DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 14659

De "gereedschapskist" bestaande uit de bibliotheek met blocks is gebruikt

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 13 februari 2015, IEF 14659 (Azbil Telstar tegen Medexs werknemers)
Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Eelkje van de Kuilen, AKD. Staking auteursrechtinbreuk beschermde blocks van Telstar, rectificatie in twee vakbladen en op website, en afschrift van bescheiden (offertes, opdrachten en facturen ex 843a Rv.

De werknemers hebben aangevoerd dat zij geen vertrouwelijke informatie van Telstar hebben meegenomen of gebruikt. Dat is ook niet nodig, G&A opereert al minimaal acht jaar in dezelfde markt, ontvangt dezelfde aanvragen en heeft met Telstar samengewerkt. De AutoCAD-bestanden, blocks en de bijbehorende blocknamen van Telstar zijn auteursrechtelijk beschermd. Medexs heeft als het ware de "gereedschapskist" bestaande uit de bibliotheek met blocks van Telstar gebruikt. Dat de grafische weergave in hoge mate gestandaardiseerd is, is slechts onderbouwd op het gebruik van kleur en arcering, maar niet op de vormgeving van de blocks. Een deel van de gevorderde bescheiden moet worden verstrekt.

4.7. (...) Met betrekking tot de niet op de lijst voorkomende projecten (met uitzondering van het project NKI) zal de vordering dan ook worden afgewezen.

4.8. De vordering kan evenmin slagen voor vat betreft de vijf projecten die we voorkomen op bovenbedoelde lijst en het project NKI. Toewijzing van deze vordering zou, voor zover deze projecten worden uitgevoerd door Medexs en nog niet zijn afgerond, betekenen dat Medexs wanprestatie zou moeten plegen jegens haar opdrachtgevers. Het is aannemelijk dat hieruit aanzienlijke schadeclaims van de opdrachtgevers zullen voortvloeien. Voorts is aannernelijk dat de projecten stil zullen komen te liggen en dat de opdrachtgevers, voornamelijk ziekenhuizen, opnieuw met andere partijen zullen moeten contacteren. Het belang van Telstar bij toewijzing van het verbod, bestaande uit het beperken van mogelijke verdere schade, weegt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter daarom niet op tegen de belangen van Medexs, haar (mogelijke) opdrachtgevers en het maatschappelijke belang bij afwijzing daarvan.

4.11. Telstar heeft betoogd dat de tekeningen en blocks aan deze maatstaf voldoen, daartoe stellende dat haar vrije en creatieve keuzes onder meer zijn terug te vinden in (a) de keuzes voor kleuren van lijnen en afmetingen, (b) de architectonische keuzes voor de inrichting en vormgeving van de plenums (zeshoek, (c) de keuze voor grafische symbolen om bepaalde elementen en blocks uit de tekeningen uit te beelden (zoals het D-profile) en de namen en locatie ervan en (d) de opmaak van de tekeningen, meer in het bijzonder de vormgeving en indeling van vakken waarin project- en bestandgegevens zijn opgenomen en waarin wijzigingen in de tekeningen worden gedocumenteerd.

4.17. De (voorlopige) conclusie uit het voorgaande is dat de blocks en de bijbehorende blocknamen van Telstar auteursrechtelijk zijn beschermd. Niet in geschil is dat Medexs in haar tekeningen c.q. AutoCad-bestanden voor bovengenoemde projecten de onder 2.16 genoemde blocks met bijbehorende blocknamen van Telstar geheel heeft overgenomen. Medexs heeft als het ware de "gereedschapskist" bestaande uit de bibliotheek met blocks van Telstar gebruikt. (...) Dat de tekeningen die Medex met behulp van deze blocks op onderdelen afwijken van de tekeningen van Telstar, zoals Medexs (...) heeft gesteld, doet daar niet aan af.
IEF 14630

