DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 14401

Vragen aan HvJ EU over thuiskopiestelsel gefinancieerd met staatsmiddelen

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 10 september 2014, IEF 14401, zaak C-470/14 (EGEDA) - dossier
Artikel 5 InfoSoc. Uitzonderingen en beperkingen. In Spanje is in december 2011 de ‘billijke compensatieregeling’ in de IE-wet afgeschaft en vervangen door een procedure waarbij aan de auteursrechthebbenden een vergoeding uit de staatskas wordt betaald. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van een raming van de veroorzaakte schade. Verzoeksters komen op tegen deze regeling wegens ongrondwettigheid daarvan en dat de Spaanse regelgeving in strijd is met het Unierecht, te weten artikel 5, lid 2, sub b van RL 2001/29. Auteursrechtelijke organisaties hebben zich in de zaak gemengd omdat zij zaken met hetzelfde voorwerp aan een rechter hebben voorgelegd. Zij verzetten zich met name ertegen dat de billijke compensatie zou moeten worden vastgesteld ‘binnen de per begrotingsjaar bepaalde grenzen’ zodat er van een objectief criterium voor berekening geen sprake is.

De verwijzende Spaanse rechter (Tribunal Supremo) realiseert zich dat het in deze zaak om een regelgevend besluit gaat hetgeen betekent dat hier buiten toepassing laten niet aan de orde is maar dat de regeling erga omnes nietig zou moeten worden verklaard. Het feit dat een bepaling daarvan in strijd is met Unierecht is voor de verwijzende rechter reeds voldoende grond voor nietigverklaring. Aangezien de verwijzende rechter niet zeker is over de uitleg van artikel 5 lid 2 sub b van RL 2001/29 legt hij het Hof de volgende vragen voor:

1) Is een stelsel inzake billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën dat is gebaseerd op een raming van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel en wordt gefinancierd uit de algemene staatsbegroting, zonder dat bijgevolg kan worden gegarandeerd dat de kosten van die compensatie worden gedragen door de gebruikers van thuiskopieën, verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29?
2) Zo ja, is het verenigbaar met artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 dat het totale bedrag dat in de algemene staatsbegroting wordt bestemd voor de billijke compensatie voor het maken van thuiskopieën, ook al wordt het berekend op basis van het daadwerkelijk veroorzaakte nadeel, moet worden vastgesteld binnen de per begrotingsjaar bepaalde grenzen?
IEF 14377

Rechter heeft grote mate van vrijheid bij wijze van winstberekening ex 27a Aw

HR 14 november 2014, IEF 14377 (Sjopspel - Shoppingspel)
Auteursrecht. Vervolg op HR 18 februari 2000 en HR IEF 3052 en IEF 13397. Vordering tot winstafdracht vanwege inbreuk Sjopspel op het door eiser ontwikkelde 'Shoppingspel'. Ex artikel 27a Aw kan naast schadevergoeding de inbreukmaker worden veroordeeld tot afdracht van de winst. Daar ligt een grote mate van vrijheid van de rechter voor het vaststelling vn de winstberekening. Inbreukmaker voldoet niet aan verplichting tot afleggen van rekening en verantwoording ex art. 21 en 22 Rv. De ingangsdatum van de compensatoire rente wordt vervroegd dat 1997 tot 1989.

4.2.3. Art. 27a Aw laat de rechter een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van de wijze van winstberekening (vgl. HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533, NJ 2013/503).

Indien, zoals in dit geval, de inbreukmaker niet voldoet aan zijn verplichting om ter zake van de door de inbreuk genoten winst rekening en verantwoording af te leggen, dient de rechter die omstandigheid bij zijn begroting in aanmerking te nemen. Art. 27a Aw voorziet niet in een sanctie voor het geval die verplichting niet wordt nageleefd. Indien de inbreukmaker handelt in strijd met zijn verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording op de voet van art. 27a Aw, kan de rechter de inbreukmaker in de gelegenheid stellen hieraan alsnog te voldoen. Uit het niet naleven van de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording kan de rechter de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. In een zodanig geval is immers sprake van een situatie waarin een partij handelt in strijd met haar verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 21 Rv). Indien de rechter een partij heeft gelast in verband met de beoordeling van een vordering op de voet van art. 27a Aw, bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen en die partij dit nalaat, zal dat in het algemeen niet gerechtvaardigd zijn indien die partij de verlangde bescheiden zonder goede grond niet heeft bewaard. Ook daaruit kan de rechter de gevolgtrekking maken die hij geraden acht (art. 22 Rv).

Cassatieblog (Winstafdracht in het auteursrecht – hoe de winst te begroten als de administratie is weggegooid)

IEF 14334

Auteursrechtdebat: Illegaliteit - probleem of oplossing?

Door Gerben de Vries, Jurist en componist bij Freeze-Audio. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. Organisaties als Buma/Stemra en Brein menen dat illegaal aanbod slecht is voor de industrie. Juristen delen dikwijls deze mening, omdat illegaal aanbod nu eenmaal onrechtmatig is en er schade wordt geleden. Een gemis in een discussie over het auteursrecht is dan een positief geluid over initiatieven als Napster, The Pirate Bay, Popcorn Time en andere minder legale bronnen. Het is dan goed om eens met een open blik te kijken naar de positie van de illegale bron.

De opkomst van het internet heeft tot ander gebruik van muziek, films en series geleid. Vijftien jaar geleden was iemand nog blij met een discman en tien cd’s, tegenwoordig wil een flink deel van de luisteraars alles en overal. Als iedereen het afgelopen decenniumbraaf €1 voor een nummer had neergeteld bij iTunes, dan bestond Spotify niet. Waarom zou je immers muziek voor een zeer klein bedrag beschikbaar stellen, als de consument er flink voor wil betalen. Partijen als Napster, Kazaa en torrentwebsites maakten het echter mogelijk om van de mogelijkheden van het internet gebruik te maken. Het werd mogelijk om over honderden of duizenden liedjes te beschikken, zonder dat er direct een maandsalaris moest worden afgedragen.

