Merkenrecht  

IEF 323

Een sterk staaltje vergelijking van het GEA

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-390/03. CM Capital Markets tegen OHIM/Caja de Ahorros de Murcie. Het GEA heeft zich gebogen over de vraag of het beeldmerk CM bestaande uit de letters "C" en "M" geschreven in een rood vierkant met een dwars gele streep in strijd is met het beeldmerk Capital Markets bestaande uit voornoemde woorden en de letters "C" en "M" onder elkaar geplaatst. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 27 januari 2003 de oppositie tegen het beeldmerk CM toegewezen voor de diensten die soortgelijk zijn. De kamer van beroep van het BHIM vond dat er geen sprake was van overeenstemming en verwarringgevaar. Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van overeenstemming.

Het GEA verklaart verzoekster (opposant) niet ontvankelijk inzake haar vordering aan het Gerecht om de oppositieafdeling van het BHIM te bevelen de inschrijving van het betrokken merk te weigeren. Het Gerecht acht zich niet bevoegd bevelen te richten tot het BHIM. Het BHIM is verplicht in gevolge artikel 63 lid 6 van verordening 40/94 de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest.

Verzoekster heeft betoogd dat het bestanddeel Capital Markets van haar beeldmerk niet relevant is voor de vraag of de merken overeenstemmen, omdat deze uitdrukking een soortnaam is voor de door het merk beschermde diensten. Verzoekster heeft daarnaast betoogd dat het fonetische aspect een grotere rol moet spelen dan het visuele aspect van het merk, omdat het merk juist mondeling in het handelsverkeer wordt gebruikt. Ook de kleuren en het schrift van de conflicterende merken zouden geen belang moeten hebben nu het gaat om bestanddeel “CM” en dit doorslaggevend is voor het globale beeld dat de consument van de betrokken merken zal hebben.

Het GEA stelt eerst vast wie de geïnformeerde gebruiker is. Nu het oudere merk waarop de oppositie is gebaseerd beschermd is in Spanje en gericht is op een specifieke doelgroep, stelt het Gerecht vast dat bij de beoordeling van het verwarringgevaar dient te worden uitgegaan van een zeer oplettende en goed geïnformeerde Spaanse consument.

Volgens het Gerecht stemmen de beeldmerken visueel niet overeen ook al is er sprake van het gemeenschappelijke element CM. Het element "CM" is in de tekens verschillend opgebouwd met volledig andere kleuren en lettertypes waardoor de totale indruk van de tekens verschillend is.

Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van fonetische overeenstemming aangezien het aangevraagde merk op fonetisch vlak gelijk is aan het dominerende bestanddeel CM van het oudere merk. Het relevante publiek zal namelijk het beschrijvende bestanddeel Capital Markets niet beschouwen als het onderscheidende en dominerende bestanddeel.

Het GEA vindt de tekens niet begripsmatig overeenstemmen. Door gebruik van de woorden Capital Markets krijgt het beeldmerk een bepaald begrip anders dan een merk waarop alleen de aanduiding CM voorkomt. Ook zal de aanduiding Capital Markets in verband worden gebracht met de tekens "CM". Volgens het GEA geeft het woord Capital Markets een lading aan de afkorting CM. Uiteindelijk oordeelt het GEA dat de beeldmerken niet overeenstemmen, vooral gelet op het feit dat het relevante publiek zeer gespecialiseerd is en de beeldmerken goed zullen kennen. Lees uitspraak.

IEF 321

stroom van nieuwe merkregistraties

Stukje in het FD van de Haarlemse advocaat Caspar Wenckebach over lopende mediageschillen. Over de strijd om Tien schrijft hij o.a: "Er is bij Talpa kennelijk niemand geweest die van tevoren even gecontroleerd heeft of die naam niet op problemen zou stuiten. Intussen zijn beide partijen zich goed aan het ingraven. Een klein onderzoek bij het Benelux Merkenbureau wijst op een stroom van nieuwe merkregistraties van beide partijen in de afgelopen twee weken. Maar niet alleen de merkenbureaus draaien overuren. Ook internetproviders zijn druk in de weer geweest. De afgelopen dagen zijn vele domeinnamen met het bestanddeel 'tien' geregistreerd, sommige namens Talpa , sommige namens SBS6 en natuurlijk ook een paar door domeinnaamkapers. Mij dunkt dat Talpa geen sterke zaak heeft, maar ik denk dat ik uiteindelijk toch mijn geld op John de Mol zou zetten. Die heeft inmiddels in ieder geval al bewezen hoe je van voor een dubbeltje geboren, zo een tientje kunt worden."