Spoedeisend belang ontbreekt voor de carnavalscollectie 2015

Vzr. Rechtbank Den Haag 5 februari 2015, IEF 14630 (Carnavalskleding)
Uitspraak mede ingezonden door Evert van Gelderen en Elise Menkhorst, De Gier|Stam & advocaten. Spoedeisend belang. Trafatex (X & Y) bracht jaarlijks een collectie carnavalskleding op de markt. Met X was een overeenkomst overeengekomen betreft de IE-rechten die (na een regeling in 2010 met de curator) als akte van overdracht geldt. Y is na faillissement een nieuwe onderneming gestart en spreekt X in 2011 aan op auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De lange periode na de eerste sommatie in 2011 en nu staking voor de collectie van 2015 wordt gevorderd, ontbreekt het vereiste spoedeisende belang voor voorlopige voorzieningen.

4.4. De stelling van [X] dat de vorderingen slechts zien op de collectie 2015 die thans wordt verhandeld en dat zodoende spoedeisend belang bestaat bij de vorderingen, wordt verworpen. Ter zitting is door partijen bevestigd dat de door [Y] Helmond aangeboden kos-tuums waarop de vorderingen van [X] betrekking hebben in ieder geval sinds 2011 door [Y] Helmond voortdurend zijn verhandeld. Deze kostuums stonden ook in de catalogus 2011 van [Y] Helmond (zie 2.5). Bij (sommatie)brief van 1 augustus 2011 is [Y] Helmond door [X] aangesproken op vermeende handelsnaam- en auteursrechtinbreuk. De in de catalogus 2015 van [Y] Helmond opgenomen carnavalskleding waartegen [X] thans bezwaar maakt, is grotendeels onveranderd ten opzichte van de kleding die in 2011 al werd aangeboden. Vervolgens heeft [X] echter tot de (sommatie)brief van 12 december 2014 geen verdere (hand-havings)actie ondernomen.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak

IEF 14625

Nader bewijs voor acquisitiefraude verzending op spookbriefpapier

Hof 's-Hertogenbosch 3 februari 2015, IEF 14625; ECLI:NL:GHSHE:2015:308 (appellanten tegen K.I.N.)
Tussenarrest. Acquisitiefraude door verzending van spookbrieven. Bewijslast en bewijslevering. Geïntimeerden is al zestig jaar actief en thans internationaal marktleider op het gebied van het verzamelen en tegen betaling aan haar klanten beschikbaar stellen van “business-informatie”. In december vind er grote acquisitiefraudeplaats met behulp van briefpapier met haar merk en logo het gaat om honderden spookbrieven. Niet kan worden aangenomen dat appellanten ieder voor zich door de verzending van de spookbrieven inbreuk hebben gemaakt op de IE-rechten, het hof zal geïntimeerden toelaten nader bewijs te leveren.

2.2. In december 2009 werd [geïntimeerden] geconfronteerd met een grote acquisitiefraude, waarbij haar (handels)naam en merken werden gebruikt. Op (niet van [geïntimeerden] afkomstig) briefpapier met haar merk en logo, ondertekend door “Ing. Mr. [Algemeen Directeur], Algemeen Directeur” werden (potentiële) klanten van [geïntimeerden] benaderd met verzoek om bedrijfsgegevens ter beschikking te stellen. Het gaat daarbij om honderden van dergelijke spookbrieven.

(...) in november 2008 ruim 500 bedrijfsadressen had verzonden.

4.2
In deze procedure stelt [geïntimeerden] dat het verzenden van de spookbrieven een inbreuk vormt op haar auteursrechten, merkrechten en handelsnaam, althans jegens haar onrechtmatig is.(...)