Illegale bronnen hebben zo de weg vrijgemaakt voor moderne vormen van exploitatie. Exploitatievormen die rechtdoen aan het fenomeen ‘internet’. Zolang we moeten vaststellen dat illegaal aanbod soms meer gemak biedt dan legaal aanbod, kunnen illegale bronnen niet zomaar verdwijnen.

Op het gebied van streamen en downloaden valt bijvoorbeeld nog flink wat te winnen. Als ik een film op mijn slaapkamer af wil kijken, dan ben ik, bij een gebrek aan internet, afhankelijk van een download van €15. Omdat mijn oude telefoon geen Spotify kan bevatten, mag ik €1 per nummer neertellen als ik muziek op mijn telefoon wil zetten. Ik vind dat disproportioneel. Daarnaast is het overigens wel weer mogelijk om muziek van YouTube te kopiëren. Een gratis legale thuiskopie. Het lijkt nog niet geheel door te dringen dat alle streams ook gekopieerd kunnen worden.

Hoewel bijvoorbeeld Netflix een zo compleet mogelijk aanbod wil creëren, is niet alles op deze dienst beschikbaar. Pas als een rechthebbende economische voordelen ziet bij plaatsing, zal hij overgaan tot een overeenkomst. Aan de ene kant helpt dan dat er veel betalende afnemers zijn, maar ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de illegale bron.
Zonder deze sterke bronnen neemt de noodzaak tot het aangaan van een overeenkomst met Netflix af. Als de DVD-verkoop nog floreert door een gebrek aan illegale beschikbaarheid, dan zou het gek zijn om een film voor veel minder geld op Netflix aan te bieden.

Helaas zijn er zelfs partijen die nog durven te beweren dat met gratis niet te concurreren valt. Evident valt er met virussen via torrents, slechte kwaliteit, ontbrekende ondertiteling, beperkte beschikbaarheid vanwege een gebrek aan uploaders, een achterlopend beeld, de onmogelijkheid om te streamen, te concurreren. En dan nog. Zolang Buma/Stemra de ‘oorlog aan de gratis muziekcultuur’ verklaart, maar tegelijkertijd met YouTube afspreekt om een uitermate grote catalogus gratis voor de consument ter beschikking te stellen, kan niet geklaagd worden dat niet met gratis te concurreren valt. De bakker die zijn brood met reclame bedrukt en gratis weggeeft, moet ook niet klagen dat niemand meer brood wil kopen.

Conclusie is dan ook dat illegale bronnen noodzakelijk zijn voor het normaal functioneren en ontwikkelen van de markt. Alleen door een sterk illegaal aanbod kunnen bestaande legale diensten beter worden en is het mogelijk dat nieuwe diensten ontstaan. Anders ontbreekt simpelweg de noodzaak tot het creëren van goede alternatieven. Als de consument de film- en muziekindustrie wil helpen om tot goede alternatieven te komen en de markt werkbaar en reëel te maken, dan is de illegale bron een prima oplossing.

Gerben de Vries

IEF 14315

HvJ EU: framing en embedden is geen inbreuk

HvJ EU 21 oktober 2014, IEF 14315, zaak C-348/13 (BestWater) - dossier
Tip van Fulco Blokhuis, Boekx. Auteursrecht. Hyperlinks. Framing-techniek. Zie eerder: IEF 12669. Prejudiciële vraag: Vormt de opneming van een op een website van een derde voor het publiek beschikbaar gesteld werk van een derde in de eigen website onder omstandigheden als in het hoofdgeding, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG, ook als het werk van een derde daardoor niet aan een nieuw publiek wordt meegedeeld en de mededeling niet met behulp van een specifieke technische werkwijze plaatsvindt die verschilt van die van de oorspronkelijke mededeling?

Antwoord:

Die Einbettung eines auf einer Website öffentlich zugänglichen geschützten Werkes in eine andere Website mittels eines Links unter Verwendung der Framing-Technik, wie sie im Ausgangsverfahren in Frage steht, allein stellt keine öffentliche Wiedergabe im Sinne von Art. 3 Abs. 1 der Richtlinien 2001/29/EG (...) dar, soweit das betreffende Werk weder für ein neues Publikum noch nach einem speziellen technischen Verfahren wiedergegeben wird, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet.

Unofficiële vertaling:

Het embedden op een website van een openbaar toegankelijk beschermd werk op een andere website middels een link en onder gebruikmaking van de framing-techniek, zoals in deze procedure bedoeld, is geen weergave in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, voor zover het werk noch voor een nieuw publiek noch via een speciale technische procedure wordt weergegeven, dat zich onderscheid van de oorspronkelijke weergave.

Op andere blogs:
Banning
Dohmen advocaten
Mr.
DirkzwagerIEIT

IPKat

IEF 10559

Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU sinds het voorjaar 2010, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt (in deze serie: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht). 

Inhoudsopgave
A. HvJ EU
B. Gerecht EU
C. Conclusies HvJ EU
D. Aanhangige prejudiciële vragen
E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)