IEF 317

Tien is geen 10. Maar is Oxio wel OXXIO? (2)

Gisteren heeft de rechtbank in Arnhem in kort geding bepaald dat het energiebedrijf Oxxio zijn naam moet wijzigen. Dit was conform de eis van Holland Rail Consult, houder van het merk Oxio. De rechter oordeelde dat de "diensten in beperkte mate soortgelijk zijn" onder andere omdat het begrip “infrastructuur” ook energienetwerken omvat, zodat Holland Rail consult het merk Oxio ook heeft ingeschreven voor haar diensten die zij ten behoeve van energiebedrijven aan energienetwerken verricht. Oxxio heeft reeds aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De schuld van dit alles ligt volgens bestuursvoorzitter Erik de Heus bij de adviseurs van het energiebedrijf: "Wij zijn door hen niet gewezen op het bestaan van de merknaam Oxio." Oxxio heeft de adviesbureaus die bij de naamswijziging adviseerden, aansprakelijk gesteld.

Aardig is dat The Nameworks, het bedrijf dat merken voor beide partijen heeft verzonnen, zich in de rechtzaak heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde Oxxio, omdat het bedrijf van mening is dat The Nameworks de ware rechthebbende is op het merk oxio, niet de voormalige klant en deposant Holland Rail Consult.

De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. "Het merk Oxio is op naam van Holland Railconsult ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Daarmee heeft Holland Railconsult het uitsluitende recht op het merk Oxio verkregen. De stellingen van Oxxio Nederland en The NameWorks komen erop neer dat in de rechtsverhouding tussen The NameWorks en Holland Railconsult de eerste rechthebbende op het merk Oxio is gebleven en dat het de laatste daarom niet is toegestaan het merk te gebruiken. Nu Holland Railconsult dat toch doet, pleegt zij wanprestatie tegenover The NameWorks. De voorzieningenrechter overweegt dat een merkhouder in beginsel verboden kan worden een merk te gebruiken en geboden kan worden mee te werken aan doorhaling of overdracht van dat merk, als het de merkhouder op grond van een overeenkomst met een derde niet is toegestaan dat merk te gebruiken. Voor de voorzieningenrechter is echter voorshands niet komen vast te staan dat die situatie zich hier voordoet.

Holland Railconsult en The NameWorks hebben op of omstreeks 8 oktober 2002 een overeenkomst voor een naamgevingsproject voor de consultancy-activiteiten van Holland Railconsult gesloten. In de bijlage bij de overeenkomst staat omschreven aan welke voorwaarden de naam voor deze consultancy-activiteiten moet voldoen en ten opzichte van welke concurrerende merken zij onderscheidend moet zijn. De voorzieningenrechter acht het voorshands aannemelijk dat Holland Railconsult tijdens het naamgevingsproject heeft gekozen voor de naam Oxio voor haar consultancy-werkzaamheden. Uit een door Holland Railconsult overgelegde interne notitie blijkt dat zij daarná heeft besloten de andere naam, Movares, te gaan gebruiken voor haar internationale activiteiten.

Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat voorshands niet is komen vast te staan dat The NameWorks toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden heeft bedongen. The NameWorks stelt dat zij de opdrachtbevestiging niet alleen per e-mail, maar ook per post op haar briefpapier heeft verzonden. Op haar briefpapier verwijst zij naar haar algemene voorwaarden. Holland Railconsult voert aan dat alle correspondentie via e-mail is gelopen en zij betwist dat The NameWorks haar de opdrachtbevestiging op briefpapier van The NameWorks heeft gezonden. Op dit punt staan de stellingen van partijen tegenover elkaar. The NameWorks heeft geen kopie van de brief met de opdrachtbevestiging op haar briefpapier overgelegd. Daarom is in dit kort geding niet komen vast te staan dat The NameWorks haar algemene voorwaarden is overeengekomen met Holland Railconsult."
 

Lees vonnis, eerdere berichtgeving hier.

IEF 314

Water & Brood

Redelijk zeldzaam, een IE-strafrechtzaak:

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 9 december 2002, in elk geval in of omstreeks de maand december 2002 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk

a. waren die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, of
b. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst of
c. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,

te weten zevenduizend, in elk geval een aantal dozen, gevuld met tassen, in welke tassen zich fotocamera's bevonden en welke dozen, tassen en fotocamera's waren voorzien van het merk Canokimatic, heeft ingevoerd, of afgeleverd of in voorraad heeft gehad.

Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat niet kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een merk waarop een ander recht had, aangezien het recht op het door Canon Kabishiki Kisha op 18 november 1994 in de zin van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (voortaan: BMW) geregistreerde merk, door het niet-gebruik daarvan is vervallen. De raadsman verwijst ter adstructie naar het bepaalde in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a (oud) BMW.

Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.

Met de raadsman stelt het hof vast dat op 18 augustus 1994 door Canon Kabishiki Kisha (Canon inc.) de merknaam "Canomatic" is geregistreerd in de zin van de BMW onder nummer 563359.

Ingevolge het bepaalde in artikel 10 (oud) BMW heeft de inschrijving van een Benelux-depot een geldigheidsduur van 10 jaren, te rekenen van de datum van het depot. De inschrijving was ten tijde van het bewezenverklaarde, op 9 december 2002, dan wel in of omstreeks de maand december 2002, aldus in beginsel geldig.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid (oud) BMW vervalt het recht op een merk van rechtswege onder de aldaar genoemde gevallen, te weten - zakelijk weergegeven - de doorhaling van of het verstrijken van de geldigheidsduur van een inschrijving in het Beneluxdepot dan wel van de internationale inschrijving of door afstand van de bescherming in het Beneluxgebied, of overeenkomstig het in artikel 6 van de Overeenkomst van Madrid bepaalde, door het feit dat het merk geen wettelijke bescherming meer geniet in het land van oorsprong.
Zijdens de verdediging is niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken, dat een omstandigheid als hiervoor zich heeft voorgedaan, zodat het recht op het merk "Canomatic" niet van rechtswege is vervallen.

Voorts kan iedere belanghebbende op grond van artikel 14, sub c (oud) BMW het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld in artikel 5, tweede lid (oud) BMW, bijvoorbeeld in het door de raadsman bedoelde geval dat gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren, zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Beneluxgebied voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet gebleken - noch is dit zijdens de verdediging gesteld - dat het recht op het merk "Canomatic" op vordering van een belanghebbende door een bevoegde rechter vervallen is verklaard.

Het hof verwerpt derhalve het verweer en bevestigt het beroepen vonnis.

Gerechtshof 's-Hertogensbosch, 18 januari 2005, publ. 4 mei 2005, LJN: AT5048, 20.000622.04. Hoger Beroep.

IEF 302

yorin gediskwalificeerd

Het Internationaal Olympisch Comité heeft Yorin FM/RTL Nederland gesommeerd te stoppen met het gebruik van de naam FreakOlympics. Het door Rob Stenders gepresenteerde radioprogramma FreakOlympic bestaat al 8 jaar en wordt iedere zaterdag tussen twaalf en twee uitgezonden op Yorin FM. Volgens mediamagazine.nl zou het IOC voor elke overtreding een bedrag van 25.000 euro eisen.

Het IOC is in het algemeen erg streng en gebruik van de bekende ringen of andere Olympic Property, zoals ze het zelf heel mooi noemen, wordt hard aangepakt. Lees meer in het uitgebreide Olympic Charter van het IOC, paragraaf 14 e.v: "Olympic designations: An Olympic designation is any visual or audio representation of any association, connection or other link with the Olympic Games, the Olympic Movement, or any constituent thereof. The IOC may take all appropriate steps to obtain the legal protection for itself, on both a national and international basis, of the rights over the Olympic Games and over any Olympic property."

IEF 301

Ware schoonheid zit van binnen

Een lelijker website zul je niet snel vinden, maar op de website van het Benelux-Gerechtshof  kun je wel alle jurisprudentie van dit hof terugvinden. Zo te zien zijn alleen de volgende prejudiciële IE-vragen thans nog onbeantwoord:

“Moet onder ten gevolge van het onrechtmatige gebruik van het merk genoten winst, waarvan de afdracht in artikel 13, A, 5, van de eenvormige Beneluxwet op de merken is geregeld, worden verstaan de door de derde genoten brutowinst die wordt verkregen door de aankoopprijs van de litigieuze waren zonder meer af te trekken van de verkoopprijs dan wel de door die derde genoten nettowinst die wordt berekend door niet alleen de aankoopprijs van de waren maar ook de algemene onkosten van de verkoopprijs af te trekken"

"Wat moet in dit laatste geval onder aftrekbare algemene onkosten worden verstaan : gaat het om de algemene onkosten die heel de onderneming betreffen of uitsluitend om die algemene onkosten die met de litigieuze verkopen samenhangen.” Delhaize - Dior