4.5. (...) Alleen op grond van de vaststaande feiten kan naar het oordeel van het hof niet als vaststaand worden aangenomen dat appellanten ieder voor zich door de verzending van de spookbrieven inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten, merkrechten en handelsnaamrechten van [geïntimeerden] dan wel (anderszins) jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld, zoals de centrale stelling van [geïntimeerden] luidt. De overige omstandigheden die [geïntimeerden] heeft aangevoerd en die zij in haar reconstructie heeft opgenomen onderbouwen die stelling weliswaar, maar bieden - in onderlinge samenhang bezien - niet het bewijs daarvan. Naar het oordeel van het hof bieden deze dat bewijs ook niet in die mate dat kan worden gezegd dat [geïntimeerden] voorshands, behoudens tegenbewijs, het bewijs van haar stelling heeft geleverd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de reconstructie van [geïntimeerden] onduidelijkheden/ongerijmdheden bevat, zoals met name het doel dat [appellanten c.s.] met de spookbrieven zoals deze zijn ingericht (met onjuiste gegevens) zouden hebben kunnen bereiken, de vermelding van een postbusnummer dat aan een buitenstaander toebehoort, een niet nader onderbouwd contact tussen [geïntimeerden] en een onbekend gebleven drukker en de identiteit van de persoon die de dagvaarding voor (...) heeft aangenomen en die door de deurwaarder niet is vastgesteld (mva noot 13).
IEF 14584

Dining Sidechair en de Berner Conventie beschermingsregimes

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 januari 2015, IEF 14584 (Vitra tegen Kwantum)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap. Auteursrecht. Nevenvordering contactgegevens. Vitra produceert design meubels, waaronder de Dining Sidechair Wood waarvan zij IE-rechthebbende is geworden middels een Deed van de dochter van de ontwerpers. Kwantum biedt de 'Paris'-stoel aan en verhandelt deze In Nederland en België. Het betoog van Kwantum dat op grond van artikel 2 lid 7 Berner Conventie geen auteurs- of modelrechtelijke bescherming kan worden ingeroepen omdat de DSW in de VS niet is beschermd, faalt (r.o. 5.6). Beroep op artikel 7 lid 8 BC baat evenmin (r.o. 5.7). De daarin opgenomen maximale beschermingsduur, heeft alleen betrekking op het auteursrecht en niet een Design patent in de VS (van 14jaar). Inbreuk wordt aangenomen evenals de opgave van de contactgegevens van de leverancier ex artikel 8 lid 1 Handhavingsrichtlijn.

5.6. Het betoog van Kwantum dat op grond van artikel 2 lid 7 BC in Nederland en België geen auteursrechtelijke en modelrechtelijke bescherming kan worden ingeroepen omdat de DSW in de VS ook niet auteursrechtelijk en niet modelrechtelijk is beschermd, kan geen doel treffen. Naar voorlopig oordeel is die uitleg van artikel 2 lid 7 BC niet verenigbaar met de basisregel van de Berner Conventie die inhoudt dat werken, waaronder werken van toegepaste kunst, in alle landen bescherming genieten (artikel 2 lid 1 juncto lid 6 BC). De door artikel 2 lid 7 BC voorgeschreven reciprociteit kan daarom naar voorlopig oordeel niet zo ver gaan dat Nederland en België hun uit die basisregel voortvloeiende plicht mogen verzaken, laat staan dat ze dat moeten doen. Met ander woorden, artikel 2 lid 7 BC veronderstelt dat in het land van oorsprong tenminste modelrechtelijke bescherming bestaat. (...)
5.7 Ook het beroep op artikel 7 lid 8 BC kan Kwantum niet baten. Kwantum betoogt dat krachtens die bepaling de duur van de bescherming van de DSW niet langer mag zijn dan de maximale duur van een design patent in de VS, te weten 14 jaar. Naar voorlopig oordeel heeft artikel 7 lid 8 BC echter uitsluitend betrekking op de duur van de auteursrechtelijke bescherming. Indien in het land van oorsprong geen auteursrechtelijke bescherming bestaat, zoals in deze zaak het geval is, is er geen reden om af te wijken van de hoofdregel van artikel 7 lid 8 BC, die luidt dat de duur wordt geregeld door de wet van het land waar de bescherming wordt in geroepen. Een andere uitleg zou in dit geval ook de ongerijmde consequentie hebben dat de DSW in Nederland en België minder land bescherming zou krijgen dan de minimale beschermingsduur die artikel 7 lid 4 BC voorschrijft voor een werk van toegepaste kunst, te weten 25 jaar.
5.15 Dat de DSW voldoet aan de Nederlandse en Belgische maatstaf voor auteursrechtelijke bescherming, staat niet ter discussie. Dat de Paris-stoel van Kwantum moet worden aangemerkt als een verveelvoudiging van de DSW, is niet steekhoudend bestreden. Kwantum heeft slechts gewezen op een paar verschillen (extra horizontale verbinding tussen de poten, extra aangezette aanhechtpunten en andere kleur schroeven). Die verschillen zijn naar voorlopig oordeel onbeduidend in het licht van de vele wel overgenomen trekken waarmee de DSW zich - zoals Vitra onbestreden heeft aangevoerd - onderscheidt van het relevante vormgevingserfgoed, te weten de vóór 1950 gepubliceerde werken. Gelet daarop stemt de totaalindruk van de DSW en Paris-stoel onmiskenbaar overeen.
IEF 14577