A. HvJ EU
1. HvJ EU 18 maart 2010, zaak C-136/09; IEF 8924 (Organismos Sillogikis Diacheirisis)
Installeren van tv's en verbinden met centrale antenne is mededeling aan het publiek.
2. HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09 (Pammer en Hotel Alpenhof)
Gerichtheid van een website op een bepaald land. Relevante factoren
3. HvJ EU 22 december 2010, C-393/09, IEF 9306, IT 194 (Softwarová)
Gebruikersinterface is geen computerprogramma maar kan wel auteursrechtelijk beschermd zijn.
4. HvJ EU 27 januari 2011, C-168/09, IEF 9367; Flos
Auteursecht mag niet worden uitgesloten voor modellen van vóór een bepaalde datum
5. HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09, IEF 9791 (Thuiskopie/Opus)
Levering blanco CD of DVD uit ander land aan particulier is heffingsplichtig
6. HvJ EU 30 juni 2011, C-271/10, IEF 9864 (Leenrecht België)
Bij leenvergoeding moet rekening worden gehouden met aantal uitleningen
7. HvJ EU 22 september 2011, C-244/10 en C-245/10; IEF 10216  (Mesopotamia Broadcast en Roj TV / Duitsland)
Op eigen grondgebied kan Duitsland doorzending van tv-programma's in het Koerdisch die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken niet verbieden.
8. HvJ EU 4 oktober 2011, C-429/08 en C-403/08, IEF 10286 (Premier League)
Strijd met vrij verkeer van diensten en harmonisatie auteursrecht
9. HvJ EU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, IEF 10332 (Airfield en Canal Digitaal)
Bij nieuw publiek maakt satellietpakket aanbieder (ook) openbaar
10. HvJ EU 25 oktober 2011, C-509/09 en C-161/10; IEF 10395 (eDate)
Slachtoffers van inbreuken op de persoonlijkheidsrechten via internet kunnen zich voor de volledige schade tot de gerechten van hun woonstaat wenden.
11. HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, IEF 10551 (Scarlet Extended / SABAM)
Algemeen preventief filtergebod mag niet zonder wettelijke basis
12. HvJ EU 24 november 2011, C-283/10, IEF 10550 (Circul Globus Bucureşti)
Mededeling aan publiek dat niet aanwezig is op de plaats waar de mededeling wordt gedaan, Openbaarmaking ter plaatse geharmoniseerd?
12. HvJ EU 12 april 2011, C-145/10; IEF 10611 (Eva Maria Painer)
Opsporing. Citaatrecht. Bronvermelding. Verveelvoudigingsrecht.
13. HvJ EU 17 januari 2012, C-302/10, IEF 10831; Infopaq II
Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?
14. HvJ EU 9 februari 2012, C-277/10, IEF 10887 (Luksan tegen Van der Let)
Exploitatierecht komen rechtstreeks en oorspronkelijk toe aan de hoofdregisseur (billijke vergoeding o.g.v. 17 EU handvest)
15. HvJ EU 16 februari 2012, C-360/10; IEF 10920 (Sabam tegen Netlog)
Sociale netwerksite/hostingdienstverlener kan door een nationale rechter niet worden gelast een filtersysteem te installeren.
16. HvJ EU 1 maart 2012, zaak C-604/10; IEF 10977 (Football Dataco e.a. tegen Yahoo UK Ltd e.a.)
Databankenrecht of auteursrecht op lijsten met voetbalwedstrijden? Op lijsten van voetbalwedstrijden rust geen auteursrecht wanneer het is gedicteerd door regels of beperkt zonder ruimte voor creatieve vrijheid.
17. HvJ EU 15 maart 2012, C-162/10, IEF 11046; (Phonographic Performance Ireland)
Een hotelexploitant die fonogrammen doorgeeft in zijn gastenkamers dient de producenten een billijke vergoeding te betalen. De lidstaten kunnen deze hotelexploitant niet vrijstellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.
18. HvJ EU 15 maart 2012, C-135/10; IEF 11045 (SCF Consorzio Fonografici)
Een tandarts die in zijn particuliere praktijk kosteloos fonogrammen uitzendt, verricht geen „mededeling aan het publiek” in de zin van het Unierecht.
19. HvJ EU 19 april 2012, C-461/10; IEF 11204 (Bonnier Audio)
Verhouding tussen de door ISP te verschaffen NAW-gegevens bij gestelde auteursrechtinbreuk en de handhavingsrichtlijn
20. HvJ EU 24 april 2012, C-510/10; IEF 11233 (DR TV2 Danmark)
Wanneer er sprake is van tijdelijke vastlegging door een omroep en uitleg 'eigen middelen'.
21. HvJ EU 2 mei 2012, C-406/10; IEF 11257 (SAS Institute)
Functionaliteit van een computer programma en programmeertaal wordt niet door het auteursrecht bescherming.
22. HvJ EU 21 juni 2012, zaak C-5/11, IEF 11472 (Donner)
Uitleg begrip distributie onder het publiek: wanneer reclame wordt gemaakt om auteursrechtelijk beschermde werken te leveren in een andere lidstaat.
23. HvJ EU 5 juli 2012, C-128/11; IEF 11521 (UsedSoft)
Er is er sprake van uitputting van licenties van gedownloade software. Over de rechten van de rechtmatige verkrijger van tweedehands software
24. HvJ EU 18 oktober 2012, C-173/11; IEF 11885 Football Dataco II
Opvraging en hergebruik, databankenrecht en IPR
25. HvJ EU 22 januari 2013, zaak C-283/11, IEF 12254 (Sky Österreich tegen Österreichischer Rundfunk)
Eigendomsrecht. Unierecht biedt voor sportwedstrijden geen IE-bescherming. Geen aantasting geldigheid audiovisuele mediadiensten.
26. HvJ EU 7 maart 2013, in zaak C-607/11, IEF 12409 (ITV Broadcasting tegen TV Catch Up Ltd) - dossier
Wederdoorgifte via internet is onder omstandigheden 'mededeling aan het publiek'; free-to-air en derde partijen die achter een inlog werken aanbieden.
27. HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11, IEF 12809 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
BGH stelt vragen over auteursrechtelijke heffing op fotokopieerapparaten, printers, scanners en PC’s. Reproductie met behulp van een proces waarbij als tussenstadium een digitale afbeelding wordt opgeslagen op een computer of geheugendrager.
28. HvJ EU 11 juli 2013, zaak C-521/11, IEF 12851 (Amazon.com) - dossier
Billijke vergoeding thuiskopie, mits aantoonbaar gebruikt voor andere handeling
29. HvJ EU 18 juli 2013, zaak C-201/11P, IEF 12885 (UEFA tegen Commissie); zaken C-204/11P C-205/11P (FIFA tegen Commissie)
Beperking financiële vergoeding voor korte (voetbal)fragmenten gerechtvaardigd.
30. HvJ EU 19 december 2013, zaaknr. C‑202/12, IEF 13350 (Innoweb tegen Wegener)  - dossier
Uitleg hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een dedicated metazoekmachine.
31. HvJ EU 3 oktober 2013, IEF 13101, zaak C-170/12 (Pinckney tegen KDG Mediatech) - dossier
Cd's grensoverschrijdend op internet aangeboden. Bevoegde instantie volgens EEX-vo. : plaats vestiging aanbieder: volledige schade; land waarop site is gericht: alleen schade desbetreffende land. Plaats waar schadebrengende feit (materiële drager branden) zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
32. HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:88, IEF 13438 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Hoge Raad schaft geschriftenbescherming af en stelt HvJ EU vraag over bescherming van online databanken en contractuele beperking.
33. HvJ EU 23 januari 2014, zaak C-355/12, IEF 13453 (Nintendo e.a.) - dossier
De omzeiling van het beschermingssysteem van een spelcomputer kan in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn.
34. HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513, zaak C-98/13 (Blomqvist tegen Rolex) - dossier
Bescherming op het ogenblik dat een in China gekocht goed op het grondgebied komt
35. HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever)
Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming
36. HvJ EU 27 februari 2014, IEF 13584, zaak C-351/12 (OSA tegen Lécebné lázne Mariánské Lázne)
Kuuroord doet mededeling aan patiënten
37. HvJ EU 27 maart 2014,  IEF 13690, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Grondrechten staan websiteblokkade zonder precisering maatregelen niet in de weg
38. HvJ EU 3 april 2014, IEF 13723, zaak C-387/12, (Hi Hotel HCF)
Rechter is bevoegd als schade kan intreden in het rechtsgebied. Heeft het Duitse gerecht heeft jurisdictie over een auteursrechtinbreuk waarbij de medeplichtige handeling in Frankrijk plaatsvond.
38. HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741, zaak C-609/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting De Thuiskopie)
Thuiskopie uit illegale bron (en heffen) is niet toegestaan
39. HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13913, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency)
Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie
40 HvJ EU 3 september 2014, IEF 14169, zaak C-201/13 (Johan Deckmyn en Vrijheidsfonds VZW tegen Helena Vandersteen e.a.)
Ruim baan voor de Europese parodie
41. HvJ EU 4 september 2014, IEF 14142, zaak C-114/12 (EC tegen Raad van de EU)
Nietigverklaring besluit Raad van de EU over verdrag Raad van Europa over bescherming naburige rechten
42. HvJ EU 11 september 2014, IEF 14192, Zaak C-117/13 (TU Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Elektronische leesplaatsen; Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden
43. HvJ EU 18 september 2014, IEF 14209, zaak C-205/13 (Hauck tegen Stokke)
Tripp Trapp-kinderstoel en de aard van de waar

