Merkenrecht  

IEF 1744

Gemengde gevoelens

Kamerstuk 30403, nr. A. 1e Kamer. BVIE. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) ; verslag van de vaste commissie voor economische zaken.

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen:
 
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Enerzijds zien zij voordelen in het voorstel voor wat betreft de grotere overzichtelijkheid van de Benelux-wetgeving, de mogelijke verlaging van uitvoeringskosten en de grotere slagvaardigheid van de uitvoeringsorganisaties. Anderzijds zijn er bij de leden van de commissie bedenkingen gerezen tegen het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen ( naast EU-regelgeving) in het Benelux-recht. Zij stelden daartoe de volgende vragen:

De leden van de commissie wensen er op te wijzen, dat de voorgestelde vereenvoudigde omzettingsprocedure vergelijkbaar is met hetgeen aan de orde is in het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet ( 2003/04, 29 474). Over de aldaar aan de orde zijnde materie zal een plenair debat plaatsvinden in de Eerste Kamer op 14 maart aanstaande. Is de minister c.q. de staatssecretaris bereid het thans aan de orde zijnde voorstel tot verdragswijziging tevens in het bedoelde debat te betrekken?
 
Is de regering van mening, dat bij de voorgestelde verdragswijziging geen sprake is van toepasselijkheid van een van de uitzonderingen op parlementaire goedkeuring van verdragen, zoals deze zijn geformuleerd in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Wet van 7 juli 1994, Stb.94, 542)?
 
Is de minister c.q. de staatssecretaris – ervan uitgaande dat de parlementaire goedkeuring van het onderhavige voorstel toch zal worden verleend - bereid de toezegging om tijdig informatie aan de Staten-Generaal te verstrekken per “gedetailleerde brief” over de inhoud van in onderhandeling zijnde regelgeving, die tot verdragswijziging zal leiden, te formaliseren, zodat er momenten in de onderhandelingen worden vastgelegd, waarop deze informatieverstrekking plaatsvindt?

Vertrouwend dat de regering tijdig voor de openbare behandeling op bovenstaande opmerkingen en vragen zal hebben geantwoord, acht de commissie deze hiermee voldoende voorbereid.
 
Vastgesteld: 7 maart 2006.  De voorzitter van de commissie, Luijten.  De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen

IEF 1743

Automatische Assoziation

Conclusie AG HvJ Dámaso Ruiz-Jarabo Colomer, 7 maart 2006, zaak C-48/05, Adam Opel AG tegen Autec AG. Uitlegging van de artikelen 5, lid 1, sub a, en 6, lid 1, sub b, van de Merkenrichtlijn. (Nederlandse versie nog  niet beschikbaar)

Interessante conclusie over merchandise, automatische Assoziation en kortgebroekte knapen. Afbeelding van „Opel-Blitz“-logo van autoproducent op verkleinde modelauto's. AG Dámaso Ruiz-Jarabo Colomer, die in Picasso al liet zien dat hij niet van de straat is, geeft zich ook nu weer over aan literair-emotionele bespiegelingen. 

In der Spielzeugindustrie ist es seit 1898 üblich, Modellautos nach realen Vorbildern herzustellen und zu vermarkten, was auch für die anderen Fortbewegungsmittel (Züge, Flugzeuge und Schiffe) gilt. Die kleinen Fahrzeuge sind zur „Proustschen Madeleine“ der Erwachsenen geworden, bei denen in manchen Momenten ihre Erfahrungen als Knaben in kurzen Hosen wieder aufleben und die ihren Träumen freien Lauf lassen.

Wurde am Anfang die Wirklichkeit im Kleinen zugunsten einer ganz konkreten Zielgruppe, nämlich der Kinder, wiedergegeben, um ihnen, ihrer Größe angepasst, die Welt der Erwachsenen näher zu bringen, so hat sich mit der Zeit der Kreis der Empfänger erweitert, um auch den erwachsenen Sammler zu erfassen. Wahrscheinlich haben gerade die Sammler die Anforderungen an die Qualität der Nachbildung angehoben, indem sie gefordert haben, dass das Modell in höchstem Maße originalgetreu ist. Deshalb werden solche Artikel nicht mehr entworfen, ohne dass außer den charakteristischsten Merkmalen auch die kleinsten Details nachgebildet werden.

Die Kommission weist zutreffend darauf hin, dass der Hersteller derartiger Nachbildungen die Wünsche des Kunden nach einem zuverlässigen Abbild des Originals nur dann erfüllt, wenn ihm gestattet wird, alle Details bis ins Letzte zu beachten und z. B. auch in seine Kataloge Angaben zum Originalmodell aufzunehmen.