Inbreuk op met sloophout gebouwd zitmeubilair Piet Hein Eek

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 20 januari 2015, IEF 14577; ECLI:NL:RBOBR:2015:283 (Piet Hein Eek Kuipstoel en Kruk)
Auteursrecht. Kort geding. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die daarbij zijn gemaakt. De kuipstoel en kruk van gedaagde zijn, gelet op de totaalindruk, geen oorspronkelijk werk en bovendien een bewerking of nabootsing van de werken van Eek. De vorderingen worden toegewezen.

Bescherming

4.8. Van belang is of Eek de Kuipstoel en de Kruk heeft gemaakt met een oorspronkelijk, eigen karakter en daarop een persoonlijk stempel heeft gedrukt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De Kuipstoel en de Kruk zijn meubelstukken waarbij de vormgeving in belangrijke mate het resultaat is van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten: de aanwezigheid van vier poten, een zitvlak (bij Kuipstoel en Kruk) en een rugleuning en armleuningen (bij Kuipstoel), waarvan de vormgeving doorgaans door de gebruiksbehoeften worden bepaald. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek echter onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die Eek heeft gemaakt en op hoofdpunten zijn opgesomd in r.o. 2.3. en 2.4. van het feitenoverzicht. Daarnaast heeft Eek ter zitting aan de hand van de door hem ter zitting getoonde Kuipstoel (in sloophout en wit) en Kruk nader toegelicht hoe hij tot dit ontwerp is gekomen door met name te benadrukken dat hij met zijn ontwerp manifest heeft willen laten zien hoe een product gemaakt wordt (“plankjes met schroeven in het zicht”) en de pragmatische overwegingen die hij hierbij heeft gemaakt (“form follows function”).

Inbreuk

4.12. Ter zitting heeft [de partner] aan de hand van de door hem vervaardigde kuipstoel en kruk - welsprekend - uiteengezet hoe hij tot deze ontwerpen is gekomen. [de partner] heeft met zijn ontwerpen getracht een robuuste, stoere, praktische en meegaande stoel te maken, die naar zijn beleving meer zitcomfort biedt dan de Kuipstoel en de Kruk van Eek. De verschillen tussen de beide Kuipstoelen en Krukken (Eek- [de partner]) waarop [de partner] uitvoerig heeft gewezen (hout 30 mm, geen sloophout, poten breder, onderste poot bevestigd op 2 leggers voor de extra stabiliteit, armleuning rond gefreesd, poten rond gefreesd, armleuningen lager, zithoogte lager, zitdiepte en breedte breder, afmeting zitvlak Kruk breder, houtsoort Kruk lariks) zijn evenwel niet in het oog springend. Het gaat bij de beoordeling niet om een minutieuze studie van de verschillen, maar om het totaalbeeld, voor zover dat wordt beïnvloed door de auteursrechtelijke beschermde trekken.