B. Gerecht EU
1. Gerecht EU 12 april 2013, zaaknr. T-442/08, IEF 12556 (CISAC-European Broadcasting Union tegen Europese Commissie)

C. Conclusies A-G HvJ EU
1. Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IEF 13953, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi)
Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten

D. Aanhangige prejudiciële vragen
1.Hogere  voorziening gevraagd aan HvJ EU van 2 maart 2011, C-103/11P; Systran / Europese Commissie
Hogere voorziening inzake verkeerd toepassen van intellectuele eigendomsrechtregels betreffende eigendom, inbreuk en uitleg van de excepties [Gerecht EU T-19/07].
4. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 15 mei 2013, zaak C-279/13, IEF 12808 (C More Entertainment tegen Sandberg) - dossier
6. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 8 november 2013, zaak C-572/13, IEF 13420 (Hewlett-Packard Belgium tegen Reprobel) - dossier.
Billijke vergoeding voor reproducties, forfaitaire vergoeding en bladmuziek.
7. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 11 april 2013, zaak C-516/13,IEF 13252 (Dimensione Direct Sales tegen Knoll) - dossier
Over de omvang van het distributierecht bij werken van toegepaste kunst en het maken van reclame.
8. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 5 augustus 2013, C-441/13, IEF 13169 (Pez Hejduk tegen EnergieAgentur.NRW GmbH) - dossier
Rechterlijke bevoegdheid bij auteursrechtinbreuk bij topleveldomein van een andere lidstaat.
9. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 9 juli 2013, zaak C-413/13, IEF 13168 (FNV KIEM tegen De Staat) - dossier
Vragen over CAO die ziet op de tarieven die musici minimaal moeten ontvangen.
10. Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 22 januari 2014, IEF 13596, zaak C-41/14 (Christie’s France)
Kan van het volgrecht contractueel worden afgeweken?
11. Hof van Beroep Brussel 17 juni 2014, IEFbe 898 (SBS Belgium tegen SABAM)
Over uitzending via directe injectie als mededeling aan het publiek

E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
1. BGH 6 februari 2013, I ZR 124/11, IEF 12327 (Videospiel-Konsole) persbericht 25/13
BGH stelt vragen over technische beschermingsmaatregelen voor computerspellen als hybride producten.

IEF 14259

Wapperen met IE-rechten op off-shore ankers

Vrz. Rechtbank Den Haag 3 oktober 2014, IEF 14259 (Mooreast Asia tegen Vrijhof Anchors)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Onrechtmatige mededeling. Wapperen. Partijen zijn beiden actief in productie, ontwerp en verkoop van off-shore ankers. Vrijhof heeft na het einde van de samenwerking brieven gestuurd aan klanten, waarin onrechtmatig wordt gewapperd met IE-rechten. Het gebruik van woorden als 'genuine designs, lookalike anchors, non-original equipment' zijn medebepalend voor de indruk van de brief. De voorzieningenrechter oordeelt dat Vrijhof onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Mooreast heeft gehandeld. Er wordt een wapperverbod gegeven, de brief moet worden gerectificeerd en er wordt opgave bevolen.

4.10. (...) Hoewel, zoals Vryhof terecht heeft aangevoerd, in de brief niet letterlijk staat dat Vryhof beschikt over enig intellectueel eigendomsrecht ten aanzien van de Stevpris en Stevshark ankers, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de mededelingen in de brief wel deze strekking hebben. De ontvanger van de brief wordt immers geïnformeerd dat Mooreast ankers heeft aangeboden en verkocht die wellicht lijken op de authentieke ontwerpen, maar niet zijn gebouwd conform de tekeningen, regels, restricties en krachtberekeningen die Vryhof daarvoor heeft vastgesteld. Het gebruik van de woorden als 'genuine designs', 'lookalike anchors', 'IP-related disputes', 'non-original equipment' zijn medebepalend bij het wekken van die indruk.

