Merkenrecht  

IEF 51

Misleidende mededelingen/Merkenrecht

Milieudefensie wint giftige druiven-procedure van Super De Boer.

Super De Boer heeft het kort geding dat zij had aangespannen tegen Milieudefensie, afgelopen donderdag 6 januari, verloren. Milieudefensie had TNO een onderzoek laten uitvoeren naar de concentraties bestrijdingsmiddelen op de druiven van Super de Boer. Het bleek dat deze concentraties aanzienlijk hoger lagen dan wettelijk was toegestaan.

Milieudefensie startte daarop o.a. in de landelijke media een boycotcampagne tegen Super De Boer en haar druiven. Super de Boer vorderde in een kort geding dat het Milieudefensie nog langer verboden zou worden om misleidende mededelingen te doen over de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op haar groente en fruit.

De Amsterdamse Voorzieningenrechter oordeelt echter dat Milieudefensie het recht heeft op vrije meningsuiting m.b.t. de problematiek rond de aanwezigheid van (residuen van) bestrijdingsmiddelen op groente en fruit (…). Om haar mening kracht bij te zetten staat het Milieudefensie vrij om actie te voeren”. Milieudefensie het recht heeft op vrije meningsuiting m.b.t. de problematiek rond de aanwezigheid van (residuen van) bestrijdingsmiddelen op groente en fruit (…). Om haar mening kracht bij te zetten staat het Milieudefensie vrij om actie te voeren”.

Super De Boer behaalt nog een kleine Pyrrhus-overwinning omdat de rechter aan zijn vonnis toevoegt dat het gebruik van het beeldmerk van Super de Boer door Milieudefensie in haar acties, onnodig is en merkinbreuk oplevert.

Lees hier de uitspraak van de Voorzieningenrechter en hier het persbericht van Milieudefensie.

IEF 50

Merkenrecht

Yoghurt emmertjes geschikt als merk

Het Hof Arnhem heeft bepaald dat de yoghurt emmertjes van De Zuivelhoeve kunnen dienen als merk. Het Hof merkt op dat op zichzelf betwijfeld kan worden of een emmertje voor yoghurt op zichzelf voldoende onderscheidend vermogen heeft om als beeld/vormmerk ingeschreven te kunnen worden, maar is van mening dat de emmertjes door inburgering toch dit noodzakelijke onderscheidend vermogen hebben verkregen.

Lees hier het gehele arrest.

IEF 49

Merkenrecht

Schaatster Barbara de Loor verliest kort geding tegen KNSB. KNSB geeft aan de leden van kernploegen/nationale selecties extra sponsorruimten, de zogenaamde merkenteams. De Loor, die geen deel uitmaakt van een door de KNSB erkend merkenteam, wil een extra ‘beenplek’ verwerven.

De Voorzieningenrechter oordeelt: “Het ter bevordering van het ontstaan van merkenteams toekennen van meer logorechten aan een merkenteam dan aan een onafhankelijke licentiehouder is gelet op voormeld beleid dan ook begrijpelijk en in beginsel ook rechtvaardig”. Lees vonnis

 

IEF 45

Merkenrecht

Voor wie er aan twijfelde: het Benelux Gerechtshof bestaat nog. Althans, getuige de twee onderstaande arresten bestond het in ieder geval nog op 1 december. Ander goed nieuws: de enorm lelijke website van het hof is inmiddels onbereikbaar.

Benelux Gerechtshof, 1 december 2004, zaak A/99/1/20, KPN tegen Benelux Merkenbureau.

Benelux Gerechtshof, 1 december 2004, zaak A98/2/21,  Campina tegen Benelux Merken Bureau.

IEF 39

Adwords / Merkenrecht

Google wint AdWords zaak in USA. Google verkoopt zoektermen waarmee Internetgebruikers de door hun gezochte informatie kunnen vinden. Google verkoopt ook tekens die merkrechtelijk beschermd zijn. De Amerikaanse rechter is van mening dat de verkoop van de merkrechtelijke beschermde zoektermen op zichzelf niet onrechtmatig is. Dit is geen verwarringwekkend gebruik van een merk. Echter, de rechter heeft zich nog niet uitgelaten of het tonen van het merk in bijvoorbeeld pop-ups of banners merkinbreuk oplevert. Dat lijkt mij wel. Lees meer op findlaw.com.

IEF 37

Merkenrecht

Niet echt merkenrecht, maar hangt er wel een beetje tegenaan: Ahold moet predikaat Koninklijk waarmaken. Ahold krijgt een jaar de tijd om aan te tonen dat het supermarktconcern het predikaat Koninklijk nog steeds waardig is. Shell houdt wel het predikaatDat heeft een woordvoerder van de Rijksvoorlichtingsdienst gezegd. Het proefjaar voor Ahold volgt uit nieuwe regels rond het verlenen en behouden van het predikaat, die vorige week woensdag bij Koninklijke Beschikking zijn vastgesteld. Voorheen kon een 'koninklijke' onderneming met een beschadigde reputatie al het predikaat worden ontnomen.


