Gepubliceerd op maandag 22 september 2025
IEF 22933
Rechtbank Den Haag ||
16 sep 2025
Rechtbank Den Haag 16 sep 2025, IEF 22933; ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 (PMC tegen RME), https://www.ie-forum.nl/artikelen/rme-maakt-geen-inbreuk-op-de-ie-rechten-van-pmc

RME maakt geen inbreuk op de IE-rechten van PMC

Vzr. Rb. Den Haag 16 september 2025, IEF 22933; ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 (PMC tegen RME). Promotion Care (hierna: PMC) wil met dit kort geding dat RME Solutions (hierna: RME) per direct stopt met het schenden van auteursrechten, de merk- en handelsnaamrechten van PMC. PMC houdt zich bezig met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van bedrijfswageninrichtingen. Klanten kiezen uit een aantal standaarden, op basis daarvan ontwerpt PMC een inrchting op maat. PMC is houder van twee Benelux merken (waaronder het woordmerk 'Transportainer'). RME is in mei 2023 opgericht en houdt zich bezig met het vervaardigen van werkplaatsinrichtingen en het vervaardigen van de inrichting van bedrijfswagens. PMC heeft RME op 30 december 2024 gesommeerd de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten te staken en gestaakt te houden. Volgens PMC maakt RME met het aanbieden van haar bedrijfswageninrichtingen en onderdelen daarvan inbreuk op de auteursrechten van PMC. Mocht er geen sprake zijn van auteursrechtelijke bescherming, dan is sprake van onrechtmatige slaafse nabootsing van de bedrijfswageninrichtingen van PMC door RME. Daarnaast maakt RME inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten van PMC door het teken ‘Transportainer’ te gebruiken in haar Google-advertenties. 

RME heeft als meest verstrekkende verweer tegen de gestelde auteursrechtinbreuk aangevoerd dat PMC onvoldoende heeft gesteld welke van haar bedrijfswageninrichtingen bescherming genieten, waarom haar bedrijfswageninrichtingen een auteursrechtelijk beschermd werk zouden zijn en op welke wijze RME daarop dan inbreuk zou maken. De voorzieningenrechter volgt dit verweer. De in de dagvaarding opgesomde keuzes zijn onvoldoende toegespitst op de bedrijfswageninrichtingen zoals PMC die ontwerpt. Deze optelling geeft alleen in algemene bewoordingen weer met welke elementen je bij het inrichten van een dergelijke kast rekening moet houden. PMC heeft nagelaten te stellen welke specifieke vrije en creatieve keuzes zij maakt dan wel heeft gemaakt bij het ontwerpen van haar bedrijfswageninrichtingen en die hebben geresulteerd in de door PMC genoemde ‘kenmerkende look and feel’. Bij de mondelinge behandeling verduidelijkt PMC dit. RMC voert aan dat sommige kenmerken technisch bepaald zijn, PMC betwist dit niet en dus gaan de voorzieningenrechter hierin mee. PMC heeft daardoor onvoldoende gesteld welke vrije en creatieve keuzes zij heeft gemaakt om de door haar geclaimde ‘look and feel’ te bereiken. PMC heeft ook niet gesteld dat de combinatie van de niet beschermde elementen het persoonlijk stempel van de maker draagt. Hierdoor is de bedrijfswageninrichting naar voorlopig oordeel niet auteursrechtelijk beschermd en maakt RME geen inbreuk. Voor slaafse nabootsing is een eigen gezicht op de markt vereist. Gelet op de gemotiveerde betwisting van RME ten aanzien van het eigen gezicht op de markt, en het feit dat PMC daar niets tegenover heeft gesteld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat PMC haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt. Ten slotte stelt PMC dat er inbreuk wordt gemaakt op haar merk- en handelsnaamrecht doordat RME gebruik maakt van het teken 'Transportainer'. RME betwist dit gemotiveerd. Ook hier heeft PMC het nagelaten om haar punt verder te onderbouwen. Deze vorderingen worden ook afgewezen. Dit leidt tot de conclusie dat RME geen inbreuk maakt op enig intellectueel eigendomsrecht van of de producten van PMC slaafs nabootst. PMC draagt de proceskosten van RME. 

4.13 De voorzieningenrechter heeft PMC tijdens de mondelinge behandeling bij herhaling gevraagd welke creatieve keuzes er op detailniveau door PMC zijn gemaakt. PMC heeft in reactie daarop aangegeven dat haar ‘look and feel’ voornamelijk bepaald wordt door de combinatie van de aluminium profielen voorzien van inkepingen met de gladde grijze (kunststof) platen die zij daar tussen plaatst. Dit betreft zowel de verticale profielen als de horizontale profielen aan de voorzijde van de kast. Ten aanzien van de verticaal geplaatste framestukken met daartussen een plaat, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de keuze voor deze constructie triviaal van aard is; daarin vallen geen creatieve keuzes aan te wijzen. Ten aanzien van de horizontale framestukken met daartussen een plaat geklemd, wordt het volgende overwogen. RME heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat elke plank in de kast aan de voorzijde is voorzien van een opstaande rand, die voorkomt dat de materialen die op die plank liggen tijdens het rijden uit de kast vallen. De vormgeving van deze opstaande rand is – aldus RME – technisch bepaald: de twee horizontale frameranden zorgen ervoor dat de tussenliggende plaat blijft zitten en niet los raakt. PMC heeft dit niet betwist, zodat de voorzieningenrechter daarvan uit gaat. Kort en goed wordt de keuze voor een combinatie van de aluminium frames (die – naar RME onweersproken heeft gesteld – standaard in de markt zijn) met de kunststof plaat daartussen voorshands oordelend niet aangemerkt als een vrije creatieve keuze in auteursrechtelijke zin.