4.13. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van Vryhof dat zij in de brief slechts duidelijk maakt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Vryhof en Mooreast is geëindigd en dat Mooreast dan ook niet langer ankers afkomstig van Vryhof kan leveren en ook niet langer gerechtigd is ankers te produceren en te leveren op basis van ontwerptekeningen van Vryhof. Dit staat niet met zoveel woorden in de brief en is, zoals hiervoor overwogen, ook niet de strekking van de brief. Dat Mooreast op een andere grond niet gerechtigd zou zijn ankers met een uiterlijk dat overeenstemt met de Stevpris respectievelijk de Stevshark ankers op de markt te brengen, is door Vryhof niet gesteld. Mooreast heeft overigens betwist voor haar ankers gebruik te maken van ontwerptekeningen en specificaties van Vryhof.
IEF 14192

Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden

HvJ EU 11 september 2014, IEF 14192, Zaak C-117/13 (Technische Universität Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Bundesgerichtshof Duitsland [IEF 11773 en IEF 12654] . Auteursrecht. Reproductie. Digitaliseren. Conclusie A-G [IEF 13911]. Een lidstaat mag toestaan dat bibliotheken zonder toestemming van de rechthebbenden bepaalde boeken van hun verzameling digitaliseren om deze op elektronische leesplaatsen aan te bieden. De lidstaten mogen binnen bepaalde grenzen en onder bgepaalde voorwaarden, waaronder de betaling van een billijke vergoeding aan de rechthebbenden, toestaan dat gebruikers de door een bibliotheek gedigitaliseerde boeken afdrukken op papier of opslaan op een USB-stick.

22      In those circumstances, the Bundesgerichtshof decided to stay the proceedings and refer the following questions to the Court for a preliminary ruling:

‘(1)      Is a work subject to purchase or licensing terms, within the meaning of Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, where the rightholder offers to conclude with the establishments referred to therein licensing agreements for the use of that work on appropriate terms?

(2)      Does Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 entitle the Member States to confer on those establishments the right to digitise the works contained in their collections, if that is necessary in order to make those works available on terminals?

(3)      May the rights which the Member States lay down pursuant to Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 go so far as to enable users of the terminals to print out on paper or store on a USB stick the works made available there?’

On those grounds, the Court (Fourth Chamber) hereby rules:

1.      The concept of ‘purchase or licensing terms’ provided for in Article 5(3)(n) of Directive 2001/29/EC of the European Parliament and of the Council of 22 May 2001 on the harmonisation of certain aspects of copyright and related rights in the information society must be understood as requiring that the rightholder and an establishment, such as a publicly accessible library, referred to in that provision must have concluded a licensing agreement in respect of the work in question that sets out the conditions in which that establishment may use that work.

2.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29, read in conjunction with Article 5(2)(c) of that directive, must be interpreted to mean that it does not preclude Member States from granting to publicly accessible libraries covered by those provisions the right to digitise the works contained in their collections, if such act of reproduction is necessary for the purpose of making those works available to users, by means of dedicated terminals, within those establishments.

3.      Article 5(3)(n) of Directive 2001/29 must be interpreted to mean that it does not extend to acts such as the printing out of works on paper or their storage on a USB stick, carried out by users from dedicated terminals installed in publicly accessible libraries covered by that provision. However, such acts may, if appropriate, be authorised under national legislation transposing the exceptions or limitations provided for in Article 5(2)(a) or (b) of that directive provided that, in each individual case, the conditions laid down by those provisions are met.

Zie ook:
Het Persbericht (Nederlands)
IPKat
The 1709blog

IEF 14164

Uitlenen en uitputting e-books

Rechtbank 3 september 2014, IEF 14164 (VOB tegen Stichting Leenrecht en NUV, Lira en Pictoright)
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Klos Morel Vos & Schaap. Auteursrecht. Uitputting. Leenrecht. E-books. De rechtbank Den Haag gaat vragen van uitleg stellen aan het Hof van Justitie van de EU over het uitlenen van e-books. Kort samengevat is de vraag of openbare bibliotheken e-books mogen uitlenen tegen betaling van de wettelijke leenrechtvergoeding. Er wordt ook (voorwaardelijk) een vraag gesteld over of de verkoop van een  e-book leidt tot uitputting van het distributierecht. Partijen mogen zich nog uitlaten over de vraagstelling.

uitlening?
4.10. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of het uitleenrecht als bedoeld in artikel 12 lid 1 sub 3°j° lid 3 Aw en de uitleenexceptie in de zin van artikel 15c lid 1 Aw van toepassing zijn op e-lending. Voor de beantwoording van die vraag is beslissend of e-lending kan worden aangemerkt als “uitlening” in de zin van de artikelen 1 lid 1, 2 lid 1 sub b en 6 Lrl. Het uitleenrecht als bedoeld in artikel 12 lid 1 sub 3°j° lid 3 Aw en de uitleenexceptie in de zin van artikel 15c lid 1 Aw vormen immers de implementatie an respectievelijk artikel 1 lid 1 j° 2 lid 1 sub b Lrl en 6 Lrl. Dat brengt mee dat het in de Auteurswet gebruikte begrip “uitlenen” moet worden uitgelegd overeenkomstig het Unierechteljke begrip “uitlenen” zoals gedefinieerd in de Leenrechtrichtlijn (zie ook HR 23 november 2012, ECLI :NL:HR:20 1 2:BX74$4, Stichting Leenrecht — VOB, r.o. 3.4.2).