Onder de nieuwe regels krijgt het beschadigde bedrijf een jaar de tijd om aan te tonen welke maatregelen het heeft getroffen om herhaling te voorkomen. Aanleiding om de regels te wijzigen waren ‘recente gebeurtenissen in het bedrijfsleven', aldus de RVD-woordvoerder.
Voor Koninklijke/Shell Groep, dat dit jaar reputatieschade opliep door een forse afwaardering van de olie- en gasreserves, geldt geen 'proefperiode'. Het concern behoudt ook het predikaat Koninklijk als het volgend jaar verder gaat als de Britse vennootschap Royal Dutch Shell. www.adformatie.nl

IEF 35

Merkenrecht

 

Over uitspraken valt te twisten. De stelling van het GvEA in het gisteren gewezen arrest Tucci/Pucci dat: "De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren." is verdedigbaar. De praktijk leert echter dat kledingmerken vrijwel altijd voor de klassen 18 en 25 worden gedeponeerd en dat is toch ook niet zonder reden. De kleurrijk gekafte boeken van Rechter Forwood doen wellicht anders vermoeden, maar wellicht heeft de kleding en accessoirekennis van de louter mannelijk oordelende rechters toch een rol gespeeld?

 

Zaak T-8/03, 13 december 2004, El Corte Inglés / OHIM - Pucci Oppsitie  EMIDIO TUCCI / EMILIO PUCCI)

"Dienaangaande heeft het BHIM terecht opgemerkt dat de waren van klasse 18 van een andere aard zijn en een ander gebruiksdoeleinde hebben dan de waren van de klassen 3 en 25 waarop de oudere merken van verzoekster betrekking hebben. Verzoekster betwist deze verschillen
niet ernstig wat de waren van klasse 3 betreft. De waren van klasse 25 dienen om delen van het menselijke lichaam te bedekken en te kleden, terwijl de waren van klasse 18 dienen om voorwerpen te dragen, als kamerdecoratie of als grondstof voor fabrikanten van lederwaren en kunstlederwaren. Zij worden normaliter door verschillende fabrikanten gemaakt en via verschillende distributiekanalen op de markt gebracht. Dat waren zoals reiskoffers en paraplu’s enerzijds en kledingstukken en schoeisel anderzijds in dezelfde handelszaken, zoals warenhuizen of supermarkten, kunnen worden verkocht, is in dit opzicht niet erg relevant, aangezien in deze verkooppunten zeer verscheidene waren te koop worden aangeboden, zonder dat de consumenten deze waren automatisch eenzelfde herkomst toekennen. Het gaat evenmin om concurrerende waren.

Op dezelfde wijze verschillen de weefsels en textielproducten van klasse 24 in tal van opzichten, zoals aard, bestemming, herkomst en distributiekanalen, van de kledingstukken en het schoeisel van klasse 25. In punt 31 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep dus terecht opgemerkt dat slechts in bijzondere gevallen, namelijk wanneer een stoffenfabrikant uit de bekendheid van zijn eigen merk munt wil slaan en beslist om zijn activiteiten tot de kledingconfectie uit te breiden, een en hetzelfde merk wordt gebruikt om zowel afgewerkte producten (kledingstukken) als halffabrikaten (weefsels voor kledingstukken) aan te duiden. Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt niet dat dit in casu het geval is." Lees arrest.

IEF 30

Merkenrecht

In een uitspraak van 23 september 2004 (C-107/03) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap geoordeeld dat een door Proctre & Gamble geregistreerd vormmerk voor een stuk zeep ieder onderscheidend vermogen mist in de zin van art. 7 lid 1 sub b van de Gemeenschapsmerkenverordening Nr. 40/94. Het Hof concludeerde dat:

- de geclaimde vorm was slechts een ondergeschikte variatie in vergelijking met de typische vormen van zepen, en

- als de kenmerken van de betreffende vorm zouden worden opgemerkt door het relevante publiek, zouden deze kenmerken in de eerste plaats worden waargenomen als functionele kenmerken bedoeld om de zeep makkelijker te kunnen vastpakken. 

De uitspraak is te vinden op:

https://europa.eu.int/eur-lex/lex/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2004:284:0003:0003:NL:PDF

zie ook: https://www.solv.nl/index.php?blz=3&nid=1365

IEF 27

Merkenrecht

Hof van Justitie spreekt zich uit over uitputting. In een procedure tussen Peak Holding AB en Axolin-Elinor ABheeft het Hof van Justitie EG bij arrest van 30 november 2004 geoordeeld dat van een merk voorziene waren niet kunnen worden geacht in de EER in de handel te zijn gebracht wanneer de merkhouder ze in de EER heeft ingevoerd om ze aldaar te verkopen of wanneer hij ze in zijn eigen winkels of in die van een gelieerde vennootschap aan de consumenten in de EER te koop heeft aangeboden, maar er niet in geslaagd is, ze te verkopen.

Arrest C-16/2003

„Merken – Richtlijn 89/104 EEG – Artikel 7, lid 1 – Uitputting van aan merk verbonden recht – In handel brengen van waren in EER door merkhouder – Begrip – Waren die aan consumenten te koop zijn aangeboden en vervolgens zijn teruggetrokken – Verkoop aan in EER gevestigde marktdeelnemer met verplichting tot in handel brengen van waren buiten EER – Wederverkoop van waren aan andere in EER gevestigde marktdeelnemer – Verhandeling in EER”

https://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl&Submit=Zoeken&docrequire=judgements&numaff=C-16%2F03&datefs=&datefe=&nomusuel=&domaine=&mots=&resmax=100