Die Automobilindustrie hat jedoch erst vor nicht allzu langer Zeit erkannt, welches wirtschaftliche Potenzial mit diesen Objekten im Hinblick auf das „Merchandising“ verbunden ist, und sie als Werbemittel, um die Treue der Kundschaft zu gewinnen, eingesetzt, wie Opel vorträgt und wie sich bei diesem Unternehmen daraus ergibt, dass sein Logo nach seinen eigenen Erklärungen bis 1990 für Spielzeug nicht geschützt war. Deshalb lässt sich kaum eine automatische Assoziation des Verkehrs zwischen dem Zeichen auf den Automobilen und dem Hersteller vorstellen.

Auch bestünde, wie die Kommission bemerkt, die Gefahr eines Monopols auf dem Modellmarkt, die sich aus einem äußerst strikten Verständnis der Tragweite des Untersagungsrechts ergibt, soweit ausschließlich die Lizenznehmer zur minuziösen Nachbildung der echten Kraftfahrzeuge berechtigt wären, wodurch die unternehmerische Freiheit der Wettbewerber in ungerechtfertigter Weise eingeschränkt würde.

Die Benutzungen außerhalb der eigentlichen Markenfunktion bilden, kurz zusammengefasst, eine offene Kategorie, die im Wege von Einzelfallentscheidungen nach und nach zu ergänzen ist, weshalb sie im Gegensatz zu den Fallgruppen des Artikels 6 Absatz 1 der Richtlinie 89/104 nicht restriktiv ausgelegt werden müssen, da sie keine Ausnahmen sind, sondern Grenzen für die Geltendmachung des Untersagungsrechts darstellen.

In der vorliegenden Rechtssache gehört die Anbringung des „Opel-Blitz“-Logos auf dem Spielzeug aus zweierlei Gründen zu einer Benutzungsart, die nichts mit der Funktion der Marke zu tun hat.

Ich bin mit der Kommission der Ansicht, dass aus den dargelegten Erwägungen nicht hervorgeht, dass im Ausgangsrechtsstreit die Marke verletzt wird, was nur dann der Fall wäre, wenn der Verbraucher das Opel-Logo auf den Modellfahrzeugen Dritter mit dem auf den von Opel vermarkteten Modellfahrzeugen in Verbindung bringen würde. Dass der Verbraucher die Marke auf dem Spielzeug mit der auf dem Original angebrachten Marke in Verbindung bringt, ist jedenfalls die unausweichliche Folge der exakten Nachbildung, die angestrebt wird, um den Verkehr durch eine Anpassung an seine Wünsche für sich zu gewinnen.

Außerdem bin ich der Ansicht, dass das Modell und sein Vorbild nicht zur selben Warenkategorie gehören; es handelt sich also nicht um identische Waren im Sinne von Artikel 5 Absatz 1 Buchstabe a der Richtlinie 89/104.

Im Licht der angestellten Überlegungen schlage ich dem Gerichtshof vor, dem Landgericht Nürnberg-Fürth wie folgt zu antworten:

Die Benutzung eines eingetragenen Zeichens für Spielzeug stellt keine Benutzung als Marke im Sinne von Artikel 5 Absatz 1 Buchstabe a der Ersten Richtlinie 89/104/EWG des Rates vom 21. Dezember 1988 zur Angleichung der Rechtsvorschriften der Mitgliedstaaten über die Marken dar, wenn der Hersteller eines Spielmodellautos ein real existierendes Vorbildfahrzeug in verkleinertem Maßstab einschließlich der auf dem Vorbild angebrachten Marke des Markeninhabers nachbildet und in Verkehr bringt.

Falls der Gerichtshof hinsichtlich der ersten Frage diesen Standpunkt nicht teilt, schlage ich ihm vor, die zweite und die dritte Frage wie folgt zu beantworten:

2. Die in Ziffer 1 beschriebene Art der Benutzung der Marke ist eine Angabe über andere Merkmale des Modellfahrzeugs im Sinne von Artikel 6 Absatz 1 Buchstabe b der Richtlinie 89/104.

3. In Fällen wie dem vorliegenden sind die vom Gerichtshof in den Urteilen Anheuser-Busch sowie Gillette Company und Gillette Group Finland aufgestellten Kriterien für die Beurteilung der Frage maßgebend, ob die Benutzung der Marke den anständigen Gepflogenheiten in Handel oder Gewerbe entspricht.

Bringt der Hersteller des Modellfahrzeugs auf der Verpackung und einem zur Benutzung des Spielzeugs erforderlichen Zubehörteil ein für den Verkehr als Eigenmarke erkennbares Zeichen sowie seine Unternehmensbezeichnung unter Nennung seines Firmensitzes an, so handelt er, vorbehaltlich der vom nationalen Gericht vorzunehmenden Gesamtwürdigung aller relevanten Umstände, in einer Weise, die den anständigen Gepflogenheiten in Gewerbe oder Handel entspricht.