4.11. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of e-lending kan worden aangemerkt als “uitlenen” in de zin van de Leenrechtrichtlijn zich leent voor een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Gelet op de als derde gevorderde verklaring voor recht is de beantwoording van deze vraag noodzakelijk ter beslechting van het geschil tussen VOB en de Stichting Leenrecht. Zoals hierna zal worden toegelicht, lijkt het antwoord op deze vraag niet te volgen uit de bestaande rechtspraak van het Hof (geen acte éclairé, zie r.o. 4.16) en is dejuiste uitlegging van de Leenrechtrichtlijn niet evident (geen acte clair, zie r.o. 4.12). De rechtbank acht het in dit geval ook gepast om de prejudiciële vraag al in eerste aanleg te stellen omdat enerzijds de relevante feiten niet in geschil zijn en anderzijds de te beantwoorden rechtsvraag een dermate principieel karakter heeft dat verwacht moet worden dat het geschil niet definitief kan worden beslecht zonder een uitspraak van de hoogste rechter. Ten slotte weegt mee dat de eiseres in deze zaak nadrukkelijk heeft gepleit voor een prejudiciële verwijzing en dat gedaagde zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd. Alleen interveniënt NUV heeft zich verzet tegen een prejudiciële verwijzing. Het argument dat zij voor haar verzet aanvoert, overtuigt echter niet. NUV betoogt kort gezegd dat de praktijk behoefte heeft aan een snel rechterlijk oordeel. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de te beantwoorden rechtsvraag echter een dermate principieel karakter dat het geschil waarschijnlijk niet definitief kan worden beslecht zonder een uitspraak van de hoogste rechter. Een prejudiciële verwijzing van de rechtbank is de snelste manier om dat definitieve rechterlijke oordeel te verkrijgen.

uitputting?
4.23. Als het uitleenrecht en/of de uitleenexceptie alleen van toepassing zijn op materiaal ten aanzien waarvan het distributierecht is uitgeput, dringt de vraag zich op of het op afstand door middel van downloaden voor onbeperkte tijd ter beschikking stellen van een e-book door de rechthebbende of met zijn toestemming kan worden aangemerkt als een eigendomsoverdracht in de zin van artikel 4 lid 2 ArI. Ook het antwoord op deze vraag is niet evident en nog niet (rechtstreeks) aan de orde gekomen in de rechtspraak van het Hof.

prejudiciële vragen
4.30. Op grond van het voorgaande overweegt de rechtbank de volgende prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof:

1. Dienen de artikelen 1 lid 1, 2 lid 1 sub b en 6 lid 1 Lrl aldus te worden uitgelegd dat onder “uitlening” als daar bedoeld mede is te verstaan het voor gebruik ter beschikking stellen
- voor een beperkte tijd
- zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel
- op afstand
- door middel van downloaden
- op basis van een one ïser once copy model
- via voor het publiek toegankelijke instellingen van een kopie in digitale vorm van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken enjeugdliteratuur?

2. Als vraag 1. bevestigend moet worden beantwoord, geldt voor de toepassing van de uitleenexceptie in de zin van artikel 6 Lrl de eis dat het door de instelling uitgeleende exemplaar van het werk in het verkeer is gebracht door een eerste verkoop of andere eigendomsovergang van dat exemplaar in de Unie door de rechthebbende of met zijn toestemming in de zin van artikel 4 lid 2 Arl?

3. Als vraag 2. ontkennend moet worden beantwoord, stelt artikel 6 Lrl andere eisen aan de herkomst van het uitgeleende exemplaar, zoals bijvoorbeeld de eis dat het uitgeleende exemplaar is verkregen uit legale bron?

4. Als vraag 2. bevestigend moet worden beantwoord, dient artikel 4 lid 2 ArI aldus te worden uitgelegd dat onder de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van materiaal als daar bedoeld mede wordt verstaan het op afstand door middel van downloaden voor gebruik voor onbeperkte tijd ter beschikking stellen van een
digitale kopie van auteursrechteljk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugd literatuur?

4.31. De zaak zal naar de rot worden verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de formulering van deze vragen.

Lees de uitspraak: pdf / link
Zie ook: Persbericht Vereniging Openbare Bibliotheken

IEF 14156

Geen inbreuk Vliegtuigputten

Vzr. Rechtbank Den Haag 27 augustus 2014, IEF 14156; ECLI:NL:RBDHA:2014:10776 (Cavotec tegen Wauben Aviation)
Kort geding. Auteursrecht. Know-how. Zie eerder IEF 14036. Cavotec vordert een verbod om inbreuk te maken op haar rechten. Wauben c.s. verhandelt echter geen Vliegtuigputten die inbreuk maken op de rechten van Cavotec en zij heeft niet op onrechtmatige wijze gebruik gemaakt van bedrijfsgeheime know how. De vorderingen worden deels afgewezen. De vordering tot exhibitie van Geselecteerde Bescheiden wordt toegewezen, omdat gedaagden de vordering niet hebben weersproken.

De vorderingen onder C, D en E
4.15. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat niet aannemelijk is geworden dat Wauben c.s. Vliegtuigputten heeft verhandeld die inbreuk maken op rechten van Cavotec, auteursrechtelijk beschermde werken van Cavotec heeft geopenbaard of op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van haar gestelde bedrijfsgeheime know how. Daarom worden de vorderingen onder C en D afgewezen. Nu de vorderingen onder A tot en met D worden afgewezen, moet dat ook gelden voor de vordering onder E.

De vorderingen onder F, G, H, I en J
4.16. Cavotec vordert exhibitie van de Geselecteerde Bescheiden op grond van artikel 843a Rv jo. 1019a Rv. Wauben Aviation en [A] hebben deze vordering niet weersproken. Onder die omstandigheid is artikel 24 Rv van toepassing en heeft de rechter geen bevoegdheid ambtshalve een of meer verweren daartegen bij te brengen en de vordering daarop af te wijzen (ECLI:NL:HR:2006:AV7032, HR 6 oktober 2006). Reeds daarom wordt de vordering tot exhibitie van de Geselecteerde Bescheiden toegewezen.
Lees de uitspraak: (pdf/link)
IEF 14126