4.13. De verschillen zijn voor degene die, zoals de voorzieningenrechter, zojuist de beide makers een toelichting heeft horen en zien geven weliswaar waarneembaar, maar ondergeschikt aan het totaalbeeld, zodat deze geen afbreuk doen aan de overeenstemmende totaalindruk. Ter zitting werd het de voorzieningenrechter pas na de uitleg van Eek en [de partner] duidelijk welke Kuipstoelen/Krukken een “Eek” waren en welke een “[bedrijfsnaam]”. Hij werd vervolgens bij het uit elkaar houden geholpen door het feit dat partijen zo vriendelijk waren geweest de meubels van Eek rechts op te stellen en de meubels van [de partner]/[bedrijfsnaam] aan de linkerzijde. De omstandigheid dat [de partner] steeds een muntje in het hout bevestigt, waardoor het de consument duidelijk is dat hij te maken heeft met een [bedrijfsnaam]-product doet aan het vorenstaande onvoldoende af. Voorzover [de partner] hiermee heeft willen betogen dat er geen sprake is van verwarringsgevaar geldt dat het element van verwarring geen rol speelt in de benadering en beoordeling van de vraag of er sprake is van inbreuk op auteursrechten.

4.14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de kuipstoel en de kruk zoals deze door [de partner] voor [gedaagde] zijn vervaardigd aan te merken als bewerking of nabootsing van de door auteursrecht beschermde werken van Eek/Piet Hein Eek B.V., zulks weliswaar in een enigszins afwijkende maatvoering en houtsoort, maar zonder ten opzichte daarvan als een nieuw, oorspronkelijk werk te kunnen gelden. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet goed denkbaar dat een ander, in dit geval [de partner], onafhankelijk van Eek bij het maken van een dergelijk werk tot hetzelfde resultaat zou zijn gekomen. De door [de partner] gegeven uitleg van de wijze waarop hij het (nieuwe) hout heeft bewerkt en heeft geverfd om het een “oude houtlook” te geven, bevestigt eerder het tegendeel van wat [de partner] ter zitting heeft betoogd, namelijk dat hij op geen enkele wijze aansluiting heeft willen beogen met het werk van Eek. Dat geldt zeker nu de Kuipstoel in sloophout van Eek nu juist onder meer faam ontleent aan het behoud door Eek van de versleten oorspronkelijke verflaag, terwijl ook niet in geschil is dat [de partner] het werk van Eek, als liefhebber ervan, kende.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 14513

Ondanks Engelse website, inbreuk naar Nederlands recht

Rechtbank Amsterdam 24 december 2014, IEF 14513; ECLI:NL:RBAMS:2014:9087 (Cassina S.P.A en Flos S.P.A. tegen Nadomini ltd. c.s.)
Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Van der Steenhoven. Auteursrecht. Modellenrecht. Inbreuk. Verweerder hanteert een website die zowel in het Engels als Nederlands beschikbaar is. Inbreuk vindt plaats op de Engelstalige versie van de website. Nu deze versie echter niet vermeldt dat er een beperking bestaat op het bestellen van bepaalde modellen en ook de mogelijkheid biedt niet alleen om een Nederlands afleveradres op te geven, maar ook om te betalen via Ideal, vindt óók inbreuk in Nederland plaats. De vorderingen worden toegewezen. Bestuurder treft bovendien ernstig verwijt, zodat hij persoonlijk aansprakelijk is voor de geleden schade.