Lees de conclusie hier.

IEF 1733

Een Rus in de bibliotheek

De NRC bericht dat uitgeverij Van Oorschot woedend is op de Foreign Media Group (FMG), omdat deze laatste uitgeverij onder de noemer Russische Bibliotheek voor het Kruidvat een cassette met acht romans van Russische schrijvers uit de negentiende eeuw heeft geproduceerd en op de markt gebracht. Uitgeverij Van Oorschot gebruikt de aanduiding Russische Bibliotheek al sinds 1953 voor haar prestigieuze en bekende reeks klassieke Russische schrijvers.

De uitgeverij noemt het een schande, is `bang dat mensen in de war raken´ en onderzoekt of er juridische stappen ondernomen kunnen worden. Directeur Sandra Piers van FMG betreurt de woede van Van Oorschot zeer, maar stelt dat Russische Bibliotheek een gewone woordcombinatie is.

Uitgeverij Van Oorschot onderzoekt ook of de vertaling van de Kruidvat-uitgave is overgenomen van haar eigen reeks, wellicht naar aanleiding van deze eerdere kwestie. (NRC)

IEF 1720

Sentheo

Nog maar net bekomen van de talloze koffiepads procedures, en Douwe Egberts en Philips kunnen zich alweer opmaken voor een nieuw conflict. Ditmaal over de gisteren gepresenteerde 'T-pad', een pad die het mogelijk maakt om binnen 35 seconden met een Senseo-apparaat een kopje thee te zetten.

De ondernemer Andre Hugers stelt echter de theepad (die voorkomt dat de thee een schuimlaagje en een koffiesmaak krijgt) te hebben ontwikkeld en beschuldigt DE en Philips ervan het idee te hebben 'gestolen'. Hugers zou al in 2004 contact hebben gehad met DE en de theepad daar hebben gedemonstreerd. Het merk SENTEE was door Hugers op dat moment al vastgelegd.

,,In plaats van een vervolggesprek lag er in november een brief op de mat van advocaten van Sara Lee/DE. Dat ik de naam Sentee niet mag gebruiken als theemerk, ook niet voor het zeefje, ook niet voor een nieuwe machine. Het zou voor de consument te verwarrend zijn.’’ Hugers overweegt verdere juridische stappen tegen DE en Philips. Lees hier meer.

IEF 1717

Veel cijfers

OHIM Production Highlights: 2005 As the Office takes stock of its activities over the past year and prepares for 2006, this brief summary of CTM & RCD input and performance levels covering the main areas of OHIM’s work has been compiled. (...)A total of 59.757 Community trade marks were registered, and 60.570 registration certificates issued.

This implies respective increases of 19.5% & 18.5% on the Office’s original business plan figures.In comparison to the same data for the previous year, however, the number of Community trade marks registered in 2005 was more than 73% higher than the 34.478 CTMs registered in 2004, and with only 31.310 certificates of registration issued in 2004, the increase in the year 2005 was more than 93%.  Lees hier meer cijfers.

IEF 1713

Het merk Brood

O.a. de Stentor bericht dat de Xandra Brood gisteren in Haarlem een kort geding heeft gewonnen  in een geschil met twee mediums die een boek, Hemels Brood, volschreven met berichten uit het hiernamaals die haar overleden man, zanger en schilder Herman Brood, aan het duo doorgegeven zou hebben. (Wie het vonnis heeft mag het vanzelfsprekend mailen).

“Haar zaakwaarnemer Patrick Groeneveld - Xandra zelf wil geen commentaar leveren op de zaak - vertelt: ‘Wij zijn een zaak begonnen omdat er een boek is uitgebracht waar zowel teksten als afbeeldingen in staan die onnodig grievend zijn voor Xandra. Ook maakt dit boek inbreuk op de auteursrechten van het merk Brood.’

Want wat blijkt het geval? De twee ‘schrijfsters’ die zeggen van gene zijde boodschappen van Herman te ontvangen, hebben niet alleen persoonlijke, nogal opvallende ‘statements’ van de artiest opgetekend, ze hebben bovendien ‘zijn’ schilderijen in het boekje opgenomen. (…) ‘De verspreiding en openbaarmaking van het boek wordt gestopt’, aldus Groeneveld. ‘De uitgeverij heeft ook de voorraad boeken die nog bij hen aanwezig was naar ons opgestuurd.’" Lees hier meer.

IEF 1712

Opleuken (2)

In navolging van PimpMyGrave (hier) zal ook het EO-programma ‘Pimp my life’ op 7 maart onder een nieuwe naam worden uitgezonden.

In het programma wordt een zwerver binnen één week weer op de goede weg geholpen. Dit alles natuurlijk niet na de verplichte uiterlijke metamorfose, een overnachting in een duur hotel, een rondrit in een limousine en diners in luxe restaurants. Daarbij krijgt hij onderwijs in etiquetteregels en ondergaat hij een sollicitatietraining.