"Heeft de merkhouder op grond van artikel 13bis van de Benelux Merkenwet in geval van kwade trouw en bij onmogelijkheid van het opvorderen van de eigendom van de goederen, het onbeperkte recht de gelden ten belope van de volledige tegenwaarde van de goederen waarmee de inbreuk op zijn merkrecht is gemaakt, op te vorderen?" Nextra - Meneba

IEF 298

Zacht van consistentie, romig van smaak

Een als culinair artikel vermomde casus in de M bijlage van de NRC. Joep Habets bericht dat Jan Uitentuis (foto) uit Middenbeemster als enige kaasmaker de Noord-Hollandse meshanger maakt. De Universiteit Wageningen had deze eind vorige eeuw uitgestorven kaassoort al eerder in een laboratoriumopstelling weten te reconstrueren en Uitentuis is er nu in geslaagd de kaas in productie te nemen. Maar, en nu komt het, de kaas wordt nu mesklever genoemd "want inmiddels heeft een kaasproducent de naam meshanger geclaimd voor een ander type kaas." Die producent is de Vandersterre Groep uit Bodegraven en heeft het merk in 1994 gedeponeerd. Nog afgezien van goede of kwade trouw en het feit dat de merken in beide gevallen uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van hoedanigheid, lijken er zo op het eerste gezicht nog wel meer aardige opmerkingen over deze zaak te maken. Mesklever is overigens nog niet gedeponeerd. Advocaten kunnen zich melden in Middenbeemster respectievelijk Bodegraven.

IEF 296

Voor wie niet de nuance zoekt

Een heel krantenbericht overnemen mag natuurlijk niet zomaar, maar het belang om te laten zien hoe een uitspraak van Hof van Jusitie door het ANP/FD wordt uitgelegd prevaleert in dit geval.

Geen merkrecht voor boy-band Westlife.

LUXEMBURG - De Ierse boy-band Westlife mag zijn naam niet met een merkrecht en het daarbij behorende 'r'-teken in een cirkeltje beschermen. Dat heeft het Europese Hof van Justitie woensdag bepaald na een klacht van de Duitse tabaksproducent Reemark. Die vindt dat de bandnaam te veel lijkt op die van zijn eigen sigarettenmerk West. De naam West was al eerder officieel beschermd. Westlife 's platenmaatschappij BMG kreeg wel een officiële merkenrechtelijke bescherming voor de naam van de boy-band, maar Reemark ging daartegen in beroep. Uiteindelijk belandde de zaak bij het Europese Hof, dat de Duitse klager nu in het gelijk stelt. In principe hebben BMG en Westlife geen verweer tegen handelaren die petjes of T-shirts met de naam van de band op de markt brengen. (anp) Copyright (c) 2005 Het Financieele Dagblad, 6 mei 2005.

IEF 291

West Best

Arrest GVEA, 4 mei 2005, zaak T-22/04. Reemark tegen OHIM/Bluenet. Oppositie o.g.v. ouder nationaal Duits merk WEST tegen CTM aanvraag voor het woordmerk WESTLIFE (inderdaad, van de boyband). Aardige uitspraak, vooral omdat het OHIM vanaf nu gewoon bezwaar mag maken tegen zijn eigen beslissingen. 

"Anders dan het BHIM in zijn memorie van antwoord stelt, volgt uit de rechtspraak niet dat het BHIM tot verwerping van een beroep tegen een beslissing van een van zijn kamers van beroep dient te concluderen...Het BHIM kan dus, zonder het voorwerp van het geding te wijzigen, concluderen tot toewijzing van de vordering van één van de andere partijen, naar zijn keuze, en argumenten voordragen tot staving van de door die partij aangevoerde middelen. Daarentegen kan het niet autonoom de vernietiging vorderen of middelen tot vernietiging voordragen die niet door de andere partijen zijn aangevoerd."

De jongens van Westlife komen er minder goed af. De oppositie tegen hun CTM wordt toegewezen. GvEA merkt o.a. op dat combinaties beschouwd kunnen worden als een variant. "Anderzijds moet worden vastgesteld dat het bestaan van het oudere merk West bij het relevante publiek een associatie zou kunnen hebben teweeggebracht tussen dit woord en de door de eigenaar van het merk verkochte waren, zodat elk nieuw merk bestaande uit dit woord in combinatie met een ander woord het gevaar loopt te worden beschouwd als een variant op het oudere merk. Derhalve zij opgemerkt, dat het relevante publiek zou kunnen menen dat de onder het merk Westlife verkochte waren en diensten dezelfde herkomst hebben als die welke onder het merk West worden verkocht, of dat er ten minste een economische band bestaat." Lees arrest.