Inbreuk via website

4.10. (…) Indien vanaf een Nederlands IP-adres de website ww.dominidesign.com wordt opgeroepen, dan verschijnt daarvan in beginsel de Nederlandstalige versie. De gebruiker kan vervolgens kiezen voor een andere taal, zoals ter comparitie is gedemonstreerd. Aanvankelijk verschenen de litigieuze modellen op de Nederlandstalige versie. (…) Bij overschakeling op de Engelstalige versie van de website zijn de betreffende modellen nog wel te vinden. (…)

4.11. Nu de Engelstalige website niet vermeldt dat er een beperking bestaat op het bestellen van bepaalde modellen en ook de mogelijkheid biedt niet alleen om een Nederlands afleveradres op te geven, maar ook om te betalen via Ideal, had het op de weg van Nadomino c.s. gelegen om haar verweer dat bestellingen van de reproducties van de meubel- en verlichtingsmodellen met een afleveradres in Nederland niet worden uitgeleverd, nader - al dan niet met stukken - te onderbouwen. (…)

4.12. (…) Conclusie is dan ook dat met de website in Nederland inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Cassina c.s. Dat dergelijke bestellingen alleen kunnen worden geplaatst vanaf de Engelstalige versie van de website maakt dat niet anders.

Inbreuk via showroom

4.14 (Cassina c.s. heeft gesteld dat de in de showroom aanwezige reproducties van de meubel- en verlichtingsmodellen ook daadwerkelijk worden verkocht. Deze stelling gis dor Nadomino c.s. echter betwist en vervolgens door Cassina c.s. niet verder onderbouwd. Dat sprake is van verkoop van meubel- en verlichtingsmodellen in de showroom kan dan ook niet als vaststaand worden aangenomen.

4.15. Anders dan Nadomini c.s. meent betekent dit echter niet dat daarmee geen situatie bestaat waarin inbreuk wordt gemaakt. Met het tonen van de reproducties van de meubel- en verlichtingsmodellen in de showroom is immers sprake van openbaarmaking van een verveelvoudiging van de meubel- en verlichtingsmodellen in de zin van artikel 12 lid 1 onder a van de Auteurswet.

Bestuurdersaansprakelijkheid

4.29. In het onderhavige geval is sprake van een situatie waarin op de website (…) willens en wetens reproducties van de meubel- en verlichtingsmodellen in Nederland worden aangeboden en verkocht. (…) Door bestuurder X is niet betwist dat hij er al voor de sommatie van Cassina c.s. mee bekend was dat hiermee inbreukmakend wordt gehandeld. Bestuurder X wist - of had redelijkerwijs moeten begrijpen - dat daarmee inbreuk werd gemaakt op de auteursrechten van Cassina c.s. en dat dientengevolge schade aan Cassina c.s. werd toegebracht.

4.30. Het voorgaande maakt dat bestuurder X een ernstig verwijt valt te maken met betrekking tot de auteursrechtelijke inbreuken van Dominidesign, zodat hij persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Cassina c.s. als gevolg hiervan heeft geleden.

Lees de uitspraak: pdf/html

IEF 14482

Opdrachtgever van verpakkingsmateriaal met Amsterdamse grachtenpanden

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 december 2014, IEF 14482 (All in the house tegen gedaagde)
Auteursrecht op een in opdracht bewerkte/vervaardigd verpakkingsmateriaal in de vorm van Amsterdamse grachtenpanden. Gedaagde heeft voor AITH werkzaamheden uitgevoerd in opdracht  en dat het resultaat bij de opdrachtgever berichten ex 3.8 lid 2 en 3.29 BVIE. Gedaagde] stelt dat hij de huisjes eigenlijk van de grond af opnieuw heeft opgebouwd en dat hij daarin veel tijd heeft gestoken. Dat is aan de huisjes te zien, maar vertaalt zich slechts in een verbeterde vormgeving van een al bestaand werk. Het perfectioneren alvorens te verkleinen is te begrijpen vanuit zijn liefde voor het vak, maar komen niet ten laste van AITH. Gedaagde wordt verboden Heineken en Versunie te benaderen of mededelingen te doen via media, internet en social media over de de door hem bewerkte w-serie, b-serie en draagtray. Hij moet gehengen en gedogen dat AITH de IE-rechten op de producten uitoefent.