De sommatie van MTV kwam voor de EO als een verrassing: “Wij vonden de naam heel goed passen bij het programma, het is lekker eigentijds. Dat MTV het alleenrecht heeft op 'pimp my' was ons niet bekend.”

De tv-gidsen van de komende weken duiden het programma overigens nog aan met zijn oude naam. “We kunnen daar echt niets meer aan doen. Laten we hopen dat MTV daar geen probleem van maakt.”, aldus een woordvoerder van de EO. Een nieuwe naam moet nog worden verzonnen.

IEF 1707

Groen als gras

Rechtbank Breda, 27 februari 2006, KG ZA 06-6. The Scotts Company tegen Mivena Holding. (Met dank aan Klos Morel Vos en Schaap).

Scotts beroept zich in het geschil met kunstmestconcurrent Mivena op haar beeld en woordmerken, maar gaat met lege handen naar huis. Sterker nog, Scotts krijgt van de rechter te horen dat een door haar ingeroepen woordmerk een postkantoormerk is en geen onderscheidend vermogen heeft.

Mivena zou met haar groen-wit ovaalvormige logo inbreuk maken op Scotts groen-wit ovaalvormige logo. De rechtbank constateert, niet verassend, wel visuele overeenstemming van de figuratieve elementen, maar stelt dat in het algemeen geldt dat niet waarschijnlijk is dat figuratieve elementen op zichzelf een beeldmerk zullen domineren, omdat het woordelement het meeste opvalt en het woordelement als teken van herkomst zal worden onthouden. Dat is in dit geval ook zo. Het groen-wit ovaalvormige logo is in slechts in zeer geringe mate onderscheidend, ovale vorm is zeer gebruikelijk en de kleur groen is zelfs beschrijvend voor grasperkonderhoudsproducten. De gebruikte woordelementen bepalen de, daardoor niet overeenstemmende, totaalindruk. Geen gevaar voor verwarring.

Met betrekking tot Mivena’s woordmerk Granumaster beroept Scotts zich op haar woordmerk Greenmaster. Greenmaster is volgens de rechtbank echter geen emergent merk, heeft dus zelf geen onderscheidend vermogen en kan niet worden ingeroepen tegen het merk Granumaster.

Van nodeloze verwarring door aanhaken is volgens de rechtbank ook geen sprake. Mivena heeft voldoende afstand genomen van de producten van Scotts en ook de afnemers van de producten zijn voldoende gespecialiseerd en geïnformeerd , ondermeer via internet, om bijvoorbeeld het doel van de door partijen voor het assortiment gebruikte kleurstellingen te begrijpen. De vorderingen worden als ongegrond afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1700

Hetzelfde liedje

Standaardbericht bij iedere nieuwe Idols-serie: “Woedend zijn ze bij het managementbureau dat de kandidaten voor Idols begeleidt. Het bedrijf, The Entertainment Group, heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Brabantse onderneming Mijn Sleutel. Het bedrijf uit Brabant heeft, zo bleek afgelopen week, de internetdomeinen van Ellen, Floortje, Aaron en Christon geclaimd voor internet.

Tot grote verbazing van het bedrijf uit Hilversum. “Weggekaapt”, roept een woordvoerder van The Entertainment Group dan ook. “Een slimmigheid”, roept een ander over de zaak. “Die namen kunnen geld waard zijn.” Het kort geding dient aanstaande donderdag om half twee op de rechtbank in Arnhem.” Lees hier eventueel iets meer. Sluit wel mooi aan bij dit eerdere bericht.

IEF 1697

Opleuken

“Niemand weet wanneer hij dood gaat. Maar als je aan de beurt bent, wil je dan afscheid nemen met een kop koffie en een plakje cake? Met een uitvaartverzekering van Nationaal Spaarfonds bepaal je zélf hoe: bijvoorbeeld met een knalfeest met jouw muziek of de laatste rit in een vette auto!”

Onder de naam PimpMyGrave werd dit nieuwe product van Nationaal Spaarfonds geïntroduceerd, waarmee de jongere consument verleid moet worden haar begrafenis alvast een persoonlijke tint te geven. Totdat MTV aan de bel trok: de muziekzender maakte bezwaar en claimde het alleenrecht op de aanduiding PIMP MY…  In aansluiting daarop heeft Nationaal Spaarfonds besloten de naam te wijzigen in -het eigenlijk veel creatievere- CanYouDigIt?

Overigens linkt de domeinnaam www.pimpmygrave.nl nog wel steeds door naar de site van Nationaal Spaarfonds. Lees hier en hier iets meer. Eerder soortgelijk bericht hier.