Geen filter voor usenet mits efficiënte NTD-procedure

Hof Amsterdam 19 augustus 2014, IEF 14126; ECLI:NL:GHAMS:2014:3435(News-service tegen Stichting BREIN)
Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis. Tussenarrest na IEF 10442. Auteursrecht. Aansprakelijkheid 6:196c BW. Eisen effectieve notice-take-down-procedure. NSE voert aan dat de rechtbank moest oordelen of er sprake was van een werk: het gaat slechts over alfanumerieke berichten met fragmenten van werken, zij voert geen handelingen uit om fragmenten om te vormen tot een volledig werk. NSE maakt artikelen openbaar voor zover zij deze vanaf haar servers aan gebruikers ter beschikking stelt. Dat de opslag van berichten op de servers van NSE van voorbijgaande aard is ex 13a Auteurswet wordt door het hof verworpen. De opslag van die berichten is niet de enkele doorgifte en valt niet onder 6:196c lid 1 BW. Het hof oordeelt dat de onderhavige door NSE verrichte diensten (hiërarchische nieuwsgroepen en zoekfunctie) een louter technisch, automatisch en passief karakter hebben. Een efficiënte NTD-procedure is in beginsel voldoende om aan de voorwaarde ex 6:196c lid 4 BW te vervullen. Het hof volgt Brein niet in haar stelling dat NSE het vonnis dat haar dwingt te filteren aan zichzelf te wijten heeft, omdat zij niet de kans heeft gegrepen om maatregelen te nemen.

Er is geen grond voor de toewijzing van de verklaring voor recht dat NSE mede aansprakelijk is als inbreukmaker. Het hof onderzoekt de mogelijkheden tot het opleggen van een minder verstrekkend bevel; een effectieve NTD-procedure is af te meten aan de omvang waarin en de snelheid waarmee inbreukmakend materiaal kan worden verwijderd, in beginsel zonder limiet aan aantal meldingen per tijdseenheid.

Uitsluiting van de aansprakelijkheid
3.4.3. Voor zover NSE de berichten op haar servers opslaat, valt haar dienstverlening niet onder de definitie van artikel 6:196c lid 1 BW. Er is immers sprake van het opslaan van informatie en niet van de enkele doorgifte daarvan. Evenmin kan worden gezegd dat deze opslag uitsluitend geschiedt ten behoeve van het enkele doorgeven van informatie of het enkele verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk als bedoeld in het tweede lid van artikel 6:196c BW. Het opslaan van de berichten gedurende de retentietijd heeft immers tot gevolg, en dient daar ook toe, dat de bij de resellers van NSE aangesloten gebruikers in een veelheid aan berichten kunnen opzoeken wat van hun gading is en desgewenst op een door hen te kiezen moment kunnen downloaden wat zij willen. Dat is van een andere orde dan het enkele doorgeven van informatie of het enkele toegang verschaffen tot een communicatienetwerk. Kenmerk daarvan is immers dat de informatie na doorgifte of communicatie zijn nut verloren heeft en daarom verwijderd kan worden en meestal ook daadwerkelijk verwijderd zal worden. Dat is hier niet het geval, mede gelet op de duur van de retentietijd van 400 dagen. Voor zover sprake is van opslag van berichten op haar eigen servers komt NSE dan ook niet de bescherming van artikel 6:196c lid 1 BW toe. Dit geldt eveneens voor de berichten die NSE gedurende de retentietijd op haar servers opslaat voor zover deze afkomstig zijn van andere Usenetproviders. Ook de opslag van deze berichten gaat op dezelfde gronden als hiervoor genoemd, verder dan is bedoeld in artikel 6:196c lid 2 BW.

3.4.4. Het beroep komt erop neer dat de diensten die NSE verricht, voor zover deze bestaan uit het bieden van toegang tot de op haar servers opgeslagen artikelen en de daarmee gegevens mogelijkheid deze berichten te downloaden, diensten die NSE rechtstreeks aan de bij haar resellers aangesloten gebruikers levert, niet onder de bescherming van artikel 6:196c lid 1 BW vallen. Bij het leveren van deze diensten is immers doorslaggevend de opslag van de berichten die door haar gebruikers en door de gebruikers van andere Usenet providers zijn aangeleverd, welke opslag – zoals hiervoor overwogen – niet onder bedoelde bescherming valt.

3.4.6. Het hof is voorst van oordeel dat, voor zover NSE berichten afkomstig van haar eigen gebruikers dan wel van (gebruikers van) andere Usenetproviders gedurende de retentietijd op haar servers opslaat, zij diensten verricht bestaande uit het op verzoek opslaan van een ander afkomstige informatie en dus in beginsel, indien zij aan de onder a en b genoemde voorwaarden van dit artikellid voldoet, wat deze diensten betreft onder de bescherming van artikel 6:196c lid 4 BW valt. Brein heeft dit bestreden door te stellen dat NSE op eigen initiatief heeft besloten om Usenetbestanden langdurig op te slaan, dat NSE de retentietijd bepaalt en aldus niet de gebruikers maar NSE bepaalt wanneer de informatie wordt verwijderd en voorts dat sprake is van anonieme gebruikers. Brein heeft, zo overweegt het hof, met deze stellingen onvoldoende betwist dat de opslag van de berichten plaatsvindt op verzoek van derden. Daaraan doet niet af dat deze derden anoniem blijven – wat daar verder van zij: NSE heeft aangevoerd dat zij wel degelijk in staat is om de identiteit van de poster van een bericht te achterhalen – of dat de gebruiker de door hem geplaatste berichten kennelijk niet zelf kan verwijderen. Brein heeft evenmin voldoende aangevoerd om te concluderen dat NSE een actieve rol heeft met betrekking tot de berichten in die zin dat zij daardoor kennis heeft van of controle heeft over de door haar opgeslagen gegevens. Daartoe is onvoldoende dat NSE zelf de retentietijd bepaalt en dat de gebruikers niet zelf de door hem geplaatste berichten kan verwijderen. Evenmin is voldoende dat NSE kennelijk onderscheid maakt in de retentietijd voor tekstnieuwsgroepen en nieuwsgroepen bestemd voor binaries of dat zij de overzichten van de nieuwsgroepen op aparte servers opslaat. Het verwijderen van de berichten na de retentietijd, ook al wordt kennelijk een onderscheid gemaakt naar de aard van de nieuwsgroep waarin de berichten zijn geplaatst, heeft immers naar uit de stellingen van partijen blijkt een technisch, automatisch en passief karakter. Hetzelfde geldt voor het plaatsen van de overzichten op aparte servers of, zoals reeds besproken, het controleren van de berichten op de aanwezigheid van spam. Voor een andere conclusie is evenmin afdoende dat NSE een zoekfunctie aanbiedt waarmee men (op namen van) nieuwsgroepen kan zoeken. Brein heeft niet aangevoerd dat en toegelicht waarom met betrekking tot enige van deze handelingen kan worden geconcludeerd dat NSE daardoor kennis heeft van of controle heeft over de door haar opgeslagen gegevens. Het hof houdt het ervoor dat – het voorgaande ook in samenhang bezien – de onderhavige door NSE verrichte diensten een louter technisch, automatisch en passief karakter hebben.