 4.2. Als onbetwist staat vast dat [gedaagde] zijn werkzaamheden voor AITH in opdracht heeft uitgevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 3.8 lid 2 jo artikel 3.29 van het Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE) geldt dat indien – zoals in het onderhavige geval – een ontwerper werkzaamheden verricht op grond van een overeenkomst van opdracht, de auteursrechten op het resultaat van die werkzaamheden bij de opdrachtgever berusten. Aan de in artikel 3.8 BVIE gestelde voorwaarde dat de opdracht moet zijn gegeven met de bedoeling het bestelde ontwerp te gebruiken in handel of nijverheid, is voldaan. Het is immers de bedoeling een (industrieel vervaardigde) oplage van de b-serie en de draagtray’s te verkopen aan Heineken.

4.3.
Maar er zijn ook andere aanwijzingen dat de auteursrechten op de b-serie en de draagtray’s bij AITH berusten. In de aanloop naar de opdracht heeft [gedaagde] per e-mail bij AITH geïnformeerd naar de Heineken-klus. In die e-mail heeft [gedaagde] meegedeeld geen gebruikersrechten (waarmee naar de voorzieningenrechter aanneemt wordt bedoeld: een licentievergoeding) te zullen rekenen “bij klussen waar de input al gemaakt is door derden”, maar wel als hij compleet nieuwe beelden maakt. Daaraan heeft hij toegevoegd dat hij denkt dat dat laatste bij Heineken niet het geval is, gezien de huisjes die al gemaakt zijn (zie 2.4).

4.4. (...) Met de betaling voor drie extra dagen neemt [gedaagde] echter geen genoegen. [gedaagde] stelt dat hij de huisjes eigenlijk van de grond af opnieuw heeft opgebouwd en dat hij daarin veel tijd heeft gestoken. Dat vele werk is aan de huisjes af te zien, maar vertaalt zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter desondanks slechts in een verbeterde vormgeving van een al bestaand werk. De door [gedaagde] vervaardigde huisjes hebben niet een zodanig eigen en oorspronkelijk karakter dat –indien de werkzaamheden niet op basis van een overeenkomst van opdracht zouden zijn uitgevoerd – [gedaagde] met succes een beroep op het auteursrecht zou kunnen doen. De keuze van [gedaagde] om de huisjes te perfectioneren alvorens die te verkleinen is te begrijpen vanuit zijn liefde voor het vak, maar de kosten van de op eigen initiatief uitgevoerde werkzaamheden kan [gedaagde] niet zonder meer ten laste van AITH brengen, nu zij dat niet hebben afgesproken.

Een bijkomend probleem is dat [gedaagde] zich naar eigen zeggen maandenlang beschikbaar heeft gehouden voor de opdracht van AITH, die volgens hem lang op zich heeft laten wachten. Voor zover [gedaagde] inkomsten is misgelopen doordat hij andere opdrachten heeft geweigerd, is dat zijn eigen keuze geweest. Dat hij daartoe feitelijk gedwongen of gemanipuleerd is door [naam 1], zoals [gedaagde] stelt, is niet aannemelijk geworden. De schade die uit het weigeren van andere opdrachten voortvloeit, valt onder het ondernemersrisico van [gedaagde].

IEF 14463

Staking 'nepbrieven' over gewonnen reis op briefpapier

Vzr. Rechtbank Overijssel 5 december 2014, IEF 14463; ECLI:NL:RBOVE:2014:7120 (Vera Hotel tegen Noord-West-Touristik c.s.)
Uitspraak ingezonden door Derya Ada, Kneppelhout & Korthals. Auteursrecht. Handelsnaamrecht. Vera Hotel is een keten voor vakantiereizen naar Turkije. NW-Touristik heeft aan consumenten een brief gestuurd over het winnen van een reis naar de Turkse Riviera met een Vera Hotel-logo. Zij meent dat er een overeenkomst tot stand is gekomen met de (pseudo-)vertegenwoordiger met als doel de bezettingsgraad van hotelkamers buiten het seizoen te verbeteren. Het is onvoldoende aannemelijk dat de overeenkomst tot stand is gekomen. Vorderingen handelsnaamrecht, auteursrecht, domeinnaamrecht, rectificatie en opgave worden toegewezen. Proceskosten ex 1019h Rv van €75.597,70 worden gematigd tot €15.000.

