de behandeling daarmee als afgerond te beschouwen. Daartoe wordt besloten. Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.”

IEF 2093

Koppelwet

Persbericht: “The European Commission has welcomed the European Parliament's vote supporting the Commission's proposals to link the 'Community Design' system, which protects designs within the EU, with the international design registration system of the World Intellectual Property Organisation (WIPO).

The proposals would allow companies, with a single application, to obtain protection of a design not only throughout the EU with the Community Design, but also in the countries which are members of the Geneva Act of the Hague Agreement concerning the international registration of industrial designs. The first proposal relates to the accession of the European Community (EC) to the Geneva Act. The second proposal contains the necessary provisions to give effect to that accession, in particular through an amendment of Council Regulation No 6/2002 on Community Designs.”

Lees hier meer.