3.4.10. Het hof overweegt dat het beschikbaar stellen van een efficiënte NTD-procedure in beginsel voldoende is om de voorwaarde van artikel 6:196c lid 4 onder b BW te vervullen. Een dergelijke procedure komt immers erop neer dat de host na een melding van (een vertegenwoordiger van) een rechthebbende dat inbreukmakend materiaal aanwezig is, dit materiaal onmiddellijk verwijdert. Voor zover Brein beoogt dat de door NSE gehanteerde procedure niet effectief is omdat deze niet voorkomt dat het inbreukmakend materiaal opnieuw wordt ge-upload, volgt het hof haar daarin niet. NSE heeft onbetwist gesteld dat eenmaal ontoegankelijk gemaakt berichten niet wederom beschikbaar kunnen komen door verlate peering, door een back-up-voorziening of doordat berichten met zelfde message-id op andere wijze opnieuw worden geplaatst. Dat is in dit verband voldoende. De voor een beroep op uitsluiting van aansprakelijkheid gestelde voorwaarde houdt niet in dat de host na een melding van inbreuk dient te voorkomen dat hetzelfde inbreukmakende materiaal te allen tijde door een willekeurige gebruiker opnieuw wordt ge-upload. De in lid 4 van artikel 6:196c BW gestelde voorwaarde kan evenmin zo worden uitgelegd dat NSE dient te voorkomen dat door haar gebruikers geposte berichten aan andere Usenetproviders worden doorgegeven. Dit deel van de door NSE geleverde diensten bestaat immers uit de enkele doorgifte van informatie en valt daarmee, zoals reeds hiervoor onder 3.4.5 overwogen, onder de bescherming van het eerste lid van artikel 6:196c BW en niet het vierde.

3.4.11. Dat NSE slechts een maximum aantal meldingen van 25 per uur zou verwerken is in dit verband, gelet op de gang van zaken, niet doorslaggevend. Brein heeft niet gesteld dat zij op enig moment daadwerkelijk meer meldingen per uur aan NSE heeft aangeboden en dat NSE heeft geweigerd deze meldingen te verwerken. Zij heeft evenmin (voldoende concreet) gesteld dat zij aan NSE heeft laten weten meer meldingen per uur te willen aanbieden en dat NSE daarop zodanig heeft gereageerd dat zij daaruit kon afleiden dat NSE dit aantal meldingen niet, ook niet binnen een daaraan in redelijkheid te stellen termijn, zou gaan verwerken. (...) Brein komt gelet op deze omstandigheden geen beroep toe op het ontbreken van een efficiënte NTD-procedure wegens het destijds door NSE genoemde maximum aantal te verwerken meldingen, waarbij het hof ervan uitgaan dat NSE dit aantal heeft genoemd in het kader van het opstarten van de Fast Track-procedure en dus kennelijk niet als een ook op langere termijn definitief te hanteren maximum dat niet verder onderhandelbaar zou zijn. De conclusie van een en ander is dat NSE voor wat betreft de opslag van artikelen op haar servers een beroep toekomst op de uitsluiting van haar aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW. Het hof volgt Brein aldus niet in haar stelling dat NSE het vonnis, dat haar dwingt te filteren aan zichzelf te wijten heeft, omdat zij niet de kans heeft gegrepen om gepaste maatregelen te nemen.

Handelen in strijd met de zorgvuldigheid
3.8.5. Brein stelt nog dat de binaries 'voor een belangrijk deel' beschermd materiaal bevatten en dat dit grote schade toebrengt aan de rechthebbenden. Zij gaat uit, zo begrijpt het hof, van een percentage van 80 tot 90%. In de Brein overgelegde onderzoeken worden diverse percentages aan inbreukmakend materiaal genoemd. NSE heeft de resultaten van deze door Brein geproduceerde onderzoeken gemotiveerd betwist en heeft daarbij onder meer aangevoerd dat de onderzochte gegeven niet representatief zijn. Zij komt bovendien met een eigen onderzoek waarin wordt geconcludeerd dat 6% van het materiaal inbreukmakend is. Aldus is niet vast komen te staan dat het door Brein genoemde percentage juist is. Brein heeft bewijs aangeboden van het feit dat 'de binaries substantieel inbreukmakend zijn'. Bewijslevering (door een of meer deskundigen) is echter slechts zinvol indien in de te bewijzen feiten aanleiding kan worden gevonden tot een verdergaand bevel dan reeds kan worden gegeven op grond dat NSE tussenpersoon is wier diensten door derden worden gebruikt voor het maken van inbreuken. Brein zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte hierover uit te laten. Zij zal daarbij rekening dienen te houden met hetgeen hiervoor onder 3.8.3 en 3.8.4 is overwogen. Brein zal in elk geval dienen in te gaan op (a) wat - in concrete termen - het object van onderzoek zou moeten zijn, te meer daar SNE thans geen Usenet diensten verleend, (b) op welke wijze rekening dient te worden gehouden met reeds aan NSE als tussenpersoon op te leggen maatregelen en (c) welke uitkomst tot welke conclusie dient te leiden. NSE zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te reageren.

Lees de uitspraak: (pdf/link)

Op andere blogs:
bureau Brandeis
SOLV
PatSchreurs.nl
De Brauw Blackstone Westbroek