Lees de uitspraak (pdf/html)

 

IEF 14458

Zoveel vraagtekens rondom vormgeving stoel

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2014, IEF 14458 (Goossens tegen Nijman hodn Piet Klerkx)
Uitspraak ingezonden door Kim de Bonth, Holla Advocaten. Auteursrecht. Stoel. Eisers vorderen staking auteursrechtinbreuk door Jolan op de vormgeving van haar stoel Sturdy. Uit prior art is onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van elementen nieuw en oorspronkelijk is. Iedere partij stellen dat zij als eerste een stoel op de markt hebben gebracht, maar de overlegde producties bewijzen dit onvoldoende, zodat op dit punt bewijsvoering noodzakelijk is, waarvoor een kort geding zich niet leent. Er is sprake van zoveel vraagtekens dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat het verbod op auteursrechtelijke grondslag zal worden toegewezen.

4.6. Gelet op de door Nijman overlegde foto's van prior art is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van de door eisers aangewezen kenmerkende elementen van de Sturdy is aan te merken als nieuw en oorspronkelijk. (...) De combinatie van de door eisers genoemde elementen in de stoel Sturdy lijkt ingegeven door de populariteit van een al enige jaren geleden ingezette trend van industriële vormgeving gecombineerd met een vintage uitstraling, waarbij elementen worden ontleend aan populaire ontwerpen uit de jaren '30 en '70 uit de vorige eeuw. De door Nijman als productie 2 overlegde foto's van achttien soortgelijke stoelen die in woonwinkels worden aangeboden komen qua vormgeving zozeer overeen met de Sturdy dat in enkele gevallen sprake lijkt te zijn van een één op één gelijkenis. De veelvoorkomende gelijkenis met de Sturdy is een aanwijzing dat sprake is van een heersende populaire stijl in meubelland. Daarbij wordt oud en modern samengevoegd tot een stoere combinatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, in aanmerking nemend dat sprake is van een zeer omvangrijk Umfeld en van overname van elementen die bekend zijn uit prior art, in het onderhavige geval aan twijfel onderhevig is of de keuze voor de afzonderlijke elementen van de Sturdy, ook in combinatie, is terug te voeren op vrije en creatieve keuzes van de maker en derhalve is op zijn minst aan twijfel onderhevig of de Sturdy in zijn totaliteit een zodanig eigen en oorspronkelijk karakter heeft en zodanig persoonlijk stempel van de maker draagt, dat het als voortbrengsel in de zin van artikel 10 lid 1 onder 11^Auteurswet moet worden beschouwd.

IEF 14444

Svea HR: Elwood does not meet the required level of originality

Svea Court of Appeal 6 november 2014, IEF 14444(G-Star Raw tegen H&M)
Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, BANNING en Henrik Wistam, Lindahl. Eerdere 'Elwood-zaken' op IE-Forum.nl. ‘The conclusion by the Court of Appeal is therefore that an assessment of the facts, which G-Star has invoked constitute OrignalElwood – including the five design elements – leads up to the conclusion that the work, in the manner being alleged by G-Star, does not meet the required level of originality.

Accordingly, the work invoked by G-Star, in the manner claimed by G-Star, does not have copyright protection. In its assessment the Court of Appeal takes into consideration that G-Star, against the denial of H&M, has not succeeded in proving in detail what the five particularly invoked design elements on OriginalElwood looked like.’
Lees verder